JBZ-commissie op de bres voor informatievoorziening Kamer



Op 13 april 2010 heeft de vaste commissie voor de JBZ-Raad een brief gestuurd aan de minister van Justitie waarin deze commissie een beroep doet op een toezegging die minister van Justitie Hirsch Ballin eerder dit jaar had gedaan in een gesprek met de voorzitter van deze commissie. Die toezegging hield in dat de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon niet mocht leiden tot een verminderde informatievoorziening van de Kamer. Zouden onvoldoende documenten uit Brussel ontvangen worden, dan zou de Nederlandse regering bijspringen.

De commissie herinnerde de minister aan deze toezegging nadat zij uit een brief van de voorzitter van de Raad had opgemaakt dat de Raad geen onderhandelingsdocumenten aan de nationale parlementen zou toesturen. Vóór 1 december 2009, de datum waarop het genoemde verdrag in werking trad, kon de Eerste Kamer doorgaans wel over dergelijke stukken beschikken. De regering voegde deze documenten namelijk bij de geannoteerde agenda’s voor de JBZ-Raden. Na 1 december is de regering daarmee gestopt, met als argument dat de stukken voortaan uit Brussel komen. Nu de commissie echter geconstateerd heeft dat zij op de toezending van bepaalde onderhandelingsstukken niet meer hoeft te rekenen, herinnert zij de minister aan zijn eerder gedane toezegging. Concreet vraagt de commissie de minister om met betrekking tot alle door haar in behandeling genomen voorstellen weer Raadsdocumenten bij de geannoteerde agenda’s te voegen. Zo kan een beter beeld worden gekregen van de ontwikkelingen rond een voorstel, en op die ontwikkelingen worden gereageerd.

Minister Hirsch Ballin heeft de commissiebrief beantwoord bij schrijven van 20 april 2010. De minister deelt mee dat hij zijn toezegging uiteraard gestand doet. Toch honoreert hij het verzoek van de commissie om beschikbaarstelling van Raadsdocumenten met betrekking tot in behandeling genomen dossiers niet. De minister schrijft dat het parlement alleen stukken tegemoet kan zien voor zover het besluiten betreft waarop het instemmingsrecht nog van toepassing is. Gaat het echter om besluiten waarop dat instemmingsrecht niet langer van toepassing is – en dat betreft het merendeel van de gevallen (zie Eerste Kamer nieuwsbrief EUpdate nr. 4) – dan is toezending van stukken in de regel niet langer aan de orde. Het standpunt van de minister leidde al tot enige ontevredenheid tijdens de Algemene Europese Beschouwingen, en in haar vergadering van 11 mei 2010 heeft de vaste commissie voor de JBZ-Raad besloten op korte termijn een mondeling overleg met de minister te organiseren over deze kwestie. Dit overleg vindt plaats op 15 juni 2010.


Deel dit item: