Eerste Kamer: menselijke maat in onderwijs



Voor het eerst in de huidige kabinetsperiode heeft de Eerste Kamer dinsdag 17 februari een breed opgezet beleidsdebat gehouden met minister Plasterk van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en de staatssecretarissen mevrouw Dijksma en mevrouw Van Bijsterveldt-Vliegenthart alvorens de begroting voor 2009 (31.700 VIII) goed te keuren. Het thema van het debat was 'Sturing en botsende beleidsdoelstellingen in het primair, voortgezet en middelbaar beroepsonderwijs'. Daarbij kwam naar voren dat de senaat over een breed front hecht aan de menselijke maat in het onderwijs. Ook de vrijheid van onderwijs, de kwaliteit van het onderwijs en de rol van de lokale overheid werden aangesneden. Er werden diverse suggesties gedaan voor verbeteringen. Enerzijds bleek dat de fracties van CDA, ChristenUnie en SGP pal staan voor de vrijheid van onderwijs, terwijl anderzijds fracties als die van PvdA, SP en GroenLinks oordelen dat de grondwettelijke vrijheid van onderwijs geen hinderpaal mag zijn bij het doorvoeren van verbeteringen. Staatssecretaris Dijksma vroeg om bijvoorbeeld over de aanpak van segregatie geen dogmatische opstelling te kiezen, maar te kijken wat praktisch mogelijk is. Zij legde er de nadruk op dat in Nijmegen is gekozen voor vrijwillig meewerken aan beperking van de vrije schoolkeuze bij het bevorderen van gemengde scholen.

Senator Hermans waarschuwde namens de VVD-fractie voor overbelasting van het onderwijs. "We moeten de mogelijkheden niet overtrekken", zei hij. Hermans vroeg speciaal aandacht voor het vmbo, waar twee van de drie jongeren na de basisschool naar toegaan. Vmbo'ers hebben onbelemmerde toegang (dus ook zonder diploma) tot het mbo maar hun mogelijkheden daar zijn vaak beperkt en dat leidt tot schooluitval. Volgens Hermans zou het inspelen op de behoefte aan vakmensen in het bedrijfsleven schooluitval kunnen tegengaan. Er zou veel meer aandacht moeten zijn voor de specifieke talenten van leerlingen, oordeelde de VVD-senator. Kortom, niet alleen kijken naar wat iemand minder goed kan, maar meer naar wat iemand juist wel erg goed kan. Naar zijn mening is de kwaliteit van docenten essentieel en dan hoeft volgens hem niet elke docent ook gediplomeerd te zijn. Hij verwees naar scholen in de V.S. waar 60% van de docenten bestaat uit betrokkenen in de samenleving als moeders en mensen uit het bedrijfsleven. Daar geldt volgens Hermans het adagium: "Iedereen is ieders leraar". De organisatie van de scholen zou erop gericht moeten zijn om zoveel mogelijk deskundigheid van buitenaf aan te trekken. Hermans vond ook dat de regel dat iedereen tot zijn 18e op school moet zitten losgelaten moet worden. Als zestienjarigen willen werken, laat ze dan werken en hun leerrecht later alsnog laten uitoefenen, betoogde de VVD-senator. Hij bepleitte tevens meer invloed van gemeenten op lokaal niveau. Ook was hij nieuwsgierig naar de reactie van de regering op recente rapporten van WRR en Onderwijsraad.

Senator Dölle richtte zich in het debat namens de CDA-fractie op differentiatie als beleidspanacee en de werking van artikel 23 Grondwet op een aantal wetgevingsprojecten. De CDA-fractie is bezorgd over de mogelijke devaluatie van scholen van instituten met een ziel tot anonieme stations voor kennisoverdracht. Van leefgemeenschappen tot werkmaatschappijen. Van kleine zelfstandigen tot filialen. Van veilige havens naar anonieme lokaliteiten. "In scholen behoren leerlingen en leraren elkaar te kennen en herkennen", zei senator Dölle. In dit licht pleitte hij voor differentiatie zodat het gemakkelijker wordt voor kleinere schoolbesturen om te kunnen blijven functioneren wanneer zij en de ouders en het personeel dat graag willen. Hij wil dat het mogelijk blijft om voor de menselijke maat te kiezen ook als fusie van schoolbesturen om andere redenen voor de hand zou liggen.

Senator Dölle wees op het grote goed van artikel 23 Grondwet, waarin het duale onderwijsbestel is vastgelegd. Naast openbaar onderwijs vanwege de staat onder regie van de politiek is er ook onderwijs dat wordt gedragen door de samenleving en dat vanwege de overheid wordt bekostigd en op deugdelijkheid geïnspecteerd. Dit laatste houdt in de vrijheid van oprichting en inrichting op grond van levensbeschouwing. De CDA-senator zette vraagtekens bij het gegeven dat sommige decentrale overheden om hun moverende redenen de vestiging van Islamitische en Evangelische scholen bemoeilijken. Ook wilde Dölle een oordeel over het Nijmeegse plan om de schoolkeuze van ouders te beperken zodat in bepaalde wijken meer gemengde scholen komen.

Mevrouw Ten Horn zette namens de SP-fractie een reeks problemen in het onderwijs op een rijtje. Leerkrachten hebben onvoldoende tijd voor goed onderwijs, de klassen zijn te groot en er zijn teveel onbevoegde leerkrachten. Bij de leerlingen is er onvoldoende nadruk op een goede instructie en basisvaardigheden en op resultaat. Er moet veel meer worden geïnvesteerd in kleinere klassen, vindt de SP. Ook moet er meer begeleiding komen voor zorgleerlingen. Zij maakte zich ook zorgen over de 50.000 vroegtijdige schoolverlaters.

Mevrouw Linthorst van de PvdA-fractie haakte in op het WRR-rapport Vertrouwen in de school, waarin wordt beschreven dat 'overbelaste' jongeren niet aan leren toekomen. Zij hebben problemen aan hun hoofd als verslaving, schulden en een problematische thuissituatie. Problemen die een school niet kan oplossen, maar waar de school wel iets mee moet. De PvdA heeft grote waardering voor de scholen die zulke jongeren toch binnenboord proberen te houden, o.a. door hulpdiensten hun zorg binnen de school te laten aanbieden. Mevrouw Linthorst kreeg van staatssecretaris mevrouw Van Bijsterveldt de toezegging dat gekeken wordt naar het verschil in behandeling van vmbo-leerlingen en havisten. De eerste groep mag vijf jaar over de vierjarige opleiding doen, terwijl havo-leerlingen ook vijf over de eerste drie jaar basis-havo mogen doen. De PvdA heeft hiertegen een principieel bezwaar (ongelijke behandeling) en een praktisch bezwaar (het bevordert de overstap van vmbo'er zonder diploma naar het mbo, waar veel schooluitval voorkomt vanwege de grootschaligheid).

Mevrouw Linthorst pleitte voorts voor het vormen van een tegenmacht tegenover de macht van schoolbesturen. Die tegenmacht zou moeten komen van de gemeentebesturen, juist omdat veel achterstanden in het onderwijs geen onderwijskundige maar een maatschappelijke achtergrond hebben. Als voorbeeld voor de noodzaak van een rol voor gemeenten noemde zij het schoolmaatschappelijke werk dat op veel plaatsen is afgenomen. Volgens mevrouw Linthorst komt de Inspectie van het onderwijs te weinig bij scholen die goed draaien: eenmaal in de vier jaar. Daardoor gaat de klankbordfunctie verloren en missen deze scholen een 'kritische vriend'. Mevrouw Linthorst wees erop dat als gevolg van taalachterstand lang niet altijd de talenten van kinderen tijdig worden onderkend. Zij pleitte daarom voor een 'voetklas' bij het voortgezet onderwijs waar intensief Nederlands wordt gegeven en waar zij pas daarna worden getest op welk type vervolgonderwijs het meest geschikt is. Staatssecretaris Van Bijsterveldt beloofde dat zij deze suggestie in haar overwegingen zal betrekken.

GroenLinks-senator Thissen was blij dat in het debat in plaats van systemen mensen centraal stonden. Het gaat erom antwoorden te geven op de vraag wat mensen nodig hebben om te worden wat ze willen. Voor de een kan dat betekenen met de handen werken en voor de ander zijn of haar intellectueel vernuft inzetten. Thissen wees op de deplorabele toestand van veel schoolgebouwen en pleitte ervoor dat de gemeenten weer meer een rol krijgen. Volgens de GroenLinks-senator is bij de aanpak van de segregatie (zwarte en witte scholen, maar ook scholen voor welgestelden versus scholen voor sociaal-economische zwakkeren) nodig om niet al te strak vast te houden aan de letter van artikel 23 Grondwet (vrijheid van onderwijs). Hij wees erop dat bijvoorbeeld in Limburg rooms-katholieke scholen soms 65% leerlingen van allochtone afkomst hebben. Volgens Thissen moet er een Deltawet komen om te bevorderen dat autochtonen en allochtonen samen naar school gaan tot heil van de multiculturele samenleving.

Senator De Boer brak namens de fracties van ChristenUnie en SGP een lans voor het openbaar onderwijs. "Onze fracties hechten aan ons onderwijsbestel en dus ook aan een voldoende aanwezig zijn van openbaar onderwijs", zei De Boer. Hij wees op het verschijnsel van bestuurlijke schaalvergroting en het omzetten van veel openbare scholen in stichtingen, waardoor de invloed van het openbaar bestuur op het openbaar onderwijs fors is gereduceerd. Senator De Boer verwees ook naar het rapport Stand van Educatief Nederland 2009 van de Onderwijsraad, waarin staat dat de bestuurlijke variëteit in onderwijsland 'zorgelijk' te noemen is.

Senator De Boer kreeg van staatssecretaris Dijksma de toezegging dat er een onderzoek komt naar nut en noodzaak van de brede school - de school die naast onderwijs ook andere zaken aanbiedt als opvang en sport.


Deel dit item: