Debat aanpassing legalisatie handtekeningen van notarissen



De Eerste Kamer heeft dinsdag 20 mei 2014 plenair gedebatteerd met staatssecretaris Teeven (Veiligheid en Justitie) over het wetsvoorstel Aanpassing legalisatie handtekeningen van notarissen. Dit wetsvoorstel verbetert in de Wet op het notarisambt de regeling voor de legalisatie van handtekeningen van notarissen om praktische bezwaren in verband met grote aantallen legalisaties te ondervangen. De notaris deponeert zijn handtekening en paraaf bij de Koninklijke Notariële Beroepsorganisatie (KNB) en direct na de eedsaflegging ook bij de griffie van de rechtbank waar de eed is afgelegd. De president van die rechtbank is bevoegd de handtekening te legaliseren en kan andere presidenten binnen het ressort machtigen die handtekening te legaliseren. Hierdoor wordt de toegankelijkheid van deze dienstverlening verbeterd. Met dit voorstel worden ook de eisen voor benoeming tot notaris en waarnemer versoepeld.  Daarnaast worden ook een aantal wetstechnische en redactionele verbeteringen aangebracht.

Op dinsdag 27 mei 2014 wordt over het wetsvoorstel gestemd.

Vervaltermijn klachtenprocedure

Senator Franken (CDA) uitte bezwaar tegen het versoepelen van de vervaltermijn van drie jaar voor een klacht tegen een notaris. In het wetsvoorstel is opgenomen dat een klager ook ná drie jaar een ontvankelijke klacht kan indienen wanneer redelijkerwijs kan worden geoordeeld dat de klager in verzuim is geweest.  Deze termijn is volgens Franken ook nu al tamelijk flexibel omdat deze pas aanvangt als de klager op de hoogte is/kon zijn van het verwijtbaar handelen van de notaris. Als deze termijn nog verder wordt uitgebreid, komt volgens de senator de rechtspositie van de notaris in het geding. Franken vroeg staatssecretaris Teeven om dit artikel niet in werking te laten treden en onderzoek te doen naar de wenselijkheid van deze bepaling. 

Ook senator Holdijk (SGP) betoogde dat het voorstel voor verdere versoepeling van de klachttermijn niet zozeer berust op incidentele klachten van cliënten, maar op een wens van het Bureau Financieel Toezicht. De senator vroeg hoe kan worden gegarandeerd dat hier geen slepende procedures of oneigenlijk gebruik uit voortkomt. Senator Holdijk stelde dat dit rechtsonzekerheid voor de notaris met zich brengt, die vervolgens noodgedwongen alle mogelijk relevante documenten moet bewaren. Volgens de senator is het wel het overwegen waard om alleen het Bureau Financieel Toezicht en de Koninklijke Notariële Beroepsorganisatie een flexibele termijn toe te kennen, aangezien deze instanties het algemeen belang en het aanzien van het ambt bewaken.

Senator Schouwenaar (VVD) pleitte voor een verlenging van de klachttermijn van drie naar vijf jaar, waarbij notarissen er vanuit mogen gaan dat er na die termijn geen klacht meer kan worden ingediend. De senator betoogde dat een strikte klachttermijn het werk van 'professionele klagers' als het Bureau Financieel Toezicht en de Koninklijke Notariële Beroepsorganisatie bemoeilijkt, aangezien er soms pas na lange tijd duidelijk wordt of de combinatie van bepaalde handelingen van notarissen klachtwaardig is. Deze instituten moeten volgens Schouwenaar worden vrijgesteld van de klachttermijn. Ook pleitte de senator voor capaciteitsuitbreiding voor het Bureau Financieel Toezicht.

Uitzonderlijke gevallen

Staatssecretaris Teeven benadrukte dat de  nu voorgestelde klachttermijn erin voorziet dat de tuchtrechter in uitzonderlijke gevallen de afweging kan maken dat de klager niet op de hoogte kon zijn van het verwijtbaar handelen van de notaris. Dit is om te voorkomen dat malafide handelen van een notaris tuchtrechtelijk niet aangepakt kan worden omdat de notaris het lang genoeg weet te verbergen. De staatssecretaris is geen voorstander van de verlenging van de termijn tot vijf jaar of van het opnemen van een uitzondering voor het KNB en het BFT. Verder merkte Teeven op dat het voorstel geen extra administratieve lasten voor de notaris met zich brengt, aangezien voor milieuzaken een periode van bewaring van 30 jaar geldt en voor overige zaken 20 jaar.

Om toch rekening te houden met het belang van rechtszekerheid voor notarissen stelde de staatssecretaris in het plenaire debat voor om vast te leggen dat in beginsel een termijn van drie jaar geldt, die aanvangt op het moment dat de klager heeft kennisgenomen (of redelijkerwijze kennis heeft kunnen nemen) van het handelen waarop de klacht betrekking heeft. Als pas ná drie jaar blijkt dat de handelingen frauduleus zijn, kan er uiterlijk één jaar later alsnog een klacht worden ingediend. De tuchtrechter moet bij het bepalen van het moment waarop duidelijk werd dat de handelingen klachtwaardig waren, een strengere toets aanhouden naarmate er meer tijd is verstreken.


Deel dit item: