Rappelabele toezeggingen Buitenlandse Zaken (Vooruitblik juli 2015 tot januari 2016)



Dit is het rappel vanaf 02-07-15 tot 02-01-16.

 




Toezegging Procedure terrorismelijsten (33.694) (T02113)

De Minister van Buitenlandse Zaken zegt, naar aanleiding van een vraag van het lid Franken (CDA), toe de Eerste Kamer te informeren over de mogelijkheden om van Europese terrorismelijsten af te komen.


Kerngegevens

Nummer T02113
Status voldaan
Datum toezegging 24 maart 2015
Deadline 1 januari 2016
Verantwoordelijke(n) Minister van Buitenlandse Zaken
Kamerleden prof. mr. H. Franken (CDA)
Commissie commissie voor Buitenlandse Zaken, Defensie en Ontwikkelingssamenwerking (BDO)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie brief/nota
Onderwerpen terrorisme
zwarte lijst
Kamerstukken Internationale Veiligheidsstrategie (33.694)


Uit de stukken

Handelingen I 2014-2015, nr. 25, item 8, blz. 6

De heer Franken (CDA):

Mijn interruptie houdt verband met het eerste punt van de heer Kox. Het gaat mij om de procedure. Als je financiële stromen wilt stoppen, dan moet je maatregelen nemen via banken, via rechtspersonen en via allerlei personen. Dat is niet alleen met bommen, maar dat gebeurt ook echt in de uitvoerende taken van de financiële instellingen. Ik neem aan dat met zwarte lijsten gewerkt wordt. Wat voor lijsten zijn dat? Is dat de zwarte lijst die oorspronkelijk is opgesteld door de Verenigde Naties? Zijn daar rechtsmaatregelen tegen mogelijk? Kun je in bezwaar gaan? Of overkomt dit mensen zonder dat zij weten waar het vandaan komt? Dat hebben wij in Europa een paar keer zien gebeuren. Hoe wordt dit uitgevoerd?

Wat betreft de lijsten die worden opgesteld, zijn natuurlijk ook de lijsten van de Verenigde Naties afhankelijk van de informatie van lidstaten. Dat kan ook informatie zijn van Nederland als lidstaat. Daar wordt natuurlijk heel gedegen naar gekeken. Het Openbaar Ministerie heeft daarmee te maken, evenals de opsporingsdiensten en de NCTV. Op basis van de wet wordt op een gegeven moment een besluit genomen, bijvoorbeeld over het bevriezen van financiële tegoeden. Dat wordt overigens ook genomen door de minister van Buitenlandse Zaken, naar aanleiding van de adviezen die hij krijgt. Er is inderdaad, ook in het verleden, in relatie tot de Europese terrorismelijsten altijd een discussie geweest over de vraag: als je erop staat, hoe kom je er dan weer af? Dat is een heel reële vraag. Ik wil de Kamer nog wel eens nader inlichten over hoe dat precies zit; er zijn mogelijkheden om dat te doen. Ik zou dat eventueel schriftelijk kunnen doen, als de Kamer daar prijs op stelt.


Brondocumenten


Historie







Toezegging Erkenning Palestijnse staat (33.694) (T02114)

De Minister van Buitenlandse Zaken zegt, naar aanleiding van vragen en opmerkingen van de leden Schrijver (PvdA) en Kox (SP), toe de Eerste Kamer te informeren over de ontwikkelingen in het proces van erkenning van de Palestijnse staat door de Nederlandse regering.


Kerngegevens

Nummer T02114
Status voldaan
Datum toezegging 24 maart 2015
Deadline 1 januari 2016
Verantwoordelijke(n) Minister van Buitenlandse Zaken
Kamerleden M.J.M. Kox (SP)
Prof.mr. N.J. Schrijver (PvdA)
Commissie commissie voor Buitenlandse Zaken, Defensie en Ontwikkelingssamenwerking (BDO)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie brief/nota
Onderwerpen erkenning
Palestijnse staat
Kamerstukken Internationale Veiligheidsstrategie (33.694)


Uit de stukken

Handelingen I 2014-2015, nr. 25, item 8, blz. 9-10

Minister Koenders:

In de eerste plaats wordt de rol van Europa meer dan vroeger geaccepteerd, zowel door Israël als door de Arabische wereld en de Verenigde Staten. In de tweede plaats is mede op initiatief van Nederland aan mevrouw Mogherini gevraagd een plan te maken om direct na de vorming van een nieuw kabinet in Israël te helpen om partijen weer bij elkaar te krijgen. Dat is uiteraard niet alleen met Europa, maar met de Arabische wereld en waar mogelijk ook met de Verenigde Staten, die toch een kernspeler zullen blijven en die daar in toenemende mate wat kritischer tegenover staan, gezien het bezoek van premier Netanyahu aan het Amerikaanse Congres. In de derde plaats speelt de erkenning een grote rol. Daar kunnen we heel lang over praten en dat zou ook wat tijd vergen, maar de Nederlandse regering heeft gezegd haar positie te veranderen: zij ziet erkenning niet meer als slotstuk van de onderhandelingen, maar gaat dit strategisch inzetten. Ik kan niet zeggen wanneer dat zal zijn. We zijn nu in de mainstream van het Europese beleid. Frankrijk, Italië, Engeland, Duitsland en Spanje zitten op precies dezelfde lijn, behalve Zweden. Zweden heeft gezegd nu te erkennen. Ik vind dat geen goed beleid. Er zijn best redenen aan te geven om dat wel te doen, maar naar mijn mening moet dat onderdeel van de onderhandelingen zijn. Dat kan en het heeft ook meer kans van slagen als het op een strategisch moment gezamenlijk met de Europese landen wordt gekozen, ook al is het een nationale verantwoordelijkheid.

Er zijn dus een aantal ingrediënten om misschien tegen alle naïviteit in, maar vanwege de urgentie van de situatie en het feit dat Israël nu in een andere verhouding tot de Arabische landen staat, nu opnieuw een initiatief te nemen. Dat moet je heel precies nemen, niet te vroeg en niet te laat.

Dat staat los van allerlei elementen en vragen die aan de Nederlandse regering zijn gesteld over bijvoorbeeld de tweestatenoplossing. Daar zijn wij voor en daar moet ook niet van worden afgeweken. In de tweede plaats is het wellicht mogelijk dat we eindelijk een resolutie van de Verenigde Naties kunnen krijgen waarin geen veto van één land bestaat en waardoor de grondlijnen van een overeenkomst die we eigenlijk al twintig jaar kennen, in een of andere vorm vastgelegd zouden kunnen worden. Maar daar is onderhandeling voor nodig. Of je het nu leuk vindt of niet, maar als je vrede sluit, sluit je ook altijd vrede met je vijand. Je moet ook weer echt vertrouwen tussen die partijen organiseren. Op die wijze zal de Nederlandse regering in de richting van Israël en de Palestijnse gebieden opereren. Daarover zijn we uiteraard in nauw contact met beide partijen, inclusief premier Abbas en minister van Buitenlandse Zaken Al-Maliki van de Palestijnse Autoriteit, die over tien dagen bij mij op bezoek zal komen om dat verder te bespreken.

De heer Van Boxtel (D66):

Ik volg het verhaal helemaal en we hebben uit de verschillende bijdragen van de woordvoerders hier gemerkt dat wij dat strategische moment steeds dichterbij vinden komen. De minister benoemt het zelf, maar het blijft maar verschuiven als je niet oppast. Mijn zorg is dat volgend jaar Obama en Kerry weg zijn en we nog helemaal niet weten welk presidentschap er in Amerika gaat komen. Ik werd gisteren niet heel erg gelukkig van de eerste kandidaat die in het verlengde van het Republikeins congres juichend riep dat de oorlog met Iran weer terugkwam en dat het afgelopen moest zijn met al die contacten, inclusief alle afluisterpraktijken over en weer. Ziet de minister dat strategische moment voor de nieuwe presidentsverkiezingen in de Verenigde Staten of daarna? Laten we nu eens een tijdshorizon benoemen of gaat de minister daar ook niet in mee?

Minister Koenders:

Als u het niet erg vindt, ga ik niet in op wat goede en slechte kandidaten zijn voor de Amerikaanse presidentsverkiezingen. De benadering van de Nederlandse regering is niet dat we lekker vooruitschuiven. Zij heeft juist gezegd het niet meer als sluitstuk te willen zien, waardoor je automatisch weet dat dan één land het vetorecht heeft. Het is een vrij essentiële verandering, waardoor we in de mainstream van Europa zitten. Een strategisch moment is het moment waarop je weet dat het bijdraagt aan het succes van het vredesproces. Ik hoop dat dit zo snel mogelijk is. Wat mij betreft, is dat ook zo snel mogelijk. Ik wil daar ook niet op wachten; the sooner the better. Ik geloof echter niet dat het zinnig is om het nu te doen. Ik heb daarvoor mijn argumentatie gegeven. Daar kan je van mening over verschillen, want er zijn heel legitieme redenen — ook juridische — waarom je kan zeggen dat het nu wel kan. In juridische zin zal zich daar ook niet heel veel tegen verzetten. Daarover heb ik al eerder een discussie met de heer Schrijver gehad. Daar hadden we nog een tijd langer over kunnen doorpraten, maar er zijn elementen waardoor je de redenering kunt volgen dat het juridisch weinig problematisch is. Ik formuleer het politiek, want een paar elementen zijn daarbij nog wel van belang. Het blijft echter een politiek keuzemoment, ook voor de Nederlandse regering. Europa kan ons daar niet op vastleggen, maar ik zou dit het liefst gezamenlijk doen nu er in Europa eigenlijk ook geen verschil van mening over bestaat. Los van het feit dat Zweden dit nu eenzijdig heeft erkend en er nog een aantal andere landen zijn die dat al gedaan hebben in de tijd dat zij nog deel uitmaakten van het Warschaupact, is er geen verschil van mening dat er een pakket instrumenten is en dat de Hoge Vertegenwoordiger nu haar beleid gaat bepalen, waarbij ze geen taboes heeft. Dat steunen wij dus, maar om daar nu eenzijdig op vooruit te lopen lijkt mij onhandig, overigens ook nog om een aantal andere redenen.

De heer Schrijver (PvdA):

Ik kan een heel eind meegaan met de redenering van de minister en ik ben ook blij dat hij gemarkeerd heeft dat erkenning niet het sluitstuk van de vredesonderhandelingen is, maar onderdeel van het proces zal uitmaken. De minister zegt dat er een strategisch momentum wordt gekozen. Maar wat gaat hij dan precies doen? Ziet hij zichzelf in de oude theorie als een midwife, een verloskundige, om met zijn allen de nieuwe staat Palestina ter wereld te helpen? Kan hij een reactie geven op de theorie van mijn fractie, breed aangehangen in het volkenrecht, dat Palestina allang bestaat en dat het eigenlijk een vertraagde erkenning van de bestaande situatie is, een normalisering van de rechtsbetrekkingen tussen bijvoorbeeld Nederland en de Palestijnse Autoriteit, waarvan we er al zovelen hebben? We sluiten contracten, we wisselen diplomaten uit en we zitten met hen aan tafel.

De voorzitter:

Mijnheer Kox aansluitend daarop?

De heer Kox (SP):

Wij zullen de minister niet van het pad af brengen dat hij aangeeft. Daar zit logica in. Wat wel van belang is, is dat wij op de hoogte worden gehouden van de gang van zaken. Anders is de vraag van collega Schrijver terecht wanneer het dan gaat gebeuren. Dat de minister dat nu niet kan zeggen, is goed, maar ik wil wel graag dat de Kamer op de hoogte wordt gehouden. Ik zag het eerste optreden van mevrouw Mogherini in de Gazastrook; veel complimenten daarvoor, want we zetten Europa inderdaad weer vooraan in de discussie. Hoe denkt de regering deze en de andere Kamer te informeren over de ontwikkelingen in het proces? Zoals de minister zegt, zijn we nu mainstream met deze houding, maar dat is een tijdelijke zaak. Wat Zweden gedaan heeft, kan Spanje namelijk ook zomaar aan het einde van het jaar doen, net als Ierland. We moeten dus wel op de hoogte gehouden worden van de ontwikkeling van het proces. Kan de minister daarover iets toezeggen of zeggen?

Minister Koenders:

Ja. In de eerste plaats verwacht ik het niet direct, al kan ik dat ook niet precies voorspellen aangezien het een bilaterale verantwoordelijkheid is. Ik denk dat geen van de Europese landen die nu deze positie inneemt, erkenning als doel in zich ziet. Ik heb niets tegen die erkenning, maar het gaat erom dat die erkenning leidt tot datgene wat de Palestijnen echt willen, namelijk een eigen staat die levensvatbaar is. Alles wat dat doel nabij kan brengen, daar gaat het wat ons betreft om. We komen dan toch een beetje in een juridische discussie terecht, die ik best met de Kamer wil voeren. Dan gaan we naar de Montevideocriteria: een permanente bevolking, afgebakend grondgebied, effectief gezag en bekwaamheid om internationale betrekkingen te onderhouden. Volgens sommige juristen — dan kom ik al in de gevarenzone — hoort daar ook nog de afwezigheid van onrechtmatige handelingen bij de totstandkoming bij. Het is zeker niet zo dat alle landen met een gebied automatisch erkend worden. Denk aan de Zuid-Afrikaanse thuislanden van destijds, aan Zuid-Rhodesië en aan de Turkse republiek op Noord-Cyprus. Er zijn allerlei voorbeelden die het nog wel iets gecompliceerder maken. Dat neemt niet weg dat ik de problemen over het algemeen daar niet zie zitten; dat ben ik eens met de heer Schrijver. De focus ligt voor ons primair op opportuniteit en erkenning, ter bevordering van de tweestatenoplossing. Ik ben zeer bereid, beide Kamers hiervan op de hoogte te houden, omdat wij dat in Europa regelmatig bediscussiëren.


Brondocumenten


Historie







Toezegging Visie regering consultatie Europese Commissie inzake Vogel- en Habitatrichtlijn (34.166) (T02122)

De minister van Buitenlandse Zaken zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Koffeman (PvdD), toe de Kamer schriftelijk te informeren over de visie van de regering op de consultatie van de Europese Commissie over de Europese natuurwetgeving.


Kerngegevens

Nummer T02122
Status voldaan
Datum toezegging 19 mei 2015
Deadline 1 januari 2016
Verantwoordelijke(n) Minister van Buitenlandse Zaken
Kamerleden drs. N.K. Koffeman (PvdD)
Commissie commissie voor Europese Zaken (EUZA)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie brief/nota
Onderwerpen habitatrichtlijn
staat van de Unie
vogelrichtlijngebieden
Kamerstukken Staat van de Europese Unie 2015 en Voorzitterschapseditie voor het jaar 2016 (34.166)


Uit de stukken

Handelingen I 2014-2015, item 31 - blz. 27-28

De heer Koffeman (PvdD):

Iets anders is dat Europa zegt — en de minister beaamde dat hier ook — dat belangrijke waarden, bijvoorbeeld natuurwaarden of de wijze waarop wij vinden dat we met dieren moeten omgaan, beschermd moeten worden. Dat staat een klein beetje op gespannen voet met de consultatie die Europa uitgeschreven heeft op het gebied van EU-wetgeving zoals de Vogel- en habitatrichtlijn. Die Europese wetten zijn niet helemaal sluitend. Je kunt onder bepaalde voorwaarden besluiten om daar in je eigen land van af te wijken. Nu zie je echter dat volgens de Brusselse groeilogica de beschermingseis en de limieten te hoog zijn. De economie moet en zal groeien en geen boom of dier mag een obstakel vormen voor die groei. Die groei is heilig. De enquête die de Europese Commissie gestart is, is overduidelijk bedoeld om het nut van de Europese natuurwetgeving in twijfel te trekken. Dat gebeurt met suggestieve vragen als: is er nog steeds behoefte aan EU-wetgeving ter bescherming van soorten en habitats? En hoe verhouden de kosten van natuurwetgeving zich tot de voordelen ervan? Je ziet dus dat de EU met dit soort "leading the witness" duidelijk uit is op het afvlakken van natuurwetgeving. Ik zou daar heel graag de visie van de minister op horen. Daar wil ik het bij laten voor dit moment.

Handelingen I 2014-2015, item 31 - blz. 37

Minister Koenders:

Ik ben de heer Koffeman nog een antwoord schuldig op zijn vraag over de Habitatrichtlijn. Ik verzoek hem om dit schriftelijk te kunnen doen.

De voorzitter:

De heer Koffeman is er niet meer. Ik denk dus dat het een goed idee is om dit schriftelijk te doen.

Minister Koenders:

Dan zal ik dat doen. Dan kan ik hem specifieke informatie geven.


Brondocumenten


Historie







Toezegging Toezending uitkomsten onderzoek parallelle gemeenschappen in Nederland (34.166) (T02123)

De Minister van Buitenlandse Zaken zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Faber-van de Klashorst (PVV), toe dat de minister van Sociale Zaken de Kamer de resultaten van een onderzoek over parallelle gemeenschappen in Nederland zal toesturen.


Kerngegevens

Nummer T02123
Status voldaan
Datum toezegging 19 mei 2015
Deadline 1 januari 2016
Verantwoordelijke(n) Minister van Buitenlandse Zaken
Kamerleden M.H.M. Faber-van de Klashorst (PVV)
Commissie commissie voor Europese Zaken (EUZA)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie brief/nota
Onderwerpen parallelle gemeenschappen
staat van de Unie
Kamerstukken Staat van de Europese Unie 2015 en Voorzitterschapseditie voor het jaar 2016 (34.166)


Uit de stukken

Handelingen I 2014-2015, nr. 31, item 12 - blz. 21

Mevrouw Faber-van de Klashorst

(...) De afgelopen twee weken heb ik een rapport gevonden over financiering van buitenlandse organisaties van moskeeën in Europa en vooral in Nederland. Mijn vraag was: heeft de minister zicht op de financiering van de moskeeën in Europa en in het bijzonder in Nederland? Om maar in Europese stijl te blijven: het onderzoeksbureau RAND Europe heeft in opdracht van het ministerie van Veiligheid en Justitie een onderzoek uitgevoerd naar buitenlandse financiering van islamitische organisaties in Nederland en heeft het rapport Foreign financing of islamic institutions in the Netherlands uitgebracht. Hierin is te lezen dat er weinig twijfel bestaat dat de buitenlandse financiering van islamitische organisaties bestaat. Zo bevestigde de Al Maktoum Foundation uit de Verenigde Arabische Emiraten dat ze 4 miljoen euro heeft gedoneerd aan de Essalam Moskee in Rotterdam. Het ministerie van religieuze zaken van Koeweit doneerde €400.000 voor de bouw van de Blauwe Moskee in Amsterdam. Dit liep via de organisatie European Trust Network. Donaties aan de Westermoskee in Amsterdam zijn gelieerd aan Milli Görüs en Diyanet, alias Islamitische Stichting Nederland. Diyanet benoemt en betaalt imams in Nederlandse moskeeën. Echter, de omvang van de geldstroom kon niet goed bepaald worden door het onderzoeksbureau. Mijn vraag aan de minister is dan ook of hij bereid is om nader onderzoek in te stellen naar de geldstromen van de islamitische organisaties. Dat deze geldstromen er zijn, is zeker maar de omvang is niet bekend.

Handelingen I 2014-2015, nr. 31, item 12 - blz. 37

Mevrouw Faber-van de Klashorst (PVV):

Ik mis nog een antwoord op een vraag van de PVV-fractie, namelijk of de minister bereid is om nader onderzoek te doen naar de omvang van de buitenlandse funding van islamitische organisaties in Nederland.

Minister Koenders:

Mijn probleem met die vraag is dat het mij niet echt regardeert. Het gaat over de Europese politiek. Met alle respect, maar volgens mij moet die vraag gesteld worden aan de minister van Sociale Zaken. Misschien herinnert u zich dat het kabinet een tijdje geleden onderzoek heeft gedaan naar parallelle gemeenschappen in Nederland. Dat onderzoek was met name gericht op een van de organisaties die u noemde, namelijk Diyanet. Collega Asscher heeft de Tweede Kamer vorig jaar geïnformeerd over de uitkomst van het onderzoek en heeft een aantal actieve maatregelen genoemd. Organisaties die vanuit het buitenland hiernaartoe komen, worden bijvoorbeeld aan bepaalde verplichtingen gehouden. Denk aan transparantie, financiële verslaglegging et cetera. Dat gebeurt ook vaak als Nederlandse kerken of Nederlandse ngo's steun geven aan geloofsgenoten in andere landen. Collega Asscher heeft in die brief ook aangegeven dat hij de Kamer zal informeren over de voortgang van de maatregelen en de gevolgen ervan. Ik kan me voorstellen dat u die brief ook krijgt. Dan hebt u in ieder geval op die vraag een antwoord. Als u verder wilt gaan, zult u dat echt aan een andere minister moeten vragen.

Mevrouw Faber-van de Klashorst (PVV):

U zegt dat dit een debat is over de Europese Unie. Laten we het dan breder trekken. Laten we dan kijken naar de omvang van de geldstromen binnen de hele Europese Unie. In de brief van minister Asscher staat niets over de omvang van de geldstromen. We weten dat die geldstromen er zijn. De omvang ervan is wel heel interessant. Dan zie je hoe groot de interesse van het buitenland is in deze organisaties binnen de Europese Unie.

Handelingen I 2014-2015, nr. 31, item 12 - blz. 37-38

Minister Koenders:

Ik heb op zichzelf geen probleem met uw redenering. Het is altijd van belang om transparantie te hebben en duidelijkheid te hebben over de vraag welke types van internationale financiering in Nederland en in Europa aan de orde zijn. Dat staat even los van het feit dat u misschien tot een andere conclusie komt met betrekking tot de vraag of dit wel of niet mag. Ik heb net gezegd dat de Nederlandse regering een onderzoek heeft gedaan naar een aantal elementen van parallelle gemeenschappen. Dat vinden we ook zinnig. De minister van Sociale Zaken zal u daarover inlichten. En wat die bredere, algemenere stromen in Europa betreft: met alle respect, maar we gaan niet over alles. We hebben tot op zekere hoogte een nationale soevereiniteit, dus ik kan niet alles onderzoeken


Brondocumenten


Historie







Toezegging Rechtsbescherming als basisvoorwaarde voor het al dan niet instemmen met TTIP (34.166) (T02124)

De minister van Buitenlandse Zaken zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Koffeman (PvdD), toe dat hij de rechtsbescherming in de onderhandelingen over TTIP zal verdedigen en dat de rechtsbescherming tevens een basisvoorwaarde vormt voor het al dan niet instemmen met TTIP. De minister zal deze regeringsinzet met de Kamer uitwisselen.


Kerngegevens

Nummer T02124
Status openstaand
Datum toezegging 19 mei 2015
Deadline 1 juli 2021
Verantwoordelijke(n) Minister van Buitenlandse Zaken
Kamerleden drs. N.K. Koffeman (PvdD)
Commissie commissie voor Buitenlandse Zaken, Defensie en Ontwikkelingssamenwerking (BDO)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie legisprudentie
Onderwerpen rechtsbescherming
staat van de Unie
TTIP
Kamerstukken Staat van de Europese Unie 2015 en Voorzitterschapseditie voor het jaar 2016 (34.166)


Uit de stukken

Handelingen I 2014-2015, nr. 31, item 12 - blz. 16

Minister Koenders:

(...) Wij onderhandelen en de Kamer kan het resultaat beoordelen. Ik juich een breed debat hierover toe. Het kabinet staat een hoog beschermingsniveau voor wat betreft gezondheid, sociale standaarden, milieuwetgeving, consumenten- en rechtsbescherming. Dat staat niet ter discussie.

In onderhandelingsdocumenten van de EU over sanitaire en fytosanitaire maatregelen staat ook niets over chloorkippen en hormoonvlees. We willen hier namelijk ook helemaal niet over onderhandelen. Er staat wel heel duidelijk dat we ons eigen recht om mens, dier en plant te beschermen en onze eigen regelgevende kaders mogen behouden. Dat geldt dus ook voor chloorkippen en hormoonvlees. De wederzijdse erkenning van standaarden in TTIP is alleen mogelijk als de standaarden een gelijk niveau van bescherming bieden. Is dat niet het geval, dan erkennen wij iets niet. Voor mij is het simpel: TTIP mag onder geen beding afbreuk doen aan onze democratie en onze rechtsbescherming (...).

Handelingen I 2014-2015, nr. 31, item 12 - blz. 17

De heer Koffeman (PvdD):

Ik ben ook erg blij met de toezeggingen van de minister over rechtsbescherming. Daarover bestaat namelijk heel veel onzekerheid. Het is prettig dat de minister die zo expliciet gedaan heeft. Ik ga ervan uit dat de rechtsbescherming vanaf de inwerkingtreding van het verdrag geldt en niet dat er naar herstel van de rechtsbescherming wordt gestreefd. Ik ga ervan uit dat de toezeggingen die de minister doet, echt een basisvoorwaarde vormen voor ja of nee tegen TTIP zeggen. Klopt dat?

Minister Koenders:

Ja, dat klopt (...).

Handelingen I 2014-2015, nr. 31, item 12 - blz. 27

De heer Koffeman (PvdD):

Met betrekking tot de ontwikkelingen in Europa, met name de vrijhandelsverdragen, ben ik heel blij dat de minister heeft toegezegd dat hij een belangrijke waarde die we in het debat gewisseld hebben, wil verdedigen en dat hij die ook als uitgangspunt wil zien voor het wel of niet steunen van de onderhandelingen over de vrijhandelsverdragen.

Handelingen I 2014-2015, nr. 31, item 12 - blz. 37

Minister Koenders:

Dan kom ik op de punten van de heer Koffeman. Met betrekking tot TTIP zeg ik dat het inderdaad gaat om de verdediging van belangrijke waarden. Hierover zal het debat nog verder gevoerd worden. We staan hier heel integer in. We willen dit ook democratisch met de Kamer uitwisselen.


Brondocumenten


Historie