Thorbeckes paleis

In de negentiende eeuw verrezen overal in Europa nieuwe parlementsgebouwen. Van London tot Boedapest en van Stockholm tot Athene toonden deze ‘paleizen’ de toegenomen macht van het nationale parlement. Ook in Nederland had het weinig gescheeld of het historische Binnenhof had plaatsgemaakt voor een ‘paleis voor de Staten-Generaal’. Het was de liberale voorman Thorbecke die het initiatief nam tot deze nieuwbouw. De grote man achter de grondwetswijziging van 1848 wenste dat de nieuwe machtsverhoudingen tussen regering en parlement niet alleen in de Grondwet, maar ook in steen tot uitdrukking zouden komen. In 1863 loodste hij daarom een wet door de Kamer die vervanging van de historische bebouwing mogelijk maakte.


Kritiek

Een succes werd zijn wet niet. Ten eerste was het plan tegen het zere been van de meeste conservatieve Eerste en Tweede Kamerleden. Zij waren van mening dat enkel de koning een paleis verdiende. Daarnaast kregen ook de voorgestelde ontwerpen veel kritiek: zij waren te groots opgezet, te duur en te beeldbepalend. Zo stelde het Beierse architectenduo Ludwig en Emil Lange een metershoog en rijk gedecoreerd parlementsgebouw voor dat de hele Hofvijverzijde zou beslaan en alle gebouwen in de omgeving in zijn schaduw plaatste. Andere ontwerpen waren minstens zo ingrijpend en voorzagen in de afbraak van het gehele historische Binnenhof.


Afgekeurd

Het is dan ook niet vreemd dat de conservatieve Kamerleden snel steun kregen van kritische opiniemakers en voorstanders van monumentenzorg. Hun gezamenlijke verzet betekende het einde van Thorbeckes nieuwbouwplan. Nadat in de jaren 1870 de laatste ontwerpen waren afgekeurd, verdween het plan voor een paleis aan de Hofvijver definitief in de prullenbak.