Dit wetsvoorstel regelt de vergoeding van zogenaamde affectieschade. Bepaald wordt dat iemand die immateriële schade lijdt doordat degene met wie die persoon een affectieve relatie heeft, ernstig en blijvend gewond raakt of overlijdt als gevolg van een gebeurtenis waarvoor een ander aansprakelijk is, recht heeft op een vergoeding.

Recht op een vergoeding wordt toegekend aan een beperkte kring van directe naasten van het slachtoffer. De hoogte van de vergoeding wordt niet door de rechter bepaald, maar wordt bij algemene maatregel van bestuur voor alle gebeurtenissen en voor alle rechthebbenden op hetzelfde bedrag gesteld.

Deze samenvatting is gebaseerd op het wetsvoorstel en de memorie van toelichting zoals ingediend bij de Tweede Kamer.


Stand van zaken

Het voorstel (EK 28.781, A) is op 22 maart 2005 met algemene stemmen aangenomen door de Tweede Kamer.

De plenaire behandeling door de Eerste Kamer vond plaats op 12 september 2006, 9 juni 2009 en op 9 maart 2010. Het voorstel is op 23 maart 2010 na hoofdelijke stemming met 30 stemmen voor (de aanwezige leden van PvdA, OSF, SP, GroenLinks, D66 en PvdD) en 36 stemmen tegen (de aanwezige leden van de overige fracties) verworpen.


Kerngegevens

ingediend

6 februari 2003

titel

Aanpassing van het Burgerlijk Wetboek, het Wetboek van Strafvordering en de Wet schadefonds geweldsmisdrijven in verband met de vergoedbaarheid van schade als gevolg van het overlijden of ernstig en blijvend letsel van naasten

schriftelijke voorbereiding

inbreng geleverd door

ondertekening

  • minister van Justitie

inwerkingtreding

Op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.

Documenten

37