Index 
 Vorige 
 Volgende 
 Volledige tekst 
Volledig verslag van de vergaderingen
Woensdag 15 november 2006 - Straatsburg Uitgave PB

14. Kader voor Europese regelgevende agentschappen (debat)
Notulen
MPphoto
 
 

  De Voorzitter. Aan de orde zijn de verklaringen van de Raad en de Commissie over het kader voor Europese regelgevende agentschappen.

 
  
MPphoto
 
 

  Paula Lehtomäki, fungerend voorzitter van de Raad. – (FI) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, de Europese Unie en haar burgers hebben doeltreffende agentschappen nodig die transparant werken. Zoals u weet, nam de Raad, om dit doel te bevorderen, op 28 juni 2004 conclusies aan over de mededeling van de Commissie inzake het kader voor Europese regelgevende agentschappen.

In deze conclusies richtte de Raad onder andere de aandacht op het plan van de Commissie om een voorstel te doen over een juridisch bindend instrument, waarmee het horizontale kader van de regelgevende agentschappen wordt vastgesteld. De Raad was van mening dat het voorstel moet gaan over belangrijke zaken als de oprichting, het werk en de monitoring van regelgevende agentschappen om vooral te kunnen waarborgen dat de regelgevende agentschappen opereren met inachtneming van consistentie, transparantie, goed beheer, geloofwaardigheid, kosteneffectiviteit en wettigheid.

Hierna, in februari 2005, kwam de Commissie met een ontwerp voor een interinstitutioneel akkoord over het kader voor Europese regelgevende agentschappen. In het voorstel van de Commissie stond dat het de bedoeling van het interinstitutioneel akkoord is om het horizontale kader voor de oprichting, de structuur, het werk, de evaluatie en de controle van de regelgevende agentschappen vast te leggen.

Toen dit ontwerp echter op werkgroepniveau werd behandeld, nam de Raad in april 2005 het standpunt aan dat hierover geen overeenkomst kon worden gesloten in de vorm van een interinstitutioneel akkoord, in ieder geval niet met de voorgestelde inhoud. Het werd ook niet voor mogelijk gehouden om een juridische basis aan de regelgevende agentschappen te verlenen, omdat hiervoor in het Verdrag geen rechtsgrondslag bestaat. In de debatten in de Raad werden verschillende modellen voorgesteld om vooruitgang in deze zaak te boeken. Er werd echter geen consensus bereikt over hoe dit moet gebeuren.

Tijdens ons voorzitterschap hebben wij verschillende alternatieven overwogen voor het tot stand brengen van een interinstitutioneel akkoord inzake de regelgevende agentschappen. Wij hebben vooral aandacht besteed aan de inhoud van het voorstel van de Commissie en de kwestie van de rechtsgrondslag. De tijd was echter niet rijp voor een compleet nieuw voorstel van de Commissie. Op die manier kon er ook geen nieuw debat over dit onderwerp worden gehouden. Het is echter duidelijk dat er meer gesproken moet worden over zowel de inhoud als de vorm van een eventueel toekomstig voorstel van de Commissie.

Het is belangrijk te beseffen dat een horizontaal kader voor de agentschappen ook in de praktijk moet werken. Er moet gegarandeerd worden dat er een daadwerkelijke behoefte bestaat aan de oprichting en het werk van de agentschappen, waarbij ook rekening wordt gehouden met een analyse van de kosteneffectiviteit van het project. Het Finse voorzitterschap is zich goed bewust van het feit dat het Europees Parlement verscheidene malen aandacht aan dit onderwerp heeft besteed.

De Commissie benadrukt in haar ontwerp voor een interinstitutioneel akkoord dat de regelgevende agentschappen publieke diensten moeten leveren. Zij moeten de implementatie en toepassing van de communautaire regelgeving overal in de Europese Unie verbeteren. Op die manier gaat het niet alleen om het creëren van een juridisch bindend kader om het werk van de Europese Unie te verbeteren. Wij moeten de burgers tonen dat de Europese Unie op geloofwaardige en kosteneffectieve wijze zaken probeert te bevorderen die belangrijk voor hen zijn, in dit geval via regelgevende agentschappen.

 
  
MPphoto
 
 

  Margot Wallström, vicevoorzitter van de Commissie. (EN) Mijnheer de Voorzitter, de Commissie is nog steeds van mening dat een interinstitutioneel akkoord de beste oplossing lijkt voor een kader voor Europese regelgevende agentschappen. Alleen dit juridisch instrument heeft als voordeel dat de drie instellingen er van meet af aan bij betrokken zijn en de gelegenheid hebben om afspraken te maken over goede regels voor de governance van regelgevende agentschappen.

Nu onlangs enkele nieuwe agentschappen in het leven zijn geroepen en er nog meer zullen volgen, doet de behoefte aan voortgang zich extra sterk voelen. Er zijn op dit moment 21 agentschappen onder de eerste pijler en er komen er nog twee bij: het Europees Genderinstituut en het Europees Chemicaliënagentschap, beide in het kader van de REACH-verordening.

We lijken het allemaal eens te zijn over de wenselijkheid van maatregelen. Als het probleem schuilt in de vraag welk instrument daartoe gekozen moet worden en als er vraagtekens worden gezet bij het voorgestelde interinstitutioneel akkoord, dient de Raad toe te lichten welk alternatief hij voorstelt.

De Commissie is bereid alternatieven te overwegen maar ze moet weten hoe de Raad verder zou willen met deze kwestie.

 
  
MPphoto
 
 

  Georgios Papastamkos, namens de PPE-DE-Fractie. – (EL) Mijnheer de Voorzitter, de werking van de Europese regelgevende agentschappen houdt nauw verband met zowel het meerlagig Europees bestuur als de Europese strategie voor betere wetgeving. Dit vraagstuk is in een situatie van institutionele inertie verzeild geraakt en daarom wil ik de volgende vragen stellen aan de Raad en de Commissie.

Eerste vraag: is het niet noodzakelijk de fundamentele voorwaarden en criteria vast te stellen voor het kader waarbinnen de regelgevende agentschappen moeten werken?

Tweede vraag: zullen de Commissie en de Raad bijdragen aan de stroomlijning, transparantie en horizontale aanpak van de regelgevende agentschappen, evenals aan de democratische controle daarop? Het aantal regelgevende agentschappen neigt immers te stijgen, waardoor de versplintering en het gebrek aan transparantie en uniformiteit alleen maar groter worden.

Derde vraag: moeten wij nu de Commissie een initiatief heeft ontplooid en het Europees Parlement op zijn beurt duidelijke standpunten heeft ingenomen, het diplomatieke stilzwijgen van de Raad interpreteren als een poging om het hele vraagstuk op de lange baan te schuiven: ad calendas grecas?

Vierde vraag: is de Raad van mening – en wij willen daar graag een duidelijk antwoord op – dat het ontwerp van interinstitutioneel akkoord van de Commissie nog leeft?

Vijfde vraag: is de Commissie bereid om, indien de Raad in actie komt, haar voorstel te herzien en opnieuw in een geherformuleerde versie op tafel te leggen, zodat het de basis kan vormen van een interinstitutioneel akkoord?

 
  
MPphoto
 
 

  Jo Leinen, namens de PSE-Fractie. – (DE) Mijnheer de Voorzitter, de situatie is inderdaad volstrekt onbevredigend. Er zijn 21 Europese agentschappen en een verwarrend aantal modellen, die allemaal niet transparant zijn voor het publiek en de burgers, zelfs niet voor de instellingen – zoals het Europees Parlement – die hen vertegenwoordigen. Het is geen goed voorbeeld van overzichtelijk en adequaat bestuur dat het niet langer mogelijk is om een zicht te krijgen op wat er zich afspeelt.

Wij hebben reeds in 2003 gesignaleerd dat nieuwe regelingen voor deze agentschappen noodzakelijk zijn, en dat hebben wij in 2005 opnieuw aangegeven. Nu is er weer een jaar voorbij en er is niets gebeurd. Dat kan zo niet langer doorgaan. Het voorzitterschap van de Raad moet zich er nu toch werkelijk voor gaan inzetten om een consensus binnen de Raad te bereiken ten aanzien van de vraag hoe met de andere instellingen – de Commissie en het Parlement – overeenstemming kan worden bereikt over het beheer en de verantwoordingsplicht van deze agentschappen. Zoals reeds opgemerkt, gaat het hier om aangelegenheden die de burger interesseren: de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid, het Europees Geneesmiddelenagentschap, het Chemicaliënagentschap, het Milieuagentschap – dit zijn allemaal zaken waarin de buitenwereld geïnteresseerd is en als niemand enig idee heeft van wie er verantwoordelijk is en hoe er te werk wordt gegaan, dan is het niet verwonderlijk dat de burgers gefrustreerd raken over het Europees beleid.

Tegen de fungerend voorzitter van de Raad wil ik opmerken dat de Raad het Parlement in feite dwingt scherpere maatregelen te nemen. Zij heeft immers kunnen zien dat de Begrotingscommissie niet de middelen heeft vrijgegeven voor de nieuwe agentschappen die wij eigenlijk willen. Voor het Agentschap voor mensenrechten, het Agentschap voor gendergelijkheid en het Chemicaliënagentschap zijn de middelen in de reserve geplaatst en niet vrijgegeven. Dat is haast een noodgreep om de Raad ertoe te dwingen eindelijk duidelijkheid te verschaffen. Ik hoop dat zij erin zal slagen de zaak aan het rollen te krijgen.

 
  
MPphoto
 
 

  Andrew Duff, namens de ALDE-Fractie.(EN) Mijnheer de Voorzitter, ik denk dat we stil moeten staan bij de vraag hoe we ervoor zouden staan als geen van deze regelgevende agentschappen er zou zijn voor het uitvoeren van een vitale, toezichthoudende functie op federaal niveau. Als ze niet bestonden, dan zou de Commissie een enorm, gecentraliseerd bestuursapparaat in het leven moeten roepen en een legertje prefecten en inspecteurs de finances moeten aanstellen om toezicht te houden in de Unie.

We zouden er echter goed aan doen om bij het opzetten van dit soort agentschappen veel bedachtzamer en meer gecoördineerd te werk te gaan. Ze zouden een voorbeeld van moderne Europese governance moeten worden: raadgevend, transparant, zelfstandig en verantwoordelijk voor hun handelingen. Het Europees Parlement zou zichzelf meer beperkingen moeten opleggen en onpartijdig onderzoek blijven uitvoeren, zodat we onze bevoegdheid kunnen uitoefenen voor de kwijting.

Ik ben het met de Commissie eens dat een interinstitutioneel akkoord hard nodig is, maar voor het geval dat er niet komt, wil ik de Commissie vragen een verordening op basis van artikel 308 te overwegen.

 
  
MPphoto
 
 

  Paula Lehtomäki, fungerend voorzitter van de Raad. – (FI) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, allereerst wil ik mijn dank uitspreken voor de opmerkingen die het voorzitterschap over dit onderwerp heeft gekregen. Zoals ik in mijn openingstoespraak zei, hebben wij dit najaar verschillende alternatieven overwogen en proberen te vinden met betrekking tot dit interinstitutioneel akkoord. De cruciale aspecten van het voorstel van de Commissie zijn de inhoud ervan en de kwestie van de rechtsgrondslag.

Het is buitengewoon belangrijk dat wij een reguleringsomgeving en een kader creëren die ook in de praktijk goed, verstandig en kosteneffectief functioneren. Wij hebben duidelijk een vervolgdebat onder de lidstaten nodig om dit project verder te ontwikkelen en wij proberen dit debat tijdens ons hele voorzitterschap te bevorderen en te verfijnen.

 
  
MPphoto
 
 

  Margot Wallström, vicevoorzitter van de Commissie. (EN) Mijnheer de Voorzitter, wellicht is dit het juiste moment om nogmaals te wijzen op de gemeenschappelijke beginselen van goed bestuur die de Commissie wilde opnemen in een interinstitutioneel akkoord met het oog op het toezicht op deze agentschappen en ondersteuning van hun werkzaamheden. Met die beginselen zouden we beschikken over een duidelijker definitie van de agentschappen en over regels voor hun totstandbrenging, structuur en werking, terwijl ook kwesties als transparantie, evaluatie en controle gedekt zouden zijn. Bij alles wat hier gezegd is over de vorm mogen we de inhoud niet uit het oog verliezen.

De Commissie is bereid tot verkenning van de door de heer Duff aangereikte mogelijkheid van een verordening krachtens artikel 308. We staan open voor die mogelijkheid. Opgemerkt zij evenwel dat, wat de besluitvorming betreft, het Europees Parlement, bijvoorbeeld, ten aanzien van de inhoud van een dergelijke verordening slechts een raadgevende rol vervult. Daarom geeft de Commissie de voorkeur aan een interinstitutioneel akkoord.

Ten slotte kan ik slechts zeggen dat de Commissie hoopt op een dialoog over deze zaken. We blijven op zoek naar de meest geschikte, doelmatige en kosteneffectieve methode teneinde een oplossing te vinden voor deze onvermijdelijke kwesties en enkele gemeenschappelijke regels en beginselen van goed bestuur vast te stellen voor de agentschappen.

 
  
  

(De vergadering wordt om 17.20 uur onderbroken en om 17.35 uur hervat)

 
  
MPphoto
 
 

  De Voorzitter. Zoals ik eerder heb toegelicht, werd de vergadering onderbroken omdat het werk van het Parlement voor de eerste maal deze zittingsperiode voorlag op schema.

 
Juridische mededeling - Privacybeleid