Index 
 Vorige 
 Volgende 
 Volledige tekst 
Procedure : 2007/2088(INI)
Stadium plenaire behandeling
Documentencyclus : A6-0414/2007

Ingediende teksten :

A6-0414/2007

Debatten :

PV 14/11/2007 - 10
CRE 14/11/2007 - 10

Stemmingen :

PV 15/11/2007 - 5.10
CRE 15/11/2007 - 5.10
Stemverklaringen

Aangenomen teksten :

P6_TA(2007)0538

Aangenomen teksten
PDF 165kWORD 82k
Donderdag 15 november 2007 - Straatsburg
Versterking van het Europees nabuurschapsbeleid
P6_TA(2007)0538A6-0414/2007

Resolutie van het Europees Parlement van 15 november 2007 over de versterking van het Europees nabuurschapsbeleid (2007/2088(INI))

Het Europees Parlement,

–   gezien de ontwikkeling van het Europees nabuurschapsbeleid (ENB) sinds 2004 en in het bijzonder de voortgangsverslagen van de Commissie over de uitvoering van het Europees nabuurschapsbeleid van 4 december 2006 (SEC(2006)1504/2, SEC(2006)1505/2, SEC(2006)1506/2, SEC(2006)1507/2, SEC(2006)1508/2, SEC(2006)1509/2, SEC(2006)1510/2, SEC(2006)1511/2, SEC(2006)1512/2),

–   gezien de actieplannen die gezamenlijk zijn overeengekomen met Armenië, Azerbeidzjan, Georgië, Moldavië en Oekraïne, en met Egypte, Israël, Jordanië, Libanon, Marokko, de Palestijnse Autoriteit en Tunesië,

–   gezien het Europees nabuurschaps- en partnerschapsinstrument (ENPI), nauw verbonden met de uitvoering van de gezamenlijk overeengekomen actieplannen, dat de plaats inneemt van de technische ondersteuning die voorheen werd verleend door Tacis en Meda,

–   gezien het non-paper van de Commissie, "What the EU could bring to Belarus" ("Wat de EU zou kunnen betekenen voor Wit-Rusland"), van 21 november 2006,

–   gezien de Europese veiligheidsstrategie "Een veilig Europa in een betere wereld", door de Europese Raad aangenomen op 12 december 2003,

–   gezien de mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement van 4 december 2006 over versterking van het Europees nabuurschapsbeleid (COM(2006)0726),

–   gezien de mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement van 11 april 2007, getiteld "Synergie voor het Zwarte Zeegebied - een nieuw regionaal samenwerkingsinitiatief" (COM(2007)0160)

–   gezien de conclusies van het voorzitterschap van de Europese Raden van 14 en 15 december 2006 en van 21 en 22 juni 2007, en van het voortgangsverslag van het Duitse voorzitterschap "Versterking van het Europees nabuurschapsbeleid" van 15 juni 2007,

–   onder verwijzing naar zijn resoluties over de grotere Europese nabuurschap en over het ENB, in het bijzonder zijn resolutie van 19 januari 2006 over het Europees nabuurschapsbeleid(1),

–   onder verwijzing naar zijn eerdere resoluties over de buurlanden en -regio's van de EU,

–   onder verwijzing naar zijn resoluties over het ENB en de uitbreidingsstrategie van de EU,

–   onder verwijzing naar zijn eerdere resoluties van 16 november 2005 over de Noordelijke dimensie(2) en van 16 november 2006 over een strategie voor het Baltische Zeegebied in het kader van de noordelijke dimensie(3)

–   gezien de bevindingen in de Arab Human Development Reports van het Ontwikkelingsprogramma van de Verenigde Naties,

–   gezien de conferentie over het ENB, georganiseerd door de Commissie en gehouden op 3 september 2007,

–   gelet op artikel 45 van zijn Reglement,

–   gezien het verslag van de Commissie economische en monetaire zaken en de adviezen van de Commissie regionale ontwikkeling en de Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken (A6-0414/2007),

A.   overwegende dat de consolidatie van veiligheid, democratische stabiliteit en welvaart, en de bevordering van goed bestuur en eerbiediging van fundamentele vrijheden en mensenrechten in de nabuurschap van de EU, van cruciaal belang is voor de stabiliteit en welvaart van het gehele Europese continent,

B.   overwegende dat het ENB een hoofdprioriteit van het buitenlands beleid van de EU blijft,

C.   overwegende dat het ENB gescheiden dient te blijven van het uitbreidingsproces; overwegende dat deelname aan het ENB voor de nabuurlanden in het oosten die duidelijk herkenbaar zijn als Europese landen, het perspectief op een mogelijk EU-lidmaatschap op langere termijn niet uitsluit; overwegende dat het ENB voor alle betrokken landen een kans is om nauwer met de EU te integreren,

D.   overwegende dat het ENB, ondanks de succesvolle invoering van hervormingsagenda's in verschillende nabuurlanden, nog niet volledig aan de verwachtingen heeft voldaan wat betreft het op gang brengen en versterken van het streven van de regeringen van de ENB-landen naar politieke en economische hervorming,

E.   overwegende dat er meer prikkels moeten worden ontwikkeld om partners te motiveren verder te gaan op het pad van de hervorming en dat het ENB aanzienlijk moet worden versterkt om dat proces te bevorderen, onder andere door toewijzing van voldoende financiële middelen om de aangekondigde aspiraties en doelstellingen te kunnen verwezenlijken,

F.   overwegende dat open en bevroren conflicten nog steeds een belangrijke belemmering vormen voor de volledige ontwikkeling van de voornaamste doeleinden van het ENB; overwegende dat stabiliteit alleen bereikt kan worden door een volledige en blijvende regeling van bestaande conflicten,

G.   overwegende dat de specifieke aspecten van het EU-beleid inzake de landen van de zuidelijke Kaukasus en inzake het Zwarte Zeegebied worden behandeld in afzonderlijke verslagen van de Commissie buitenlandse zaken van het Europees Parlement,

1.   steunt volledig de hoofddoelstellingen van het ENB, dat is gericht op consolidatie van een ring van welvaart, stabiliteit en veiligheid, om nauwe banden te ontwikkelen met en tussen onze nabuurstaten en hen te binden aan het streven hervormingen uit te voeren in de richting van democratie op basis van eerbiediging van de mensenrechten, de rechtsstaat, beter bestuur en duurzame economische en sociale ontwikkeling; onderstreept de noodzaak om speciale aandacht te schenken aan de bevordering van gelijke rechten, in het bijzonder de verbetering van de rechten van vrouwen, maar ook met betrekking tot minderheden en het vermogen van de nabuurlanden om via vreedzame middelen een einde te maken aan etnische, religieuze of sociale conflicten;

2.   spreekt zijn twijfels uit over de zin van de geografische reikwijdte van het ENB omdat het landen betreft die in geografisch opzicht Europees zijn, maar ook mediterrane niet-Europese landen; merkt evenwel op dat het thans niet realistisch lijkt om dit overkoepelende beleidskader fundamenteel te veranderen; onderstreept daarom dat meer gedaan moet worden om de doelstellingen en instrumenten van dit beleid te definiëren ten einde de EU en haar nabuurlanden in staat te stellen de gezamenlijke uitdagingen het hoofd te bieden en tegelijk de verschillende omstandigheden en specifieke kenmerken van de betrokken regio's en landen te eerbiedigen;

3.   pleit er derhalve krachtig voor dat bij de volledige uitvoering van het beleid zoveel mogelijk rekening wordt gehouden met de onderscheidende identiteiten van alle landen die onder het ENB vallen, teneindede meest geschikte en tastbare prikkels voor hervormingen op middellange en lange termijn te ontwikkelen en de binding van deze samenlevingen met het proces van modernisering en van samenwerking en integratie met de EU te versterken;

4.   merkt op dat de voorwaardelijkheid die is verankerd in de ENB-benadering is geënt op de positieve ervaring met de uitbreiding van de EU; is van oordeel dat voorwaardelijkheid een goede prikkel kan vormen voor het versnellen van de hervormingsprocessen in de ENB-landen in de richting van convergentie met de EU, indien die positief wordt opgevat, wordt gedifferentieerd naar gelang de specifieke behoeften en capaciteiten van het betrokken land en gepaard gaat met de ontwikkeling van een visie die in al haar politieke, institutionele en economische aspecten wordt gedeeld met de partners;

5.   onderstreept ten stelligste dat eerbiediging van universele mensenrechten en fundamentele vrijheden het kernbeginsel van het beleid van de Unie is; benadrukt dat, ongeacht de mate van bereidheid van regeringen van partnerlanden om samen te werken en in deze waarden te delen, maatschappelijke organisaties in alle ENB-landen krachtig gesteund en aangemoedigd moeten worden om deel te nemen aan en een sleutelrol te spelen bij het hervormings- en democratiseringsproces en dat de ontwikkeling van vrije en onafhankelijke media gesteund moet worden; verzoekt de Commissie te onderhandelen over het opzetten van subcommissies mensenrechten met alle ENB-landen om ervoor te zorgen dat er een daadwerkelijke politieke dialoog over dit thema op gang komt;

6.   onderstreept dat de EU haar contacten met de parlementen, politieke partijen, lokale overheden en andere belanghebbenden in de ENB-landen moet uitbreiden om deze bij de ontwikkeling en uitvoering van de actieplannen te betrekken; dringt er derhalve op aan periodiek partnerschapsforums te houden,

7.   benadrukt het zeer grote belang van een brede maatschappelijke dialoog en intensievere contacten van mens tot mens, die bijdragen tot een beter begrip tussen de samenlevingen van de EU en de ENB-landen en aan beide partijen de voordelen van samenwerking duidelijk maken; is van mening dat bijzondere aandacht besteed moet worden aan de uitwisseling van studenten en op het vlak van cultuur en onderzoek; verwelkomt in dit verband het initiatief van de Commissie om communautaire agentschappen en programma's open te stellen voor de ENB-landen en steunt in het bijzonder verdere betrokkenheid van alle ENB-landen bij het Erasmus Mundus-programma;

8.   spoort de Commissie en de nationale, regionale en lokale autoriteiten ertoe aan twinning-programma's voor steden en regio's te ontwikkelen en voor dergelijke programma's te voorzien in adequate steun, ten einde de capaciteiten van de lokale en regionale besturen in buurlanden te versterken en uitwisselingsprogramma's voor de civil society en initiatieven op het gebied van microprojecten te bevorderen;

9.   benadrukt de noodzaak van krachtige politieke toezeggingen van de kant van de EU en de lidstaten om het ENB tot een duurzaam succes te maken; dringt er bij de EU-lidstaten op aan hun eigen beleid inzake de ENB-landen zo veel mogelijk af te stemmen op de prioriteiten zoals die in de nationale strategiedocumenten van het ENB zijn vastgelegd, ten einde compatibiliteit, coherentie en complementariteit van het beleid te waarborgen;

10.   pleit voor verdieping van de regelmatige politieke dialoog tussen de EU en de ENB-landen; verwelkomt het feit dat Oekraïne, Moldavië, Georgië en Armenië zich opstellen achter de meeste verklaringen en standpunten van de EU binnen het Gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid (GBVB) en steunt het besluit om Azerbeidzjan op dezelfde wijze te betrekken; is ervan overtuigd dat zulke afstemming met het buitenlands beleid van de EU moet worden opengesteld voor alle andere ENB-landen;

11.   verwelkomt het langetermijndoel van de totstandbrenging van een vrijhandelszone in het gehele nabuurschapsgebied, zoals geformuleerd in bovengenoemde mededeling van de Commissie van 4 december 2006; steunt de afsluiting van diepgaande bilaterale vrijhandelsovereenkomsten tussen de EU en elk ENB-land die, overeenkomstig de uitvoering van hervormingen in de regelgeving, verder dienen te gaan dan tarieven en ook diensten en de bescherming van investeringen moeten omvatten; benadrukt dat bij de onderhandelingen over deze overeenkomsten ook rekening gehouden moet worden met een evaluatie van de sociale en milieugevolgen daarvan; betreurt het dat de EU tot nu toe meende dat het niet mogelijk is haar markt open te stellen voor producten die de ENB-landen bij uitstek tegen concurrerende prijzen kunnen leveren in een kwaliteit die voldoet aan de EU-normen;

12.   steunt de ontwikkeling van multilaterale samenwerking tussen de EU en haar partners in bepaalde sectoren op basis van bestaande regionale en grensoverschrijdende banden op terreinen zoals het milieu, de zekerheid van de energievoorziening, cultuur, vervoer en grens- en migratiebeheer; steunt waar mogelijk de sluiting van bindende sectorovereenkomsten die de integratie van gemeenschappelijk beleid bevorderen; benadrukt in het bijzonder de noodzaak investeringen in uitbreiding van de trans-Europese energie- en vervoernetwerken naar de ENB-landen te bevorderen;

13.   benadrukt de noodzaak om de bestaande multilaterale organisaties te gebruiken voor de versterking van de interactie tussen de Europese Unie en de ENB-landen; onderstreept vooral de rol van de Raad van Europa en de Organisatie voor Veiligheid en Samenwerking in Europa bij de controle van de naleving van de mensenrechten, democratische beginselen en de beginselen van de rechtsstaat;

14.   pleit ervoor dat visumversoepelings- en overnameovereenkomsten worden gesloten met alle ENB-landen; benadrukt de noodzaak om de ENB-landen beter in staat te stellen migratiestromen te beheersen, onwettige immigratie daadwerkelijk te bestrijden en te waarborgen dat internationale verplichtingen ten aanzien van de mensenrechten worden geëerbiedigd; verzoekt de lidstaten, de EU en alle ENB-landen intensiever samen te werken in de strijd tegen de grensoverschrijdende georganiseerde misdaad, terrorisme, mensenhandel en drugshandel; steunt de betrokkenheid van de nabuurlanden bij het Europees agentschap voor het beheer van de operationele samenwerking aan de buitengrenzen (Frontex) en de Europese Politiedienst (Europol); benadrukt de noodzaak te waarborgen dat bij de uitvoering van zulke overnameovereenkomsten het beginsel van "non-refoulement" volledig wordt gerespecteerd, en toegang tot een eerlijke asielprocedure te waarborgen; dringt er bij de Commissie op aan te zorgen voor een effectieve controle op de behandeling van personen die in het kader van met ENB-landen gesloten overnameovereenkomsten zijn teruggekeerd, vooral in verband met mogelijke "kettinguitwijzingen" ("chain refoulement");

15.   wijst erop dat het ENB een uitstekend kader voor regionale en subregionale samenwerking verschaft; roept op tot meer regionale samenwerking op het gebied van vrijheid, veiligheid en justitie, in het bijzonder grensbeheer, migratie en asiel, de strijd tegen de georganiseerde misdaad, mensenhandel, illegale immigratie, terrorisme, het witwassen van geld en drugshandel, alsook tot meer politiële en justitiële samenwerking; is van mening dat bij de regionale samenwerking en het opzetten van regionale netwerken over dergelijke kwesties voortgebouwd zou kunnen worden op ervaringen die zijn opgedaan in het kader van onder meer het Söderköping-proces, waarbij Wit-Rusland, Moldavië en Oekraïne en van EU-zijde Estland, Hongarije, Letland, Litouwen, Polen, Roemenië, Slowakije en Zweden zijn betrokken;

16.   vraagt de lidstaten dringend de afhandeling van visa te verbeteren om de mobiliteit te bevorderen en legitiem reizen naar de EU minder omslachtig en kostbaar te maken, in het bijzonder voor groepen zoals studenten, wetenschappers, zakenlieden en vertegenwoordigers van maatschappelijke organisaties; verzoekt de lidstaten om problemen bij hun consulaire diensten doeltreffend op te lossen; bepleit de oprichting van gemeenschappelijke Schengen-centra voor visumaanvragen in de ENB-landen;

17.   moedigt de lidstaten aan, waar nodig, onderhandelingen te beginnen over het sluiten van bilaterale overeenkomsten met ENB-landen met als doel de regeling voor klein grensverkeer toe te passen zoals vastgelegd in Verordening (EG) nr. 1931/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 20 december 2006 tot vaststelling van regels inzake klein grensverkeer aan de landbuitengrenzen van de lidstaten en tot wijziging van de bepalingen van de Schengenuitvoeringsovereenkomst(4);

18.   verwelkomt met belangstelling het voorstel van de Commissie om een haalbaarheidsstudie uit te voeren naar een mogelijke "nabuurschapsenergieovereenkomst" en moedigt daartoe de ENB-partnerlanden aan het internationale recht en de op de wereldmarkt aangegane verplichtingen te respecteren;

19.   pleit voor een betere dialoog en coördinatie en meer gezamenlijke acties tussen de EU en de Verenigde Staten bij het streven naar gemeenschappelijke doelen zoals de bevordering van democratie, verbetering van de energiezekerheid en versterking van de regionale veiligheid in de buurlanden van de EU;

20.   onderstreept tevens de noodzaak om de EER-landen (IJsland, Noorwegen, Liechtenstein) en Zwitserland hierbij te betrekken, met deze landen samen te werken en ten volle gebruik te maken van hun ervaring met samenwerking met de Europese Unie;

21.   benadrukt de noodzaak van afdoende financieringsniveaus en nauwe samenwerking met andere financiële instellingen om het ENB tot een succes te maken en is van mening dat de herziening van de financiële vooruitzichten 2007-2013 die is gepland in 2008-2009, moet worden benut om de begroting voor het ENPI te verhogen; verwelkomt de introductie van de nabuurschapsinvesteringsfaciliteit, die zal helpen om middelen vrij te maken voor de ENB-partners; onderstreept krachtig de noodzaak om een globaal evenwicht te handhaven tussen het oostelijke en het zuidelijke deel van het ENB, waarin de ambities en doelstellingen van de EU in de regio's, de doeltreffendheid van eerdere hulp en de omvang van de betreffende bevolking tot uiting komen;

22.   verzoekt de Commissie om haar financiële middelen en capaciteiten op het gebied van beleidsanalyse te bundelen met die van de internationale financiële instellingen (Europese investeringsbank, Europese Bank voor Wederopbouw en Ontwikkeling, Wereldbank), zodat bij het voorbereiden en stimuleren van hervormingen overeenkomstig de ENB-actieplannen, een synergetisch effect wordt gecreëerd;

23.   verwelkomt het motiverende concept van de bestuursfaciliteit die dient om aanvullende financiële steun te verstrekken aan landen die het best presteren; wenst dat deze faciliteit echte vooruitgang in termen van doelstellingen op het gebied van mensenrechten en een democratisch bestuur beloont, is gebaseerd op transparante toekenningscriteria en wordt aangewend om het hervormingsproces te ondersteunen;

24.   beveelt grote en voortdurend waakzaamheid aan in de strijd tegen corruptie in de landen zelf, waarvan de resultaten dienen te worden gebruikt als basis voor het bepalen van de mate van hulpverlening;

Oost-Europees nabuurschap

25.   wijst erop dat democratische buurlanden die duidelijk herkenbaar zijn als Europese landen en die de rechtsstaat eerbiedigen in beginsel op grond van artikel 49 van het Verdrag betreffende de Europese Unie kunnen verzoeken om te mogen toetreden tot de EU en dat het tempo en de diepte van het gemeenschappelijke Europese proces zo nauw mogelijk moet aansluiten bij de mogelijkheden om de desbetreffende hervormingen uit te voeren en in de partnerlanden en de EU te voldoen aan de voorwaarden (criteria van Kopenhagen);

26.   wijst in dit verband nogmaals op de in de aanbeveling van het Parlement van 12 juli 2007 aan de Raad betreffende een onderhandelingsmandaat voor een nieuw akkoord inzake intensievere samenwerking tussen de Europese Gemeenschap en haar lidstaten enerzijds en Oekraïne anderzijds(5) verwoorde opvatting dat de met Oekraïne te voeren onderhandelingen zouden moeten resulteren in de sluiting van een associatieovereenkomst die op efficiënte en geloofwaardige wijze bijdraagt tot de Europese vooruitzichten van de Oekraïne en het bijhorende proces op gang brengt, daaronder begrepen de mogelijkheid van een lidmaatschap; is van mening dat eenzelfde aanpak moet gelden voor de betrekkingen met Moldavië, daar de eerste periode van de geldende partnerschaps- en samenwerkingovereenkomst met dat land in juni 2008 afloopt;

27.   neemt nota van het initiatief van de Commissie om Wit-Rusland uit te nodigen de ENB-conferentie van 3 september 2007 als waarnemer bij te wonen; maakt zich evenwel ernstig zorgen over het uitblijven van een positieve reactie van de kant van de Wit-Russische regering op het voorwaardelijke aanbod tot samenwerking zoals dat is geformuleerd in het bovengenoemde non-paper van de Commissie van 21 november 2006, veroordeelt de voortdurende executies in Wit-Rusland, het enige land in Europa dat nog de doodstraf oplegt, en andere schendingen van fundamentele mensenrechten en vrijheden door de Wit-Russische autoriteiten en doet een beroep op hen om alle politieke gevangenen vrij te laten en alle onderdrukking van democratische krachten te staken teneinde de Wit-Russische bevolking de kans te geven te profiteren van vrijheid, democratie en welvaart en alle mogelijkheden die voortvloeien uit nauwere integratie met de EU; onderstreept dat de EU met spoed doeltreffender steun dient te geven aan maatschappelijke organisaties, onafhankelijke media en politieke partijen die de democratie, de rechtsstaat en de eerbiediging van de universele mensenrechten en fundamentele vrijheden voorstaan; dringt er bij Wit-Rusland sterk op aan een moratorium op de doodstraf in te stellen, als eerste stap op weg naar afschaffing van de doodstraf, en het tweede facultatieve protocol bij het internationaal verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten (ICCPR) en het Europees verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden met de desbetreffende bijbehorende protocollen te ratificeren; dringt er bij de Commissie op aan doeltreffender gebruik te maken van het het Europees instrument voor democratie en mensenrechten (EIDHR) enervoor te zorgen dat de middelen die worden verstrekt door de financieringsinstrumenten van de EU niet door de Wit-Russische regering misbruikt kunnen worden tegen Wit-Russische burgers en het maatschappelijk middenveld;

28.   vraagt de Commissie contacten van mens tot mens te bevorderen door de huidige kosten van visa voor Wit-Russische burgers te verlagen, met name voor studenten, beursstudenten en vertegenwoordigers van maatschappelijke organisaties, ten einde deze kosten gelijk te maken aan die welke gelden voor andere ENB-landen, zoals Oekraïne, en in Rusland;

29.   is van oordeel dat Wit-Rusland dezelfde Europese bestemming en perspectieven als Oekraïne en Moldavië heeft wanneer het eenmaal de democratie omhelst, de fundamentele rechten en vrijheden van de mens respecteert en de beginselen van de rechtsstaat bevordert;

30.   is ervan overtuigd dat er een motiverend kader met doelen voor de middellange termijn zou moeten worden vastgesteld op basis van een nieuwe generatie associatieovereenkomsten met ENB-landen die de fundamentele Europese waarden eerbiedigen, bereid zijn nauwer te integreren met de EU en objectieve resultaten laten zien in termen van de uitvoering van het actieprogramma voor het ENB;

31.   is van mening dat deze overeenkomsten moeten voorzien in de stapsgewijze ontwikkeling van de bilaterale verhouding met de EU, met in onderling overleg opgestelde concrete voorwaarden en tijdschema's waaraan moet worden voldaan, met inbegrip van bindende prestatienormen die worden gespecificeerd in de gezamenlijk aanvaarde actieplannen, en vergezeld van een regelmatig bewakingsproces; herhaalt zijn eerdere voorstel om met landen die duidelijk herkenbaar zijn als Europees vergaande vrijhandelsovereenkomsten te ontwikkelen in de context van een mogelijke "Europese Economische Ruimte Plus";

32.   prijst de sluiting van de visumversoepelings- en overnameovereenkomsten met Oekraïne, alsook het initiatief voor een dergelijke procedure met Moldavië, en dringt erop aan soortgelijke overeenkomsten af te sluiten met de landen van de zuidelijke Kaukasus; is ervan overtuigd dat het vooruitzicht van een visumloos regime op lange termijn kan worden gerealiseerd en dat de maatregelen die nodig zijn om zover te komen moeten worden vastgelegd; merkt op dat, in het geval van Georgië, de vooruitgang bij de hervormingen en de onbedoelde negatieve gevolgen van de visumversoepelingsovereenkomst tussen de EU en Rusland voor de oplossing van de conflicten in de Georgische afgescheiden gebieden Zuid-Ossetië en Abchazië, nopen tot snelle sluiting van de visumovereenkomst tussen Georgië en de EU; dringt aan op het opzetten van doeltreffende bewakingsmechanismen, met name ten aanzien van het eerbiedigen van de fundamentele mensenrechten van personen op wie overnameovereenkomsten van toepassing zijn; benadrukt het belang van voldoende garanties dat degenen die internationale bescherming nodig hebben op een eerlijke asielprocedure kunnen rekenen, met name bij "versnelde overnameprocedures" voor personen die in grensgebieden zijn opgepakt, zoals voorzien in de overnameovereenkomst met Oekraïne en het voorstel voor een overnameovereenkomst met Moldavië;

33.   benadrukt de noodzaak om de uitvoering van de bestaande, door de EU gesteunde vervoersprojecten in de regio krachtiger aan te pakken, met name de vervoerscorridor Europa-Kaukasus-Azië (TRASECA), en daarbij optimaal gebruik te maken van het doorvoerpotentieel van de betrokken landen;

34.   meent dat moet worden gestreefd naar de geleidelijke integratie van de oostelijke buurlanden van de EU in de Europese Energiegemeenschap en dringt erop aan hervormingen van energiesectoren met voorrang uit te voeren, met handhaving van de beginselen van een open markteconomie en transparantie, in het bijzonder met betrekking tot prijzen, netwerktoegang en energie-rendement; verwelkomt de inspanningen om de externe energievoorziening tot een van de hoekstenen van het ENB te maken, zulks in overeenstemming met hetGBVB;

35.   onderstreept het belang van de politieke dimensie van het ENB; pleit voor krachtiger steun van de EU voor regionale politieke samenwerkingsprojecten, zoals de Gemeenschap voor een democratische keuze, GUAM (Georgië, Oekraïne, Azerbeidzjan en Moldavië), en de Organisatie voor de Zwarte Zee economische samenwerking (BSEC), teneinde op meer doelmatige wijze democratie, zelfvertrouwen, multilaterale samenwerking en duurzame ontwikkeling in de regio te bevorderen;

36.   onderstreept de noodzaak van een sterkere betrokkenheid van de kant van de EU bij de oplossing van zogenoemde "bevroren conflicten", onder andere via programma's voor vertrouwensopbouw, conflictbeheer en projecten op het gebied van onderwijs, cultuur en de opbouw van maatschappelijke organisaties in zelfstandig geworden territoria; prijst het werk van de missie van de Europese Unie naar Moldavië en Oekraïne voor bijstandverlening inzake grensbeheer (EUBAM); verzoekt de Raad en de Commissie duidelijk te maken dat deelname aan het ENB de betrokken landen verplicht tot goede betrekkingen met hun buurlanden en dat het, om het potentieel van het ENB volledig te kunnen benutten, van de betrokken landen hernieuwde, nieuwe en oprechte inspanningen vraagt om tot blijvende en duurzame oplossingen te komen voor de conflicten in de regio en zich te onthouden van oorlogszuchtige verklaringen, dreigingen en handelingen die de situatie verder zouden kunnen verslechteren en de inspanningen van de internationale gemeenschap ondermijnen;

37.   spoort Oekraïne aan om zich, in het kader van zijn opstelling achter de GBVB-verklaringen en -standpunten van de EU, aan te sluiten bij de beperkende maatregelen die de EU heeft genomen tegen het leiderschap van de regio Transnistrië in Moldavië, en zo een verdere belangrijke bijdrage te leveren aan de vreedzame oplossing van het Transnistrische conflict;

38.   verwelkomt de ondersteuning middels het ENPI van maatregelen voor vertrouwensopbouw in Georgië en zijn afgescheiden gebieden Abchazië en Zuid-Ossetië; vraagt de Commissie te onderzoeken of er steun kan worden verleend aan Nagorno-Karabach in de vorm van vertrouwensopbouw ter plaatse en lokale projecten voor economische rehabilitatie, teneinde bij te dragen aan een oplossing van het conflict aldaar;

39.   roept Turkije op om normale diplomatieke betrekkingen aan te knopen met zijn buurland Armenië en zijn landgrens met dit land te heropenen als onderdeel van de vertrouwen opbouwende maatregelen die nodig zijn voor een duurzame vrede en economische integratie in de regio; verzoekt Turkije en Armenië een openhartige discussie over alle nog bestaande conflictpunten te openen;

40.   onderstreept dat het belangrijk is om voor het Zwarte Zeegebied een verfijnder beleid uit te werken, dat het ENB aanvult, en benadrukt het belang van Turkije als partner bij de ontwikkeling van een werkbare strategie voor dat gebied;

41.   acht het belangrijk de parlementaire dimensie van het politieke partnerschap tussen het Europees Parlement en de oostelijke ENB-landen te versterken; pleit derhalve voor de oprichting van een Parlementaire Vergadering voor het Oostelijk Nabuurschap (EURO-NEST), naar het voorbeeld van de reeds bestaande multilaterale parlementaire vergaderingen waaraan wordt deelgenomen door het Europees Parlement, met de parlementen van Oekraïne, Moldavië, Armenië, Georgië en Azerbeidzjan alsmede democratisch gezinde waarnemers uit Wit-Rusland;

42.   dringt er met het oog op de versterking van de parlementaire dimensie bij de Raad, de Commissie en de lidstaten op aan om in samenwerking met de regeringen van de landen die zijn betrokken bij het oostelijk toepassingsgebied van het ENB een platform te ontwikkelen voor regionale multilaterale samenwerking op ministersniveau om de politieke dimensie van het ENB in het oosten van Europa verder te versterken;

43.   is ervan overtuigd dat zo'n vergadering en ministeriële samenwerking een nuttige bijdrage zou leveren aan de implementatie van het versterkte ENB en een meerwaarde zou geven aan het werk van de bilaterale interparlementaire delegaties, doordat het alle betrokken partijen de gelegenheid geeft de samenwerking, solidariteit en het wederzijds vertrouwen te versterken, bij te dragen tot de oplossing van bevroren conflicten en de regelmatige multilaterale dialoog te bevorderen over onderwerpen van gemeenschappelijk belang met een duidelijke regionale dimensie, zoals energie, milieu, de strijd tegen het terrorisme, migratiebeheer, mensenrechten, enz.;

44.   benadrukt dat het strategisch partnerschap tussen de EU en Rusland gebruikt moet worden om te eisen dat fundamentele mensenrechten en vrijheden, democratische keuzevrijheid en de beginselen van de rechtsstaat worden geëerbiedigd als leidende beginselen van beide partners in het gedeelde nabuurschap; roept de Russische autoriteiten op om hun verantwoordelijkheid voor het herstel van de territoriale integriteit van de ENB-landen te aanvaarden, te voldoen aan de verplichting van Rusland om minderheden in gebieden waar het betrokken is bij vredesoperaties te beschermen, en zich niet te verzetten tegen een mogelijke Europese betrokkenheid bij civiele en militaire vredesoperaties in gebieden met bevroren conflicten, zoals enkele betrokken partijen hebben verzocht; betreurt het dat energiebronnen voor politieke doeleinden worden gebruikt; nodigt Rusland uit een constructieve dialoog met de EU en onze gemeenschappelijke buurlanden aan te gaan over mogelijkheden om de multilaterale samenwerking in het Zwarte-Zeegebied te verdiepen;

45.   verwelkomt het initiatief om de betrekkingen met buurlanden van de oostelijke ENB-landen, met name de landen van Centraal-Azië, strategisch te versterken; verwelkomt er in dit verband op dat er links kunnen worden gelegd tussen het ENB en de onlangs aangenomen strategie voor Centraal-Azië; meent dat binnen dit kader een specifieke verregaande samenwerking tussen de Europese Unie en de landen van Centraal-Azië tot stand gebracht moet worden; benadrukt dat, gegeven de sleutelrol die Kazachstan op politiek, economisch en energiegebied in de regio speelt en gezien de kenmerkende en succesvolle seculiere multi-etnische structuren in het land, dit land het eerste voorbeeld zou kunnen zijn van een nauwere relatie tussen deze landen en de Europese Unie, mits Kzachstan uitgebreide politieke hervormingen doorvoert en er speciale aandacht wordt geschonken aan de eerbiediging van de mensenrechten en de democratische beginselen;

46.   dringt erop aan dat implementatie van het ENB een gemeenschappelijke politieke taak blijft van alle EU-lidstaten; raadt de Commissie aan rekening te houden met de unieke, tijdens de transitie opgedane hervormingservaringen van de lidstaten die zich in de 21e eeuw bij de EU hebben aangesloten, teneinde de nieuwe mechanismen die thans in werking zijn verder te ontwikkelen en te verfijnen, hetgeen de ENB-landen ten goede kan komen;

Zuidelijk mediterraan nabuurschap

47.   benadrukt de sterke en langdurige banden tussen de EU en de landen ten zuiden van de Middellandse Zee en onderstreept dat nauwe samenwerking in het belang van beide zijden is;

48.   roept in herinnering dat de EU het hervormingsproces in de zuidelijke ENB-landen actief moet steunen en aanmoedigen, daar de potentiële baten van ingrijpende politieke, economische en sociale hervormingen veel groter zijn dan de kosten; wijst er tevens op dat het gaat om een geleidelijk proces, dat ook afhangt van de inzet van de partnerlanden om de hervormingen te laten slagen;

49.   verzoekt de Commissie om diepgaander studie te maken van de verschillende mogelijkheden die er zijn voor de volgende generatie brede overeenkomsten met de zuidelijke ENB-landen; dringt aan op de opneming in deze overeenkomsten van mechanismen voor de uitvoering van de mensenrechtenclausule; merkt op dat deze bilaterale overeenkomsten niet ten koste mogen gaan van de stimulering van multilaterale samenwerking in de regio, in het bijzonder de verwezenlijking van de doelstellingen van het Barcelona-proces, waaronder de totstandbrenging van een vrijhandelszone; roept de lidstaten op na te denken over mogelijke manieren om samenwerking te verstevigen, ook door middel van grotere flexibiliteit bij het openstellen van landbouw- en arbeidsmarkten in de toekomst, op een wijze die verenigbaar is met de sociale bescherming en de gerechtigheid; roept de zuidelijke ENB-partnerlanden op hun inspanningen bij de verdere openstelling van de economieën en de harmonisatie van hun economische regelgeving met de relevante onderdelen van het acquis van de EU te vergroten; benadrukt dat de landen aan de Middellandse Zee het recht moeten hebben het tempo waarmee zij hun markten openstellen alsmede hun nationale strategieën voor economische en sociale ontwikkeling zelf te bepalen; is van oordeel dat een doeltreffender gebruik van het ENPI voor regionale projecten het mogelijk zou kunnen maken de situatie te verbeteren, teneinde een werkelijk geïntegreerde regionale economische ruimte te bevorderen;

50.   herhaalt dat universele mensenrechten de kern vormen van de waarden van de EU; betreurt het dat sinds het begin van het Euro-mediterrane partnerschap (EMP) weliswaar wezenlijke vooruitgang is geboekt ten aanzien van democratie en mensenrechten, maar niet genoeg, en verzoekt de Commissie te blijven samenwerken met regeringen, regionale en lokale autoriteiten en maatschappelijke spelers in de betrokken landen; benadrukt het belang van vrijheid van meningsuiting voor de opbouw van een democratische cultuur en versterking van maatschappelijke organisaties; dringt er bij de Commissie op aan een doeltreffende dialoog op dit gebied aan te gaan en actief gezamenlijk beleid en gezamenlijke programma's op educatief gebied te ontwikkelen, als de beste manier om wederzijds begrip, tolerantie en begrip voor de rechten van de vrouw te kweken, met name onder de nieuwe generaties; meent dan ook dat de zuidelijke partners meer transparantie moeten betonen en meer open moeten staan voor bijdragen van maatschappelijke organisaties; is er echter van overtuigd dat de mensenrechtendialoog de EU er niet van moet weerhouden in het openbaar kritiek te uiten en andere maatregelen te treffen in geval van ernstige inbreuken op fundamentele rechten;

51.   erkent de verschillende omstandigheden, belangen en prioriteiten van elk van de zuidelijke landen, waarmee rekening gehouden moet worden bij het overeenkomen en uitvoeren van de actieplannen; benadrukt het zeer grote belang van meer regionale samenwerking in het kader van het EMP; onderstreept dat het ENB op geen enkele wijze een vervanger of concurrent van het EMP is, maar dat de beide beleidsinstrumenten elkaar aanvullen, zodat de multilaterale benadering van het Barcelona-proces gecombineerd kan worden met het bilaterale perspectief; roept de Commissie op haar communicatie-inspanningen te versterken om het verband tussen de twee beleidsinstrumenten duidelijk te maken, zowel aan de partnerlanden als aan het Europese publiek;

52.   herhaalt dat er behoefte is aan een sterkere politieke wil bij de EU-instellingen en de lidstaten om zich actief bezig te houden met conflictoplossing in de regio, en tegelijkertijd te voorkomen dat de conflicten de ontwikkeling van het ENB in de weg staan; benadrukt dat het ENB niet volledig tot wasdom kan komen zonder de oplossing van conflicten die regionale samenwerking moeilijk of onmogelijk maken; herhaalt dat ENB-activiteiten ten behoeve van conflictpreventie moeten worden versterkt met de nadruk op vertrouwenwekkende maatregelen zoals grensbeheer, ondersteuning van verzoeningsprocessen op nationaal, regionaal en lokaal niveau, en steun voor maatschappelijke organisaties; onderstreept de belangrijke rol van de bestuursfaciliteit als instrument ter voorkoming en oplossing van conflicten; benadrukt in dit verband de noodzaak van coherentie en complementariteit tussen het ENB en andere instrumenten en beleidszaken, en van een gestructureerde analyse van en aandacht voor conflicten bij het opstellen, uitvoeren en bewaken van programma's;

53.   herinnert eraan dat het ENB in combinatie met het EMP het kader vormt voor alle terreinen van samenwerking; is van mening dat nauwere samenwerking tussen belanghebbende partijen mogelijk moet zijn en zelfs bevorderd moet worden; wijst erop dat bij plannen voor nieuwe initiatieven voor een nauwere samenwerking in het Middellandse-Zeegebied in ieder geval het EMP nieuw leven ingeblazen moet worden, wat betekent dat men zich serieus moet bezinnen op de grenzen en problemen waarop men de laatste jaren is gestuit; stelt dat het Middellandse Zeegebied een gemeenschappelijke politieke zorg moet blijven voor alle lidstaten; onderstreept het belang van de Euro-mediterrane Parlementaire Vergadering; spreekt de wens uit dat deze instelling bij de ontwikkeling van het Euro-mediterrane beleid wordt betrokken;

54.   acht het belangrijk nauwere betrekkingen aan te knopen, zelfs door het aangaan van nieuwe relaties, met de buurlanden van onze nabuurlanden, zoals de landen van de Samenwerkingsraad van de Golfstaten;

Rol van het Europees Parlement

55.   herhaalt zijn vastbeslotenheid om de uitvoering van het ENB kritisch te blijven volgen door gebruik te maken van zijn bevoegdheden, met inbegrip van, in laatste instantie, zijn begrotingsbevoegdheden, en door de dialoog met de Commissie over de uitvoering van het ENPI en van het EIDHR voort te zetten, een dialoog die in 2007 is begonnen en zal worden voortgezet met het oog op de herziening die voor 2009 is gepland; is van plan regelmatig de voortgangsverslagen over het ENB te bestuderen; betreurt echter het feit dat het niet is geraadpleegd over de actieplannen van het ENB, de evaluatie van hun uitvoering en de voortgang van de besprekingen binnen de subcomités mensenrechten;

56.   is zich bewust van zijn rol als belangrijk meningsvormer en als forum voor openbaar debat en is van plan de samenwerking met parlementen en maatschappelijke organisaties in de ENB-landen te versterken; neemt zich daarom voor doeltreffender gebruik te maken van zijn afvaardigingen naar interparlementaire organen; benadrukt in dit verband het belang van de non-gouvernementele dimensie, namelijk het Euro-mediterrane platform van maatschappelijke organisaties, voor het versterken van de politieke dynamiek in de zuidelijke partnerlanden;

o
o   o

57.   verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad en de Commissie, alsmede aan de regeringen en parlementen van de lidstaten en de regeringen en parlementen van alle overige bij het Europees nabuurschapsbeleid betrokken landen en van Turkije en de Russische Federatie.

(1) PB C 287 E van 24.11.2006, blz. 312.
(2) PB C 280 E van 18.11.2006, blz. 113.
(3) PB C 314 E van 21.12.2006, blz. 330.
(4) PB L 405 van 30.12.2006, blz. 1.
(5) Aangenomen teksten, P6_TA(2007)0355.

Juridische mededeling - Privacybeleid