Index 
 Vorige 
 Volgende 
 Volledige tekst 
Procedure : 2007/2114(INI)
Stadium plenaire behandeling
Documentencyclus : A6-0502/2007

Ingediende teksten :

A6-0502/2007

Debatten :

PV 15/01/2008 - 18
CRE 15/01/2008 - 18

Stemmingen :

PV 16/01/2008 - 4.4
CRE 16/01/2008 - 4.4
Stemverklaringen
Stemverklaringen

Aangenomen teksten :

P6_TA(2008)0013

Aangenomen teksten
PDF 143kWORD 66k
Woensdag 16 januari 2008 - Straatsburg
Volwasseneneducatie: een mens is nooit te oud om te leren
P6_TA(2008)0013A6-0502/2007

Resolutie van het Europees Parlement van 16 januari 2008 over volwasseneneducatie: een mens is nooit te oud om te leren (2007/2114(INI))

Het Europees Parlement,

–   gezien de mededeling van de Commissie "Volwasseneneducatie: een mens is nooit te oud om te leren" (COM(2006)0614),

–   gelet op Besluit nr. 1720/2006/EG van het Europees Parlement en de Raad van 15 november 2006 tot vaststelling van een actieprogramma op het gebied van een leven lang leren(1),

–   gelet op Aanbeveling 2006/962/EG van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2006 inzake sleutelcompetenties voor een leven lang leren(2),

–   onder verwijzing naar zijn resolutie van 23 maart 2006 over demografische vraagstukken en de solidariteit tussen de generaties(3),

–   gezien de conclusies van het voorzitterschap van de Europese Raad van Lissabon van 23 en 24 maart 2000,

–   gelet op de artikelen 149 en 150 van het EG-Verdrag,

–   onder verwijzing naar zijn standpunt in eerste lezing van 25 september 2007 inzake het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende de productie en verdere ontwikkeling van statistieken over onderwijs en levenslang leren(4),

–   onder verwijzing naar zijn standpunt in eerste lezing van 24 oktober 2007 inzake het voorstel voor een aanbeveling van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van een Europees kwalificatiekader voor een leven lang leren(5),

–   onder verwijzing naar zijn resolutie van 27 september 2007 over doelmatigheid en rechtvaardigheid in de Europese onderwijs- en opleidingsstelsels(6),

–   onder verwijzing naar zijn resoluties van 13 maart 2007 over een routekaart voor de gelijkheid van vrouwen en mannen (2006-2010)(7) en van 27 september 2007 over de gelijkheid van vrouwen en mannen in de Europese Unie – 2007(8),

–   gelet op artikel 45 van zijn Reglement,

–   gezien het verslag van de Commissie cultuur en onderwijs en de adviezen van de Commissie werkgelegenheid en sociale zaken en de Commissie rechten van de vrouw en gendergelijkheid (A6-0502/2007),

A.   overwegende dat volwasseneneducatie een politieke prioriteit aan het worden is en er daarom behoefte bestaat aan concrete en adequate programma's, zichtbaarheid, toegankelijkheid, verschaffing van hulpbronnen en evaluatiemethoden,

B.   overwegende dat opleiding en scholing cruciaal zijn voor de verwezenlijking van de doelstellingen van de Lissabon-strategie, die in het teken staat van méér economische groei, concurrentievermogen en sociale integratie,

C.   overwegende dat nog eens vier miljoen volwassenen moeten deelnemen aan volwasseneneducatie om het participatiecijfer van het benchmark te bereiken dat door de lidstaten in het kader van het "Onderwijs en opleiding 2010"-proces is overeengekomen,

D.   overwegende dat een efficiënt systeem voor volwasseneneducatie met duidelijke prioriteiten en een bewaakt implementatietraject, dat goed is geïntegreerd in strategieën voor levenslang leren, de taalkundige, sociale en culturele integratie van buitengesloten groepen kan ondersteunen zoals immigranten en Roma, waarvan velen ook vroegtijdige schoolverlaters zijn,

E.   overwegende dat het investeren in volwasseneneducatie het sociale en culturele rendement vergroot in de zin van groter individueel welzijn en grotere individuele voldoening, en van actief burgerschap,

F.   overwegende dat de fundamentele bijdrage van volwassenenonderwijs vanwege het verwerven van essentiële vaardigheden van cruciaal belang is voor de werkgelegenheid en de mobiliteit op de arbeidsmarkt en de sociale integratie,

G.   overwegende dat betrouwbare gegevens nodig zijn om de verscheidenheid op het gebied van volwasseneneducatie te observeren, te vergelijken en te evalueren om beleidsmaatregelen te kunnen ontwikkelen,

H.   overwegende dat de informatie over en de toegang tot stelsels van volwasseneneducatie van lidstaat tot lidstaat aanzienlijk kunnen verschillen,

I.   overwegende dat erkenning en validering van formeel, niet-officieel en informeel leren de hoeksteen vormen van de strategie voor een leven lang leren,

J.   overwegende dat het van groot belang is dat volwasseneneducatie wordt gekoppeld aan het Europees kwalificatiekader en dat het potentieel ten aanzien van zowel sleutelcompetenties als sociale en culturele vaardigheden wordt vergroot,

1.   verwelkomt het voorstel van de Commissie voor een actieplan voor volwasseneneducatie;

2.   erkent dat er op meerdere niveaus maatregelen moeten worden genomen, waaraan behalve de lidstaten ook de Europese Unie moet deelnemen om - met name voor volwassenen - een leercultuur te bevorderen en te versterken en te zorgen voor de voortdurende groei hiervan;

3.   doet een dringend beroep op de lidstaten om een cultuur van levenslang leren te ontwikkelen, waarbij de aandacht primair moet uitgaan naar onderwijs en scholing voor volwassenen, door beleidsmaatregelen en actieplannen gericht op kennisverwerving door te voeren, en door kennisverwerving aantrekkelijker en toegankelijker te maken en de kwalificaties voortdurend aan te passen;

4.   benadrukt dat gelijkheid van vrouwen en mannen belangrijk is voor programma's op het gebied van levenslang leren, opdat zowel mannen als vrouwen in gelijke mate de mogelijkheden die dit leren biedt kunnen benutten; verzoekt de Commissie alle beschikbare instrumenten te gebruiken om bij de voorbereidingen op het gebied van volwasseneneducatie toezicht op het delicate beleidsterrein van de gelijkheid van vrouwen en mannen uit te oefenen, in samenwerking met het Europees Instituut voor gendergelijkheid;

Betere motivatie voor deelname aan volwasseneneducatie

5.   vraagt met klem om betere promotie van volwasseneneducatie, om zo mensen meer te motiveren aan dergelijk onderwijs deel te nemen; is van oordeel dat volwasseneneducatie een belangrijke rol moet spelen in het beleid ter bevordering van een algehele leercultuur, onder andere door middel van mediacampagnes, informatievoorziening, begeleidings- en adviesdiensten en in het bijzonder begeleidings- en adviesdiensten die speciaal zijn bedoeld voor achtergestelde groepen; is van mening dat zo'n promotie, om effect te hebben, door actief beleid van de lidstaten moet worden geflankeerd om het combineren van studie met werk en gezin te vergemakkelijken;

6.   is het ermee eens dat speciale telefoonnummers en websites zeer succesvolle middelen zijn om volwasseneneducatie te promoten;

7.   is van oordeel dat het bevorderen van mediavaardigheden in het algemeen en beroepsopleiding een belangrijke rol speelt bij het overbruggen van de digitale kloof tussen de generaties;

Statistische gegevens

8.   is van mening dat vergelijkbare statistische gegevens nodig zijn om beleidsmaatregelen op het vlak van volwasseneneducatie te ontwikkelen, te controleren en te evalueren, om aanwijzingen te geven en de richting te bepalen voor een geïntegreerd programma voor een leven lang leren;

9.   is van mening dat het verrichten van een Europees onderzoek naar volwasseneneducatie moet worden ondersteund als middel om enerzijds vergelijkbare gegevens over volwasseneneducatie te verzamelen en anderzijds gedeelde concepten goed te kunnen stimuleren;

10.   roept de Europese Unie en de lidstaten ertoe op de uitwisseling van goede praktijkvormen aan te moedigen;

Verzoening van beroepsleven, gezinsleven, een leven lang leren en effectieve resultaatgerichtheid

11.   herinnert aan de doelstellingen die zijn bepaald op de Europese Raad van Barcelona van 15 en 16 maart 2002 en wijst met nadruk op de vooruitgang die de lidstaten hebben geboekt bij het verwezenlijken van de doelstellingen inzake het aanbod van kinderopvangplaatsen en voorschoolse educatie, en de invoering van een zogenaamde "Dag voor de verzorging van het kind en van andere hulpbehoevenden"; wijst daarbij op het feit dat sommige lidstaten ver achterlopen op schema wat betreft het behalen van de doelstellingen van Barcelona;

12.   wijst erop dat een verzoening van gezinsleven, beroepsleven en een leven lang leren niet alleen vraagt om meer flexibiliteit bij het beheer van tijd en ruimte, maar ook om sociale, economische en fiscale prikkels teneinde de toegang van volwassenen tot scholings- en onderwijsprogramma's te bevorderen;

13.   benadrukt het belang van een beter gebruik van nieuwe technologieën en constateert in dat verband dat de ontwikkeling van internettoegang en van e-insluitingsprogramma's ter overbrugging van de digitale kloof moet worden bevorderd en dat nieuwe kennisbronnen en leermethoden, zoals leerprogramma's op afstand en het inrichten van leerhoeken moeten worden aangemoedigd, en dat deze toegang voor iedereen mogelijk moet worden gemaakt;

14.   benadrukt dat vrouwen ruimere toegang moeten krijgen tot nieuwe technologieën, ook vrouwen die in afgelegen en plattelandsgebieden wonen en oudere vrouwen, zodat zij zich bij de concurrentie op de arbeidsmarkt beter kunnen laten gelden; wijst bovendien op de noodzaak initiatieven te ondersteunen die de kloof tussen mannen en vrouwen op het gebied van technische en wetenschappelijke kwalificaties moeten verkleinen;

15.   vraagt aandacht voor de noodzaak de draagwijdte van publieke en private kinderopvangvoorzieningen te verbreden en ook werkgevers die faciliteiten voor kinderopvang zouden kunnen bieden en die ouders - en vooral moeders - mogelijkheden zouden kunnen bieden om weer aan het werk te gaan daarbij te betrekken en te ondersteunen, zodat deze ouders de kans krijgen om daarnaast levenslang en ook tijdens de werktijden te blijven leren; onderstreept daarnaast de noodzaak om van overheidswege betere faciliteiten aan te bieden ter ondersteuning van zorgafhankelijke personen en ouderen;

Solidariteit tussen de generaties (tegen ouderengetto's) en interculturele solidariteit

16.   herinnert eraan dat de demografische verschuivingen de lidstaten met een complex geheel van onderling gerelateerde problemen zullen confronteren en dat onze samenlevingen nieuwe vormen van solidariteit tussen culturen en generaties zullen moeten ontwikkelen

17.   stelt derhalve voor de kennis, vaardigheden en ervaringen van volwassenen - met name tussen de generaties - beter door te geven en onderling uit te wisselen, bijvoorbeeld in de vorm van begeleidingsprogramma's ter ondersteuning van de diverse activiteiten op het vlak van ondernemerschap en de ambachten; acht het tevens belangrijk dat de desbetreffende begeleiders toegang krijgen tot een netwerk, opdat zij informatie kunnen delen en uitwisselen;

18.   onderstreept het belang van een "op gezinseducatie gerichte politiek", waarbij ouders worden gemotiveerd terug naar school te gaan als zij hun kinderen willen helpen goed te presteren op school;

19.   steunt de ontwikkeling van vrijwilligersprogramma's vanwege de rol die deze kunnen spelen bij de solidariteit tussen de generaties en de erkenning van ervaring en kwalificaties;

20.   benadrukt de noodzaak om in het kader van mobiliteit en sociale samenhang met name voor immigranten flexibele mogelijkheden te bieden voor onderwijs- en scholingsprogramma's, alsmede passende voorwaarden om deze goed te doorlopen;

Het belang van taalverwerving en de speciale behoeften van risicogroepen

21.   beschouwt de vestiging van landelijke en plaatselijke centra ter ondersteuning van immigranten als een belangrijk middel om nuttige informatie ter beschikking te stellen en duidelijkheid te verschaffen ten aanzien van vragen omtrent de volledige integratie van migranten in de samenleving;

22.   wijst opnieuw op het belang van grotere ondersteuning voor taalcursussen, met name voor immigranten, en van het bevorderen van de kennis van vreemde talen onder de gehele bevolking;

23.   ondersteunt het idee om "vaardigheidsonderzoeken" in te stellen voor immigranten, lager opgeleiden en gehandicapten; gelooft dat dergelijke vaardigheidsonderzoeken, behalve dat zij economische voordelen met zich meebrengen, ook kunnen bijdragen aan de bestrijding van racisme, vreemdelingenhaat, discriminatie en uitsluiting;

Toegang tot hoger onderwijs

24.   is van oordeel dat hoger onderwijs beter toegankelijk zou moeten zijn voor een groter publiek, waaronder volwassenen met werkervaring en ouderen, en dat de onderwijsstelsels daaraan aangepast en meer flexibel moeten worden, en dat daarvoor passende infrastructurele maatregelen en personele middelen nodig zijn;

25.   wijst erop dat modernisering van het middelbaar onderwijs noodzakelijk is om concurrerender, flexibeler, toegankelijker en efficiënter te worden;

Hogere kwaliteit, betere pedagogie en een gevarieerder aanbod

26.   benadrukt het belang van hooggekwalificeerd personeel op het gebied van volwasseneneducatie; gelooft dat ondersteuning moet worden geboden voor specifieke programma's voor leerkrachten in de volwasseneneducatie en pleit ervoor dat er binnen het academisch onderwijs ook een graad komt voor volwasseneneducatie;

27.   ondersteunt stappen die gericht zijn op betere overdracht van vaardigheden en mobiliteit bij volwasseneneducatie, zoals:

   a) de doorvoering en uitbreiding van het Europese kwalificatiekader en EUROPASS,
   b) de erkenning en validering van basisvaardigheden, belangrijke competenties, formele, niet-formele en informele kwalificaties en educatie om zo te zorgen voor transparantie ten aanzien van de leerresultaten, waarbij de erkenning van studieactiviteiten en het overstappen tussen verschillende leertrajecten mogelijk moet worden gemaakt;

Werkgelegenheidsperspectieven

28.   is het eens met de opvatting dat een leven lang leren in de allereerste plaats belangrijk is voor de verbetering van de sociale integratie en de inzetbaarheid, maar ook voor de persoonlijke ontplooiing van mensen en voor het oplossen van aansluitproblemen op de arbeidsmarkt en het realiseren van de doelstelling van Lissabon om de participatiegraad onder vijftigplussers te verhogen, alsmede voor het concurrentievermogen;

29.   benadrukt het belang van volwasseneneducatie voor het realiseren van de doelstelling om in Europa betere banen te creëren, alsmede voor een betere kwaliteit van leven, de bevordering van persoonlijke ontwikkeling, persoonlijke voldoening en een actief burgerschap; vestigt de aandacht op de speciale verantwoordelijkheid van bedrijven om vooraf een raming te maken van nieuwe eisen ten aanzien van competenties en de arbeidsmarkt, zodat het aanbod van volwasseneneducatie op die behoeften kan worden afgestemd; is van mening dat de onderwijsprogramma's moeten aansluiten bij de vereisten van beroep en praktijk; benadrukt het belang van de rol van sociaal partnerschap in dit verband;

30.   wijst erop dat een leven lang leren niet alleen de inzetbaarheid, maar ook de flexibiliteit en de geografische en beroepsmobiliteit van werknemers vergroot, hetgeen belangrijk is voor de werking van de interne markt; benadrukt dat stimuleren van het leren van een tweede (en derde) taal nuttig is voor een grotere arbeidsmobiliteit;

31.   benadrukt dat aan een laag opleidingsniveau, een situatie waarin momenteel een derde deel van de Europese beroepsbevolking (72 miljoen werknemers) zich bevindt, een hoog werkloosheidsrisico is verbonden en dat de betrokkenen via opleiding de noodzakelijke vaardigheden kunnen blijven behouden of verwerven om een baan te vinden en de kwaliteit van hun werk te verbeteren; wijst erop dat het belangrijk is dat competenties die zijn verworven via niet-officieel en informeel onderwijs worden erkend en gevalideerd, hetgeen een basis vormt voor de ontwikkeling van levenslang leren, zowel binnen de nationale kaders voor beroepskwalificaties als binnen het Europees kwalificatiekader;

32.   benadrukt dat het belangrijk is dat alle burgers in gelijke mate toegang hebben tot en dezelfde mogelijkheden hebben om deel te nemen aan programma's voor levenslang leren; betreurt in dit verband dat personen met het laagste initieel opleidingsniveau, vrouwen, immigranten, ouderen, plattelandsbewoners en gehandicapten wellicht het minst zullen participere; is van mening dat hen andere, aangepaste programma´s en methoden moeten worden geboden; is in dit verband van mening dat speciaal de nadruk dient te worden gelegd op onderwijs en scholing in nieuwe technologieën voor werknemers en werklozen, en verzoekt de lidstaten het gebruik van nieuwe informatie- en communicatietechnologieën voor onderwijsdoeleinden te ondersteunen, aangezien deze een sleutelrol spelen waar het om gelijke kansen voor iedereen gaat, doordat ze de deelname aan levenslang leren vergemakkelijken, alsmede voor de laagst opgeleiden, die daardoor extra gestimuleerd en gefinancierd worden;

33.   benadrukt het belang van volwasseneneducatie, met inbegrip van taal- en beroepsvaardigheden, voor de integratie van migranten, om hun inzetbaarheid en hun deelname aan de arbeidsmarkt te vergroten, alsmede hun sociale integratie te versterken;

34.   benadrukt de noodzaak om actief de sociale partners en andere belanghebbenden, waaronder sociale NGO's, hierbij te betrekken, omdat werkgevers en werknemers alleen door goed functionerende sociale partnerschappen als gelijkwaardige gesprekspartners kunnen optreden; is van mening dat in lidstaten zonder een ontwikkelde structuur van sociale partnerschappen de opbouw hiervan dient te worden ondersteund;

35.   onderstreept het belang van het Europees Sociaal Fonds (ESF) en andere structuurfondsen bij het realiseren van de doelstelling van levenslang leren voor iedereen en dringt aan op toezicht op de structuurfondsen om ervoor te zorgen dat meer geld wordt toegekend voor degenen voor wie levenslang leren het meest noodzakelijk is; betreurt het dat in sommige lidstaten onvoldoende prioriteit en financiële middelen worden ingeruimd voor het vergroten van de mogelijkheden om aan volwasseneneducatie deel te nemen, vooral voor oudere en lager opgeleide werknemers; roept de lidstaten op actiever gebruik te maken van de structuurfondsen, met name van het ESF; verzoekt de Commissie de specifieke programma's op dit gebied meer inhoud te geven;

36.   benadrukt dat verbetering van de dienstverlening op het gebied van volwasseneneducatie, het geven van voorlichting en het makkelijker maken om werk en gezin te combineren onmisbaar zijn om de participatie te vergroten en alleen efficiënt zijn als ze gepaard gaan met stimulerende maatregelen; is van mening dat maatregelen voor het bevorderen van een doeltreffende dienstverlening, die onder meer gericht zijn op de beschikbaarheid van onderwijsvoorzieningen, het vergemakkelijken van leren op de werkplek door aanpassing van de werktijd, het bieden van faciliteiten voor kinderopvang ter plekke en van mogelijkheden voor afstandsonderwijs aan gehandicapten of kwetsbare personen die in afgelegen gebieden wonen, het geven van voorlichting en begeleiding met betrekking tot maatregelen voor levenslang leren en vergroting van de kansen op een baan, op maat gesneden programma's en de beschikbaarheid van flexibele onderwijsregelingen; benadrukt dat dergelijke maatregelen ook algemeen erkend moeten worden en dienen bij te dragen aan de loopbaanontwikkeling;

37.   dringt er bij de lidstaten op aan passende maatregelen te nemen tegen de lage arbeidsparticipatie van oudere werknemers, met name degenen die een atypische loopbaan hebben gehad of ICT-vaardigheden ontberen, en de noodzakelijke voorwaarden te scheppen voor de beschikbaarheid van diensten voor levenslang leren op elk niveau om loopbaanontwikkeling te bevorderen, of het nu gaat om een eerste baan, herintreding op de arbeidsmarkt of de wens om het beroepsleven te verlengen; vindt het van even groot belang ondernemingen ertoe aan te moedigen - en daartoe prikkels te creëren - om oudere werknemers voor langere tijd in dienst te houden of in dienst te nemen, aangezien zij in de regel zeer competent, ervaren, betrouwbaar en hoog opgeleid zijn;

38.   roept de lidstaten op ervoor te zorgen dat werknemers die na een ongeval op hun werk of door ziekte gedwongen zijn van baan te veranderen, continue scholing kunnen krijgen en hun loopbaanvooruitzichten kunnen verbeteren;

39.   moedigt de lidstaten ertoe aan om via economische en andere prikkels werknemers ertoe te brengen hun beroepsleven te verlengen en werkgevers ertoe te bewegen oudere werknemers aan te trekken en in dienst te houden door het verschaffen van mogelijkheden voor continue scholing en het verbeteren van de arbeidsomstandigheden en de kwaliteit van het werk;

40.   verzoekt de Commissie ervoor te zorgen dat elke lidstaat de noodzakelijke wettelijke en financiële maatregelen neemt om alle werknemers en werkzoekenden in staat te stellen een leven lang te leren.

Financiering

41.   roept investeerders ertoe op zich te concentreren op de ontwikkeling van programma's, bekwaamheden en kwalificaties die vrouwen in staat stellen een basisvorming te verwerven op het gebied van management- en ondernemingsvaardigheden en hun kwalificaties te verbeteren met het oog op doorgroei naar managementposities;

42.   pleit ervoor dat de praktijk dat werkgevers scholing voor hun personeel financieren en organiseren, wijdverbreid en fiscaal gunstig moet worden, aangezien de kwalificaties en vaardigheden van personeel een zeer belangrijke bijdrage leveren aan innovatie, productiviteit en concurrentievermogen;

43.   is van oordeel dat volwasseneneducatie in alle vakken een hoog kwalificatieniveau moet bereiken door middel van kwalitatief hoogwaardige activiteiten op het gebied van onderwijs en cultuur en van degelijke opleidingsmodellen die garanderen dat kennis en vaardigheden zijn afgestemd op de veranderende eisen inzake beroepsprofielen en op de veranderingen op het stuk van arbeidsorganisatie en werkmethoden;

44.   benadrukt het belang van coördinatie, samenwerking, efficiëntie en transparantie ten aanzien van wetgevingsmaatregelen en institutionele raamwerken, netwerken en partnerschappen van organen of verenigingen die betrokken zijn bij volwasseneneducatie, een en ander met gebruikmaking van plaatselijke, regionale, nationale, Europese (publieke dan wel private) financiële middelen;

45.   acht het van cruciaal belang dat financiële prikkels worden geboden om mensen vrije toegang te verschaffen tot scholing en onderwijs en de daaruit voortvloeiende voordelen; wijst erop dat dergelijke financiële prikkels bijvoorbeeld kunnen worden geboden in de vorm van fiscale stimulering, toelagen, beurzen, medefinanciering of vermindering van de belasting of sociale lasten voor werkgevers die een passende werkomgeving creëren voor volwasseneneducatie;

46.   erkent het belang van bedrijfsopleidingen en benadrukt dat kleine en middelgrote ondernemingen, evenals micro- en nieuwe ondernemingen, hoge prioriteit moeten krijgen omdat ze het zich financieel het minst kunnen permitteren hun medewerkers op te leiden;

47.   moedigt werkgevers ertoe aan om in het kader van de maatschappelijke verantwoordelijkheid van ondernemingen beroepsonderwijsprogramma's te financieren die levenslang leren bevorderen, in het bijzonder voor vrouwelijke werknemers, teneinde hun actieve arbeidsleven uit te breiden en hun kansen op deelname aan het arbeidsproces en op professionele ontwikkeling te verbeteren;

o
o   o

48.   verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie en de regeringen en parlementen van de lidstaten.

(1) PB L 327 van 24.11.2006, blz. 45.
(2) PB L 394 van 30.12.2006, blz. 10.
(3) PB C 292 E van 1.12.2006, blz. 131.
(4) Aangenomen teksten, P6_TA(2007)0400.
(5) Aangenomen teksten, P6_TA(2007)0463.
(6) Aangenomen teksten, P6_TA(2007)0417.
(7) Aangenomen teksten, P6_TA(2007)0063.
(8) Aangenomen teksten, P6_TA(2007)0423.

Juridische mededeling - Privacybeleid