Index 
 Vorige 
 Volgende 
 Volledige tekst 
Procedure : 2006/0006(COD)
Stadium plenaire behandeling
Documentencyclus : A6-0251/2008

Ingediende teksten :

A6-0251/2008

Debatten :

PV 09/07/2008 - 3
CRE 09/07/2008 - 3

Stemmingen :

PV 09/07/2008 - 5.11
CRE 09/07/2008 - 5.11
Stemverklaringen
Stemverklaringen

Aangenomen teksten :

P6_TA(2008)0348

Aangenomen teksten
PDF 555kWORD 296k
Woensdag 9 juli 2008 - Straatsburg
Coördinatie van socialezekerheidsstelsels: wijze van toepassing ***I
P6_TA(2008)0348A6-0251/2008
Resolutie
 Geconsolideerde tekst
 Bijlage
 Bijlage
 Bijlage
 Bijlage

Wetgevingsresolutie van het Europees Parlement van 9 juli 2008 over het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van de wijze van toepassing van Verordening (EG) nr. 883/2004 betreffende de coördinatie van de socialezekerheidsstelsels (COM(2006)0016 – C6-0037/2006 – 2006/0006(COD))

(Medebeslissingsprocedure: eerste lezing)

Het Europees Parlement,

–   gezien het voorstel van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad (COM(2006)0016),

–   gelet op artikel 251, lid 2 en de artikelen 42 en 308 van het EG­Verdrag, op grond waarvan het voorstel door de Commissie bij het Parlement is ingediend (C6-0037/2006),

–   gelet op artikel 51 van zijn Reglement,

–   gezien het verslag van de Commissie werkgelegenheid en sociale zaken en het advies van de Commissie rechten van de vrouw en gendergelijkheid (A6-0251/2008),

1.   hecht zijn goedkeuring aan het Commissievoorstel, als geamendeerd door het Parlement;

2.   verzoekt om hernieuwde voorlegging indien de Commissie voornemens is ingrijpende wijzigingen in dit voorstel aan te brengen of dit door een nieuwe tekst te vervangen;

3.   verzoekt zijn Voorzitter het standpunt van het Parlement te doen toekomen aan de Raad en de Commissie.


Standpunt van het Europees Parlement in eerste lezing vastgesteld op 9 juli 2008 met het oog op de aanneming van Verordening (EG) nr. .../2008 van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van de wijze van toepassing van Verordening (EG) nr. 883/2004 betreffende de coördinatie van de socialezekerheidsstelsels en tot intrekking van Verordening (EEG) nr. 574/72
P6_TC1-COD(2006)0006

(Voor de EER en Zwitserland relevante tekst)

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op de artikelen 42 en 308,

Gelet op Verordening (EG) nr. 883/2004║ van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 betreffende de coördinatie van de socialezekerheidsstelsels(1), en met name op artikel 89,

Gezien het voorstel van de Commissie║,

Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité(2),

Handelend volgens de procedure van artikel 251 van het Verdrag(3),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)  Verordening (EG) nr. 883/2004 moderniseert de voorschriften voor de coördinatie van de nationale socialezekerheidsregelingen van de lidstaten door in de nodige uitvoeringsmaatregelen en -procedures te voorzien en toe te zien op de vereenvoudiging hiervan ten gunste van alle betrokkenen. De wijze van toepassing hiervan moet worden vastgesteld.

(2)  Een efficiëntere en nauwere samenwerking tussen de socialezekerheidsorganen is van essentieel belang om de onder Verordening (EG) nr. 883/2004 vallende personen zo spoedig mogelijk en onder de best mogelijke voorwaarden in het genot van hun rechten te laten komen.

(3)  Het gebruik van elektronische hulpmiddelen is de aangewezen weg voor de snelle en betrouwbare uitwisseling van gegevens tussen de organen van de lidstaten. De elektronische verwerking van deze gegevens moet bijdragen tot een snellere afwikkeling van de procedures voor de betrokkenen. Deze moeten overigens alle garanties genieten die door de communautaire bepalingen inzake de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens geboden worden. De lidstaten moeten daarom de nodige maatregelen nemen om ervoor te zorgen dat gegevens die verband houden met de nationale socialezekerheidswetgeving en die onder Verordening (EG) nr. 883/2004 vallen, worden behandeld in overeenstemming met de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en de uitwisseling ervan in de context van deze verordening.

(4)  De terbeschikkingstelling van de adressen, ook de elektronische, en verdere gegevens van de instanties van de lidstaten die bij de toepassing van Verordening (EG) nr. 883/2004 betrokken kunnen zijn, in zodanige vorm dat deze realtime kunnen worden bijgewerkt, moet de uitwisseling tussen de organen van de lidstaten vergemakkelijken. Deze benadering, waarbij voorrang wordt gegeven aan de relevantie van de louter feitelijke informatie en de onmiddellijke beschikbaarheid daarvan voor de burgers, vormt een belangrijke vereenvoudiging die bij de onderhavige verordening moet worden ingevoerd.

(5)  Voor de verwezenlijking van een zo vlot mogelijk verloop en het efficiënte beheer van de complexe procedures voor de uitvoering van de voorschriften inzake de coördinatie van de socialezekerheidsstelsels is een systeem nodig voor de onmiddellijke bijwerking van bijlage IV. De voorbereiding en toepassing van de bepalingen daartoe vereist een nauwe samenwerking tussen de lidstaten en de Commissie. De tenuitvoerlegging ervan moet spoedig gebeuren rekening houdend met de gevolgen die vertragingen met zich kunnen meebrengen voor de burgers en de administratieve organen. Daarom is het noodzakelijk dat de Commissie de bevoegdheid heeft een gegevensbank op te zetten en te beheren en ervoor te zorgen dat ze operationeel is uiterlijk op de datum van inwerkingtreding van deze verordening. De Commissie moet met name de nodige maatregelen treffen om de informatie opgesomd in bijlage IV te integreren in deze gegevensbank.

(6)  De versterking van sommige procedures moet de gebruikers van Verordening (EG) nr. 883/2004 meer rechtszekerheid en transparantie bieden. Met name de vaststelling van gemeenschappelijke termijnen voor de vervulling van bepaalde verplichtingen of administratieve fasen moet de relaties tussen de verzekerden en de organen helpen verduidelijken en structureren.

(7)  De lidstaten, hun bevoegde autoriteiten of de socialezekerheidsorganen moeten de mogelijkheid krijgen onderling afspraken te maken over vereenvoudigde procedures en administratieve regelingen die zij efficiënter achten en beter vinden aansluiten bij hun respectieve socialezekerheidsstelsels. Dergelijke afspraken mogen echter de rechten van de onder Verordening (EG) nr. 883/2004 vallende personen niet aantasten.

(8)  Omdat de sociale zekerheid nu eenmaal een complexe materie is, moet van alle organen van de lidstaten een bijzondere inspanning ten behoeve van de verzekerden worden verlangd om de betrokkenen die hun aanvraag of bepaalde informatie aan het bevoegd orgaan niet volgens de voorschriften en procedures van Verordening (EG) nr. 883/2004 of de onderhavige verordening hebben ingediend, niet te benadelen.

(9)  Voor de vaststelling van het bevoegd orgaan, dat wil zeggen het orgaan waarvan de wettelijke regeling van toepassing is of dat bepaalde uitkeringen verschuldigd is, moet de objectieve situatie van een verzekerde en van de gezinsleden door de organen van een of meerdere lidstaten worden onderzocht. Om ervoor te zorgen dat de betrokkene gedurende deze onvermijdelijke uitwisselingen tussen de organen verzekerd is, moet hij of zij voorlopig worden aangesloten bij een van de socialezekerheidsstelsels.

(10)  De lidstaten dienen samen te werken met het oog op de vaststelling van de woonplaats van de personen op wie deze verordening en Verordening (EG) nr. 883/2004 van toepassing zijn, en elke lidstaat dient in geval van geschillen rekening te houden met alle relevante criteria om de kwestie op te lossen. De lidstaten mogen daartoe rekening houden met de desbetreffende bepalingen in deze verordening.

(11)  Tal van maatregelen en procedures in deze verordening hebben ten doel de criteria die de organen van de lidstaten in het kader van Verordening (EG) nr. 883/2004 moeten hanteren, transparanter te maken. Deze verduidelijkingen vloeien voort uit de jurisprudentie van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen, de besluiten van de Administratieve Commissie en de gedurende meer dan dertig jaar opgedane ervaring met de coördinatie van de socialezekerheidsstelsels in het kader van de in het Verdrag verankerde fundamentele vrijheden.

(12)  Deze verordening voorziet in maatregelen en procedures om de mobiliteit van werknemers en werklozen te bevorderen. Volledig werkloos geworden grensarbeiders kunnen zich ter beschikking stellen van de arbeidsvoorzieningsdienst in zowel het woonland als de lidstaat waar zij hun laatste werkzaamheden hebben verricht. Zij hebben evenwel enkel en alleen aanspraak op een uitkering van de lidstaat waar zij wonen.

(13)  De uitbreiding van de werkingssfeer van Verordening (EG) nr. 883/2004 tot alle verzekerden, met inbegrip van niet-actieven, vereist een aantal specifieke voorschriften en procedures voor deze personen, onder meer om te bepalen welke wettelijke regeling van toepassing is voor het in aanmerking nemen van de tijdvakken die aan de opvoeding van kinderen zijn gewijd door personen die in de verschillende lidstaten waar zij woonachtig zijn geweest, nooit betaald werk hebben verricht.

(14)  Bij sommige procedures moet bovendien rekening worden gehouden met de vereiste evenwichtige verdeling van de kosten tussen de lidstaten. Met name in het kader van de ziekteverzekering moet bij deze procedures rekening worden gehouden met de situatie van enerzijds de lidstaten die de kosten dragen van de gezondheidsvoorzieningen die zij de verzekerden ter beschikking stellen, en anderzijds van de lidstaten waarvan de organen de kosten van de verstrekkingen dragen die hun verzekerden in een andere lidstaat dan die waar zij woonachtig zijn, hebben ontvangen.

(15)  In het specifieke kader van Verordening (EG) nr. 883/2004 moeten de voorwaarden voor de rechtstreekse betaling van de kosten in verband met verstrekkingen bij ziekte in het kader van een geplande geneeskundige verzorging, dat wil zeggen een behandeling waarvoor een verzekerde zich naar een andere lidstaat begeeft dan die waar hij verzekerd of woonachtig is, verduidelijkt worden. De verplichtingen van de verzekerde met betrekking tot het verzoek om voorafgaande toestemming dienen nader te worden omschreven, evenals de verplichtingen van het orgaan ten aanzien van de patiënt betreffende de voorwaarden voor de toestemming. Ook moeten de gevolgen voor de rechtstreekse betaling van de kosten van een met voorafgaande toestemming in een andere lidstaat ontvangen medische behandeling worden verduidelijkt.

(16)  Dwingender procedures om de termijnen voor de betaling van schuldvorderingen tussen de organen van de lidstaten te bekorten, blijken van essentieel belang om het vertrouwen in de uitwisselingen te handhaven en te voldoen aan de eisen van goed beheer die aan de socialezekerheidsregelingen van de lidstaten worden gesteld. De procedures voor de behandeling van schuldvorderingen in het kader van de ziekte- en werkloosheidsuitkeringen moeten dus worden aangescherpt.

(17)  Aangezien de onder Verordening (EG) nr. 883/2004 vallende socialezekerheidsregelingen gebaseerd zijn op de solidariteit van alle verzekerden, moeten er mechanismen komen voor een efficiëntere invordering van schuldvorderingen in verband met onverschuldigde prestaties of door de verzekerden niet betaalde premies of bijdragen. De procedures voor wederzijdse bijstand tussen de organen moeten nader worden uitgewerkt, uitgaande van de bepalingen van Richtlijn 2008/55/EG van de Raad van 26 mei 2008 betreffende de wederzijdse bijstand inzake de invordering van schuldvorderingen die voortvloeien uit bepaalde bijdragen, rechten en belastingen, alsmede uit andere maatregelen(4) om de financiële belangen van de lidstaten beter te beschermen door de samenwerking tussen met name de belastingdiensten te organiseren.

(18)  Informatie van de verzekerden over hun rechten en plichten is een essentieel onderdeel van een vertrouwensrelatie met de bevoegde autoriteiten en de organen van de lidstaten.

(19)  Aangezien de doelstelling van deze verordening, namelijk de vaststelling van coördinerende maatregelen om te waarborgen dat het recht van vrij verkeer van personen daadwerkelijk kan worden uitgeoefend, niet voldoende door de lidstaten kan worden verwezenlijkt en derhalve ║ beter door de Gemeenschap kan worden verwezenlijkt, kan de Gemeenschap, overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag neergelegde subsidiariteitsbeginsel, maatregelen nemen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze verordening niet verder dan nodig is om deze doelstelling te verwezenlijken.

(20)  Deze verordening is bedoeld ter vervanging van Verordening (EEG) nr. 574/72 van de Raad van 21 maart 1972 tot vaststelling van de wijze van toepassing van Verordening (EEG) nr. 1408/71, betreffende de toepassing van de socialezekerheidsregelingen op loontrekkenden en hun gezinnen, die zich binnen de Gemeenschap verplaatsen(5),

HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

TITEL I

ALGEMENE BEPALINGEN

HOOFDSTUK I

DEFINITIES

Artikel 1

Definities

1.  Voor de toepassing van deze verordening:

   a) wordt verstaan onder de "basisverordening": Verordening (EG) nr. 883/2004;
   b) wordt verstaan onder de "toepassingsverordening": deze verordening; en
   c) zijn de definities van de basisverordening van toepassing.

2.  Naast de in lid 1 bedoelde definities wordt voor de toepassing van deze verordening verstaan onder:

   a) "toegangspunt": elk orgaan dat door de bevoegde autoriteit van een lidstaat wordt aangewezen als elektronisch contactpunt voor een of meer van de in artikel 3 van de basisverordening bedoelde takken van de sociale zekerheid, dat tot taak heeft langs elektronische weg de voor de toepassing van de basisverordening en de toepassingsverordening benodigde gegevens te verzenden en te ontvangen via het gemeenschappelijk netwerk ▌tussen ▌de ▌ lidstaten;
   b) "verbindingsorgaan": elke door de bevoegde autoriteit van een lidstaat voor een of meer van de in artikel 3 van de basisverordening bedoelde takken van sociale zekerheid aangewezen instantie die tot taak heeft te reageren op verzoeken om inlichtingen of bijstand die betrekking hebben op toepassing van de basisverordening en de toepassingsverordening en die de haar krachtens titel IV van de toepassingsverordening toegewezen taken moet uitvoeren;
   c) "document": een verzameling ▌gegevens op ongeacht welke drager, zodanig gestructureerd dat zij langs elektronische weg kan worden uitgewisseld en waarvan de mededeling noodzakelijk is voor een goede werking van de basisverordening en de toepassingsverordening;
   d) "gestandaardiseerd elektronisch bericht": elk gestructureerd document waarvan de vorm is afgestemd op de elektronische uitwisseling van informatie tussen ▌de lidstaten;
   e) "verzending langs elektronische weg": de verzending van gegevens met elektronische apparatuur voor de verwerking (met inbegrip van digitale compressie) daarvan en met gebruikmaking van draden, radio, optische technologie of andere elektromagnetische middelen;
   f) "Technische Commissie": de in artikel 73 van de basisverordening bedoelde commissie;
   g) "Rekencommissie": de in artikel 74 van de basisverordening bedoelde commissie.

HOOFDSTUK II

BEPALINGEN INZAKE SAMENWERKING EN GEGEVENSUITWISSELING

Artikel 2

Tussen de organen uit te wisselen informatie en de wijze waarop

1.  Voor de toepassing van de toepassingsverordening zijn de uitwisselingen tussen de autoriteiten en de organen van de lidstaten en de personen die onder de basisverordening vallen gebaseerd op de volgende beginselen: openbare dienst, objectiviteit, samenwerking, actieve bijstand, doeltreffendheid, toegankelijkheid voor personen met een handicap en snelle levering. ▌

2.  Door de organen worden binnen de in de socialezekerheidswetgeving van de betrokken lidstaat vastgestelde termijnen alle gegevens verstrekt of uitgewisseld die nodig zijn voor de vaststelling van de rechten en plichten van degenen op wie de basisverordening van toepassing is. De uitwisseling van deze gegevens tussen de lidstaten geschiedt hetzij rechtstreeks tussen de organen zelf, hetzij indirect via de verbindingsorganen.

3.  Indien een persoon bij vergissing informatie, documenten of aanvragen ▌heeft ingediend bij een orgaan in een andere lidstaat dan die waar het volgens de toepassingsverordening aangewezen orgaan is gevestigd, moeten deze informatie, documenten of aanvragen onverwijld door het eerste orgaan worden doorgestuurd aan het volgens de toepassingsverordening aangewezen orgaan, onder vermelding van de datum waarop zij oorspronkelijk zijn ingediend. Deze datum is voor het laatste orgaan bindend. De organen van een lidstaat mogen echter niet aansprakelijk worden gesteld en er kan evenmin van worden uitgegaan dat zij bij verstek hebben beslist, ten gevolge van de laattijdige overdracht van informatie, documenten of aanvragen door de organen van andere lidstaten.

4.  Wanneer de mededeling van de gegevens via het toegangspunt of het verbindingsorgaan plaatsvindt, wordt dit toegangspunt of verbindingsorgaan geacht de rol en functie te vervullen van het in deze lidstaat betrokken orgaan wat de termijnen betreft waarbinnen de aan hem gerichte aanvragen moeten worden beantwoord.

Artikel 3

Tussen de rechthebbenden en de organen uit te wisselen informatie en de wijze waarop

1.  Personen die vallen onder de basisverordening, zijn verplicht het bevoegde orgaan alle informatie, documenten en bewijsstukken te verstrekken die nodig zijn voor de vaststelling van hun situatie of die van hun gezin, voor de vaststelling en het behoud van hun rechten en plichten ▌, alsook voor de vaststelling van de toepasselijke wetgeving en de daaruit voor hen voortvloeiende verplichtingen.

2.  Wanneer een lidstaat op grond van zijn wetgeving gegevens verzamelt, doorzendt of verwerkt in het kader van de tenuitvoerlegging van de basisverordening, zorgt hij ervoor dat de betrokken personen volledig in staat zijn hun rechten op het vlak van individuele gegevensverzameling te doen gelden, met inachtneming van de communautaire bepalingen inzake de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van dergelijke gegevens.

De lidstaten moeten met name ervoor zorgen dat dergelijke persoonlijke gegevens niet gebruikt worden voor andere doeleinden dan die welke met de sociale zekerheid te maken hebben, tenzij de betrokken persoon expliciet toestemming daartoe heeft verleend. De lidstaten moeten de betrokken personen, op hun verzoek, ook specifieke en adequate informatie verstrekken over de verwerking van hun persoonlijke gegevens die vereist zijn voor de doeleinden van deze verordening.

De betrokken personen moeten hun rechten als datasubject in de onder deze verordening vallende gebieden kunnen uitoefenen via de bevoegde instelling, ongeacht de herkomst van de gegevens.

De lijst met gegevens over de functionaris voor gegevensbescherming die aangeduid is in elke lidstaat overeenkomstig artikel 18 van Richtlijn 95/46/EG van het Europees Parlement en de Raad van 24 oktober 1995 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens(6) en die omgaat met gegevens die verband houden met de socialezekerheidswetgeving die onder de basisverordening valt, maakt deel uit van bijlage IV van de toepassingsverordening.

3.  Voor zover dit nodig is voor de toepassing van de basisverordening en de toepassingsverordening, verstrekken de betrokken organen ▌de ▌informatie en documenten aan de betrokkenen, binnen de termijnen voorgeschreven door de sociaalzekerheidswetgeving van de betrokken lidstaat.

4.  Het bevoegd orgaan van een lidstaat dat rechtstreeks een document verstuurt met een beslissing omtrent de rechten van iemand die op het grondgebied van een andere lidstaat woont of verblijft, verlangt een ontvangstbevestiging, ongeacht de drager en de wijze van verzending. De ontvangstbevestiging mag op elke drager of op elke wijze worden gegeven.

5.  Bij gebrek aan een bewijs van verzending van de in lid 4 bedoelde beslissing kunnen de termijnen met betrekking tot het verval of de verjaring van de uit de basisverordening voortvloeiende rechten niet aan de rechthebbenden worden tegengeworpen.

6.  Wanneer de datum van verzending van de in lid 4 bedoelde beslissing naar behoren is vastgesteld, wordt de beslissing van het bevoegde orgaan geacht een maand na deze datum voor de betrokkene bindend te zijn. Voorziet de wettelijke regeling van de lidstaat die de beslissing genomen heeft, echter in een langere termijn, dan geldt deze laatste.

7.  In ieder geval staan de betrokkene de rechtsmiddelen en procedures ter beschikking waarin de wettelijke regeling voorziet die het orgaan dat de beslissing genomen heeft, toepast.

Artikel 4

Formaat en wijze van uitwisseling van gegevens

1.  De Administratieve Commissie stelt de structuur, de inhoud en de vorm van de documenten en ▌de gestandaardiseerde elektronische berichten vast, alsmede de wijze waarop deze worden uitgewisseld.

2.  De gegevensuitwisseling tussen de organen, toegangspunten of verbindingsorganen geschiedt langs elektronische weg in een gemeenschappelijke beveiligde omgeving die de vertrouwelijkheid en de bescherming van de uitgewisselde gegevens kan garanderen.

3.  In hun communicatie met de betrokkenen maken de betrokken organen ▌gebruik van de per geval passende regelingen en geven zij zoveel mogelijk de voorkeur aan elektronische technieken. De Administratieve Commissie stelt de praktische regelingen vast voor het langs elektronische weg verzenden van informatie, documenten of beslissingen aan de betrokkene.

Artikel 5

Juridische waarde van in een andere lidstaat opgestelde documenten en bewijsstukken

1.  De door het orgaan van een lidstaat voor de toepassing van de basisverordening en de toepassingsverordening afgegeven documenten over iemands situatie en de door de autoriteiten van een andere lidstaat, met inbegrip van de belastingautoriteiten, opgestelde bewijsstukken zijn voor de organen van de andere lidstaten bindend zolang deze documenten of bewijsstukken niet door de autoriteit of het bevoegd orgaan van de lidstaat waar zij zijn opgesteld, worden ingetrokken of ongeldig verklaard.

2.  Bij twijfel omtrent de geldigheid van het document of de juistheid van de feiten die aan de vermeldingen daarin ten grondslag liggen, verzoekt het orgaan ║ dat het document ontvangt, het orgaan van afgifte om de nodige opheldering en eventueel om intrekking van het document. Het orgaan van afgifte heroverweegt de gronden voor de afgifte van het document en trekt, indien noodzakelijk, het document in.

3.  Worden de betrokken organen het binnen een maand na de datum van het verzoek van het orgaan dat het document ontvangen heeft, niet eens, dan kan overeenkomstig artikel 76, lid 6, van de basisverordening de Administratieve Commissie worden ingeschakeld om binnen zes maanden een voor beide zijden aanvaardbare oplossing te vinden.

Artikel 6

Voorlopige toepassing van een wettelijke regeling en voorlopige betaling van uitkeringen

1.  Tenzij in de toepassingsverordening anders is bepaald, wordt in geval van een meningsverschil tussen de organen of autoriteiten van twee of meer lidstaten over de vaststelling van de toepasselijke wetgeving, op de betrokkene voorlopig de wetgeving van een van deze lidstaten toegepast, waarbij de rangorde als volgt wordt bepaald:

   a) de wetgeving van de lidstaat waar de betrokkene feitelijk zijn werkzaamheden in loondienst of voor eigen rekening verricht, indien de werkzaamheden in loondienst of anders dan in loondienst in slechts één lidstaat worden verricht; of
   b) die van de lidstaat van de woonplaats wanneer hij daar een deel van zijn werkzaamheden verricht of wanneer hij niet in loondienst of als zelfstandige werkzaam is; of
   c) de wetgeving van de lidstaat waar het eerst om de toepassing van de wetgeving is verzocht, wanneer de betrokkene in twee of meer lidstaten werkzaamheden verricht.

2.  Ingeval tussen de bevoegde organen of autoriteiten van twee of meer lidstaten verschil van mening bestaat over de vaststelling van het orgaan dat de prestaties moet verlenen, ontvangt de belanghebbende die aanspraak op prestaties zou kunnen maken indien dit geschil niet bestond, voorlopige uitkeringen als bepaald in de wettelijke regeling die door het orgaan van de woonplaats wordt toegepast of, indien de belanghebbende niet op het grondgebied van een der betrokken lidstaten woont, uitkeringen krachtens de wettelijke regeling die wordt toegepast door het orgaan waarbij de aanvraag het eerst werd ingediend.

3.  Indien de betrokken organen of autoriteiten het niet eens worden, kan via de bevoegde autoriteiten de zaak aan de Administratieve Commissie worden voorgelegd, zulks op zijn vroegst één maand na de datum waarop het in lid 1 of lid 2 bedoelde meningsverschil is ontstaan. De Administratieve Commissie tracht binnen zes maanden vanaf de datum waarop de zaak aan haar is voorgelegd, een voor beide zijden aanvaardbare oplossing te vinden.

4.  Indien is komen vast te staan dat de toepasselijke wetgeving niet die van de lidstaat is waar voorlopige aansluiting heeft plaatsgevonden, of dat het orgaan dat voorlopige uitkeringen heeft toegekend, niet het bevoegde orgaan was, wordt het als bevoegd aangewezen orgaan geacht met terugwerkende kracht bevoegd te zijn alsof er geen meningsverschil heeft bestaan, zulks uiterlijk vanaf de datum van voorlopige aansluiting of van de eerste voorlopige toekenning van de betreffende uitkeringen.

5.  Indien noodzakelijk regelt het bevoegde orgaan de financiële situatie van de betrokkene met betrekking tot de voorlopig betaalde premies en uitkeringen, waar nodig, op grond van de artikelen 71 tot en met 81 van de toepassingsverordening.

Alle verstrekkingen die in overeenstemming met lid 2 voorlopig door een orgaan worden toegekend, worden door het bevoegde orgaan terugbetaald in overeenstemming met titel IV van de toepassingsverordening.

Artikel 7

Verplichting tot voorlopige vaststelling van de uitkering

1.  Tenzij in de toepassingsverordening anders is bepaald, kent, indien een persoon in aanmerking komt voor het ontvangen van een uitkering of verplicht is tot het betalen van premies en bijdragen overeenkomstig de bepalingen van de basisverordening terwijl het bevoegde orgaan niet beschikt over alle gegevens betreffende de situatie in een andere lidstaat die nodig zijn voor de definitieve berekening van de hoogte van die uitkering of van die premies en bijdragen, dit orgaan de uitkering op verzoek van de betrokkene voorlopig toe of berekent dit orgaan de premies en bijdragen op voorlopige basis, voor zover deze berekening mogelijk is op grond van de bij het orgaan beschikbare gegevens.

2.  De uitkering of premie in kwestie moet opnieuw worden berekend zodra het betrokken orgaan in het bezit is van de bewijsstukken.

HOOFDSTUK III

ANDERE ALGEMENE BEPALINGEN VOOR DE TOEPASSING VAN DE BASISVERORDENING

Artikel 8

Administratieve regelingen tussen twee of meer lidstaten

1.  Deze verordening treedt in de plaats van de bepalingen van de regelingen betreffende de toepassing van de in artikel 8, lid 1 van de basisverordening bedoelde verdragen, met uitzondering van de bepalingen van de regelingen betreffende in bijlage II van de basisverordening bedoelde verdragen, voor zover de bepalingen van bedoelde regelingen in bijlage I van de toepassingsverordening worden vermeld.

2.  De lidstaten kunnen zo nodig onderling akkoorden overeenkomen betreffende de toepassing van de in artikel 8, lid 2, van de basisverordening bedoelde verdragen, mits deze akkoorden de rechten en verplichtingen van de betrokkenen onverlet laten en zijn opgenomen in bijlage I bij de toepassingsverordening.

Artikel 9

Andere procedures tussen de organen

1.  Twee of meer lidstaten of hun bevoegde autoriteiten ▌kunnen andere procedures overeenkomen dan die welke in de toepassingsverordening zijn vastgesteld, mits die procedures de rechten en verplichtingen van de betrokkenen onverlet laten.

2.  De hiertoe gesloten overeenkomsten worden ter kennis gebracht van de Administratieve Commissie en worden vermeld in bijlage I bij de toepassingsverordening.

Artikel 10

Non-cumulatie van uitkeringen

Wanneer krachtens de wettelijke regeling van twee of meer lidstaten verschuldigde uitkeringen wederzijds worden verminderd, geschorst of ingetrokken, worden de bedragen die bij een strikte toepassing van de bij de wettelijke regeling van de betrokken lidstaten vastgestelde bepalingen inzake vermindering, schorsing of intrekking niet zouden worden uitbetaald, gedeeld door het aantal uitkeringen dat aan vermindering, schorsing of intrekking onderworpen is.

Artikel 11

Gegevens voor de vaststelling van de woonplaats

1.  Indien tussen de organen van twee of meer lidstaten een verschil van mening bestaat over de vaststelling van de woonplaats van iemand op wie de basisverordening van toepassing is, stellen deze organen in onderling overleg het belangencentrum van de betrokkene vast op basis van een algemene beoordeling van alle beschikbare en relevante informatie. Hiertoe behoren onder meer, naar gelang van het geval:

   a) de duur en het ononderbroken karakter van de aanwezigheid op het grondgebied van de betrokken lidstaten;
  b) de persoonlijke situatie van de betrokkene, met inbegrip van:
   i) de aard en de specifieke kenmerken van alle verrichte werkzaamheden, met name de plaats waar dergelijke werkzaamheden gewoonlijk worden verricht, de stabiliteit van de werkzaamheden en de duur van elke arbeidsovereenkomst;
   ii) zijn/haar gezinssituatie ▌en de familiebanden;
   iii) de uitoefening van alle onbezoldigde werkzaamheden;
   iv) in het geval van studenten, de bron van hun inkomsten;
   v) de huisvestingssituatie, met name het al dan niet permanente karakter ervan;
   vi) de lidstaat waar de betrokkene geacht wordt te wonen voor belastingdoeleinden.

2.  Indien de betrokken organen het na toepassing van de criteria gebaseerd op relevante feiten zoals genoemd in lid 1 niet eens kunnen worden, wordt de intentie van de betrokkene, zoals deze blijkt uit de feiten en omstandigheden, met name de redenen om te verhuizen, als doorslaggevend beschouwd voor de vaststelling van zijn werkelijke woonplaats.

Artikel 12

Samentelling van tijdvakken

1.  Voor de toepassing van artikel 6 van de basisverordening verzoekt het bevoegde orgaan de organen van de lidstaat aan welks wetgeving de betrokkene ook onderworpen is geweest, om een opgave van alle overeenkomstig die wetgeving vervulde tijdvakken ▌.

2.  Voor zover dit nodig is voor de toepassing van artikel 6 van de basisverordening, worden de krachtens de wetgeving van een lidstaat vervulde tijdvakken van verzekering, werkzaamheden in loondienst, werkzaamheden anders dan in loondienst of van wonen gevoegd bij de krachtens de wetgeving van een of meer andere lidstaten vervulde tijdvakken, voor zover deze tijdvakken niet met elkaar samenvallen.

3.  Wanneer een tijdvak van verzekering of wonen, vervuld op grond van een verplichte verzekering krachtens de wettelijke regeling van een lidstaat, samenvalt met een op grond van een vrijwillige of vrijwillig voortgezette verzekering krachtens de wettelijke regeling van een andere lidstaat vervuld tijdvak van verzekering, wordt alleen het tijdvak in aanmerking genomen dat is vervuld op grond van een verplichte verzekering.

4.  Wanneer een krachtens de wettelijke regeling van een lidstaat vervuld tijdvak van verzekering of wonen dat geen gelijkgesteld tijdvak is, samenvalt met een krachtens de wettelijke regeling van een andere lidstaat gelijkgesteld tijdvak, wordt alleen het niet-gelijkgestelde tijdvak in aanmerking genomen.

5.  Elk krachtens de wettelijke regelingen van twee of meer lidstaten gelijkgesteld tijdvak wordt slechts in aanmerking genomen door het orgaan van de lidstaat krachtens de wettelijke regeling waarvan de verzekerde laatstelijk vóór het genoemde tijdvak verplicht verzekerd is geweest. Indien de verzekerde vóór genoemd tijdvak niet verplicht verzekerd is geweest krachtens de wettelijke regeling van een lidstaat, wordt dit tijdvak in aanmerking genomen door het orgaan van de lidstaat krachtens de wettelijke regeling waarvan hij na bedoeld tijdvak voor het eerst verplicht verzekerd is geweest.

6.  Indien de periode waarin bepaalde tijdvakken van verzekering of wonen werden vervuld krachtens de wetgeving van een lidstaat, niet nauwkeurig kan worden bepaald, wordt ervan uitgegaan dat deze tijdvakken niet samenvallen met krachtens de wetgeving van een andere lidstaat vervulde tijdvakken van verzekering of wonen en wordt hiermee, indien dit voor de betrokken persoon gunstig is, rekening gehouden, voor zover de tijdvakken redelijkerwijs in aanmerking kunnen worden genomen.

7.  Indien tijdvakken van verzekering of wonen krachtens dit artikel niet in aanmerking worden genomen omdat andere tijdvakken die niet in beschouwing worden genomen voor de betrokken prestatie, prevaleren, verliezen de niet in aanmerking genomen tijdvakken niet de werking waarin de nationale wetgeving voorziet met betrekking tot het verkrijgen, het behoud of het herstel van het recht op prestaties.

Artikel 13

Regels voor de omrekening van tijdvakken van verzekering

Wanneer de tijdvakken van verzekering, vervuld krachtens de wettelijke regeling van een lidstaat, worden uitgedrukt in andere eenheden dan in ║ een andere lidstaat worden gebezigd, geschiedt de omrekening die voor de samentelling nodig is volgens onderstaande regels:

   a) een dag geldt als acht uur en omgekeerd;
   b) vijf dagen gelden als een week en omgekeerd;
   c) tweeëntwintig dagen gelden als een maand en omgekeerd;
   d) drie maanden of dertien weken of zesenzestig dagen gelden als een kwartaal en omgekeerd;
   e) voor de omrekening van weken in maanden en omgekeerd worden weken en maanden in dagen omgerekend;
   f) de toepassing van de punten a) tot en met e) mag er niet toe leiden dat voor alle in de loop van een kalenderjaar vervulde tijdvakken van verzekering een totaal van meer dan tweehonderdvierenzestig dagen of tweeënvijftig weken of twaalf maanden of vier kwartalen wordt verkregen.

Wanneer de krachtens de wettelijke regeling van een lidstaat vervulde tijdvakken van verzekering in maanden worden uitgedrukt, worden de dagen die overeenkomstig de in de eerste alinea genoemde regels met een gedeelte van een maand overeenstemmen, beschouwd als een volledige maand.

TITEL II

VASTSTELLING VAN DE TOE TE PASSEN WETTELIJKE REGELING

Artikel 14

Verduidelijkingen bij de artikelen 12 en 13 van de basisverordening

1.  Voor de toepassing van artikel 12, lid 1, van de basisverordening kan degene "die werkzaamheden in loondienst verricht in een lidstaat voor rekening van een werkgever … en die door deze werkgever naar een andere lidstaat wordt gedetacheerd" zijn aangeworven met het oog op detachering naar een andere lidstaat, op voorwaarde dat de betrokkene, onmiddellijk voor het begin van zijn werkzaamheden in loondienst, reeds onderworpen is aan de wetgeving van de lidstaat waar de werkgever die hem in dienst neemt, gevestigd is.

2.  Voor de toepassing van artikel 12, lid 1, van de basisverordening verwijzen de woorden "die daar zijn werkzaamheden normaliter verricht" naar een werkgever die normaliter substantiële werkzaamheden verricht op het grondgebied van de lidstaat waar hij is gevestigd die verder gaan dan louter intern beheer, rekening houdend met alle criteria die de door de onderneming uitgevoerde activiteiten kenmerken. De ter zake dienende criteria moeten zijn toegesneden op de specifieke kenmerken van elke werkgever en de ware aard van de uitgevoerde werkzaamheden.

3.  Voor de toepassing van artikel 12, lid 2, van de basisverordening verwijzen de woorden "die werkzaamheden anders dan in loondienst pleegt te verrichten" naar degene die gewoonlijk substantiële werkzaamheden verricht op het grondgebied van de lidstaat waar hij is gevestigd. Diegene moet met name zijn werkzaamheden reeds enige tijd hebben verricht voor de datum waarop hij een beroep wenst te doen op die bepaling en, gedurende elke periode van tijdelijke werkzaamheden in een andere lidstaat, in de lidstaat waar hij is gevestigd de voorwaarden blijven vervullen voor de uitvoering van zijn werkzaamheden zodat hij hiermee kan doorgaan na zijn terugkeer.

4.  Voor de toepassing van artikel 12, lid 2, van de basisverordening geldt om te bepalen of de werkzaamheden die een zelfstandige in een andere lidstaat gaat verrichten, "van gelijke aard" zijn als de normaliter anders dan in loondienst verrichte werkzaamheden, als criterium de werkelijke aard van de werkzaamheden en niet het feit of deze werkzaamheden eventueel door deze andere lidstaat als werkzaamheden in loondienst of anders dan in loondienst worden betiteld.

5.  Voor de toepassing van artikel 13, lid 1, van de basisverordening wordt onder degene die "in twee of meer lidstaten werkzaamheden in loondienst pleegt te verrichten" in het bijzonder verstaan, iemand die:

   a) terwijl hij een activiteit in een andere lidstaat handhaaft, gelijktijdig een afzonderlijke activiteit uitoefent op het grondgebied van één of meer andere lidstaten, ongeacht de duur of de aard van deze afzonderlijke activiteit;
   b) permanent in twee of meer lidstaten afwisselende activiteiten uitoefent, met uitzondering van marginale activiteiten, ongeacht de frequentie of het al dan niet onregelmatige karakter van de afwisseling.

6.  Voor de toepassing van artikel 13, lid 2, van de basisverordening wordt onder degene die "in twee of meer lidstaten werkzaamheden anders dan in loondienst pleegt te verrichten" in het bijzonder verstaan, iemand die gelijktijdig of afwisselend in twee of meer lidstaten een of meer afzonderlijke werkzaamheden anders dan in loondienst uitoefent, ongeacht de aard van deze werkzaamheden.

7.  Ten behoeve van het onderscheid tussen de in de leden 5 en 6 bedoelde activiteiten en de in artikel 12, leden 1 en 2, van de basisverordening omschreven gevallen, is de duur van de activiteit in een of meerdere andere lidstaten (al dan niet permanent of ad hoc of tijdelijk van aard) doorslaggevend. Hiervoor wordt een algemene beoordeling van alle relevante feiten ondernomen, waaronder,in het geval van een in loondienst werkend persoon, in het bijzonder de plaats van tewerkstelling als vastgelegd in de arbeidsovereenkomst.

8.  Voor de toepassing van artikel 13, leden 1 en 2, van de basisverordening betekent een "substantieel gedeelte van de werkzaamheden die in loondienst of anders dan in loondienst" in een lidstaat worden verricht, dat een kwantitatief substantieel deel van alle werkzaamheden in loondienst of anders dan in loondienst daar wordt verricht, zonder dat het hierbij noodzakelijkerwijs om het grootste deel van deze werkzaamheden hoeft te gaan.

De beoordeling of een substantieel gedeelte van de werkzaamheden in een lidstaat wordt verricht, vindt aan de hand van de volgende indicatieve lijst van criteria plaats:

   a) in geval van werkzaamheden in loondienst, de arbeidstijd en/of de bezoldiging; en
   b) in geval van werkzaamheden anders dan in loondienst, de omzet, de arbeidstijd, het aantal verleende diensten en/of het inkomen.

In het kader van een algemene beoordeling geldt minder dan 25 % van bovengenoemde criteria als indicatie dat een substantieel gedeelte van alle werkzaamheden niet in de betrokken lidstaat wordt verricht.

9.  Voor de toepassing van artikel 13, lid 2, onder b), van de basisverordening wordt bij de bepaling van het "centrum van belangen" van de werkzaamheden van een zelfstandige rekening gehouden met alle elementen waaruit zijn beroepswerkzaamheden bestaan, met name de vaste en blijvende plaats van waaruit de belanghebbende zijn werkzaamheden uitoefent, de gebruikelijke aard of de duur van de uitgeoefende werkzaamheden, de lidstaat waar de betrokkene aan belasting op al zijn inkomsten onderworpen is, ongeacht de bron, alsmede de wens van de betrokkene zoals die uit alle omstandigheden blijkt.

10.  Voor de vaststelling van de toepasselijke wetgeving krachtens de leden 8 en 9, houden de betrokken organen rekening met de voorziene toekomstige situatie in de volgende twaalf kalendermaanden.

11.  Wanneer een persoon zijn werkzaamheden in loondienst in twee of meer lidstaten verricht voor rekening van een buiten het grondgebied van de Unie gevestigde werkgever en deze persoon in een lidstaat woont zonder daar substantiële werkzaamheden te verrichten, valt hij onder de wettelijke regeling van de lidstaat van de woonplaats.

Artikel 15

Procedures voor de toepassing van artikel 11, lid 3, letters b) en d), artikel 11, lid 4, en artikel 12 van de basisverordening (Inkennisstelling van de betrokken organen)

1.  Indien een persoon zijn werkzaamheden verricht in een andere lidstaat dan de krachtens titel II van de basisverordening bevoegde lidstaat, stelt de werkgever, of in het geval van iemand die geen werkzaamheden in loondienst verricht, de betrokkene zelf, indien mogelijk van tevoren, het bevoegde orgaan van de lidstaat waarvan de wetgeving van toepassing is, daarvan in kennis, tenzij anders is bepaald in artikel 16 van de toepassingsverordening. Dit orgaan stelt onverwijld informatie betreffende de wetgeving die op grond van artikel 11, lid 3, onder b), of artikel 12 van de basisverordening op de betrokkene van toepassing is, ter beschikking van het orgaan dat is aangewezen door de bevoegde autoriteit van de lidstaat waar de werkzaamheden worden verricht.

2.  Lid 1 is van overeenkomstige toepassing op personen die onder artikel 11, lid 3, punt d), van de basisverordening vallen.

3.  Een werkgever in de betekenis van artikel 11, lid 4, van de basisverordening, die een werknemer aan boord van een schip heeft, dat onder de vlag van een andere lidstaat vaart, stelt, indien mogelijk van tevoren, het bevoegde orgaan van de lidstaat waarvan de wetgeving van toepassing is, daarvan in kennis. Dit orgaan stelt onverwijld informatie betreffende de wetgeving die op grond van artikel 11, lid 4, van de basisverordening op de betrokkene van toepassing is, ter beschikking van het orgaan dat is aangewezen door de bevoegde autoriteit van de lidstaat onder de vlag waarvan het schip aan boord waarvan de werknemer zijn werkzaamheden zal verrichten, vaart.

Artikel 16

Procedure voor de toepassing van artikel 13 van de basisverordening

1.  Degene die in twee of meer lidstaten werkzaamheden verricht, stelt het door de bevoegde autoriteit van de lidstaat van de woonplaats aangewezen orgaan daarvan in kennis. Dit orgaan geeft deze informatie door aan het aangewezen orgaan van elke lidstaat waar werkzaamheden worden verricht.

2.  Het door de bevoegde autoriteit van de lidstaat van de woonplaats aangewezen orgaan, bepaalt onverwijld welke wetgeving op de betrokkene van toepassing is, rekening houdend met het bepaalde in artikel 13 van de basisverordening en artikel 14 van de toepassingsverordening. Deze vaststelling is voorlopig. Het orgaan brengt de door de bevoegde autoriteit van elke lidstaat waar werkzaamheden worden verricht aangewezen organen op de hoogte van zijn voorlopige vaststelling.

3.  De voorlopige vaststelling van de toepasselijke wetgeving, bedoeld in lid 2, wordt definitief binnen twee maanden nadat het door de bevoegde autoriteit van de betrokken lidstaten aangewezen orgaan in kennis is gesteld van de voorlopige vaststelling, tenzij de wetgeving reeds definitief is vastgesteld op basis van lid 4, of tenzij ten minste een van de betrokken organen het door de bevoegde autoriteit van de lidstaat van woonplaats aangewezen orgaan aan het eind van deze periode van twee maanden ervan in kennis stelt dat het nog niet met de vaststelling kan instemmen of hierover een ander standpunt inneemt.

4.  Indien onzekerheid betreffende de vaststelling van de toepasselijke wetgeving noopt tot contacten tussen de organen of autoriteiten van twee of meer lidstaten wordt, op verzoek van een of meer van de door de bevoegde autoriteiten van de betrokken lidstaten aangewezen organen of van de bevoegde autoriteiten zelf, in onderling overleg vastgesteld welke wetgeving op de betrokkene van toepassing is, met inachtneming van artikel 13 van de basisverordening en de desbetreffende bepalingen van artikel 14 van de toepassingsverordening.

Indien er een verschil van mening bestaat tussen de betrokken organen of bevoegde autoriteiten, streven deze instanties naar een akkoord overeenkomstig bovengenoemde voorwaarden en is artikel 6 van de toepassingsverordening van toepassing.

5.  Het bevoegde orgaan van de lidstaat waarvan besloten is dat de wetgeving voorlopig of definitief van toepassing is, stelt de betrokkene hiervan onverwijld in kennis.

6.  Indien de betrokkene nalaat de in lid 1 vermelde informatie te verstrekken, worden de bepalingen van dit artikel toegepast op initiatief van het door de bevoegde autoriteit van de lidstaat van de woonplaats van de betrokkene aangewezen orgaan, zodra dit, eventueel via een ander betrokken orgaan, kennis heeft genomen van de situatie van de betrokkene.

Artikel 17

Procedure voor de toepassing van artikel 15 van de basisverordening

De hulpfunctionaris oefent zijn in artikel 15 van de basisverordening bedoelde keuzerecht uit op het tijdstip waarop de arbeidsovereenkomst wordt gesloten. De tot het sluiten van deze overeenkomst bevoegde autoriteit stelt het aangewezen orgaan van de lidstaat voor de wettelijke regeling waarvan de hulpfunctionaris heeft gekozen, hiervan in kennis.

Artikel 18

Procedure voor de toepassing van artikel 16, lid 1, van de basisverordening

Een verzoek van de werkgever of de betrokkene om een ontheffing van de artikelen 11 tot en met 15 van de basisverordening wordt, indien mogelijk vooraf, ingediend bij de bevoegde autoriteit of het door de autoriteit aangewezen orgaan van de lidstaat waarvan de werkgever of de betrokkene de wetgeving verzoekt toe te passen.

Artikel 19

Verstrekking van informatie aan betrokkenen en werkgevers

1.  Het bevoegde orgaan van de lidstaat waarvan de wetgeving krachtens titel II van de basisverordening van toepassing wordt, informeert de betrokkene en eventueel zijn werkgever(s) over de uit deze wetgeving voortvloeiende verplichtingen. Het verleent hun de nodige hulp bij de vervulling van de op grond van deze wetgeving verplichte formaliteiten.

2.  Het bevoegde orgaan van de lidstaat waarvan de wetgeving krachtens een bepaling van titel II van de basisverordening van toepassing is, geeft aan de betrokkene een bewijs van toepasselijke wetgeving af, ║ en vermeldt eventueel tot welke datum en onder welke voorwaarden. Op dit bewijs wordt het door de werkgever opgegeven loon vermeld.

Artikel 20

Samenwerking tussen organen

1.  De betrokken organen verstrekken het bevoegde orgaan van de lidstaat waarvan de wetgeving krachtens titel II van de basisverordening op een persoon van toepassing is de gegevens die nodig zijn voor de vaststelling van de datum waarop deze wetgeving van toepassing wordt en voor de vaststelling van de premies en bijdragen die de betrokkene en zijn werkgever(s) op grond van deze wetgeving verschuldigd zijn.

2.  Het bevoegd orgaan van de lidstaat waarvan de wettelijke regeling op een persoon van toepassing wordt, stelt het orgaan van de lidstaat waarvan de wettelijke regeling het laatst op die persoon van toepassing was, in kennis van de datum waarop de toepassing van die wettelijke regeling ingaat.

Artikel 21

Verplichtingen van de werkgever

1.  De werkgever die zijn statutaire zetel of vestiging buiten de bevoegde lidstaat heeft, dient alle verplichtingen na te komen waarin de op zijn werknemer toepasselijke wetgeving voorziet, met name de verplichting tot het betalen van de in deze wetgeving bedoelde premies en bijdragen, alsof hij zijn statutaire zetel of vestiging in de bevoegde lidstaat heeft.

2.  De werkgever die geen vestiging heeft in de lidstaat waarvan de wetgeving van toepassing is, ▌en diens werknemer ▌kunnen overeenkomen dat laatstgenoemde de verplichtingen van de werkgever inzake de betaling van premies en bijdragen namens de werkgever nakomt, zonder afbreuk te doen aan de onderliggende verplichtingen van de werkgever. De werkgever is verplicht een dergelijke regeling ter kennis te brengen van het bevoegde orgaan van deze lidstaat.

TITEL III

BIJZONDERE BEPALINGEN VOOR VERSCHILLENDE CATEGORIEËN UITKERINGEN

HOOFDSTUK I

PRESTATIES BIJ ZIEKTE EN MOEDERSCHAPS- EN DAARMEE GELIJKGESTELDE VADERSCHAPSUITKERINGEN

Artikel 22

Algemene toepassingsbepalingen

1.  De bevoegde autoriteiten of organen zien erop toe dat alle nodige informatie ter beschikking van de verzekerden wordt gesteld betreffende de procedures en voorwaarden voor de toekenning van verstrekkingen wanneer deze verstrekkingen worden ontvangen op het grondgebied van een andere lidstaat dan die van het bevoegde orgaan ▌.

2.  De artikelen 25 en 26 van de toepassingsverordening doen geen afbreuk aan nationale bepalingen van een lidstaat die voorzien in de rechtstreekse betaling van een groter aandeel in de kosten in verband met verstrekkingen in de in lid 1 bedoelde situaties dan krachtens de basisverordening verplicht is.

3.  Twee of meer lidstaten of hun bevoegde autoriteiten kunnen onderling andere procedures en regelingen overeenkomen voor de toepassing van de artikelen 25, 26 en 27 van de toepassingsverordening. De hiertoe gesloten overeenkomsten mogen echter geen nadelige gevolgen hebben voor de voorwaarden en de bedragen voor de rechtstreekse betaling van de kosten in verband met verstrekkingen aan de betrokkenen zoals die uit de toepassing van deze verordening zouden voortvloeien. Deze overeenkomsten worden ter kennis gebracht van de Administratieve Commissie.

4.  Niettegenstaande artikel 5, onder a), van de basisverordening kan een lidstaat alleen verantwoordelijk worden voor de kosten van de verstrekkingen overeenkomstig artikel 22 van de basisverordening indien de verzekerde uit hoofde van de wetgeving van die lidstaat een aanvraag voor een pensioen heeft ingediend, of indien, overeenkomstig de artikelen 23 tot en met 30 van de basisverordening, de verzekerde een pensioen uit hoofde van de wetgeving van die lidstaat ontvangt.

Artikel 23

Toe te passen stelsel als er in het land van de woon- of verblijfplaats meer dan één stelsel bestaat

Indien de wettelijke regeling van het land van de woon- of verblijfplaats meer dan één verzekeringsstelsel voor ziekte en moeder- of vaderschap kent, worden voor de toepassing van artikel 17, artikel 19, lid 1, en de artikelen 20, 22, 24, 26 en 27 van de basisverordening de bepalingen van de wettelijke regeling met betrekking tot het algemeen stelsel voor werknemers gevolgd.

Artikel 24

Woonplaats in een andere dan de bevoegde lidstaat

1.  Voor de toepassing van artikel 17 van de basisverordening zijn de verzekerde of zijn gezinsleden verplicht zich te laten inschrijven bij het orgaan van de woonplaats onder overlegging van een document waaruit blijkt dat zij recht op verstrekkingen ten laste van de bevoegde lidstaat hebben.

Dit document wordt opgesteld door het bevoegde orgaan, eventueel na kennisneming van de door de werkgever verstrekte inlichtingen. Indien de verzekerde of zijn gezinsleden dit document niet overleggen, vraagt het orgaan van de woonplaats bij het bevoegde orgaan de nodige informatie op.

2.  Het in lid 1 bedoelde document blijft geldig totdat het bevoegde orgaan het orgaan van de woonplaats in kennis stelt van de intrekking ervan.

Het orgaan van de woonplaats stelt het bevoegde orgaan in kennis van iedere inschrijving die het overeenkomstig lid 1 heeft verricht en van iedere wijziging of schrapping daarvan.

3.  Dit artikel is van overeenkomstige toepassing op de in de artikelen 22, 24, 25 en 26 van de basisverordening bedoelde personen.

Artikel 25

Verblijf in een andere dan de bevoegde lidstaat

A)  Procedure en draagwijdte van het recht

1.  Voor de toepassing van artikel 19 van de basisverordening verstrekt de verzekerde de zorgverlener in de lidstaat van verblijf een door zijn bevoegd orgaan uitgereikt document waaruit blijkt dat hij recht heeft op verstrekkingen. Indien de verzekerde niet in het bezit is van dergelijk document, vraagt het orgaan van de verblijfplaats op verzoek, of indien anderszins noodzakelijk, bij het bevoegde orgaan het nodige document op.

2.  Uit het document blijkt dat de verzekerde volgens de voorwaarden van artikel 19 van de basisverordening recht heeft op verstrekkingen onder dezelfde voorwaarden als die welke gelden voor verzekerden uit hoofde van de wetgeving van de lidstaat van verblijf ▌.

3.  Met de in artikel 19, lid 1, van de basisverordening genoemde verstrekkingen worden verstrekkingen bedoeld die in de lidstaat van verblijf volgens de daar geldende wetgeving worden verleend en die medisch noodzakelijk blijken om te voorkomen dat de verzekerde vóór het einde van zijn geplande verblijf naar de bevoegde lidstaat moet terugkeren om ▌de behandeling te ontvangen die hij nodig heeft.

B)  Procedure en regelingen voor de rechtstreekse betaling en/of vergoeding van verstrekkingen

4.  Indien de verzekerde de kosten van alle of een deel van de op grond van artikel 19 van de basisverordening verleende verstrekkingen ▌zelf heeft betaald en indien de door het orgaan van de verblijfplaats toegepaste wetgeving voorziet in de mogelijkheid van vergoeding van deze kosten aan de verzekerde, kan hij zijn verzoek om vergoeding aan het orgaan van de verblijfplaats richten. In dat geval vergoedt dat orgaan hem rechtstreeks het bedrag van de kosten van deze verstrekkingen binnen de grenzen en onder de voorwaarden van de volgens zijn wetgeving geldende vergoedingstarieven.

5.  Indien het verzoek om vergoeding van deze kosten niet rechtstreeks bij het orgaan van de verblijfplaats is ingediend, worden de ▌kosten door het bevoegde orgaan aan de betrokkene vergoed tegen het vergoedingstarief dat het orgaan van de verblijfplaats in het betrokken geval toepast, dan wel ten bedrage van de vergoeding die door het orgaan van de verblijfplaats zou zijn uitbetaald indien artikel 61 van de toepassingsverordening in het betrokken geval van toepassing was geweest.

Het orgaan van de verblijfplaats verstrekt het bevoegde orgaan desgevraagd de nodige inlichtingen ║ over de tarieven c.q. bedragen. ▌

6.  In afwijking van lid 5 kan het bevoegde orgaan de gemaakte kosten binnen de grenzen en onder de voorwaarden van de volgens zijn wetgeving geldende tarieven terugbetalen op voorwaarde dat de verzekerde ermee akkoord gaat dat deze bepaling op hem wordt toegepast ▌.

7.  De terugbetaling aan de verzekerde mag het bedrag van de werkelijk door hem gemaakte kosten nooit overschrijden.

8.  Wanneer het om aanzienlijke uitgaven gaat, kan het bevoegde orgaan een passend voorschot aan de verzekerde uitbetalen zodra deze het verzoek tot terugbetaling bij dit orgaan indient.

C)  Gezinsleden

9.  De leden 1 tot en met 8 zijn van overeenkomstige toepassing op de gezinsleden van de verzekerde.

Artikel 26

Geplande geneeskundige verzorging

A)  Toestemmingsprocedure

1.  Voor de toepassing van artikel 20, lid 1, van de basisverordening legt de verzekerde een door het bevoegde orgaan verstrekt document voor aan het orgaan van de verblijfplaats. Voor de toepassing van dit artikel wordt verstaan onder bevoegd orgaan het orgaan dat de kosten van de geplande behandeling voor zijn rekening neemt; in de in artikel 20, lid 4, en artikel 27, lid 5, van de basisverordening bedoelde gevallen, waarin de in de lidstaat van de woonplaats verstrekte voordelen in natura met forfaitaire bedragen worden vergoed, berust deze bevoegdheid bij het orgaan van de woonplaats.

2.  Indien een verzekerde niet in de bevoegde lidstaat verblijft, vraagt hij toestemming aan het orgaan van de woonplaats, dat het verzoek onverwijld aan het bevoegde orgaan doorzendt.

Het orgaan van de woonplaats verklaart in dat geval of in de lidstaat van de woonplaats is voldaan aan de voorwaarden van artikel 20, lid 2, tweede zin, van de basisverordening.

De gevraagde toestemming mag door het bevoegde orgaan alleen geweigerd worden indien, volgens het oordeel van het orgaan van de woonplaats, in de lidstaat van de woonplaats van de verzekerde niet is voldaan aan de voorwaarden van artikel 20, lid 2, tweede zin, van de basisverordening, of indien dezelfde behandeling binnen een medisch verantwoorde termijn, gelet op de gezondheidstoestand van dat moment en het te verwachten ziekteverloop van de betrokkene, in de bevoegde lidstaat zelf kan worden gegeven.

Het bevoegde orgaan stelt het orgaan van de lidstaat van de woonplaats in kennis van zijn besluit.

Is na vijftien kalenderdagen gerekend vanaf de datum van verzending geen antwoord ontvangen, dan wordt de toestemming geacht door het bevoegde orgaan te zijn verleend.

3.  Indien een verzekerde persoon die niet in de bevoegde lidstaat woont behoefte heeft aan een dringende en levensreddende behandeling, kan de toestemming niet worden geweigerd op grond van de tweede zin van artikel 20, lid 2, van de basisverordening. In dergelijke omstandigheden wordt de toestemming door het orgaan van de woonplaats verleend voor rekening van het bevoegde orgaan, dat onverwijld door het orgaan van de lidstaat van de woonplaats wordt ingelicht.

Het bevoegde orgaan is verplicht om met betrekking tot de noodzaak van een dringende en levensreddende behandeling de bevindingen en behandelingskeuzen van artsen die door het orgaan van de woonplaats dat toestemming verleent zijn erkend, te aanvaarden.

4.  Tijdens de procedure voor het verlenen van de toestemming behoudt het bevoegde orgaan steeds de mogelijkheid de verzekerde door een door het orgaan gekozen arts in de lidstaat van de woon- of verblijfplaats te laten onderzoeken.

5.  Het orgaan van de verblijfplaats stelt, onverminderd een eventuele beslissing inzake de toestemming, het bevoegde orgaan ervan in kennis indien een aanvulling op de door de toestemming bestreken behandeling uit medisch oogpunt nodig blijkt. ▌

B)  Rechtstreekse betaling van de kosten in verband met door de verzekerde ontvangen verstrekkingen ▌

6.  Onverminderd lid 7 is artikel 25, leden 5 en 6, van de toepassingsverordening van overeenkomstige toepassing.

7.  Indien de verzekerde de kosten voor een medische behandeling waarvoor toestemming is verleend, geheel of gedeeltelijk zelf heeft betaald en het bedrag van de kosten dat het bevoegde orgaan op grond van lid 6 verplicht is aan het orgaan van de verblijfplaats of aan de verzekerde zelf te vergoeden (feitelijke kostprijs) lager is dan het bedrag van de kosten dat het voor dezelfde behandeling in de bevoegde lidstaat zou hebben moeten dragen (fictieve kostprijs), dan vergoedt het bevoegde orgaan de verzekerde op verzoek de door hem gemaakte kosten van de behandeling tot een bedrag dat gelijk is aan het verschil tussen de fictieve kostprijs en de feitelijke kostprijs. Het bedrag van de vergoeding mag evenwel niet hoger zijn dan dat van de daadwerkelijk door de verzekerde gedane uitgaven, waarbij ook rekening mag worden gehouden met het bedrag dat de verzekerde zou hebben moeten betalen indien de behandeling in de bevoegde lidstaat zou hebben plaatsgevonden.

C)  Reis- en verblijfkosten in het kader van een geplande geneeskundige verzorging

8.  De aan de behandeling verbonden reis- en verblijfkosten van de verzekerde en zo nodig van een begeleider worden betaald door dat orgaan indien toestemming is verleend in het geval van behandeling in een andere lidstaat. Ingeval de verzekerde persoon een persoon met een handicap is, worden de reis en het verblijf van een begeleidende persoon als noodzakelijk beschouwd.

D)  Gezinsleden

9.  Het bepaalde in de leden 1 tot en met 8 is van overeenkomstige toepassing op de gezinsleden van een verzekerde.

Artikel 27

Arbeidsongeschiktheidsuitkeringen bij een woon- of verblijfplaats in een andere dan de bevoegde lidstaat

A)  Door de verzekerde te volgen procedure

1.  Indien de wetgeving van de bevoegde lidstaat voorschrijft dat de verzekerde een bewijs overlegt om in aanmerking te komen voor een arbeidsongeschiktheidsuitkering uit hoofde van artikel 21, lid 1, van de basisverordening, vraagt de verzekerde ▌de arts van de lidstaat van de woonplaats die zijn gezondheidstoestand heeft vastgesteld, om een bewijs van arbeidsongeschiktheid, met vermelding van de vermoedelijke duur ervan.

2.  De verzekerde zendt het bewijs binnen de door de wetgeving van de bevoegde lidstaat bepaalde termijn naar het bevoegde orgaan ▌.

3.  Wanneer de behandelende artsen van de lidstaat van de woonplaats geen bewijzen van arbeidsongeschiktheid afgeven die krachtens de wetgeving van de bevoegde lidstaat vereist zijn, wendt de belanghebbende zich rechtstreeks tot het orgaan van de woonplaats. Dit orgaan laat onmiddellijk de arbeidsongeschiktheid medisch beoordelen en het in lid 1 bedoelde bewijs uitschrijven. Dit bewijs wordt onverwijld naar het bevoegde orgaan doorgezonden.

4.  Toezending van het in de leden 1, 2 en 3 bedoelde document ontslaat de verzekerde niet van de in de toepasselijke wettelijke regeling vastgestelde verplichtingen, met name ten aanzien van zijn werkgever. Desgewenst kan de werkgever c.q. het bevoegde orgaan de werknemer oproepen voor activiteiten die tot doel hebben om de arbeidsre-integratie op de werkplek te bevorderen.

B)  Door het orgaan van de lidstaat van de woonplaats te volgen procedure

5.  Op verzoek van het bevoegde orgaan of in de in lid 3, bedoelde gevallen onderwerpt het orgaan van de woonplaats de verzekerde voor zover nodig aan een geneeskundige controle, alsof het een eigen verzekerde betrof. De gegevens in het verslag van de controlerend geneesheer, waarin met name de vermoedelijke duur van de arbeidsongeschiktheid wordt vermeld, worden binnen drie werkdagen na de datum waarop de controle plaatsvond, door het orgaan van de woonplaats aan het bevoegde orgaan gezonden.

C)  Door het bevoegde orgaan te volgen procedure

6.  Het bevoegde orgaan behoudt de bevoegdheid om de rechthebbende vervolgens door een arts van eigen keuze te laten controleren.

7.  Onverminderd artikel 21, lid 1, tweede zin, van de basisverordening, betaalt het bevoegde orgaan de uitkeringen rechtstreeks aan de betrokkene en stelt het indien nodig het orgaan van de woonplaats hiervan in kennis. ▌

8.  Voor de toepassing van artikel 21, lid 1, van de basisverordening zijn de vermeldingen op het bewijs van arbeidsongeschiktheid van een in een andere lidstaat gevestigde verzekerde op grond van de medische bevindingen van de behandelend geneesheer voor het bevoegde orgaan bindend, onder voorbehoud van misbruik.

9.  Indien het bevoegde orgaan besluit de uitkeringen te weigeren ▌, stelt het de verzekerde, en tegelijkertijd het orgaan van de woonplaats, in kennis van deze beslissing.

D)  Procedure bij verblijf in een andere dan de bevoegde lidstaat

10.  De leden 1 tot en met 9 zijn van overeenkomstige toepassing wanneer de verzekerde in een andere dan de bevoegde lidstaat verblijft.

Artikel 28

Uitkeringen bij langdurige zorg in geval de woon- of verblijfplaats zich in een andere dan de bevoegde lidstaat bevindt

A)  Door de verzekerde te volgen procedure

1.  Om in aanmerking te komen voor uitkeringen bij langdurige zorg krachtens artikel 21, lid 1, van de basisverordening, dient de verzekerde zich te wenden tot het bevoegde orgaan. Het bevoegde orgaan stelt zo nodig het orgaan van de woonplaats daarvan in kennis.

B)  Door het orgaan van de woonplaats te volgen procedure

2.  Op verzoek van het bevoegde orgaan onderzoekt het orgaan van de woonplaats de toestand van de verzekerde met het oog op zijn behoefte aan langdurige zorg. Het bevoegde orgaan verschaft het orgaan van de woonplaats alle noodzakelijke gegevens met het oog op een dergelijk onderzoek.

C)  Door het bevoegde orgaan te volgen procedure

3.  Om de mate van behoefte aan langdurige zorg te bepalen heeft het bevoegde orgaan het recht de verzekerde te laten onderzoeken door een door het orgaan gekozen arts of andere deskundige.

4.  Artikel 27, lid 7, van de toepassingsverordening is van overeenkomstige toepassing.

D)  Procedure bij verblijf in een andere dan de bevoegde lidstaat

5.  De leden 1 tot en met 4 zijn van overeenkomstige toepassing wanneer de verzekerde in een andere dan de bevoegde lidstaat verblijft.

E)  Gezinsleden

6.  De leden 1 tot en met 5 zijn van overeenkomstige toepassing op de gezinsleden van de verzekerde.

Artikel 29

Toepassing van artikel 28 van de basisverordening

Indien de lidstaat waar de voormalige grensarbeider het laatst zijn activiteiten uitoefende, niet langer de bevoegde lidstaat is en de voormalige grensarbeider of een lid van zijn familie daarnaar toe reist teneinde daar uit hoofde van artikel 28 van de basisverordening verstrekkingen te verkrijgen, legt hij aan het orgaan van de plaats van verblijf een door het bevoegde orgaan afgegeven document over.

Artikel 30

Premies of bijdragen ten laste van de pensioengerechtigden

Indien iemand van meer dan één lidstaat pensioenen ontvangt, kan het bedrag van de op alle betaalde pensioenen geheven premies en bijdragen in geen geval hoger zijn dan het bedrag dat geheven zou worden van door iemand met hetzelfde bedrag aan van de bevoegde lidstaat ontvangen pensioenen.

Artikel 31

Toepassing van artikel 34 van de basisverordening

A)  Door het bevoegde orgaan te volgen procedure

1.  Het bevoegde orgaan stelt de betrokkene in kennis van de bepaling van artikel 34 van de basisverordening ter voorkoming van samenloop van prestaties. De toepassing van deze voorschriften moet de persoon die niet op het grondgebied van de bevoegde lidstaat woont, ▌een recht garanderen op prestaties die ten minste gelijk zijn aan het totale bedrag of de totale waarde waarop hij/zij aanspraak zou kunnen maken als hij/zij in die lidstaat woonde.

2.  Het bevoegde orgaan stelt voorts het orgaan van de woon- of verblijfplaats in kennis van de betaling van uitkeringen bij langdurige zorg indien de wetgeving die het laatste orgaan toepast, voorziet in verstrekkingen voor langdurige zorg die zijn vermeld op de in artikel 34, lid 2, van de basisverordening bedoelde lijst.

B)  Door het orgaan van de woon- of verblijfplaats te volgen procedure

3.  Na ontvangst van de in lid 2 bedoelde informatie stelt het orgaan van de woon- of verblijfplaats het bevoegde orgaan onverwijld in kennis van elke voor hetzelfde doel bestemde verstrekking bij langdurige zorg die het aan de betrokkene krachtens zijn wetgeving verleent, en van het vergoedingstarief.

4.  De Administratieve Commissie neemt zo nodig de maatregelen ter uitvoering van dit artikel.

Artikel 32

Bijzondere uitvoeringsmaatregelen

1.  Voor de in bijlage II bedoelde lidstaten zijn de bepalingen van titel III, hoofdstuk I, van de basisverordening betreffende verstrekkingen slechts van toepassing op personen die uitsluitend op basis van een bijzonder stelsel voor ambtenaren recht hebben op verstrekkingen, voor zover zulks in die bijlage is gespecificeerd. Het orgaan van een andere lidstaat wordt niet, louter ten gevolge hiervan, verantwoordelijk gesteld voor de kosten van de verstrekkingen of uitkeringen die aan die personen of hun gezinsleden worden verleend.

2.  Niettegenstaande het bepaalde in lid 1, is artikel 23 van de basisverordening van toepassing op iedereen die zowel een pensioen uit hoofde van een in bijlage II genoemd stelsel voor ambtenaren van een lidstaat, als een pensioen uit hoofde van de wettelijke regeling van een andere lidstaat ontvangt.

3.  De maatregelen voor de praktische toepassing van de leden 1 en 2 worden vastgesteld door de Administratieve Commissie.

HOOFDSTUK II

PRESTATIES BIJ ARBEIDSONGEVALLEN EN BEROEPSZIEKTEN

Artikel 33

Recht op verstrekkingen en uitkeringen bij een woon- of verblijfplaats in een andere dan de bevoegde lidstaat

Voor de toepassing van artikel 36, lid 1, van de basisverordening zijn de in de artikelen 24 tot en met 27 van de toepassingsverordening vastgestelde procedures van overeenkomstige toepassing.

Artikel 34

Samenwerking tussen organen bij een arbeidsongeval of een beroepsziekte die zich in een andere dan de bevoegde lidstaat hebben voorgedaan

1.  Wanneer het arbeidsongeval plaatsvindt of de beroepsziekte voor de eerste maal medisch wordt vastgesteld op het grondgebied van een andere dan de bevoegde lidstaat, moet de aangifte van het arbeidsongeval of van de beroepsziekte worden gedaan overeenkomstig de wettelijke regeling van de bevoegde staat, in voorkomend geval onverminderd de wettelijke bepalingen die op het grondgebied van de lidstaat waar het arbeidsongeval plaatsvond of waar de beroepsziekte voor de eerste maal medisch werd vastgesteld, gelden en die in een dergelijk geval van toepassing blijven. Deze aangifte wordt aan het bevoegde orgaan gericht en aan het orgaan van de woon- of verblijfplaats wordt een afschrift gezonden.

2.  Het orgaan van de lidstaat op het grondgebied waarvan het arbeidsongeval plaatsvond of waar de beroepsziekte voor de eerste maal medisch werd vastgesteld, zendt aan het bevoegde orgaan de op dit grondgebied opgestelde geneeskundige verklaringen toe en verstrekt op verzoek van laatstgenoemd orgaan alle ter zake dienende inlichtingen.

3.  Indien bij een ongeval op weg van of naar het werk op het grondgebied van een andere lidstaat dan de bevoegde staat een onderzoek moet plaatsvinden op het grondgebied van eerstgenoemde lidstaat, kan hiertoe een met het onderzoek belaste persoon worden aangewezen door het bevoegde orgaan, dat de autoriteiten van deze lidstaat hiervan in kennis stelt. Deze autoriteiten verlenen hun medewerking aan de met het onderzoek belaste persoon, in het bijzonder door iemand aan te wijzen die hem terzijde moet staan bij de raadpleging van de processen-verbaal en alle andere stukken die op het ongeval betrekking hebben.

4.  Na afloop van de behandeling wordt een uitvoerig verslag, vergezeld van de geneeskundige verklaringen betreffende de blijvende gevolgen van het ongeval of de ziekte en in het bijzonder de huidige toestand van de getroffene alsmede de genezing of de consolidatie van de letsels, aan het bevoegde orgaan gezonden. De honoraria hiervoor worden betaald door het orgaan van de woonplaats, casu quo het orgaan van de verblijfplaats, overeenkomstig het door dit orgaan toegepaste tarief; deze honoraria komen voor rekening van het bevoegde orgaan.

5.  Desgevraagd geeft het bevoegde orgaan het orgaan van de woonplaats, casu quo het orgaan van de verblijfplaats kennis van de beslissing waarin de datum van de genezing of van de consolidatie der letsels wordt vastgesteld, alsmede, in voorkomend geval, van de beslissing betreffende de toekenning van een rente.

Artikel 35

Geschillen naar aanleiding van de vraag of het ongeval of de ziekte al dan niet het gevolg van de uitoefening van een beroep is

1.  Wanneer het bevoegde orgaan betwist dat in het kader van artikel 36, lid 2, van de basisverordening de wettelijke regeling inzake arbeidsongevallen of beroepsziekten van toepassing is, stelt het het orgaan van de woonplaats of het orgaan van de verblijfplaats dat de verstrekkingen heeft verleend, hiervan onmiddellijk in kennis; de verstrekkingen worden dan als verstrekkingen van de ziekteverzekering beschouwd.

2.  Wanneer hieromtrent een definitieve beslissing is genomen, stelt het bevoegde orgaan het orgaan van de woonplaats of het orgaan van de verblijfplaats dat de verstrekkingen heeft verleend, hiervan onmiddellijk in kennis. Dit zet de verlening van de verstrekkingen op grond van de ziekteverzekering voort, indien de belanghebbende hier recht op heeft en het geen arbeidsongeval of beroepsziekte betreft. In het tegenovergestelde geval worden de door de belanghebbende op grond van de ziekteverzekering genoten verstrekkingen vanaf het ogenblik dat het ongeval of de ziekte voor het eerst medisch werd vastgesteld, beschouwd als prestaties wegens arbeidsongevallen of beroepsziekten.

Artikel 36

Procedure bij blootstelling aan het risico van een beroepsziekte in meer dan één lidstaat

1.  In het geval bedoeld in artikel 38 van de basisverordening wordt de aangifte van de beroepsziekte doorgezonden hetzij aan het voor beroepsziekten bevoegde orgaan van de staat onder de wettelijke regeling waarvan de getroffene laatstelijk werkzaamheden heeft verricht waardoor de bedoelde beroepsziekte kon ontstaan, hetzij aan het orgaan van de woonplaats, dat de aangifte aan het ║ bevoegde orgaan doorzendt.

Indien dit laatste orgaan vaststelt dat werkzaamheden waardoor de betrokken beroepsziekte kon ontstaan, het laatst onder de wettelijke regeling van een andere lidstaat zijn uitgeoefend, zendt het de aangifte en de daarbij gevoegde stukken aan het overeenkomstige orgaan van deze lidstaat door.

2.  Wanneer het orgaan van de lidstaat onder de wettelijke regeling waarvan de getroffene laatstelijk werkzaamheden heeft verricht waardoor de betrokken beroepsziekte kon ontstaan, vaststelt dat de getroffene of zijn nabestaanden niet voldoen aan de voorwaarden van deze wettelijke regeling, zendt genoemd orgaan de aangifte en alle daarbij behorende stukken, met inbegrip van de bevindingen en verslagen van het geneeskundig onderzoek dat door het eerste orgaan is verricht, alsmede een afschrift van de in de tweede alinea bedoelde beslissing, onverwijld door aan het orgaan van de lidstaat onder de wettelijke regeling waarvan de getroffene voordien werkzaamheden heeft verricht waardoor de betrokken beroepsziekte kon ontstaan.

Het stelt gelijktijdig de verzekerde in kennis van zijn beslissing, waarbij in het bijzonder de redenen tot weigering van de uitkeringen, de rechtsmiddelen en de beroepstermijnen worden vermeld, alsmede de datum waarop het dossier aan het orgaan van de lidstaat onder de wettelijke regeling waarvan de verzekerde voordien werkzaamheden heeft verricht waardoor de betrokken beroepsziekte kon ontstaan, werd doorgezonden.

3.  Eventueel kan volgens dezelfde procedure verder worden teruggegaan tot aan het overeenkomstige orgaan van de lidstaat onder de wettelijke regeling waarvan de getroffene het eerst werkzaamheden heeft verricht waardoor de bedoelde beroepsziekte kon ontstaan.

Artikel 37

Uitwisseling van inlichtingen tussen organen en betaling van voorschotten bij beroep tegen een afwijzende beslissing

1.  Indien beroep wordt ingesteld tegen een afwijzende beslissing van het orgaan van één der lidstaten onder de wettelijke regeling waarvan de getroffene werkzaamheden heeft verricht waardoor de betrokken beroepsziekte kon ontstaan, is dit orgaan verplicht hiervan kennis te geven aan het orgaan waaraan de aangifte werd doorgestuurd, volgens de procedure van artikel 36, lid 2, van de toepassingsverordening en om het later op de hoogte te stellen van de definitieve beslissing.

2.  Indien krachtens de wettelijke regeling die het orgaan waaraan de aangifte werd doorgestuurd toepast, recht op uitkeringen is ingegaan, betaalt dit orgaan voorschotten waarvan het bedrag eventueel na raadpleging van het orgaan tegen welks beslissing beroep werd ingesteld, wordt bepaald. Laatstgenoemd orgaan betaalt het bedrag der uitbetaalde voorschotten terug, indien het, ingevolge het ingestelde beroep, verplicht is de uitkeringen te verlenen. Dit bedrag wordt dan ingehouden op het bedrag van de aan de belanghebbende verschuldigde uitkeringen, overeenkomstig de procedure van artikel 71 van de toepassingsverordening.

Artikel 38

Verergering van een beroepsziekte

In de gevallen bedoeld in artikel 39 van de basisverordening is de aanvrager verplicht aan het orgaan van de lidstaat waarbij hij aanspraak op uitkeringen maakt, alle inlichtingen te verstrekken omtrent vroeger voor de bedoelde beroepsziekte toegekende uitkeringen. Dit orgaan kan zich, ter verkrijging van de inlichtingen die het noodzakelijk acht, wenden tot elk ander orgaan dat vroeger bevoegd is geweest.

Artikel 39

Beoordeling van de mate van ongeschiktheid bij een eerder of een later voorgekomen arbeidsongeval of beroepsziekte

Voor de toepassing van artikel 40, lid 3, van de basisverordening is, wanneer een eerdere of latere arbeidsongeschiktheid werd veroorzaakt door een ongeval dat plaatsvond terwijl de betrokkene onderworpen was aan de wetgeving van een lidstaat waarin geen onderscheid wordt gemaakt naar de oorzaak van de arbeidsongeschiktheid, het bevoegde orgaan voor de eerdere of latere arbeidsongeschiktheid of de daartoe door de bevoegde autoriteit van de betrokken lidstaat aangewezen instelling verplicht op verzoek van het bevoegde orgaan van een andere lidstaat inlichtingen te verstrekken over de mate van een eerdere of latere arbeidsongeschiktheid, alsmede, voor zover mogelijk, gegevens aan de hand waarvan kan worden vastgesteld of de arbeidsongeschiktheid het gevolg was van een arbeidsongeval in de zin van de door het orgaan van de tweede lidstaat toegepaste wetgeving.

In dat geval houdt het bevoegde orgaan overeenkomstig de door dit orgaan toegepaste wetgeving voor het verkrijgen van het recht op uitkeringen en het vaststellen van de hoogte van de uitkeringen rekening met de mate van ongeschiktheid die in deze eerdere of latere gevallen is ontstaan.

Artikel 40

Indiening en behandeling van aanvragen om renten of aanvullende uitkeringen

1.  Om in aanmerking te komen voor een rente of een aanvullende uitkering uit hoofde van de wettelijke regeling van een lidstaat, zijn de werknemer of zelfstandige of diens nabestaanden die op het grondgebied van een andere lidstaat wonen, verplicht een aanvraag te richten hetzij tot het bevoegde orgaan, hetzij tot het orgaan van de woonplaats, dat deze aan het bevoegde orgaan doorzendt. De aanvraag dient vergezeld te gaan van de vereiste bewijsstukken en te zijn opgesteld volgens de bepalingen van de door het bevoegde orgaan toegepaste wettelijke regeling.

2.  Het bevoegde orgaan geeft de aanvrager rechtstreeks of door bemiddeling van het verbindingsorgaan van de bevoegde staat kennis van zijn beslissing. Het zendt een afschrift van deze beslissing aan het verbindingsorgaan van de lidstaat op het grondgebied waarvan hij woont.

Artikel 41

Bijzondere uitvoeringsmaatregelen

De bepalingen van titel III, hoofdstuk II, van de basisverordening die betrekking hebben op verstrekkingen, zijn niet van toepassing op personen die uitsluitend recht hebben op verstrekkingen uit hoofde van een in bijlage II bij de toepassingsverordening genoemd bijzonder stelsel voor ambtenaren van een lidstaat.

HOOFDSTUK III

UITKERINGEN BIJ OVERLIJDEN

Artikel 42

Aanvraag om een uitkering bij overlijden

Voor de toepassing van de artikelen 42 en 43 van de basisverordening moet de aanvraag om een uitkering bij overlijden gericht worden aan het orgaan van de woonplaats van de aanvrager.

HOOFDSTUK IV

UITKERINGEN BIJ INVALIDITEIT, OUDERDOMS- EN NABESTAANDENPENSIOENEN

Artikel 43

Berekening van de uitkering

1.  Voor de berekening van het theoretische bedrag en het werkelijke bedrag van de uitkering overeenkomstig artikel 52, lid 1, onder b), van de basisverordening zijn de voorschriften van artikel 12, leden 3, 4, 5 en 6 van de toepassingsverordening van toepassing.

2.  Wanneer overeenkomstig artikel 12, lid 3, van de toepassingsverordening geen rekening is gehouden met tijdvakken van vrijwillige of vrijwillig voortgezette verzekering, berekent het orgaan van de lidstaat onder de wettelijke regeling waarvan deze tijdvakken zijn vervuld, het met deze tijdvakken overeenkomende bedrag volgens de wettelijke regeling die het toepast. Het op grond van artikel 52, lid 1, onder b), van de basisverordening berekende werkelijke bedrag van de uitkering wordt verhoogd met het bedrag dat overeenkomt met de tijdvakken van vrijwillige of vrijwillig voortgezette verzekering.

3.  Het orgaan van elke lidstaat berekent volgens de door dit orgaan toegepaste wetgeving het voor de tijdvakken van vrijwillige of vrijwillig voortgezette verzekering verschuldigde bedrag dat overeenkomstig artikel 53, lid 3, onder c), van de basisverordening niet aan de voorschriften inzake vermindering, schorsing of intrekking van een andere lidstaat onderworpen is.

Wanneer dit bedrag niet rechtstreeks kan worden bepaald omdat de door het bevoegde orgaan toegepaste wetgeving andere waarden aan de verzekeringstijdvakken toekent, kan een fictief bedrag worden vastgesteld. De Administratieve Commissie bepaalt op welke wijze dat fictieve bedrag wordt vastgesteld.

Artikel 44

Verlof om rekening te houden met tijdvakken voor kinderopvoeding

1.  Voor de toepassing van dit artikel wordt onder "tijdvak van kinderopvoeding" verstaan een tijdvak dat krachtens de pensioenwetgeving van een lidstaat wordt meegeteld of dat recht geeft op een aanvulling op het pensioen met kinderopvoeding als expliciete reden, ongeacht volgens welke methode een dergelijk tijdvak wordt toegekend en ongeacht of het tijdvak tijdens de kinderopvoeding wordt verdiend of met terugwerkende kracht wordt erkend.

2.  Indien krachtens de wetgeving van de lidstaat die uit hoofde van titel II van de basisverordening bevoegd is, geen kinderopvoedingstijdvak in aanmerking wordt genomen, blijft het orgaan van de lidstaat waarvan de wetgeving op de betrokkene van toepassing was omdat deze aldaar, al dan niet in loondienst, werkzaam was op het tijdstip waarop de inaanmerkingneming van het kinderopvoedingstijdvak voor het kind in kwestie krachtens die wetgeving aanving, verantwoordelijk voor de inaanmerkingneming van dit tijdvak als een tijdvak van kinderopvoeding krachtens de door dat orgaan toegepaste wetgeving, alsof de kinderopvoeding op het grondgebied van de desbetreffende lidstaat had plaatsgevonden.

3.  De verplichting krachtens lid 2 geldt niet indien de wetgeving van een lidstaat wegens al dan niet in loondienst verrichte werkzaamheden op de betrokkene van toepassing is of wordt.

Artikel 45

Aanvraag voor uitkeringen

A)  Indiening van de aanvraag voor uitkeringen uit hoofde van artikel 44, lid 2, van de basisverordening

1.  Om in aanmerking te komen voor uitkeringen onder A-wetgevingen krachtens artikel 44, lid 2, van de basisverordening, richt de aanvrager een aanvraag tot het orgaan van de lidstaat onder de wetgeving waarvan hij viel op het tijdstip waarop de arbeidsongeschiktheid met daaropvolgende invaliditeit is ontstaan of deze invaliditeit is verergerd of tot het orgaan van de woonplaats, dat de aanvraag aan eerstgenoemd orgaan doorzendt.

2.  Indien ziekengeld werd toegekend, moet de dag waarop het tijdvak van de toekenning van deze uitkering eindigt, in voorkomend geval worden beschouwd als de datum waarop de aanvraag werd ingediend.

3.  In het in artikel 47, lid 1, onder b), van de basisverordening bedoelde geval deelt het orgaan waarbij de belanghebbende laatstelijk aangesloten is geweest, aan het orgaan dat deze uitkeringen oorspronkelijk verschuldigd was, de hoogte en de datum van ingang van de krachtens de door eerstgenoemd orgaan toegepaste wettelijke regeling verschuldigde uitkeringen mee. Met ingang van deze datum worden de vóór de toeneming van de invaliditeit verschuldigde uitkeringen ingetrokken of verminderd tot het bedrag van de aanvulling bedoeld in artikel 47, lid 2, van de basisverordening.

B)  Indiening van andere aanvragen voor uitkeringen

4.  In andere situaties dan de in lid 1 bedoelde richt de aanvrager een aanvraag hetzij aan het orgaan van zijn woonplaats ▌, hetzij aan het orgaan van de lidstaat aan de wetgeving waarvan hij het laatst onderworpen is geweest. Indien de betrokkene nimmer onderworpen was aan de door het orgaan van zijn woonplaats toegepaste wetgeving, zendt dit orgaan de aanvraag door aan het orgaan van de lidstaat aan de wetgeving waarvan hij het laatst onderworpen is geweest.

5.  De datum van indiening van de aanvraag geldt voor alle betrokken organen.

6.  Indien de aanvrager in zijn aanvraag niet alle krachtens de wetgeving van andere lidstaten vervulde tijdvakken van verzekering of wonen heeft opgegeven hoewel hem daar uitdrukkelijk om is verzocht, wordt in afwijking van lid 5 de datum waarop de aanvrager zijn oorspronkelijke aanvraag completeert of een nieuwe aanvraag voor de ontbrekende tijdvakken indient, beschouwd als de datum van indiening van de aanvraag voor het orgaan dat de wetgeving in kwestie toepast, onder voorbehoud van gunstigere bepalingen in deze wetgeving.

Artikel 46

Door de aanvrager bij de aanvraag te voegen stukken en gegevens

1.  De aanvraag wordt door de aanvrager ingediend volgens de bepalingen van de wetgeving die door het in artikel 45, lid 1 of 4, van de toepassingsverordening bedoelde orgaan wordt toegepast, en gaat vergezeld van de bij die wetgeving voorgeschreven bewijsstukken. Meer bepaald verstrekt de aanvrager alle relevante beschikbare gegevens en bewijsstukken betreffende de tijdvakken van verzekering (organen, identificatienummers) van werkzaamheden in loondienst (werkgevers) of anders dan in loondienst (aard en plaats van de werkzaamheden) en van wonen (adressen) die in voorkomend geval onder een andere wetgeving vervuld zijn, alsmede betreffende de duur van die tijdvakken.

2.  Indien de aanvrager overeenkomstig artikel 50, lid 1, van de basisverordening verzoekt om uitstel van de toekenning van ║ ouderdomsuitkeringen ║ krachtens de wetgeving van een of meer lidstaten, vermeldt hij dit in zijn aanvraag en specificeert hij krachtens welke wetgeving hij om uitstel verzoekt. Om de aanvrager in de gelegenheid te stellen van dit recht gebruik te maken, delen de betrokken organen de aanvrager op diens verzoek alle gegevens mee waarover zij beschikken zodat hij zich een oordeel kan vormen over de gevolgen van de gelijktijdige of successieve toekenning van de uitkeringen waarop hij aanspraak kan maken.

3.  Indien een aanvrager overeenkomstig de wetgeving van een lidstaat een uitkeringsaanvraag intrekt, wordt zulks niet beschouwd als gelijktijdige intrekking van tot de organen van andere lidstaten gerichte uitkeringsaanvragen.

Artikel 47

Behandeling van de aanvragen door de organen

A)  Behandelend orgaan

1.  ▌Het orgaan waaraan de aanvraag is gericht of doorgezonden overeenkomstig artikel 45, lid 1 of lid 4, van de toepassingsverordening wordt hierna als "contactorgaan" genoemd. Het orgaan van de woonplaats wordt niet als contactorgaan aangeduid indien de betrokkene nimmer onderworpen was aan de door dat orgaan toegepaste wetgeving.

Het als contactorgaan aangeduide orgaan behandelt niet alleen de uitkeringsaanvraag krachtens de wetgeving die het toepast, maar bevordert daarnaast de gegevensuitwisseling, de mededeling van beslissingen en de verrichtingen die noodzakelijk zijn voor de behandeling van de aanvraag door de betrokken organen en verstrekt de aanvrager op diens verzoek alle gegevens die relevant zijn voor de communautaire aspecten van deze behandeling en houdt hem op de hoogte van de vorderingen dienaangaande.

B)  Behandeling van aanvragen voor uitkeringen uit hoofde van artikel 44 van de basisverordening

2.  In het in artikel 44, lid 3, van de basisverordening bedoelde geval geeft het behandelend orgaan alle gegevens van de betrokkene door aan het orgaan waarbij deze voorheen aangesloten is geweest, dat het dossier op zijn beurt in behandeling neemt.

3.  De artikelen 48 tot en met 52 zijn niet van toepassing op de behandeling van de in artikel 44 van de basisverordening bedoelde aanvragen.

C)  Behandeling van andere aanvragen voor uitkeringen

4.  In andere situaties dan de in lid 2 bedoelde zendt het contactorgaan de aanvragen voor de uitkeringen, alle stukken waarover het beschikt en, in voorkomend geval, de relevante door de aanvrager verstrekte stukken onmiddellijk door aan alle betrokken organen zodat de behandeling van de aanvraag door al deze organen tegelijkertijd kan worden aangevangen. Het contactorgaan stelt de andere organen in kennis van de tijdvakken van verzekering of van wonen die krachtens de wettelijke regeling die het toepast zijn vervuld. Het contactorgaan vermeldt welke stukken op een later tijdstip zullen worden verstrekt en vult de aanvraag zo spoedig mogelijk aan.

5.  Elk van de andere betrokken organen deelt het contactorgaan de tijdvakken van verzekering of van wonen mee die krachtens de wettelijke regeling die het toepast zijn vervuld. ▌

6.  ▌Elk betrokken orgaan berekent het bedrag van de uitkeringen overeenkomstig artikel 52 van de basisverordening en stelt het contactorgaan en de overige betrokken organen in kennis van zijn beslissing, van het bedrag van de uitkeringen en van alle inlichtingen die nodig zijn voor de toepassing van de artikelen 53 tot en met 55 van de basisverordening.

7.  Mocht een orgaan op grond van de in de leden 4 en 5 van dit artikel bedoelde gegevens vaststellen dat artikel 46, lid 2, of artikel 57, lid 2 of lid 3, van de basisverordening moeten worden toegepast, dan stelt dit orgaan het contactorgaan en de overige betrokken organen hiervan in kennis.

Artikel 48

Mededeling van de beslissingen aan de aanvrager

1.  Elk orgaan geeft de aanvrager volgens de wetgeving die het toepast, kennis van de door dit orgaan genomen beslissing ▌. In elke beslissing worden de rechtsmiddelen en beroepstermijnen vermeld die daarop van toepassing zijn. Zodra het contactorgaan in kennis is gesteld van de beslissing van elk orgaan, wordt een samenvatting van die beslissingen aan de aanvrager en de overige betrokken organen toegezonden. Het model voor de samenvatting wordt opgesteld door de Administratieve Commissie. De aanvrager krijgt de samenvatting toegezonden in de taal van het orgaan of in een taal, naar keuze van de aanvrager, die als een officiële taal van de instellingen van de Gemeenschap is erkend overeenkomstig artikel 290 van het Verdrag.

2.  Wanneer blijkt dat de aanvrager na ontvangst van de beknopte mededeling dat zijn/haar rechten negatief zijn beïnvloed door de interactie van besluiten genomen door twee of meer instanties, heeft hij/zij recht erop van de betrokken instanties te eisen dat zij hun beslissingen aan een herziening onderwerpen binnen een termijn vastgesteld in de desbetreffende nationale wetgeving. Deze termijnen beginnen op de datum van ontvangst van de beknopte mededeling. De aanvrager wordt schriftelijk op de hoogte gesteld van het resultaat van de herziening.

Artikel 49

Bepaling van de mate van invaliditeit

1.  Wanneer het bepaalde in artikel 46, lid 3, van de basisverordening van toepassing is, is alleen het behandelend orgaan bevoegd de beslissing omtrent de toestand van invaliditeit van de aanvrager te nemen. Het neemt deze beslissing zodra het in staat is te bepalen of voldaan wordt aan de voorwaarden die de door dit orgaan toegepaste wettelijke regeling stelt voor het ingaan van het recht, zo nodig met inachtneming van de artikelen 6 en 51 van de basisverordening. Het geeft de andere betrokken organen onverwijld kennis van deze beslissing.

Indien met inachtneming van de artikelen 6 en 51 van de basisverordening en afgezien van de voorwaarden betreffende de toestand van invaliditeit niet wordt voldaan aan de andere voorwaarden die de door dit orgaan toegepaste wettelijke regeling stelt voor het ingaan van het recht, stelt het behandelend orgaan het bevoegde orgaan van de lidstaat aan de wettelijke regeling waarvan de aanvrager het laatst onderworpen was, daarvan onmiddellijk in kennis. Dit laatste orgaan is bevoegd de beslissing omtrent de toestand van invaliditeit van de aanvrager te nemen, indien wordt voldaan aan de voorwaarden voor het ingaan van het recht, die de door dit orgaan toegepaste wettelijke regeling stelt; het geeft de andere betrokken organen onverwijld kennis van deze beslissing

2.  Eventueel kan voor het ingaan van het recht op dezelfde wijze verder worden teruggegaan tot aan het inzake invaliditeit bevoegde orgaan van de lidstaat aan de wetgeving waarvan de aanvrager het eerst onderworpen is geweest.

3.  Wanneer ▌artikel 46, lid 3, van de basisverordening niet van toepassing is, is elk orgaan, overeenkomstig de door het orgaan toegepaste wetgeving, bevoegd de aanvrager door een arts van eigen keuze of andere deskundige te laten onderzoeken om de mate van invaliditeit te bepalen. Het orgaan van een lidstaat houdt evenwel rekening met de medische documenten en rapporten alsmede met de inlichtingen van administratieve aard die door het orgaan van enige andere lidstaat zijn ingewonnen alsof deze in zijn eigen lidstaat waren opgesteld.

Artikel 50

Vooruitbetalingen en voorschotten op uitkeringen

1.  Niettegenstaande artikel 7 van de onderhavige verordening betaalt elk orgaan dat overeenkomstig artikel 52, lid 1, onder a), van de basisverordening tijdens de behandeling van een aanvraag voor uitkeringen vaststelt dat de aanvrager krachtens de door het orgaan toegepaste wetgeving recht heeft op een autonome uitkering, deze uitkering onmiddellijk. Deze betaling wordt als voorlopig beschouwd als het toegekende bedrag nog aan wijzigingen onderhevig is afhankelijk van het resultaat van de behandeling van de aanvraag.

2.  Ingeval geen enkele voorlopige uitkering aan de aanvrager kan worden betaald krachtens lid 1, doch indien uit de ontvangen inlichtingen blijkt dat een recht is ingegaan krachtens artikel 52, lid 1, onder b), van de basisverordening, betaalt het behandelende orgaan hem een terugvorderbaar voorschot dat zo dicht mogelijk het bedrag benadert dat vermoedelijk zal worden vastgesteld krachtens artikel 52, lid 1, onder b), van de basisverordening.

3.  Elk orgaan dat krachtens lid 1 of 2 verplicht is voorlopige uitkeringen of een voorschot te betalen, stelt de aanvrager hiervan onmiddellijk in kennis, waarbij het uitdrukkelijk zijn aandacht vestigt op de voorlopige aard van de genomen maatregel en op de rechtsmiddelen die krachtens de door het orgaan toegepaste wetgeving beschikbaar zijn.

Artikel 51

Herberekening van de uitkeringen

1.  In geval van een herberekening van de uitkeringen op grond van artikel 48, leden 3 en 4, artikel 50, lid 4, en artikel 59, lid 1, van de basisverordening is artikel 50 van de onderhavige verordening van overeenkomstige toepassing.

2.  Bij herberekening dan wel intrekking of schorsing van de uitkering geeft het orgaan dat deze beslissing heeft genomen, hiervan onverwijld kennis aan de belanghebbende volgens de procedure van artikel 3, leden 4 tot en met 7, van de toepassingsverordening en aan elk der organen ten aanzien waarvan de belanghebbende een recht heeft.

Artikel 52

Maatregelen ter bespoediging van het proces van de pensioenberekening

1.  Organen die wetgeving toepassen waaraan een aanvrager onderworpen is geweest, brengen schot in de behandeling van aanvragen en de betaling van uitkeringen waartoe de aanvrager gerechtigd is door:

   a) de identiteitbepalende elementen van personen die onder een door een orgaan van een andere lidstaat toegepaste wetgeving komen te vallen, uit te wisselen met of beschikbaar te stellen aan de organen van andere lidstaten en er tezamen voor te zorgen dat die identiteitbepalende elementen behouden en in overeenstemming blijven of, indien dit niet mogelijk is, die personen rechtstreeks toegang te geven tot de elementen die hun identiteit bepalen;
   b) ruim voordat iemand de minimum pensioengerechtigde leeftijd of een nader door de organen waaronder de persoon viel te bepalen leeftijd bereikt, gegevens (vervulde tijdvakken of andere belangrijke elementen) uit te wisselen met of beschikbaar te stellen aan de betrokkene en de organen van andere lidstaten met betrekking tot de pensioenrechten van personen die onder een door een orgaan van een andere lidstaat toegepaste wetgeving komen te vallen of, indien dit niet mogelijk is, die personen in te lichten over of hen in staat te stellen zich vertrouwd te maken met hun toekomstige rechten op uitkeringen.

2.  Voor de toepassing van lid 1 bepaalt de Administratieve Commissie welke informatieve elementen worden uitgewisseld of beschikbaar worden gesteld en welke procedures en mechanismen daarvoor worden gebruikt, met inaanmerkingneming van de kenmerken van de nationale pensioenregelingen, de administratieve en technische aspecten van hun organisatie en de technologische middelen waarover ze beschikken. De Administratieve Commissie verzekert de tenuitvoerlegging van deze pensioenregelingen door zorg te dragen voor een follow-up van de genomen maatregelen en de toepassing daarvan.

3.  Voor de doeleinden van de toepassing van lid 1, moet de instantie in de eerste lidstaat waar een persoon zijn Persoonlijke Identificatienummer (PIN) heeft ontvangen voor de doeleinden van de administratie van de sociale zekerheid in kennis worden gesteld van dit nummer.

Artikel 53

Coördinatiemaatregelen in een lidstaat

1.  Onverminderd artikel 51 van de basisverordening gelden de voorschriften van de nationale wetgeving aan de hand waarvan wordt bepaald welk orgaan verantwoordelijk is, welke regeling van toepassing is of welke verzekeringstijdvakken aan een specifieke regeling worden toegewezen en worden uitsluitend de krachtens de wetgeving van deze lidstaat vervulde tijdvakken van verzekering in aanmerking genomen.

2.  Als de nationale wetgeving voorschriften behelst voor de coördinatie tussen de bijzondere stelsels voor ambtenaren en het algemene stelsel voor werknemers, blijven deze voorschriften onverlet door de bepalingen van de basisverordening en de onderhavige verordening.

HOOFDSTUK V

WERKLOOSHEIDSUITKERINGEN

Artikel 54

Samenstelling van tijdvakken en berekening van de uitkering

1.  Artikel 12, lid 1, van de toepassingsverordening is van overeenkomstige toepassing op artikel 61 van de basisverordening. Onverminderd de onderliggende verplichtingen van de betrokken organen, kan de betrokkene aan het bevoegde orgaan een document voorleggen waarin de krachtens die wetgeving vervulde tijdvakken worden vermeld en dat is afgegeven door het orgaan van de lidstaat aan de wetgeving waarvan de betrokkene tijdens zijn laatste al dan niet in loondienst verrichte werkzaamheden onderworpen was.

2.  Voor de toepassing van artikel 62, lid 3, van de basisverordening deelt het bevoegde orgaan van de lidstaat aan de wetgeving waarvan de betrokkene tijdens zijn laatste al dan niet in loondienst verrichte werkzaamheden onderworpen was, het orgaan van de woonplaats op diens verzoek alle voor de berekening van de werkloosheidsuitkering vereiste gegevens mede, met name het bedrag van het ontvangen salaris of beroepsinkomen.

3.  Voor de toepassing van artikel 62 van de basisverordening en niettegenstaande artikel 63 van die verordening houdt het bevoegde orgaan van een lidstaat waarvan de wettelijke regeling bepaalt dat de hoogte van de uitkering wisselt naar gelang van het aantal gezinsleden, eveneens rekening met de gezinsleden van de betrokkene die in een andere lidstaat wonen, alsof zij in de bevoegde lidstaat woonden. Deze bepaling is niet van toepassing als in de lidstaat waar de gezinsleden wonen, een andere persoon recht heeft op een werkloosheidsuitkering bij de berekening waarvan met deze gezinsleden rekening is gehouden.

Artikel 55

Voorwaarden voor en beperkingen van het behoud van het recht op uitkering wanneer de werkloze zich naar een andere lidstaat begeeft

1.  Om in aanmerking te komen voor toepassing van artikel 64 van de basisverordening stelt de werkloze die zich naar een andere lidstaat begeeft, het bevoegde orgaan daarvan vóór zijn vertrek in kennis en verzoekt hij dit orgaan om een document waaruit blijkt dat hij recht blijft houden op de uitkering onder de in artikel 64, lid 1, onder b), van de basisverordening vastgestelde voorwaarden.

Dit orgaan informeert hem over de verplichtingen die op hem rusten, en verstrekt hem genoemd document, waarin met name worden vermeld:

   a) sinds welke datum de werkloze niet langer ter beschikking staat van de diensten voor arbeidsvoorziening van de bevoegde staat;
   b) de overeenkomstig artikel 64, lid 1, onder b), van de basisverordening toegestane termijn voor de inschrijving als werkzoekende in de lidstaat waarheen de werkloze zich begeven heeft;
   c) de maximumtijd gedurende welke het recht op prestaties kan worden behouden overeenkomstig artikel 64, lid 1, onder c), van de basisverordening;
   d) de feiten waardoor het recht op uitkering kan worden gewijzigd.

2.  De werkloze schrijft zich in als werkzoekende bij de diensten voor arbeidsvoorziening van de lidstaat waarheen hij zich begeeft overeenkomstig het bepaalde in artikel 64, lid 1, onder b), van de basisverordening en overhandigt het orgaan van deze lidstaat het in lid 1 bedoelde document. Zo niet, dan wendt het orgaan van de plaats waarheen de werkloze zich heeft begeven, zich tot het bevoegde orgaan om de nodige informatie in te winnen.

3.  De diensten voor arbeidsvoorziening van de lidstaat waarheen de werkloze zich heeft begeven om daar werk te zoeken, informeren de werkloze over zijn verplichtingen.

4.  Het orgaan van de plaats waarheen de werkloze zich heeft begeven, zendt het bevoegde orgaan onmiddellijk een document met de datum van inschrijving van de werkloze bij de diensten voor arbeidsvoorziening en ▌zijn nieuwe adres.

Indien zich gedurende het tijdvak dat de werkloze recht heeft op behoud van zijn uitkering, feiten voordoen die het recht op uitkering kunnen beïnvloeden, zendt het orgaan van de plaats waarheen de werkloze zich heeft begeven aan het bevoegde orgaan en aan de betrokkene onmiddellijk een document met de relevante informatie.

Op verzoek van het bevoegde orgaan verstrekt het orgaan van de plaats waarheen de werkloze zich heeft begeven elke maand relevante informatie over de situatie van de werkloze en met name of deze nog steeds is ingeschreven bij de diensten voor arbeidsvoorziening en of hij zich houdt aan de georganiseerde controleprocedures.

5.  Het orgaan van de plaats waarheen de werkloze zich heeft begeven verricht de controle of laat deze verrichten alsof het een werkloze betrof die uitkeringen geniet krachtens de door dit orgaan toegepaste wettelijke regeling. Het stelt het bevoegde orgaan onmiddellijk in kennis van elk feit als bedoeld in lid 1, onder d).

6.  De bevoegde autoriteiten of de bevoegde organen van twee of meer lidstaten kunnen onderling maatregelen vaststellen om het zoeken van werk door werklozen die zich krachtens artikel 64 van de basisverordening naar een van deze lidstaten begeven, te vergemakkelijken.

Artikel 56

Werkloze die in een andere dan de bevoegde lidstaat woonde

1.  Wanneer de werkloze overeenkomstig artikel 65, lid 2, van de basisverordening besluit zich zowel in de lidstaat van de woonplaats als in de lidstaat waar hij het laatst al dan niet in loondienst werkzaam is geweest, als werkzoekende in te schrijven, stelt hij allereerst het orgaan en de diensten voor arbeidsvoorziening van zijn woonplaats daarvan in kennis.

Op verzoek van de diensten voor arbeidsvoorziening van de lidstaat waar hij het laatst al dan niet in loondienst werkzaam is geweest, geven de diensten voor arbeidsvoorziening van de woonplaats de relevante informatie over de inschrijving van de werkloze en diens pogingen om werk te vinden door.

2.  Wanneer de in de betrokken lidstaten toepasselijke wetgeving vereist dat een werkloze aan bepaalde verplichtingen voldoet en/of werk zoekt, wordt voorrang verleend aan de verplichtingen en/of de pogingen om werk te vinden in de lidstaat van de woonplaats.

Het feit dat een werkloze in de lidstaat waar hij het laatst werkzaam is geweest, niet heeft voldaan aan alle verplichtingen en/of geen werk heeft gezocht, heeft geen invloed op in de lidstaat van de woonplaats toegekende uitkeringen.

3.  Voor de toepassing van artikel 65, lid 5, onder b), van de basisverordening deelt het orgaan van de lidstaat aan de wettelijke regeling waarvan de werknemer het laatst onderworpen is geweest, het orgaan van de woonplaats op verzoek van dit laatste mede of de werknemer recht heeft op een uitkering op grond van artikel 64 van de basisverordening.

HOOFDSTUK VI

GEZINSUITKERINGEN

Artikel 57

Prioriteitsregels bij samenloop

Voor de toepassing van artikel 68, lid 1, onder b), punten i) en ii), van de basisverordening berekent elke betrokken lidstaat, wanneer de volgorde van prioriteit niet aan de hand van de woonplaats van de kinderen kan worden vastgesteld, het bedrag van de uitkeringen inclusief de kinderen die niet op zijn grondgebied wonen. Bij het toepassen van artikel 68, lid 1, onder b), punt i), betaalt het bevoegde orgaan van de lidstaat waarvan de wetgeving de hoogste uitkering biedt, het gehele bedrag uit. Het bevoegde orgaan van de andere lidstaat vergoedt dat orgaan, binnen de grenzen van de in de wetgeving van die lidstaat voorziene bedragen, de helft van dat bedrag.

Artikel 58

Voorschriften die van toepassing zijn indien er sprake is van wijziging van de toepasselijke wetgeving en/of het orgaan dat bevoegd is om gezinstoelagen toe te kennen

1.  Indien er gedurende een kalendermaand sprake is van wijziging van de lidstaat welks wetgeving toepasselijk is en/of welks orgaan bevoegd is om gezinstoelagen toe te kennen, ongeacht de in de wetgeving van de lidstaten bepaalde vervaldagen voor de betaling van de gezinsuitkeringen, ▌neemt het orgaan dat de gezinsuitkering heeft betaald op grond van de ▌wetgeving op grond waarvan de uitkeringen zijn toegekend aan het begin van deze maand, deze kosten tot het einde van de lopende maand voor zijn rekening.

2.  Het deelt het orgaan van de andere lidstaat of de betrokken lidstaten mede met ingang van welke datum het de betaling van de gezinsuitkeringen in kwestie staakt. De betalingen van de andere lidstaat gaat in op die datum.

Artikel 59

Procedure voor de toepassing van de artikelen 67 en 68 van de basisverordening

1.  De aanvraag om gezinsbijslagen wordt gericht aan het bevoegde orgaan. Voor de toepassing van de artikelen 67 en 68 van de basisverordening wordt rekening gehouden met de situatie van het gehele gezin alsof alle betrokkenen onderworpen zijn aan de wetgeving van de betrokken lidstaat en er verblijven, vooral wat het recht op prestaties betreft. Indien een persoon die recht heeft op prestaties dit recht niet uitoefent, houdt het bevoegde orgaan van de lidstaat waarvan de wetgeving van toepassing is rekening met een aanvraag om gezinsbijslagen die is ingediend door de andere ouder /als dusdanig beschouwde persoon of de persoon of instelling die de voogdij uitoefent.

2.  Het orgaan waarbij de aanvraag overeenkomstig lid 1 is ingediend, onderzoekt deze op grond van de gedetailleerde informatie die door de aanvrager is verstrekt, ▌rekening houdend met alle feitelijke en rechtelijke gegevens die de gezinssituatie van de aanvrager kenmerken.

Indien dat orgaan concludeert dat zijn wetgeving overeenkomstig artikel 68, leden 1 en 2 van de basisverordening prioritair van toepassing is, verstrekt het de gezinsbijslagen overeenkomstig de wetgeving die het toepast.

Indien het bevoegde orgaan oordeelt dat de mogelijkheid bestaat dat de betrokkene krachtens de wetgeving van een andere lidstaat overeenkomstig artikel 68, lid 2, van de basisverordening recht heeft op aanvullende bijslag, zendt het de aanvraag onverwijld door aan het bevoegde orgaan van die lidstaat en informeert het de betrokkene. Het informeert ook het orgaan van de andere lidstaat van zijn besluit betreffende de aanvraag en het bedrag van de toegekende gezinsbijslagen.

3.  Indien het orgaan waarbij de aanvraag is ingediend, oordeelt dat zijn wetgeving toepasselijk is, maar niet op grond van het prioritaire recht overeenkomstig de leden 1 en 2 van artikel 68 van de basisverordening, neemt het onverwijld een voorlopig beslissing over de in het concrete geval toepasselijke prioriteitsregels, en zendt het de aanvraag overeenkomstig artikel 68, lid 3 van de basisverordening door naar het orgaan van de andere lidstaat en stelt het de aanvrager daarvan voorts in kennis. Dit orgaan heeft twee maanden de tijd om zijn standpunt te bepalen ten aanzien van het genomen voorlopige besluit.

Indien het orgaan waaraan de aanvraag is doorgezonden, binnen de bovengenoemde termijn geen standpunt inneemt, is het bovengenoemde voorlopige besluit toepasselijk en betaalt het orgaan de bijslagen waarin zijn wetgeving voorziet en stelt het het doorzendende orgaan in kennis van het bedrag van de toegekende bijslagen.

4.  Indien er een meningsverschil is tussen de betrokken organen over de op grond van het prioritaire recht toepasselijke wetgeving, is artikel 6, leden 2 tot en met 5 van de toepassingsverordening van toepassing. Voor dit doel, zal het in artikel 6, lid 2, genoemde orgaan van woonplaats, het orgaan van het orgaan van de woonplaats van het kind of de kinderen zijn.

5.  Het orgaan dat voorlopige uitkeringen heeft betaald voor een hoger bedrag dan uiteindelijk voor zijn rekening komt, richt zich volgens de procedure van artikel 71 tot het prioritaire orgaan om het te veel betaalde terug te vorderen.

Artikel 60

Procedure voor de toepassing van artikel 69 van de basisverordening

Voor de toepassing van artikel 69 van de basisverordening stelt de Administratieve Commissie een lijst op van de aanvullende of bijzondere gezinsbijslagen voor wezen die onder hetzelfde artikel van de basisverordening vallen. Indien het prioritair bevoegde orgaan op grond van de wetgeving die het toepast geen aanvullende of bijzondere gezinsbijslagen voor wezen hoeft toe te kennen, zendt het de aanvraag voor gezinsbijslagen, vergezeld van alle nodige documenten en inlichtingen, onverwijld door aan het orgaan van de lidstaat aan de wetgeving waaraan de betrokkene het langst onderworpen is geweest en die voorziet in dergelijke aanvullende of bijzondere gezinsbijslagen voor wezen. Eventueel moet op dezelfde wijze verder worden teruggegaan tot aan het orgaan van de lidstaat krachtens de wettelijke regeling waarvan de belanghebbende het kortste tijdvak van verzekering of wonen heeft vervuld.

TITEL IV

FINANCIËLE BEPALINGEN

HOOFDSTUK I

VERGOEDING VAN PRESTATIES KRACHTENS ARTIKEL 35, LID 1, EN ARTIKEL 41 VAN DE BASISVERORDENING

Afdeling 1

Vergoeding van prestaties op basis van de werkelijke kosten

Artikel 61

Beginselen

1.  Voor de toepassing van artikel 35, lid 1, en artikel 41 van de basisverordening wordt het werkelijke bedrag van de verleende verstrekkingen door het bevoegde orgaan aan het orgaan dat genoemde verstrekkingen heeft verleend, vergoed, zoals dit bedrag uit de boekhouding van laatstgenoemd orgaan blijkt, behoudens toepassing van artikel 62 van de toepassingsverordening.

2.  Wanneer het hele of een gedeelte van het werkelijke bedrag van de in lid 1 bedoelde verstrekkingen niet blijkt uit de boekhouding van het orgaan dat deze heeft verleend, wordt het te vergoeden bedrag bepaald op basis van een vast bedrag dat wordt vastgesteld op grond van alle ter zake dienende referenties die aan de beschikbare gegevens werden ontleend. De Administratieve Commissie beoordeelt de grondslagen die voor de berekening van de vaste bedragen dienen, en stelt de hoogte ervan vast.

3.  Voor de vergoeding kunnen geen hogere tarieven in rekening worden gebracht dan die welke gelden voor de verstrekkingen verleend aan verzekerden die zijn onderworpen aan de wettelijke regeling die wordt toegepast door het orgaan dat de in lid 1 bedoelde verstrekkingen heeft verleend.

Afdeling 2

Vergoeding van prestaties op basis van vaste bedragen

Artikel 62

Vaststelling van de betrokken lidstaten

1.  De in artikel 35, lid 2, van de basisverordening bedoelde lidstaten met zodanige juridische of administratieve structuren dat toepassing van vergoeding op grond van de werkelijk gemaakte kosten niet passend is, worden vermeld in bijlage III van de toepassingsverordening.

2.  Voor de in bijlage III bij de toepassingsverordening genoemde lidstaten wordt het bedrag van de verstrekkingen die krachtens artikel 17 van de basisverordening zijn verleend aan gezinsleden die niet in dezelfde lidstaat wonen als de verzekerde, en die krachtens artikel 22, artikel 24, lid 1, en de artikelen 25 en 26 van de basisverordening zijn verleend aan gepensioneerden en hun gezinsleden, door de bevoegde organen vergoed aan de organen die deze verstrekkingen hebben verleend op basis van een voor elk kalenderjaar vastgesteld vast bedrag. Dit vast bedrag moet het bedrag van de werkelijke uitgaven zo dicht mogelijk benaderen.

Artikel 63

Methode voor de berekening van de vaste maandelijkse bedragen en van het vaste totaalbedrag

1.  Voor elke crediteurlidstaat wordt het vaste maandelijkse bedrag per persoon (Fi) voor een kalenderjaar vastgesteld door de gemiddelde jaarlijkse kosten per persoon (Yi), volgens verschillende leeftijdsklassen (i), te delen door 12 en op het resultaat een aftrek (X) toe te passen volgens de volgende formule:

Fi = Yi*1/12*(1-X)

De symbolen in deze formule hebben de volgende betekenis:

   De ▌index i (waarden i = 1, 2 en 3) staat voor de drie leeftijdsklassen die voor de berekening van de vaste bedragen worden gehanteerd:
  

i = 1: personen onder de 20 jaar

  

i = 2: personen tussen 20 en 64 jaar

  

i = 3: personen van 65 jaar en ouder.

  

−  Yi staat voor de gemiddelde jaarlijkse kosten van de personen in de leeftijdsklasse i, zoals gedefinieerd in lid 2.

   De coëfficiënt X (0,20 of 0,15) staat voor de toegepaste aftrek, zoals omschreven
  

in lid 3.

2.  De gemiddelde jaarlijkse kosten per persoon (Yi) in leeftijdsklasse i worden verkregen door de jaarlijkse uitgaven voor het totaal van de verstrekkingen die door de organen van de crediteurlidstaat zijn verleend aan alle personen van de betreffende leeftijdsklasse die onder zijn wettelijke regeling vallen en op zijn grondgebied wonen, te delen door het gemiddelde ▌aantal betrokken personen in deze leeftijdsklasse in het kalenderjaar in kwestie. De berekening wordt gebaseerd op de uitgaven uit hoofde van de in artikel 23 van de toepassingsverordening bedoelde stelsels.

3.  De op het vaste maandelijkse bedrag toe te passen aftrek is in beginsel gelijk aan 20% (X = 0,20). Deze aftrek is gelijk aan 15% (X = 0,15) voor gepensioneerden en hun gezinsleden wanneer de bevoegde lidstaat niet in bijlage IV van de basisverordening wordt vermeld.

4.  Voor elke debiteurlidstaat is het vaste totaalbedrag voor een kalenderjaar de som van de producten die worden verkregen door in elke leeftijdsklasse i de vastgestelde vaste maandelijkse bedragen per persoon te vermenigvuldigen met het aantal maanden dat door de betrokkenen in de crediteurlidstaat in die leeftijdsklasse is vervuld.

Het aantal maanden dat door de betrokkenen in de crediteurlidstaat is vervuld is de som van de kalendermaanden in een kalenderjaar waarin de betrokkenen vanwege hun woonplaats op het grondgebied van de crediteurlidstaat in aanmerking kwamen voor verstrekkingen op dat grondgebied voor rekening van de debiteurlidstaat. Deze maanden worden vastgesteld aan de hand van een inventaris die voor dit doel wordt bijgehouden door het orgaan van de woonplaats, zulks op basis van de door het bevoegde orgaan verstrekte bewijsstukken inzake de rechten van de belanghebbenden.

5.  Uiterlijk ...(7) dient de Administratieve Commissie een specifiek verslag in over de toepassing van dit artikel, en met name over de in lid 3 bedoelde aftrekken. Op basis daarvan kan de Commissie een voorstel indienen met wijzigingen die nodig kunnen blijken om ervoor te zorgen dat de berekening van de vaste bedragen de werkelijke uitgaven zo dicht mogelijk benadert en dat de in lid 3 bedoelde aftrekken geen aanleiding geven tot onevenwichtige betalingen of dubbele betalingen voor de lidstaten.

6.  De Administratieve Commissie bepaalt volgens welke methoden en op welke wijze de in de vorige leden bedoelde factoren voor de berekening van de vaste bedragen worden vastgesteld.

7.  Onverminderd de leden 1 tot en met 4, kunnen de lidstaten de artikelen 94 en 95 van Verordening (EEG) nr. 574/72 gedurende ...(8) blijven toepassen voor de berekening van het vaste bedrag, mits de aftrek genoemd in lid 3 wordt toegepast.

Artikel 64

Kennisgeving van de gemiddelde jaarlijkse kosten

Het bedrag van de gemiddelde jaarlijkse kosten per persoon in elke leeftijdsklasse voor een bepaald jaar wordt uiterlijk aan het eind van het tweede jaar na het jaar in kwestie aan de Rekencommissie meegedeeld. Bij niet-inachtneming van deze termijnen wordt het bedrag gehanteerd van de gemiddelde jaarlijkse kosten per persoon dat de Administratieve Commissie laatstelijk een jaar daarvoor heeft vastgesteld.

De gemiddelde jaarlijkse kosten worden bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Afdeling 3

Gemeenschappelijke bepalingen

Artikel 65

Procedure voor de vergoeding tussen organen onderling

1.  De vergoeding tussen de betrokken lidstaten vindt zo snel mogelijk plaats. Elk betrokken orgaan is verplicht de schuldvorderingen vóór de hierna vermelde termijnen te vergoeden zodra het daartoe in de mogelijkheid verkeert. Een geschil over een bepaalde vordering mag de vergoeding van de andere niet in de weg staan.

2.  De in de artikelen 35 en 41 van de basisverordening bedoelde vergoedingen tussen de organen van de lidstaten lopen via het verbindingsorgaan. Er kan een afzonderlijk verbindingsorgaan bestaan voor de vergoedingen uit hoofde van de artikelen 35 en 41 van de basisverordening.

Artikel 66

Termijnen voor de indiening en betaling van schuldvorderingen

1.  De op grond van de werkelijke uitgaven vastgestelde schuldvorderingen moeten uiterlijk twaalf maanden na afloop van het kalenderhalfjaar waarin deze vorderingen in de rekeningen van het crediteurorgaan zijn ingeschreven, bij het verbindingsorgaan van de debiteurlidstaat worden ingediend.

2.  De voor een kalenderjaar op grond van vaste bedragen vastgestelde schuldvorderingen moeten bij het verbindingsorgaan van de debiteurlidstaat worden ingediend binnen zes maanden na de maand waarin de gemiddelde kosten voor het jaar in kwestie in het Publicatieblad van de Europese Unie zijn bekendgemaakt. De in artikel 63, lid 4, van de toepassingsverordening bedoelde inventarissen worden uiterlijk aan het eind van jaar volgend op het referentiejaar ingediend.

3.  Schuldvorderingen die na de in de leden 1 en 2 genoemde termijnen worden ingediend, worden niet in aanmerking genomen.

4.  De schuldvorderingen worden door het debiteurorgaan binnen zes maanden na afloop van de maand waarin zij bij het verbindingsorgaan van de debiteurlidstaat zijn ingediend, ▌ betaald aan het in artikel 65 van de toepassingsverordening bedoelde verbindingsorgaan van de crediteurlidstaat. Dit geldt niet voor de schuldvorderingen die het debiteurorgaan om een gegronde reden binnen deze termijn heeft afgewezen.

5.  Betwistingen betreffende ▌een schuldvordering worden uiterlijk een jaar na de maand waarin de schuldvordering werd ingediend, ▌geregeld.▌

6.  De Rekencommissie faciliteert de definitieve afsluiting van de rekeningen in gevallen waarin er geen regeling binnen de in lid 5 bedoelde termijn kan worden getroffen, en zij neemt op gemotiveerd verzoek van een van de partijen een beslissing over een betwisting binnen zes maanden na de maand waarin de zaak aan haar is voorgelegd.

Artikel 67

Moratoire interesten en interesten op voorschotten

1.  Na afloop van de in artikel 66, lid 4, van de toepassingsverordening bedoelde periode van zes maanden kan door het crediteurorgaan interest worden geïnd op openstaande schuldvorderingen, tenzij het debiteurorgaan binnen zes maanden vanaf het einde van de maand waarin de schuldvordering is ingediend, een voorschot heeft betaald van ten minste 90% van de totale schuldvordering ingediend uit hoofde van artikel 66, lid 1 of 2, van de toepassingsverordening. Voor de gedeelten van de schuldvordering die buiten het voorschot vallen, kan enkel interest worden aangerekend vanaf het einde van de in artikel 66, lid 5, van de toepassingsverordening bedoelde periode van één jaar.

2.  ▌De interest wordt berekend op basis van de referentievoet die door de Europese Centrale Bank wordt toegepast op haar belangrijkste herfinancieringsverrichtingen. De toegepaste referentievoet is die welke geldt op de eerste dag van de maand waarin de betaling verschuldigd is.

3.  Een verbindingsorgaan mag niet worden verplicht een in lid 1 bedoeld voorschot te aanvaarden. Indien een verbindingsorgaan zulk een aanbod afwijst, heeft het crediteurorgaan evenwel niet meer het recht om moratoire interesten in verband met de betrokken schuldvorderingen aan te rekenen buiten het bepaalde in de tweede zin van lid 1.

Artikel 68

Afsluiting van de jaarrekeningen

1.  Overeenkomstig artikel 72, onder g), van de basisverordening stelt de Administratieve Commissie op basis van het verslag van de Rekencommissie voor elk kalenderjaar een stand van de schuldvorderingen op. Hiertoe delen de verbindingsorganen de Rekencommissie binnen de door haar vastgestelde termijnen en op de door haar vastgestelde wijze het bedrag mede van de ingediende, betaalde of betwiste schuldvorderingen (crediteurpositie) enerzijds, en het bedrag van de ontvangen, betaalde of betwiste schuldvorderingen (debiteurpositie) anderzijds.

2.  De Administratieve Commissie kan elk onderzoek laten instellen, dienstig voor de controle op de statistische en boekhoudkundige gegevens, aan de hand waarvan de jaarlijkse stand van de schuldvorderingen bedoeld in lid 1 wordt opgesteld, inzonderheid om na te gaan of deze gegevens in overeenstemming zijn met de voorschriften van deze titel.

HOOFDSTUK II

VERGOEDING VAN WERKLOOSHEIDSUITKERINGEN UIT HOOFDE VAN ARTIKEL 65 VAN DE BASISVERORDENING

Artikel 69

Vergoeding van werkloosheidsuitkeringen

Bij ontstentenis van het in artikel 65, lid 8, van de basisverordening bedoelde akkoord richt het orgaan van de woonplaats aan het orgaan van de lidstaat aan de wetgeving waarvan de rechthebbende het laatst onderworpen is geweest, een verzoek om vergoeding van werkloosheidsuitkeringen uit hoofde van artikel 65, leden 6 en 7, van de basisverordening. Dit verzoek wordt gedaan binnen zes maanden gerekend vanaf het einde van het halve kalenderjaar waarin de laatste betaling plaatsvond van de werkloosheidsuitkeringen om vergoeding waarvan wordt verzocht. Het verzoek vermeldt het bedrag van de uitkeringen die gedurende de in artikel 65, leden 6 en 7, van de basisverordening bedoelde tijdvakken van drie of vijf maanden zijn betaald, het tijdvak waarvoor deze uitkeringen zijn betaald en de identificatiegegevens van de werkloze. Aanvragen worden ingediend en betaald via de verbindingsorganen van de betrokken lidstaten.

Het is niet vereist aanvragen in behandeling te nemen die zijn ingediend na het verstrijken van de in de eerste paragraaf genoemde termijn.

Het bepaalde in artikel 65, lid 1, en artikel 66, leden 4 tot en met 6, van de toepassingsverordening is van overeenkomstige toepassing.

Na afloop van de in artikel 66, lid 4, van de toepassingsverordening bedoelde periode van zes maanden kan het crediteurorgaan de nog openstaande schuldvorderingen vermeerderen met interest. Deze interest wordt berekend overeenkomstig artikel 67, lid 2, van de toepassingsverordening.

Het maximumbedrag van de in de derde zin van artikel 65, lid 6, van de basisverordening bedoelde vergoeding is per geval het bedrag van de uitkering waarop een betrokkene recht zou hebben op grond van de wetgeving van de lidstaat waaraan hij het laatst was onderworpen, indien hij geregistreerd was bij de diensten voor arbeidsvoorziening van dat land. In de betrekkingen tussen de in bijlage XY vermelde lidstaten stellen de bevoegde instanties van één van deze lidstaten aan de wetgeving waarvan de betrokkene het laatst was onderworpen, echter het maximumbedrag per geval vast op basis van het gemiddelde bedrag van de werkloosheidsuitkeringen die in het voorgaande kalenderjaar onder de wetgeving van deze lidstaat van toepassing waren.

HOOFDSTUK III

TERUGVORDERING VAN TE VEEL ONTVANGEN PRESTATIES EN VOORLOPIGE BETALINGEN, COMPENSATIE, BIJSTAND INZAKE INVORDERING

Afdeling 1

Beginselen

Artikel 70

1.  Voor de toepassing van artikel 84 van de basisverordening en in het bij dit artikel vastgestelde kader vindt de invordering van schuldvorderingen telkens wanneer dat mogelijk is bij voorkeur plaats door middel van compensatie, zowel tussen de organen die vorderingen hebben, hierna de "verzoekende instanties" genoemd, en de organen die uitkeringen verschuldigd zijn, hierna de "aangezochte instanties" genoemd, als ten aanzien van de verzekerde overeenkomstig de artikelen 71 en 72 van de toepassingsverordening.

Wanneer de hele of een deel van de schuldvordering niet door middel van de in de eerste alinea bedoelde compensatie kon worden ingevorderd, worden de door de begunstigde verschuldigde bedragen ingevorderd krachtens de artikelen 73 tot en met 82 van de toepassingsverordening.

2.  Het verbindingsorgaan moet voor de aan hem gerichte verzoeken als aangezochte instantie worden beschouwd.

Afdeling 2

Compensatie

Artikel 71

Onverschuldigde of te veel ontvangen uitkeringen

1.  Indien het orgaan van een lidstaat aan een rechthebbende op uitkeringen een groter bedrag heeft uitbetaald dan waarop hij recht heeft, verzoekt dit orgaan, op de wijze en binnen de grenzen als bepaald in de door dit orgaan toegepaste wetgeving, aan het orgaan van enige andere lidstaat dat uitkeringen aan deze rechthebbende verschuldigd is, het te veel betaalde bedrag in te houden op de bedragen die het aan bedoelde rechthebbende betaalt. Laatstgenoemd orgaan houdt het bedrag in op de wijze en binnen de grenzen als voor een dergelijke schuldvergelijking is bepaald bij de wetgeving die door dit orgaan wordt toegepast alsof het door dit orgaan zelf te veel betaalde bedragen betreft en maakt het ingehouden bedrag over aan het crediteurorgaan.

2.  In het kader van artikel 6 stelt het orgaan dat voorlopige uitkeringen heeft betaald, hoogstens twee maanden nadat de toepasselijke wetgeving of het voor de betaling van de uitkeringen verantwoordelijke orgaan is vastgesteld, de berekening op van het bedrag dat het bevoegd orgaan hem verschuldigd is. Wanneer door de rechthebbende en/of zijn werkgever voorlopige premies of bijdragen zijn betaald, wordt hiermee bij de vaststelling van dit bedrag rekening gehouden.

Het bevoegd orgaan dat aan de rechthebbende uitkeringen verschuldigd is, houdt het uit hoofde van de voorlopige betaling verschuldigde bedrag in op de bedragen die het aan de betrokkene verschuldigd is. Het debiteurorgaan houdt het bedrag in, op de wijze en binnen de grenzen als voor een dergelijke schuldvergelijking is bepaald bij de door dit orgaan toegepaste wetgeving, en maakt het ingehouden bedrag onverwijld over aan de instelling die vorderingen heeft.

3.  Wanneer een verzekerde in een lidstaat sociale bijstand heeft genoten gedurende een tijdvak waarin hij krachtens de wetgeving van een andere lidstaat recht op uitkeringen had, kan de instelling die de bijstand heeft verleend, indien zij een wettelijk verhaalsrecht heeft op de uitkeringen die verschuldigd zijn aan bedoelde persoon, aan het orgaan van enige andere lidstaat dat uitkeringen aan deze persoon verschuldigd is, verzoeken het voor bijstand uitgegeven bedrag in te houden op de sommen die het aan bedoelde persoon betaalt.

Deze bepaling is van overeenkomstige toepassing op het gezinslid van een verzekerde dat op het grondgebied van een lidstaat bijstand heeft genoten gedurende een tijdvak waarin deze verzekerde vanwege het betrokken gezinslid krachtens de wetgeving van een andere lidstaat recht op uitkeringen had.

Het crediteurorgaan zendt de berekening van het hem verschuldigde bedrag aan het debiteurorgaan. Dit houdt het bedrag in, op de wijze en binnen de grenzen als voor een dergelijke schuldvergelijking is bepaald bij de door dit orgaan toegepaste wetgeving, en maakt het ingehouden bedrag onverwijld over aan de instelling die vorderingen heeft.

4.  In de in de leden 2 en 3 bedoelde gevallen zendt het bevoegde orgaan de betrokkene een overzicht van zijn situatie met de bedragen die krachtens de wettelijke regeling die dit orgaan toepast, verschuldigd of te veel ontvangen zijn.

Artikel 72

Onverschuldigde of te veel geïnde premies of bijdragen

In het kader van artikel 6 gaat het orgaan dat van een verzekerde en/of zijn werkgever voorlopige premies of bijdragen heeft geïnd, pas over tot terugbetaling van de bedragen in kwestie aan degenen die deze hebben betaald, na bij het bevoegde orgaan navraag te hebben gedaan naar de bedragen die op grond van artikel 6, lid 4, eventueel aan dit orgaan verschuldigd zijn.

Afdeling 3

Invordering

Artikel 73

Verzoeken om inlichtingen

1.  Op verzoek van de verzoekende instantie verstrekt de aangezochte instantie haar de inlichtingen die haar van nut zijn voor de invordering van een schuldvordering.

Teneinde zich deze inlichtingen te verschaffen, oefent de aangezochte instantie de bevoegdheden uit die zijn vastgesteld bij de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen welke van toepassing zijn voor de invordering van soortgelijke schuldvorderingen, ontstaan in de eigen lidstaat.

2.  Het verzoek om inlichtingen vermeldt naam, adres en enige andere relevante informatie waartoe de verzoekende instantie normaliter toegang heeft, van de persoon waarop de te verstrekken inlichtingen betrekking hebben, alsmede de aard en het bedrag van de schuldvordering uit hoofde waarvan het verzoek wordt ingediend.

3.  De aangezochte instantie is niet gehouden inlichtingen te verstrekken welke zij niet zou kunnen verkrijgen voor de invordering van soortgelijke schuldvorderingen, ontstaan in de eigen lidstaat.

4.  De aangezochte instantie stelt de verzoekende instantie op de hoogte van de beweegredenen die zich verzetten tegen het voldoen aan het verzoek tot inlichtingen.

Artikel 74

Notificatie

1.  Op verzoek van de verzoekende instantie gaat de aangezochte instantie over tot notificatie aan de geadresseerde, volgens de in de eigen lidstaat voor de notificatie van overeenkomstige akten geldende rechtsregels, van alle, met inbegrip van de gerechtelijke, akten en beslissingen met betrekking tot een schuldvordering en/of de invordering daarvan, welke uitgaan van de lidstaat van de verzoekende instantie.

2.  Het verzoek tot notificatie vermeldt naam, adres en enige andere relevante informatie waartoe de verzoekende instantie normaliter toegang heeft van de geadresseerde, de aard en het onderwerp van de te notifiëren akte of beslissing, en, in voorkomend geval, naam, adres en enige andere relevante informatie waartoe de verzoekende instantie normaliter toegang heeft van de debiteur en de in de akte of de beslissing bedoelde schuldvordering, alsmede alle andere nuttige inlichtingen.

3.  De aangezochte instantie stelt de verzoekende instantie onverwijld op de hoogte van het gevolg dat aan het verzoek tot notificatie is gegeven en meer in het bijzonder van de datum waarop de akte of de beslissing aan de geadresseerde is toegezonden.

Artikel 75

Verzoek tot invordering

1.  Het verzoek tot invordering van premies of bijdragen of het verzoek tot terugvordering van onverschuldigde of te veel betaalde uitkeringen dat de verzoekende instantie tot de aangezochte instantie richt, dient vergezeld te gaan van een officieel exemplaar of van een voor eensluidend gewaarmerkt afschrift van de executoriale titel, afgegeven in de lidstaat van de verzoekende instantie en, in voorkomend geval, van het origineel of van een voor eensluidend gewaarmerkt afschrift van andere voor de invordering benodigde documenten.

2.  De verzoekende instantie kan slechts een verzoek tot invordering indienen:

   a) indien de schuldvordering of de executoriale titel in de lidstaat niet worden betwist, behalve wanneer artikel 78, lid 2, tweede alinea, wordt toegepast;
   b) wanneer zij in de eigen lidstaat de daartoe ter beschikking staande invorderingsprocedures heeft ingesteld, welke op grond van de in lid 1 bedoelde titel kunnen worden uitgevoerd, en de genomen maatregelen niet tot volledige betaling van de schuldvordering zullen leiden.

3.  In het verzoek tot invordering worden vermeld:

   a) naam, adres en alle andere relevante informatie betreffende de identiteit van de betrokken persoon en/of de derde die houder is van hem toebehorende vermogensbestanddelen;
   b) alle relevante informatie betreffende de identiteit van de aangezochte instantie;
   c) de executoriale titel die is afgegeven in de lidstaat van de verzoekende instantie;
   d) aard en bedrag van de schuldvordering, met inbegrip van hoofdsom, interest en alle andere verschuldigde sancties, boetes en kosten, uitgedrukt in de valuta van de lidstaten van de beide instanties;
   e) de datum waarop de geadresseerde door de verzoekende instantie en/of door de aangezochte instantie van de titel kennis is gegeven;
   f) de datum met ingang waarvan en de periode gedurende welke de executie mogelijk is volgens het geldende recht van de lidstaat van de verzoekende instantie;
   g) alle overige relevante informatie.

4.  Het verzoek tot invordering bevat voorts een verklaring waarin de verzoekende instantie bevestigt dat de voorwaarden van lid 2 zijn vervuld.

5.  De verzoekende instantie doet de aangezochte instantie, zodra zij hiervan kennis heeft, alle nuttige inlichtingen toekomen die betrekking hebben op de zaak die de aanleiding was voor het verzoek tot invordering.

Artikel 76

Executoriale titel voor de schuldvordering

1.  De executoriale titel van de schuldvordering wordt rechtstreeks erkend en automatisch behandeld als een executoriale titel van een schuldvordering van de aangezochte instantie.

2.  Onverminderd lid 1 kan de executoriale titel van de schuldvordering, in voorkomend geval en volgens de bepalingen welke van toepassing zijn in de lidstaat van de aangezochte instantie, worden bekrachtigd als, erkend als, aangevuld met of vervangen door een op het grondgebied van dat land geldende executoriale titel.

Binnen drie maanden na ontvangst van het verzoek tot invordering trachten de bevoegde autoriteiten de formaliteiten betreffende bekrachtiging, erkenning, aanvulling of vervanging van de titel te vervullen, tenzij de derde alinea van toepassing is. ║ Indien de executoriale titel in behoorlijke vorm is opgesteld, mogen zij niet weigeren deze formaliteiten te vervullen. De aangezochte instantie stelt de verzoekende instantie in kennis van de redenen waarom de periode van drie maanden niet kan worden nageleefd.

Ingeval het vervullen van één van deze formaliteiten aanleiding geeft tot een betwisting van de schuldvordering en/of de door de verzoekende instantie afgegeven executoriale titel, is artikel 78 van toepassing.

Artikel 77

Wijze en termijnen van betaling

1.  De invordering geschiedt in de valuta van de lidstaat van de aangezochte instantie. De aangezochte instantie dient het volledige door haar ingevorderde bedrag van de schuldvordering aan de verzoekende instantie over te maken.

2.  De aangezochte instantie kan, indien de in haar lidstaat geldende wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen dit toelaten, en na raadpleging van de verzoekende instantie, aan de debiteur uitstel van betaling verlenen of een betaling in termijnen toestaan. De door de aangezochte instantie uit hoofde van dit uitstel van betaling geïnde interesten dienen eveneens te worden overgemaakt aan de verzoekende instantie.

Met ingang van de datum waarop de executoriale titel van de schuldvordering rechtstreeks is erkend of overeenkomstig artikel 76 is bekrachtigd, erkend, aangevuld of vervangen, wordt interest geïnd wegens niet-tijdige betaling krachtens de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen die van toepassing zijn in de lidstaat van de aangezochte instantie, welke interest wordt overgemaakt aan de verzoekende instantie.

Artikel 78

Betwisting van de schuldvordering of executoriale titel van de schuldvordering

1.  Indien gedurende de invorderingsprocedure de schuldvordering en/of de in de lidstaat van de verzoekende instantie afgegeven executoriale titel door een belanghebbende worden betwist, wordt de zaak door deze voor de bevoegde instantie van de lidstaat van de verzoekende instantie gebracht, overeenkomstig de in deze laatste lidstaat geldende rechtsregels. Deze vordering moet door de verzoekende instantie worden genotifieerd aan de aangezochte instantie. Bovendien kan zij door de belanghebbende worden genotifieerd aan de aangezochte instantie.

2.  Zodra de aangezochte instantie de in lid 1 bedoelde notificatie heeft ontvangen, hetzij van de verzoekende instantie, hetzij van de belanghebbende, schorst zij de executieprocedure in afwachting van de beslissing van de op dit gebied bevoegde instantie, tenzij de verzoekende instantie overeenkomstig de tweede alinea anders verzoekt. Indien zij dit nodig acht, kan zij overgaan tot het nemen van conservatoire maatregelen om de invordering te waarborgen, voor zover de in haar lidstaat geldende wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen zulks toestaan voor soortgelijke schuldvorderingen.

Niettegenstaande de eerste alinea kan de verzoekende instantie overeenkomstig de in haar lidstaat geldende wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen en administratieve praktijken de aangezochte instantie verzoeken een betwiste schuldvordering in te vorderen, voor zover de in de lidstaat van de aangezochte instantie geldende wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen en administratieve praktijken zulks toelaten. Indien de uitkomst van deze betwisting vervolgens voor de schuldenaar gunstig uitvalt, is de verzoekende instantie gehouden tot terugbetaling van elk ingevorderd bedrag, vermeerderd met eventueel verschuldigde vergoedingen, overeenkomstig de in de lidstaat van de aangezochte instantie geldende wettelijke bepalingen.

3.  Wanneer de betwisting betrekking heeft op uitvoeringsmaatregelen die zijn getroffen in de lidstaat van de aangezochte instantie, wordt de zaak voor de bevoegde instantie van deze lidstaat gebracht, overeenkomstig de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen van deze lidstaat.

4.  Wanneer de bevoegde instantie waarvoor de zaak overeenkomstig lid 1 is gebracht, een gewone of administratieve rechter is, vormt de uitspraak van deze rechter, voor zover zij gunstig is voor de verzoekende instantie en zij het mogelijk maakt om de schuldvordering in de lidstaat van de verzoekende instantie in te vorderen, de "executoriale titel" en wordt de schuldvordering op grond van deze uitspraak ingevorderd.

Artikel 79

Beperkingen van de bijstand

De aangezochte instantie is niet gehouden:

   a) de in de artikelen 73 tot en met 78 van de toepassingsverordening genoemde bijstand te verlenen, indien de invordering van de schuldvordering, wegens de situatie van de debiteur, in diens lidstaat ernstige moeilijkheden van economische of sociale aard zou kunnen opleveren, voor zover de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen en de administratieve praktijken die gelden in de lidstaat van de aangezochte instantie zulks toelaten voor soortgelijke nationale schuldvorderingen;
   b) de in de artikelen 73 tot en met 78 van de toepassingsverordening bedoelde bijstand te verlenen, indien het eerste verzoek krachtens de artikelen 73, 74 en 75 van de toepassingsverordening betrekking heeft op schuldvorderingen die meer dan vijf jaar bestaan, te rekenen vanaf het tijdstip van vaststelling van de executoriale titel in overeenstemming met de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen of de administratieve praktijken die gelden in de lidstaat van de verzoekende instantie, tot de datum van het verzoek. In gevallen waarin de schuldvordering of de titel wordt betwist, wordt de termijn berekend vanaf het tijdstip waarop de verzoekende staat vaststelt dat de schuldvordering of executoriale titel van de schuldvordering niet langer kan worden betwist.

Artikel 80

Conservatoire maatregelen

Op met redenen omkleed verzoek van de verzoekende instantie gaat de aangezochte instantie over tot het nemen van conservatoire maatregelen teneinde de invordering van een schuldvordering te waarborgen, voor zover de in de lidstaat van de aangezochte instantie geldende wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen zulks toestaan.

Voor de tenuitvoerlegging van de eerste alinea zijn de artikelen 73, 74, 75 en 77 van de toepassingsverordening van overeenkomstige toepassing.

Artikel 81

Kosten

1.  Er worden geen uitvoeringskosten in rekening gebracht wanneer de schuldvordering wordt ingevorderd volgens de in de artikel 71 en 72 van de toepassingsverordening bedoelde compensatiemethode.

2.  De aangezochte instantie verricht de invordering en de inhouding bij de betrokken persoon van alle aan de invordering in het kader van de artikelen 73 tot en met 77 en artikel 81 van de toepassingsverordening verbonden kosten, overeenkomstig de in haar lidstaat ten aanzien van soortgelijke schuldvorderingen geldende wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen.

3.  De lidstaten zien wederzijds af van iedere vergoeding van de kosten die voortvloeien uit de wederzijdse bijstand die zij elkaar op grond van de voorschriften van de basisverordening of de toepassingsverordening verlenen.

4.  Bij een invordering waarbij zich een bijzonder probleem voordoet of waarbij de kosten zeer hoog zijn, kunnen de verzoekende en de aangezochte instanties per geval specifieke afspraken maken over de modaliteiten van de vergoeding.

De bevoegde autoriteit van de lidstaat van de verzoekende instantie blijft ten opzichte van de bevoegde autoriteit van de lidstaat van de aangezochte instantie verantwoordelijk voor de kosten en mogelijke verliezen welke het gevolg zijn van eisen die als niet gerechtvaardigd zijn erkend wat de gegrondheid van de schuldvordering of de geldigheid van de door de verzoekende instantie afgegeven titel betreft.

TITEL V

DIVERSE BEPALINGEN, OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN

Artikel 82

Administratieve en medische controle

1.  Onverminderd artikel 27 wordt, wanneer een rechthebbende op de in de hoofdstukken I, II en IV van titel III bedoelde uitkeringen op het grondgebied van een andere lidstaat woont of verblijft dan die waar zich het orgaan bevindt dat de uitkeringen verschuldigd is, de medische controle op verzoek van dit orgaan uitgeoefend door het orgaan van de woon- of verblijfplaats van de rechthebbende, op de wijze als bepaald in de wettelijke regeling die door laatstgenoemd orgaan wordt toegepast. In dit geval is het debiteurorgaan gebonden door de bevindingen van het orgaan van de woon- of verblijfplaats.

Indien het orgaan van de woon- of verblijfplaats krachtens artikel 82 van de basisverordening een geneeskundig onderzoek moet verrichten, gaat het hiertoe over op de wijze als bepaald in de wetgeving die door dit orgaan wordt toegepast. Indien de wetgeving geen voorschriften hieromtrent bevat, wendt het zich tot het debiteurorgaan om te vernemen welke voorschriften moeten worden toegepast.

Het debiteurorgaan behoudt de bevoegdheid om de rechthebbende vervolgens door een arts van eigen keuze te laten controleren. De rechthebbende kan echter alleen worden verzocht zich naar de lidstaat van het debiteurorgaan te begeven als hij in staat is de reis te ondernemen zonder dat dit zijn gezondheid schaadt en mits de daaraan verbonden reis- en verblijfkosten voor rekening komen van het debiteurorgaan.

2.  Wanneer een rechthebbende op de in de hoofdstukken I, II en IV van titel III bedoelde uitkeringen op het grondgebied van een andere lidstaat woont of verblijft dan die waar zich het orgaan bevindt dat de uitkeringen verschuldigd is, wordt de administratieve controle op verzoek van dit orgaan uitgeoefend door het orgaan van de woon- of verblijfplaats van de rechthebbende. Het debiteurorgaan deelt het orgaan van de woon- of verblijfplaats de punten mede waarop de administratieve controle betrekking moet hebben. Laat het dit achterwege, dan verricht het orgaan van de woon- of verblijfplaats de controle op de wijze als bepaald in de wettelijke regeling die het toepast.

Het orgaan van de woon- of verblijfplaats is verplicht aan het orgaan dat de uitkeringen verschuldigd is en om controle heeft verzocht, een rapport toe te zenden.

Artikel 83

Kennisgevingen

1.  De lidstaten delen de Commissie de namen en adressen mede van de in artikel 1, onder m), q) en r), van de basisverordening en in artikel 1, lid 2, onder a) en b), van de toepassingsverordening bedoelde autoriteiten en organen, alsook van de overeenkomstig de toepassingsverordening aangewezen organen.

2.  De in lid 1 bedoelde autoriteiten en organen moeten beschikken over een elektronische identiteit in de vorm van een identificatiecode en een elektronisch adres.

3.  De Administratieve Commissie stelt de structuur, de inhoud en de wijze vast waarop de in lid 1 bedoelde kennisgevingen moeten geschieden, als ook het gemeenschappelijk formaat en het model van deze kennisgevingen.

4.  Bijlage IV van de toepassingsverordening vermeldt de voor het publiek toegankelijke gegevensbank met de in lid 1 bedoelde informatie. De gegevensbank wordt opgericht en beheerd door de Commissie. De lidstaten zijn echter verantwoordelijk voor het inbrengen van hun eigen nationale contactinformatie in deze gegevensbank. Voorts zorgen de lidstaten ervoor dat de krachtens lid 1 vereiste ingebrachte nationale contactinformatie correct is.

5.  De lidstaten dragen zorg voor de permanente bijwerking van de in lid 1 bedoelde informatie.

Artikel 84

Informatie

1.  De Administratieve Commissie stelt de nodige informatie op om de belanghebbenden voor te lichten over hun rechten en de administratieve formaliteiten die zij dienen te vervullen om deze rechten geldend te maken. De verspreiding van deze informatie geschiedt bij voorkeur langs elektronische weg door deze on line te zetten op voor het publiek toegankelijke sites. De Administratieve Commissie vergewist zich ervan dat deze regelmatig wordt bijgewerkt.

2.  Het in artikel 75 van de basisverordening bedoelde Raadgevend Comité kan adviezen uitbrengen en aanbevelingen doen ter verbetering van de informatie en de verspreiding daarvan.

3.  De lidstaten zien erop toe dat de nodige informatie ter beschikking wordt gesteld van de onder de basisverordening vallende personen om hen te attenderen op de veranderingen die bij de basisverordening en de toepassingsverordening zijn aangebracht, teneinde hen in staat te stellen hun rechten geldend te maken.

4.  De bevoegde autoriteiten zien erop toe dat hun organen geïnformeerd worden en dat zij alle al dan niet wetgevende bepalingen, met inbegrip van de besluiten van de Administratieve Commissie, op de gebieden en onder de voorwaarden van de basisverordening en de toepassingsverordening toepassen.

Artikel 85

Omrekening van valuta's

Voor de toepassing van de basisverordening en de toepassingsverordening is de wisselkoers tussen twee valuta's de door de Europese Centrale Bank bekendgemaakte referentiekoers.

Artikel 86

Statistieken

De bevoegde autoriteiten stellen de statistieken betreffende de toepassing van de basisverordening en de toepassingsverordening op en doen deze aan het secretariaat van de Administratieve Commissie toekomen. Deze gegevens worden verzameld en gestructureerd volgens het plan en de methode die door de Administratieve Commissie worden vastgesteld. De Commissie draagt zorg voor de verspreiding van deze informatie.

Artikel 87

Wijziging van de bijlagen

De bijlagen I, II, III en IV van de toepassingsverordening en de bijlagen I, VI, VII, VIII en IX van de basisverordening kunnen op verzoek van de betrokken lidstaat/lidstaten of hun bevoegde autoriteiten en na eenparige instemming van de Administratieve Commissie worden gewijzigd bij een verordening van de Commissie.

Artikel 88

Overgangsbepalingen

De bepalingen van artikel 87 van de basisverordening zijn van toepassing op de door de toepassingsverordening bestreken situaties.

Artikel 89

Intrekking

1.  Verordening (EEG) nr. 574/72 wordt met ingang van ...(9) ║ ingetrokken.

Verordening (EEG) nr. 574/72 blijft evenwel van kracht en de rechtsgevolgen ervan worden gehandhaafd voor:

   a) Verordening (EG) nr. 859/2003 van de Raad van 14 mei 2003 tot uitbreiding van de bepalingen van Verordening (EEG) nr. 1408/71 en Verordening (EEG) nr. 574/72 tot onderdanen van derde landen die enkel door hun nationaliteit nog niet onder deze bepalingen vallen(10), zulks zolang genoemde verordening niet wordt ingetrokken of gewijzigd;
   b) Verordening (EEG) nr. 1661/85 van de Raad van 13 juni 1985 tot vaststelling van de technische aanpassingen van de communautaire regelingen op het gebied van de sociale zekerheid van migrerende werknemers met betrekking tot Groenland(11), zulks zolang genoemde verordening niet wordt ingetrokken of gewijzigd;
   c) de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte(12), de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, enerzijds, en de Zwitserse Bondsstaat, anderzijds, over het vrije verkeer van personen(13) alsmede andere overeenkomsten die een verwijzing bevatten naar Verordening (EEG) nr. 1408/71, zulks zolang genoemde overeenkomsten niet worden gewijzigd als gevolg van deze verordening.

2.  Verwijzingen naar Verordening (EEG) nr. 574/72 in Richtlijn 98/49/EG van de Raad van 29 juni 1998 betreffende de bescherming van de rechten op aanvullend pensioen van werknemers en zelfstandigen die zich binnen de Gemeenschap verplaatsen(14) moeten worden gelezen als verwijzingen naar deze verordening.

Artikel 90

Slotbepalingen

Deze verordening treedt in werking zes maanden na de dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie ║.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te ║

Voor het Europees Parlement Voor de Raad

De voorzitter De voorzitter

(1) PB L 166 van 30.4.2004, blz. 1, rectificatie in PB L 200 van 7.6.2004, blz. 1.
(2) PB C 324 van 30.12.2006, blz. 59.
(3) Standpunt van het Europees Parlement van 9 juli 2008 .
(4) PB L 150 van 10.6.2008, blz. 28.
(5) PB L 74 van 27.3.1972, blz. 1. ║
(6) PB L 281 van 23.11.1995, blz. 31.
(7)* Vijf jaar na de inwerkingtreding van de toepassingsverordening.
(8)* Vijf jaar na de inwerkingtreding van de toepassingsverordening.
(9)* De datum van inwerkingtreding van deze verordening.
(10) PB L 124 van 20.5.2003, blz. 1.
(11) PB L 160 van 20.6.1985, blz. 7.
(12) PB L 1 van 3.1.1994, blz. 1.
(13) PB L 114 van 30.4.2002, blz. 6. ║
(14) PB L 209 van 25.7.1998, blz. 46.


BIJLAGE I

Van kracht gebleven en nieuwe toepassingsbepalingen van bilaterale overeenkomsten

(artikel 8, lid 1, en artikel 9, lid 2)


BIJLAGE II

Bijzondere stelsels voor ambtenaren

(artikelen 32 en 41)

A.  Bijzondere stelsels voor ambtenaren waarop de bepalingen van titel III, hoofdstuk 1, van Verordening (EG) nr. 883/2004 betreffende verstrekkingen niet van toepassing zijn

1.  Duitsland

Versorgungssystem für Beamte (zorgstelsel voor ambtenaren)

2.  Spanje

Mutualismo administrativo (bijzonder stelsel voor ambtenaren, strijdkrachten en justitieel apparaat)

B.  Bijzondere stelsels voor ambtenaren waarop de bepalingen van titel III, hoofdstuk 2, van Verordening (EG) nr. 883/2004 betreffende verstrekkingen niet van toepassing zijn

1.  Duitsland

Unfallfürsorge für Beamte (ongevallenverzekering voor ambtenaren)


BIJLAGE III

Lidstaten die de kosten van de prestaties op basis van basis bedragen vergoeden

(artikel 62, lid 1)


BIJLAGE IV

Bevoegde autoriteiten en organen, organen van de woon- of verblijfplaats, toegangspunten, door de bevoegde autoriteiten aangewezen organen en instellingen

(artikel 83, lid 4)

Juridische mededeling - Privacybeleid