VERSLAG over het voorstel voor een kaderbesluit van de Raad tot wijziging van Kaderbesluit 2002/475/JBZ inzake terrorismebestrijding

23.7.2008 - (COM(2007)0650 – C6‑0466/2007 – 2007/0236(CNS)) - *

Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken
Rapporteur: Roselyne Lefrançois

Procedure : 2007/0236(CNS)
Stadium plenaire behandeling
Documentencyclus :  
A6-0323/2008
Ingediende teksten :
A6-0323/2008
Aangenomen teksten :

ONTWERPWETGEVINGSRESOLUTIE VAN HET EUROPEES PARLEMENT

over het voorstel voor een kaderbesluit van de Raad tot wijziging van Kaderbesluit 2002/475/JBZ inzake terrorismebestrijding

(COM(2007)0650 – C6‑0466/2007 – 2007/0236(CNS))

(Raadplegingsprocedure)

Het Europees Parlement,

–   gezien het voorstel van de Commissie (COM(2007)0650),

–   gezien de algemene oriëntatie van de Raad van 18 april 2008[1],

–   gelet op de artikelen 29, 31, lid 1, onder e) en 34, lid 2, onder b) van het EU­Verdrag,

–   gelet op artikel 39, lid 1 van het EU­Verdrag, op grond waarvan het Parlement door de Raad is geraadpleegd (C6‑0466/2007),

–   gelet op de artikelen 93 en 51 van zijn Reglement,

–   gezien het verslag van de Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken en het advies van de Commissie juridische zaken (A6‑0323/2008),

1.  hecht zijn goedkeuring aan het Commissievoorstel, als geamendeerd door het Parlement;

2.  verzoekt de Commissie haar voorstel krachtens artikel 250, lid 2 van het EG‑Verdrag dienovereenkomstig te wijzigen;

3.  verzoekt de Raad, wanneer deze voornemens is af te wijken van de door het Parlement goedgekeurde tekst, het Parlement hiervan op de hoogte te stellen;

4.  wenst opnieuw te worden geraadpleegd ingeval de Raad voornemens is ingrijpende wijzigingen aan te brengen in het voorstel van de Commissie;

5.  verzoekt de Raad en de Commissie na de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon prioriteit te geven aan elk toekomstig voorstel tot wijziging van het besluit in overeenstemming met verklaring nr. 50 ad artikel 10 van het protocol betreffende de overgangsbepalingen gehecht aan het Verdrag betreffende de Europese Unie, het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie en het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie;

6.  verklaart zich nu al bereid om, zodra het Verdrag van Lissabon in werking is getreden, dergelijke voorstellen te behandelen, zo nodig in het kader van de urgentieprocedure, in nauwe samenwerking met de nationale parlementen; indien het nieuwe voorstel inhoudelijk overeenkomt met het onderhavige advies, is het mogelijk dat de procedure van de interinstitutionele overeenkomst inzake codificatie wordt gevolgd;

7.  verzoekt zijn Voorzitter het standpunt van het Parlement te doen toekomen aan de Raad en de Commissie.

Amendement  1

Voorstel voor een kaderbesluit – wijzigingsbesluit

Overweging 6 bis (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

(6 bis) Het optreden van de Europese Unie inzake terrorismebestrijding zou moeten geschieden in nauwe samenwerking met de plaatselijke en regionale overheden, waarvoor een sleutelrol is weggelegd, in het bijzonder wat preventie betreft, aangezien de daders en de aanstichters van terroristische handelingen te midden van lokale gemeenschappen leven, met de bevolking ervan interageren en gebruik maken van de diensten en de door de democratie geboden middelen.

Motivering

In een materie die zulke directe raakpunten heeft met de rechten van de burgers, zouden de plaatselijke overheden een sterkere rol moeten spelen, niet alleen omdat zij het bestuursniveau zijn dat het dichtst bij de burgers staat, maar ook omdat de daders en de aanstichters van terroristische handelingen dagelijks te midden van deze plaatselijke gemeenschappen leven.

Amendement  2

Voorstel voor een kaderbesluit – wijzigingsbesluit

Overweging 7

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(7) Het huidige voorstel regelt de strafbaarstelling van misdrijven in verband met terroristische activiteiten, teneinde bij te dragen aan de meer algemene beleidsdoelstelling van preventie van terrorisme door het beperken van de verspreiding van materiaal dat personen kan aanzetten tot het plegen van terroristische aanslagen.

(7)Het huidige voorstel regelt de strafbaarstelling van misdrijven in verband met terroristische activiteiten, teneinde bij te dragen aan de meer algemene beleidsdoelstelling van preventie van terrorisme door het beperken van de verspreiding van materiaal dat bedoeld is en kans van slagen heeft om personen aan te zetten tot het plegen van terroristische aanslagen.

Amendement  3

Voorstel voor een kaderbesluit – wijzigingsbesluit

Overweging 10

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(10) De omschrijving van terroristische misdrijven, met inbegrip van misdrijven in verband met terroristische handelingen, moet door alle lidstaten onderling verder worden aangepast, zodat het publiekelijk uitlokken van het plegen van terroristische misdrijven en werving en training voor terrorisme, wanneer dit wederrechterlijk en opzettelijk geschiedt, eronder vallen.

(10) De omschrijving van terroristische misdrijven, met inbegrip van misdrijven in verband met terroristische handelingen, moet door alle lidstaten onderling verder worden aangepast, zodat het publiekelijk aanzetten tot het plegen van terroristische misdrijven en werving en training voor terrorisme, wanneer dit wederrechterlijk en opzettelijk geschiedt, eronder vallen.

 

(Deze wijziging geldt voor de gehele wetgevingstekst met uitzondering van overweging 9; goedkeuring ervan vereist technische aanpassingen in de gehele tekst).

Motivering

Het is wenselijk om de Franse term "provocation" (of "provocation" in het Engels) te vervangen door het Franse "incitation" ("incitement" in het Engels), die nauwkeuriger is en gangbaar in strafrechtelijk taalgebruik. "Incitation" komt overigens voor in het voorstel voor een kaderbesluit.

Noot van de vertaler: in de Nederlandse versie van het voorstel voor een Kaderbesluit wordt voor de Franse term "incitation" zowel "uitlokken" als "aanzetten tot" gebruikt. De term "aanzetten tot" is correcter en zou, in het licht van amendement 3, overal in de tekst moeten worden gebruikt.

Amendement  4

Voorstel voor een kaderbesluit – wijzigingsbesluit

Overweging 11

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(11) Er moeten straffen en sancties gelden voor natuurlijke personen en rechtspersonen die zich schuldig hebben gemaakt aan of die verantwoordelijk zijn voor het publiekelijk uitlokken van het plegen van terroristische misdrijven en werving en training voor terrorisme, wanneer dit wederrechterlijk en opzettelijk geschiedt. Deze vormen van gedrag moeten in alle lidstaten op gelijke wijze worden bestraft, ongeacht of ze via internet zijn gepleegd of niet.

(11) Er moeten straffen en sancties gelden voor natuurlijke personen en rechtspersonen die zich schuldig hebben gemaakt aan het publiekelijk aanzetten tot het plegen van terroristische misdrijven en werving en training voor terrorisme, wanneer dit wederrechterlijk en opzettelijk geschiedt. Deze vormen van gedrag moeten in alle lidstaten op gelijke wijze worden bestraft, ongeacht of ze via internet zijn gepleegd of niet.

Amendement  5

Voorstel voor een kaderbesluit – wijzigingsbesluit

Overweging 11 bis (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

(11 bis) De Europese gerechtelijke samenwerking wordt gehinderd door het feit dat de Raad geen overeenstemming heeft bereikt over procedurele rechten in strafprocedures; het is hoogst noodzakelijk dat deze impasse wordt doorbroken.

Amendement  6

Voorstel voor een kaderbesluit – wijzigingsbesluit

Overweging 12

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(12) Er dienen bijkomende regels inzake de rechtsmacht te worden opgesteld om ervoor te zorgen dat het publiekelijk uitlokken van het plegen van terroristische misdrijven en werving en training voor terrorisme doeltreffend worden vervolgd wanneer deze gedragingen zijn gericht op of hebben geleid tot het plegen van een terroristisch misdrijf dat onder de rechtsmacht van een lidstaat valt.

Schrappen

Motivering

Deze overweging is een "kopie" van lid 1 bis dat de Commissie aan artikel 9 van het kaderbesluit wil toevoegen. De rapporteur stelt voor in het onderhavige ontwerpverslag dit nieuw lid 1 bis niet te behouden omdat de concurrentieregels die erin worden vastgesteld veel te ver strekken. Het is dan ook logisch dat de overweging in kwestie wordt geschrapt.

Amendement  7

Voorstel voor een besluit – wijzigingsbesluit

Overweging 12 bis (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(12 bis) Het onderhavige kaderbesluit vormt een aanvulling op de bepalingen van het Verdrag van de Raad van Europa ter voorkoming van terrorisme, van 16 mei 2005, en het is dan ook noodzakelijk dat alle lidstaten, parallel aan de inwerkingtreding van dit kaderbesluit, dit verdrag zo spoedig mogelijk ratificeren.

Motivering

Het is ontegenzeglijk nuttig om de in het Verdrag van de Raad van Europa genoemde strafbare feiten op te nemen in het juridisch kader van de Unie, nauwkeuriger gezegd, in kaderbesluit 2002/475/JBZ, aangezien deze strafbare feiten aldus in een meer complete juridische regeling worden ondergebracht. Niettemin dienen de lidstaten genoemd verdrag te ratificeren, want het kaderbesluit is hiervoor geen vervanging. De parallelle toepassing van deze twee instrumenten biedt een nog betere bescherming tegen het terrorisme in zowel de EU als derde landen die lid zijn van de Raad van Europa.

Amendement  8

Voorstel voor een kaderbesluit – wijzigingsbesluit

Overweging 14

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(14) De Unie neemt de beginselen in acht die zijn neergelegd in artikel 6, lid 2, van het Verdrag betreffende de Europese Unie en zijn terug te vinden in het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, in het bijzonder in de hoofdstukken II en VI daarvan. Niets in dit kaderbesluit kan zo worden uitgelegd dat het een beperking of belemmering ten doel zou hebben van rechten of fundamentele vrijheden, zoals de vrijheid van meningsuiting, vergadering of vereniging en het recht op eerbiediging van privé- en gezinsleven, waaronder het recht op eerbiediging van de vertrouwelijkheid van briefwisseling.

(14) De Unie neemt de beginselen in acht die zijn neergelegd in artikel 6, lid 2, van het Verdrag betreffende de Europese Unie en zijn terug te vinden in het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, in het bijzonder in de hoofdstukken II en VI daarvan. Niets in dit kaderbesluit kan zo worden uitgelegd dat het een beperking of belemmering ten doel zou hebben van rechten of fundamentele vrijheden, zoals de vrijheid van meningsuiting, vergadering of vereniging, de persvrijheid en de vrijheid van meningsuiting in de andere media en het recht op eerbiediging van privé- en gezinsleven, waaronder het recht op eerbiediging van de vertrouwelijkheid van briefwisseling, met inbegrip van de inhoud van e-mail en andere vormen van elektronische correspondentie.

Amendement  9

Voorstel voor een kaderbesluit – wijzigingsbesluit

Overweging 15

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(15) Het publiekelijk uitlokken van het plegen van terroristische misdrijven en werving en training voor terrorisme zijn opzettelijke misdrijven. Derhalve kan niets in dit kaderbesluit zo worden uitgelegd dat het een beperking of belemmering ten doel zou hebben van de verspreiding van informatie voor wetenschappelijke, academische of rapportagedoeleinden. Het uitdrukking geven aan radicale, polemische of controversiële standpunten in het publieke debat over gevoelige politieke kwesties, waaronder terrorisme, valt buiten de reikwijdte van dit kaderbesluit en, met name, van de omschrijving van het publiekelijk uitlokken van het plegen van terroristische misdrijven,

(15) Het publiekelijk aanzetten tot het plegen van terroristische misdrijven en werving en training voor terrorisme zijn opzettelijke misdrijven. Derhalve kan niets in dit kaderbesluit zo worden uitgelegd dat het een beperking of belemmering ten doel zou hebben van de verspreiding van informatie voor wetenschappelijke, academische, artistieke of rapportagedoeleinden. Het uitdrukking geven aan radicale, polemische of controversiële standpunten in het publieke debat over gevoelige politieke kwesties, waaronder terrorisme, valt buiten de reikwijdte van dit kaderbesluit en, met name, van de omschrijving van het publiekelijk aanzetten tot het plegen van terroristische misdrijven,

Motivering

Zie amendement 2.

Bovendien moet er evenveel aandacht worden besteed aan de bescherming van de verspreiding van artistieke producties als aan die van gegevens met wetenschappelijke, academische of informatieve doeleinden.

Amendement  10

Voorstel voor een kaderbesluit – wijzigingsbesluit

Overweging 15 bis (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

(15 bis) De strafbaarstelling van de in het kaderbesluit genoemde feiten moet evenredig zijn aan de nagestreefde wettelijke doelen, noodzakelijk en passend zijn in een democratische samenleving en mag niet discriminerend zijn; zij moeten met name verenigbaar zijn met het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie en het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.

Amendement  11

Voorstel voor een kaderbesluit – wijzigingsbesluit

Artikel 1 – punt -1 (nieuw)

Kaderbesluit 2002/475/JHA

Artikel 1 – lid 2

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

(-1) Artikel 1, lid 2, wordt als volgt gewijzigd:

 

"2. Dit kaderbesluit kan niet tot gevolg hebben dat de verplichting tot eerbiediging van de grondrechten en van de fundamentele rechtsbeginselen, zoals die zijn neergelegd in artikel 6 van het Verdrag betreffende de Europese Unie, in het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie en in het Europese mensenrechtenverdrag, wordt aangetast."

Amendement  12

Voorstel voor een kaderbesluit – wijzigingsbesluit

Artikel 1 – punt 1

Kaderbesluit 2002/475/JBZ

Artikel 3 – lid 1 – letter a

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(a) "publiekelijk uitlokken van het plegen van een terroristisch misdrijf": de verspreiding, of het op ander wijze beschikbaar maken, van een boodschap aan het publiek, met het oogmerk aan te zetten tot het plegen van een handeling als bedoeld in artikel 1, lid 1, onder a) tot en met h), wanneer een dergelijke gedraging, ongeacht of terroristische misdrijven al dan niet rechtstreeks worden bepleit, het gevaar oplevert dat een of meer van dergelijke misdrijven zouden kunnen worden gepleegd;

(a) "publiekelijk aanzetten tot het plegen van een terroristisch misdrijf": de verspreiding, of het op ander wijze beschikbaar maken, van een boodschap aan het publiek waarin onmiskenbaar en opzettelijk aangespoord wordt tot het plegen van een van de strafbare feiten als bedoeld in artikel 1, lid 1, onder a) tot en met h), wanneer een dergelijke gedraging klaarblijkelijk het gevaar oplevert dat een of meer van dergelijke misdrijven zouden kunnen worden gepleegd;

Amendement  13

Voorstel voor een kaderbesluit – wijzigingsbesluit

Artikel 1 – punt 1

Kaderbesluit 2002/475/JHA

Artikel 3 – lid 1 – letter b

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(b) "werving voor terrorisme": het aansporen van een andere persoon een handeling als bedoeld in artikel 1, lid 1, of in artikel 2, lid 2, te plegen;

(b) "werving voor terrorisme": het opzettelijk aansporen van een andere persoon een strafbaar feit als bedoeld in artikel 1, lid 1, onder a) tot en met h), of in artikel 2, lid 2, te plegen;

Motivering

Het lijkt logisch punt i) uit te sluiten van artikel 1, lid 1 (en bijgevolg niet meer te verwijzen naar de letters a) t/m h)) omdat het bijzonder moeilijk te vatten is dat werving voor terrorisme als doel kan hebben ermee te dreigen een terroristisch misdrijf te plegen.

Amendement  14

Voorstel voor een kaderbesluit – wijzigingsbesluit

Artikel 1 – punt 1

Kaderbesluit 2002/475/JBZ

Artikel 3 – lid 1 – letter c

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(c) "training voor terrorisme": het geven van instructie voor het vervaardigen of gebruiken van explosieven, vuurwapens of andere wapens of schadelijke of gevaarlijke stoffen, of voor andere specifieke methoden of technieken, met als doel het plegen van een handeling als bedoeld in artikel 1, lid 1, in de wetenschap dat beoogd wordt de verstrekte vaardigheden daarvoor in te zetten;

(c) "training voor terrorisme": het geven van instructie voor het vervaardigen of gebruiken van explosieven, vuurwapens of andere wapens of schadelijke of gevaarlijke stoffen, of voor andere specifieke methoden of technieken, met als doel het plegen van een van de strafbare feiten als bedoeld in artikel 1, lid 1, onder a) tot en met h), in de wetenschap dat beoogd wordt de verstrekte vaardigheden daarvoor in te zetten;

Motivering

Het lijkt logisch punt i) uit te sluiten van artikel 1, lid 1 (en bijgevolg niet meer te verwijzen naar de letters a) t/m h)) omdat het bijzonder moeilijk te vatten is dat training voor terrorisme als doel kan hebben ermee te dreigen een terroristisch misdrijf te plegen.

Amendement  15

Voorstel voor een kaderbesluit – wijzigingsbesluit

Artikel 1 – punt 1

Kaderbesluit 2002/475/JBZ

Artikel 3 – lid 2 – letter d

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(d) gekwalificeerde diefstal gepleegd met het oogmerk om een van de in artikel 1, lid 1, genoemde gedragingen te verwezenlijken;

(d) gekwalificeerde diefstal gepleegd met het oogmerk om een van de in artikel 1, lid 1, genoemde strafbare feiten te plegen;

Amendement  16

Voorstel voor een kaderbesluit – wijzigingsbesluit

Artikel 1 – punt 1

Kaderbesluit 2002/475/JBZ

Artikel 3 – lid 2 – letter e

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(e) afpersing met het oogmerk om een van de in artikel 1, lid 1, genoemde gedragingen te verwezenlijken;

(e) afpersing met het oogmerk om een van de in artikel 1, lid 1, genoemde strafbare feiten te plegen;

Amendement  17

Voorstel voor een kaderbesluit – wijzigingsbesluit

Artikel 1 – punt 1

Kaderbesluit 2002/475/JBZ

Artikel 3 – lid 2 – letter f

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(f) het valselijk opmaken van administratieve documenten met het oogmerk om een van de in artikel 1, lid 1, onder a) tot en met h), of een van de in artikel 2, lid 2, onder b), genoemde gedragingen te verwezenlijken.

(f) het valselijk opmaken van administratieve documenten met het oogmerk om een van de in artikel 1, lid 1, onder a) tot en met h), of een van de in artikel 2, lid 2, onder b), genoemde strafbare feiten te plegen.

Amendement  18

Voorstel voor een kaderbesluit – wijzigingsbesluit

Artikel 1 – punt 1

Kaderbesluit 2002/475/JBZ

Artikel 3 – lid 3 bis (nieuw)

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

3 bis. De lidstaten zien erop toe dat zij bij de strafbaarstelling van de in artikel 3, lid 2, onder a) tot en met c), genoemde handelingen hun verplichtingen nakomen inzake de vrijheid van meningsuiting en van vereniging, en in het bijzonder die betreffende de persvrijheid en de vrijheid van meningsuiting in andere media, en het recht op eerbiediging van de vertrouwelijkheid van briefwisseling, met inbegrip van de inhoud van e-mail en andere vormen van elektronische correspondentie. De strafbaarstelling van de in lid 2, onder a) tot en met h) genoemde handelingen mag geen beperking of belemmering vormen voor de verspreiding van informatie voor wetenschappelijke, academische of rapportagedoeleinden, noch voor het uiten van radicale, polemische of controversiële standpunten in het publieke debat over gevoelige politieke kwesties, waaronder terrorisme.

Amendement  19

Voorstel voor een kaderbesluit – wijzigingsbesluit

Artikel 1 – punt 1

Kaderbesluit 2002/475/JBZ

Artikel 3 – lid 3 ter (nieuw)

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

3 ter. Bovendien zien de lidstaten erop toe dat de strafbaarstelling van de in artikel 3, lid 2, onder a) tot en met c), genoemde handelingen evenredig is met de aard en de omstandigheden van het misdrijf, gelet op de beoogde wettelijke doelen en de noodzaak ervan in een democratische samenleving, en iedere vorm van willekeur en discriminatoire of racistische behandeling uitgesloten is.

Motivering

Voor het evenwicht van de tekst moet uitdrukkelijk worden gewezen op de fundamentele beginselen van evenredigheid, noodzakelijkheid en non-discriminatie.

Amendement  20

Voorstel voor een kaderbesluit – wijzigingsbesluit

Artikel 1 – punt 3

Kaderbesluit 2002/475/JBZ

Artikel 9 – lid 1 bis

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

"1 bis. Iedere lidstaat vestigt tevens zijn rechtsmacht ten aanzien van een strafbaar feit als bedoeld in artikel 3, lid 2, onder a) tot en met c), wanneer het strafbare feit gericht was op of heeft geleid tot het plegen van een strafbaar feit als bedoeld in artikel 1 en een dergelijk strafbaar feit op grond van een van de criteria als bedoeld in lid 1, onder a) tot en met e) van dit artikel onder de rechtsmacht van de lidstaat valt."

"1 bis. Een lidstaat kan besluiten de bepalingen van lid 1, onder d) en e) inzake de rechtsmacht niet of slechts onder specifieke voorwaarden toe te passen voor de strafbare feiten als bedoeld in artikel 3, lid 2, onder a) tot en met c) en in artikel 4, wanneer zij verband houden met de misdrijven bedoeld in artikel 3, lid 2, onder a) tot en met c)."

Motivering

Het is niet wenselijk om de lidstaten te verplichten hun bevoegdheid extraterritoriaal vast te stellen voor de drie toegevoegde strafbare feiten omdat deze kwestie uitermate gevoelig ligt en in de verschillende lidstaten op een zeer uiteenlopende manier wordt opgevat. Daarom moet de lidstaten de keuze worden gelaten de regels inzake de rechtsmacht als bedoeld onder d) en e) van artikel 9 al dan niet toe te passen.

  • [1]  Zie publiek register van de Raad: http://register.consilium.europa.eu/pdf/nl/08/st08/st08707.nl08.pdf

TOELICHTING

Achtergrond

Het verschijnsel terrorisme is veel ouder dan de aanslagen van 11 september 2001. Alleen hebben deze de ogen van de hele wereld geopend voor de omvang van de bedreiging en nieuwe vragen opgeworpen over de manier om terrorisme te voorkomen.

De Europese Unie (EU), die zich ten doel heeft gesteld de burgers een hoog niveau van veiligheid te bieden in een ruimte van vrijheid, veiligheid en rechtvaardigheid, is daarbij niet bij de pakken blijven zitten. Het ging immers om de veiligheid van haar 500 miljoen inwoners, en om het behoud van de fundamentele waarden en beginselen die aan de Unie ten grondslag liggen. Zo is de eerste maanden na de aanslagen in New York al een serie maatregelen genomen, waaronder Kaderbesluit 2002/475/JBZ inzake terrorismebestrijding, dat de onderlinge aanpassing van de definities van terroristische misdrijven in de lidstaten op het oog heeft en ervoor wil zorgen dat natuurlijke of rechtspersonen die dergelijke strafbare feiten plegen op passende wijze worden gestraft.

Sindsdien is de Unie zelf op haar grondgebied geconfronteerd geworden met terreurdrama's (Madrid in maart 2004; Londen in juli 2005), hetgeen haar ertoe heeft aangespoord om de inspanningen ter voorkoming en bestrijding van het verschijnsel nog op te voeren.

Dit is echter geen sinecure, aangezien de instrumenten en de werkwijzen van de terroristen zich voortdurend vernieuwen en diversifiëren.

De ontwikkeling van de informatie- en communicatietechnologie, en vooral van het internet, biedt hun namelijk een daadwerkelijk universele tribune die zij kunnen gebruiken om met minimale kosten en risico's hun propagandaboodschappen, gebruiksaanwijzingen en opleidingshandboeken on line te verspreiden.

Om de EU en de lidstaten in staat te stellen efficiënter het hoofd te bieden aan dit moderne terrorisme en zijn nieuwe handelwijzen heeft de Europese Commissie voorgesteld het kaderbesluit van 2002[1] te wijzigen en af te stemmen op de Verdrag van de Raad van Europa inzake preventie van terrorisme van 2005[2], door het begrip terrorisme uit te breiden tot sommige specifieke voorbereidende handelingen: het publiekelijk aanzetten tot het plegen van terroristische misdrijven, werving en training voor terrorisme.

Standpunt van de rapporteur

De rapporteur is de Commissie erkentelijk voor het feit dat zij de wil aan de dag legt om het optreden van de Europese Unie op het gebied van de strijd tegen werving en opleiding voor terrorisme te versterken en vindt het een onmiskenbare meerwaarde dit optreden op te nemen in het geïntegreerde institutionele kader van de EU (geen lange ondertekenings- en ratificatieprocedures), een uniforme wettelijke regeling in het leven te roepen voor de aard en het niveau van de straffen voor deze specifieke voorbereidende handelingen, en ervoor te zorgen dat de samenwerkingsmechanismen van de EU die betrekking hebben op het kaderbesluit van 2002 erop toepasbaar zijn[3].

Toch meent de rapporteur dat het voorstel van de Commissie, dat voorziet in de strafbaarstelling van "het publiekelijk aanzetten tot het plegen van een terroristisch misdrijf" risico’s kan inhouden voor de fundamentele vrijheden en rechten omdat het hier gaat om het bestraffen van niet alleen de strafbare feiten van terroristische aard op zich, maar ook van mondelinge of schriftelijke uitingen die geacht worden het plegen van een terroristisch misdrijf als gevolg te hebben of zelfs eenvoudigweg te kunnen hebben.

Volgens de rapporteur maakt het voorstel in zijn huidige versie het niet mogelijk een voldoende duidelijke en nauwkeurige omschrijving te geven van de strafbaar te stellen gedragingen, noch een antwoord te bieden op de twee onlosmakelijk met elkaar verbonden doelstellingen, namelijk de strijd tegen het terrorisme en de eerbiediging van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden. Gezien de in de praktijk soms erg dunne scheidingslijn tussen de vrijheid van meningsuiting en de schending van het recht, vreest de rapporteur dat deze lacunes de deur op een kier zetten voor allerlei misbruiken.

Daarom stelt zij in dit ontwerpverslag een aantal wijzigingen voor om de tekst van de Commissie evenwichtiger te maken en ervoor te zorgen dat hij meer rechtszekerheid biedt.

Het gaat daarbij hoofdzakelijk om de volgende punten : het begrip "publiekelijk aanzetten tot", en de definitie ervan, de garanties inzake de bescherming van de fundamentele vrijheden, de strafbaarstelling van het plegen van de drie toegevoegde misdrijven en de daarop toepasbare regels inzake de rechtsmacht.

Het begrip "publiekelijk uitlokken van het plegen van een strafbaar feit van terroristische aard"

De rapporteur is van mening dat de definitie "publiekelijk uitlokken (Frans: "provocation") van een strafbaar feit van terroristische aard" nauwkeuriger omschreven moet worden.

Vooreerst meent zij dat de term "uitlokken" (Frans: provocation) te onnauwkeurig is en dus tot misverstanden kan leiden, en daarom vervangen zou moeten worden door "aanzetten tot" (Frans: "incitation"), een term die gebruikelijker is in de taal van het strafrecht. De Commissie heeft overigens ook in haar voorstel voor een kaderbesluit betreffende de strijd tegen racisme en vreemdelingenhaat[4] geopteerd voor het begrip «publiekelijk aanzetten tot geweld of haat » en ook de Raad gebruikt de term in zijn richtsnoer van 26 februari 2008[5].

Wat de inhoud van de definitie betreft meent de rapporteur dat de waaier van strafbaar te stellen gedragingen nauwkeuriger moet worden beperkt. Zo meent zij dat de gedraging in kwestie een "reëel" – en dus niet louter hypothetisch - gevaar moet inhouden dat een strafbaar feit van terroristische aard zal worden gepleegd, m.a.w. dat er een voldoende nauw verband moet bestaan tussen het "aanzetten tot" en de waarschijnlijkheid dat een terroristische handeling zal worden gepleegd.

Garanties voor de bescherming van de mensenrechten de fundamentele vrijheden

De rapporteur pleit er stellig voor dat in het beschikkende gedeelte van de tekst vrijwaringsclausules in de zin van die van artikel 12 van het Verdrag van de Raad van Europa ter voorkoming van terrorisme worden opgenomen.

Inderdaad, de Commissie heeft in haar voorstel enerzijds scrupuleus de definities van "publiekelijk uitlokken", "werving" en "training" overgenomen van dat verdrag, maar anderzijds de garanties achterwege gelaten die worden geboden door artikel 12 ervan, die de Raad van Europa zelf beschouwt als onlosmakelijk verbonden met deze strafbare feiten omdat zij van wezenlijk belang zijn voor hun uitlegging.

De rapporteur wil deze lacune alsnog opvullen en het gebrek aan evenwicht van de tekst herstellen door er nieuwe bepalingen aan toe te voegen waarin de lidstaten worden herinnerd, enerzijds, aan de noodzaak om het Handvest van de grondrechten van de EU na te leven en hun verplichtingen inzake de vrijheid van meningsuiting en vereniging na te komen, en anderzijds, aan het feit dat de strafbaarstellingen evenredig moeten zijn aan de nagestreefde wettelijke doelen, noodzakelijk moeten zijn in een democratische samenleving, en iedere vorm van willekeur en discriminatoire of racistische behandeling moeten uitsluiten.

Dergelijke vrijwaringsclausules zijn volgens de rapporteur onontbeerlijk omwille van zowel de rechtszekerheid van de Europese burgers als van de coherentie met het standpunt van de Raad van Europa.

Strafbaarstelling van de poging tot het plegen van een strafbaar feit

Over deze kwestie is de rapporteur het eens met de Commissie, die in artikel 4, lid 2 van haar voorstel iedere verplichting uitsluit om poging tot het plegen van een van de drie toegevoegde strafbare feiten bedoeld in artikel 3, lid 2, onder a) tot en met c) strafbaar te stellen.

In de Raad heeft de kwestie van de strafbaarstelling van poging tot « werving » en « training » echter tot discussie geleid, omdat een aantal lidstaten voor zijn en andere tegen (poging tot "openlijke uitlokking" (dan wel "aanzetten tot") is daarentegen moeilijk voorstelbaar en meteen is ook de strafbaarstelling ervan afgevoerd).

De oplossing die uiteindelijk is aangehouden door de Raad, in zijn richtsnoer van 18 april 2008, alsook door de Raad van Europa in het Verdrag ter voorkoming van terrorisme, is een optionele strafbaarstelling van poging tot werving en training.

De rapporteur vindt deze oplossing weliswaar redelijker dan de verplichte strafbaarstelling die een aantal lidstaten voorstelden, maar vindt het beter de formulering van de Commissie te volgen en geen amendement op dit punt in te dienen.

Bevoegdheidsregels voor de nieuw toegevoegde strafbare feiten

Net als de Raad is de rapporteur van oordeel dat het nieuwe lid 1 bis dat de Commissie aan artikel 9 van het kaderbesluit wil toevoegen veel te ver gaat en dus van de hand moet worden gewezen.

De rapporteur kan evenmin akkoord gaan met de idee om, wat de drie nieuw toegevoegde strafbare feiten betreft, de lidstaten te verplichten hun rechtsmacht extraterritoriaal te vestigen aangezien dit een uiterst gevoelig punt is dat in de lidstaten op een zeer uiteenlopende manier wordt beoordeeld; daarom stelt zij voor de lidstaten de keuze te laten om de bevoegdheidsregels bedoeld in artikel 9, onder d) en e), al dan niet toe te passen. Dat was overigens ook van bij het begin voorgesteld door enkele delegaties in de Raad.

Conclusie

De rapporteur neemt de terreurdreiging zeer ernstig en maakt zich zorgen over het feit dat de laatste jaren het aantal websites met terroristische propaganda sterk is toegenomen –momenteel moeten het er ongeveer 5000 zijn) en over de impact die zij kunnen hebben op de radicalisering van de gedragingen en de werving voor terrorisme.

Toch acht zij het van absoluut cruciaal belang dat goed wordt nagedacht over de manier waarop het probleem wordt aangepakt; op een dergelijk gevoelig terrein is het risico namelijk niet denkbeeldig dat de wil om de veiligheid van de Europese burgers te verbeteren in de praktijk leidt tot een beperking van hun rechten en vrijheden.

Het is er de rapporteur in de allereerste plaats om te doen te komen tot een evenwichtige en juridisch duidelijke tekst, die het mogelijk maakt een grotere doeltreffendheid bij de bestrijding van terrorisme te verzoenen met de behoefte aan een hoger niveau van bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.

  • [1]  PB L 164 van 22.06.2002, blz. 3-7
  • [2]  http://conventions.coe.int/Treaty/FR/Treaties/Html/196.htm
  • [3]  Bijvoorbeeld Besluit 2005/671/JBZ van de Raad van 20 september 2005 betreffende informatie-uitwisseling en samenwerking in verband met strafbare feiten van terroristische aard (PB L 253 van 29.9.2005, blz. 22-24)
  • [4]  http://eur-lex.europa.eu/LexUriServ/LexUriServ.do?uri=OJ:C:2001:024:0090:0094:NL:PDF
  • [5]  http://register.consilium.europa.eu/pdf/nl/07/st06/st06621.nl07.pdf

ADVIES van de Commissie juridische zaken (3.6.2008)

aan de Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken

inzake het voorstel voor een kaderbesluit van de Raad tot wijziging van Kaderbesluit 2002/475/JBZ inzake terrorismebestrijding
(COM(2007)0650 – C6‑0466/2007 – 2007/0236(CNS))

Rapporteur voor advies: Luis de Grandes Pascual

BEKNOPTE MOTIVERING

Kaderbesluit 2002/475/JBZ vormt een mijlpaal in de strijd tegen het terrorisme in de EU. Dankzij dit besluit konden de definitie van terrorisme alsmede de straffen voor dit soort activiteiten in alle lidstaten worden geharmoniseerd. Om dit juridische arsenaal te actualiseren en met name teneinde een juridisch kader vast te stellen dat op het cyberterrorisme is toegesneden, heeft de Commissie nu een voorstel tot wijziging van het kaderbesluit voorgelegd. Het voorstel van de Commissie voegt drie strafbare feiten toe aan de oorspronkelijke tekst:

§ het publiekelijk uitlokken van het plegen van terroristische misdrijven;

§ werving voor terrorisme, en

§ training voor terrorisme.

De Commissie is grotendeels uitgegaan van het Verdrag van de Raad van Europa ter voorkoming van terrorisme, waarin onder meer deze drie soorten strafbare feiten zijn opgenomen. Het lijkt misschien niet zo, maar de opneming van deze drie strafbare feiten vormt een absolute toegevoegde waarde, aangezien het toepassingsgebied van het kaderbesluit ruimer is:

§ In de eerste plaats is de definitie van "terroristische activiteit" in het kaderbesluit ruimer en vollediger geworden ten opzichte van de definitie in het Verdrag van de Raad van Europa. Zo noemt geen enkel VN-Verdrag waarnaar wordt verwezen het doden van burgers met behulp van vuurwapens (er worden alleen explosieven genoemd), en

§ in de tweede plaats is de juridische regeling van het kaderbesluit zeer compleet en omvat zij bijvoorbeeld een sanctieregeling die automatisch van toepassing is op de drie bovengenoemde strafbare feiten.

Niettemin is het van essentieel belang dat de lidstaten het Verdrag van de Raad van Europa ter voorkoming van terrorisme zo spoedig mogelijk ratificeren, aangezien de parallelle en gecombineerde toepassing van deze twee instrumenten de burgers van de Unie en de onderdanen van de lidstaten van de Raad van Europa optimale garanties biedt.

Wat betreft de bescherming van de mensenrechten en de fundamentele vrijheden is het van cruciaal belang om van meet af aan duidelijk te maken dat deze rechten, en met name de vrijheid van meningsuiting en van vergadering, in het huidige juridisch kader volledig gegarandeerd zijn, zij het via het kaderbesluit (artikel 1, lid 2), via de instrumenten van de Europese Unie (artikel 6 van het VEU en Handvest van de grondrechten van de EU) dan wel via het Europees Verdrag ter bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden, waarvan de beginselen en de jurisprudentie van toepassing zijn op de EU. Het is wellicht niet overbodig om het kaderbesluit nader te preciseren door de nadruk te leggen op de vrijheid van meningsuiting en van vergadering, en het Handvest van de grondrechten te citeren. Niettemin is het van essentieel belang te specificeren dat het rechtsstelsel van de EU op zich de mensenrechten volledig beschermt. Elke poging om de strijd tegen het terrorisme en de bescherming van de mensenrechten als tegengestelde krachten voor te stellen (dus te beweren dat terrorismebestrijding alleen ten koste van de mensenrechten kan gaan), moet onmiddellijk in de kiem worden gesmoord: dit zijn absoluut geen onverenigbare doelstellingen, want de ultieme rechtvaardiging van de strijd tegen het terrorisme is immers de verdediging van de mensenrechten. Het is een kunstmatige dichotomie, die in juridisch opzicht onjuist is en in politiek opzicht gevaarlijk.

Ten slotte wordt met betrekking tot de training voor terrorisme voorgesteld om pogingen hiertoe eveneens strafbaar te stellen, aangezien rekening moet worden gehouden met de reële mogelijkheid dat opleidingsinfrastructuur wordt ontdekt en ontmanteld voordat deze is gebruikt.

Concluderend kan worden gezegd dat het voorstel van de Commissie weliswaar voor verbetering vatbaar is, maar toch steekhoudend is, aangezien het een grote stap voorwaarts vormt in de richting van een meer doeltreffende bestrijding van terrorisme in de EU. Er zij op gewezen dat het Commissievoorstel de lidstaten niet alleen in staat stelt cyberterrorisme te bestrijden, maar ook om alle soorten publieke boodschappen te neutraliseren die een publieke provocatie of een lofzang op het terrorisme vormen, ongeacht het medium of de plaats waar dit gebeurt.

Om bovengenoemde redenen, en onder voorbehoud van de in onderhavig advies voorgestelde wijzigingen kan met het voorstel van de Commissie worden ingestemd.

AMENDEMENTEN

De Commissie juridische zaken verzoekt de ten principale bevoegde Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken onderstaande amendementen in haar verslag op te nemen:

Amendement  1

Voorstel voor een besluit – wijzigingsbesluit

Overweging 4 bis (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(4 bis) Hoewel de strijd tegen het cyberterrorisme een prioriteit vormt, is het nodig publieke provocaties in alle lidstaten van de Unie strafbaar te stellen, teneinde alle soorten publieke boodschappen te neutraliseren die een publieke provocatie of een lofzang op het terrorisme vormen, ongeacht het medium of de plaats waar dit gebeurt.

Amendement  2

Voorstel voor een besluit – wijzigingsbesluit

Overweging 12 bis (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(12 bis) De wijzigingen in onderhavig voorstel vormen een aanvulling op de bepalingen van het Verdrag van de Raad van Europa ter voorkoming van terrorisme van 16 mei 2005, en het is dan ook noodzakelijk dat alle lidstaten dit verdrag zo spoedig mogelijk ratificeren.

Motivering

Het is ontegenzeglijk nuttig om de in het Verdrag van de Raad van Europa genoemde strafbare feiten op te nemen in het juridisch kader van de Unie, nauwkeuriger gezegd, in kaderbesluit 2002/475/JBZ, aangezien deze strafbare feiten aldus in een meer complete juridische regeling worden ondergebracht. Niettemin dienen de lidstaten genoemd verdrag te ratificeren, want het kaderbesluit is hiervoor geen vervanging. De parallelle toepassing van deze twee instrumenten biedt een nog betere bescherming tegen het terrorisme in zowel de EU als derde landen die lid zijn van de Raad van Europa.

Amendement  3

Voorstel voor een besluit – wijzigingsbesluit

Artikel 1 – punt -1 (nieuw)

Besluit 2002/475/JBZ

Artikel 1 – lid 2

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

(-1) In artikel 1 wordt lid 2 vervangen door de volgende tekst:

 

"2. Dit kaderbesluit kan niet tot gevolg hebben dat de verplichting tot eerbiediging van de grondrechten en van de fundamentele rechtsbeginselen, zoals die zijn neergelegd in artikel 6 van het Verdrag betreffende de Europese Unie, alsmede de rechten die worden erkend in het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, met name de vrijheid van vergadering en de vrijheid van meningsuiting, worden aangetast."

Motivering

Artikel 1, lid 2, van het kaderbesluit dient te worden geactualiseerd via een verwijzing naar het Handvest van de grondrechten van de EU. Daarnaast dient de nadruk te worden gelegd op de twee fundamentele vrijheden die door een foutieve interpretatie van het kaderbesluit in het gedrang zouden kunnen komen: de vrijheid van vergadering en de vrijheid van meningsuiting.

Amendement  4

Voorstel voor een besluit – wijzigingsbesluit

Artikel 1 – punt 2

Besluit 2002/475/JBZ

Artikel 4 – lid 2

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

"2. Iedere lidstaat neemt de maatregelen die noodzakelijk zijn om ervoor te zorgen dat poging tot het plegen van een strafbaar feit als bedoeld in artikel 1, lid 1, en artikel 3, met uitzondering van poging tot het plegen van het in artikel 1, lid 1, onder f), bedoelde bezit en de strafbare feiten bedoeld in artikel 1, lid 1, onder i), en artikel 3, lid 2, onder a) tot en met c), strafbaar wordt gesteld."

"2. Iedere lidstaat neemt de maatregelen die noodzakelijk zijn om ervoor te zorgen dat poging tot het plegen van een strafbaar feit als bedoeld in artikel 1, lid 1, en artikel 3, met uitzondering van poging tot het plegen van het in artikel 1, lid 1, onder f), bedoelde bezit en de strafbare feiten bedoeld in artikel 1, lid 1, onder i), en artikel 3, lid 2, onder a) en b), strafbaar wordt gesteld."

Motivering

Pogingen tot training voor terrorisme dienen in alle EU-lidstaten eveneens tot strafbaar feit te worden verklaard. Er dient rekening te worden gehouden met de reële en geenszins theoretische mogelijkheid dat opleidingsinfrastructuur wordt ontdekt en ontmanteld voordat deze is gebruikt.

PROCEDURE

Titel

Terrorismebestrijding

Document- en procedurenummers

COM(2007)0650 – C6-0466/2007 – 2007/0236(CNS)

Commissie ten principale

LIBE

Advies uitgebracht door

 Datum bekendmaking

JURI

11.12.2007

 

 

 

Rapporteur voor advies

 Datum benoeming

Luis de Grandes Pascual

19.12.2007

 

 

Behandeling in de commissie

8.4.2008

28.5.2008

 

 

Datum goedkeuring

29.5.2008

 

 

 

Uitslag eindstemming

+:

–:

0:

20

0

0

Bij de eindstemming aanwezige leden

Carlo Casini, Bert Doorn, Monica Frassoni, Giuseppe Gargani, Lidia Joanna Geringer de Oedenberg, Neena Gill, Piia-Noora Kauppi, Katalin Lévai, Antonio Masip Hidalgo, Manuel Medina Ortega, Aloyzas Sakalas, Francesco Enrico Speroni, Diana Wallis, Jaroslav Zvěřina, Tadeusz Zwiefka

Bij de eindstemming aanwezige vaste plaatsvervanger(s)

Sharon Bowles, Luis de Grandes Pascual, Sajjad Karim, Georgios Papastamkos, Jacques Toubon

PROCEDURE

Titel

Terrorismebestrijding

Document- en procedurenummers

08707/2008 – C6-0211/2008 – COM(2007)0650 – C6-0466/2007 – 2007/0236(CNS)

Datum raadpleging EP

10.12.2007

Commissie ten principale

 Datum bekendmaking

LIBE

11.12.2007

Medeadviserende commissie(s)

 Datum bekendmaking

AFET

11.12.2007

JURI

11.12.2007

 

 

Geen advies

 Datum besluit

AFET

27.11.2007

 

 

 

Rapporteur(s)

 Datum benoeming

Roselyne Lefrançois

29.11.2007

 

 

Behandeling in de commissie

27.2.2008

29.5.2008

15.7.2008

 

Datum goedkeuring

15.7.2008

 

 

 

Uitslag eindstemming

+:

–:

0:

35

4

1

Bij de eindstemming aanwezige leden

Alexander Alvaro, Catherine Boursier, Emine Bozkurt, Philip Bradbourn, Mihael Brejc, Giuseppe Castiglione, Giusto Catania, Carlos Coelho, Esther De Lange, Gérard Deprez, Bárbara Dührkop Dührkop, Claudio Fava, Armando França, Urszula Gacek, Kinga Gál, Patrick Gaubert, Jeanine Hennis-Plasschaert, Ewa Klamt, Magda Kósáné Kovács, Wolfgang Kreissl-Dörfler, Stavros Lambrinidis, Henrik Lax, Roselyne Lefrançois, Baroness Sarah Ludford, Viktória Mohácsi, Claude Moraes, Javier Moreno Sánchez, Martine Roure, Csaba Sógor, Vladimir Urutchev, Ioannis Varvitsiotis, Manfred Weber, Tatjana Ždanoka

Bij de eindstemming aanwezige vaste plaatsvervanger(s)

Edit Bauer, Simon Busuttil, Sophia in ‘t Veld, Sylvia-Yvonne Kaufmann, Bill Newton Dunn, Maria Grazia Pagano, Eva-Britt Svensson

Bij de eindstemming aanwezige plaatsvervanger(s) (art. 178, lid 2)

Ioannis Kasoulides

Datum indiening

24.7.2008