Index 
 Vorige 
 Volgende 
 Volledige tekst 
Procedure : 2007/0249(COD)
Stadium plenaire behandeling
Documentencyclus : A6-0316/2008

Ingediende teksten :

A6-0316/2008

Debatten :

PV 02/09/2008 - 10
CRE 02/09/2008 - 10

Stemmingen :

PV 24/09/2008 - 8.1
CRE 24/09/2008 - 8.1
Stemverklaringen
Stemverklaringen

Aangenomen teksten :

P6_TA(2008)0450

Aangenomen teksten
PDF 518kWORD 200k
Woensdag 24 september 2008 - Brussel
Europese Autoriteit voor de elektronische-communicatiemarkt ***I
P6_TA(2008)0450A6-0316/2008
Resolutie
 Geconsolideerde tekst

Wetgevingsresolutie van het Europees Parlement van 24 september 2008 over het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot oprichting van de Europese Autoriteit voor de elektronische-communicatiemarkt (COM(2007)0699 – C6-0428/2007 – 2007/0249(COD))

(Medebeslissingsprocedure: eerste lezing)

Het Europees Parlement,

–   gezien het voorstel van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad (COM(2007)0699),

–   gelet op artikel 251, lid 2 en artikel 95 van het EG-Verdrag, op grond waarvan het voorstel door de Commissie bij het Parlement is ingediend (C6-0428/2007),

–   gelet op artikel 51 van zijn Reglement,

–   gezien het verslag van de Commissie industrie, onderzoek en energie en de adviezen van de Begrotingscommissie, de Commissie begrotingscontrole, de Commissie economische en monetaire zaken, de Commissie interne markt en consumentenbescherming, de Commissie cultuur en onderwijs, de Commissie juridische zaken en de Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken (A6-0316/2008),

1.   hecht zijn goedkeuring aan het Commissievoorstel, als geamendeerd door het Parlement;

2.   stelt vast dat de Commissie heeft meegedeeld voornemens te zijn het nieuwe Europees Telecomregelgeversorgaan (ETO) via subrubriek 1a van het meerjarig financieel kader 2007 - 2013 te financieren, gedeeltelijk door herschikking en gedeeltelijk door een stijging in de periode 2009 - 2013; wijst er echter op dat de begrotingsautoriteit tot dusverre nog geen enkele informatie heeft ontvangen over de details van deze operatie, zodat het nog altijd niet duidelijk is welke programma's of prioriteiten worden getroffen, wat de gevolgen daarvan zijn gedurende de financiële periode en of er in subrubriek 1a voldoende marge overblijft;

3.   wijst erop dat het voorgestelde ETO ook administratieve taken zal vervullen en de Commissie zal bijstaan; is derhalve van mening dat alle mogelijkheden van het meerjarig financieel kader 2007 - 2013, inclusief rubriek 5 waar nog voldoende marges beschikbaar lijken te zijn, moeten worden onderzocht om het nieuwe orgaan te financieren;

4.   onderstreept dat de bepalingen van punt 47 van het Interinstitutioneel Akkoord van 17 mei 2006 tussen het Europees Parlement, de Raad en de Commissie betreffende de begrotingsdiscipline en een goed financieel beheer(1) (IIA) van toepassing zijn op de oprichting van het ETO; benadrukt dat, mocht de wetgevingsautoriteit besluiten tot oprichting van een dergelijk orgaan, het Parlement onderhandelingen zal aanknopen met de andere tak van de begrotingsautoriteit om tijdig tot een akkoord te komen over de financiering van dit orgaan overeenkomstig de desbetreffende bepalingen van het IIA;

5.   verzoekt om hernieuwde voorlegging indien de Commissie voornemens is ingrijpende wijzigingen in dit voorstel aan te brengen of dit door een nieuwe tekst te vervangen;

6.   verzoekt zijn Voorzitter het standpunt van het Parlement te doen toekomen aan de Raad en de Commissie.

(1) PB C 139 van 14.6.2006, blz. 1.


Standpunt van het Europees Parlement in eerste lezing vastgesteld op 24 september 2008 met het oog op de aanneming van Verordening (EG) nr. .../2008 van het Europees Parlement en de Raad tot oprichting van het Europees Telecomregelgeversorgaan (ETO)
P6_TC1-COD(2007)0249

(voor de EER relevante tekst)

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 95,

Gezien het voorstel van de Commissie║,

Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité(1),

Gezien het advies van het Comité van de Regio's(2),

Handelend volgens de procedure van artikel 251 van het Verdrag(3),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)  Richtlijn 2002/21/EG van het Europees Parlement en de Raad van 7 maart 2002 inzake een gemeenschappelijk regelgevingskader voor elektronische-communicatienetwerken en -diensten (kaderrichtlijn)(4), Richtlijn 2002/19/EG van het Europees Parlement en de Raad van 7 maart 2002 inzake de toegang tot en interconnectie van elektronische-communicatienetwerken en bijbehorende faciliteiten (toegangsrichtlijn)(5), Richtlijn 2002/20/EG van het Europees Parlement en de Raad van 7 maart 2002 betreffende de machtiging voor elektronische-communicatienetwerken en -diensten (machtigings-richtlijn)(6), Richtlijn 2002/22/EG van het Europees Parlement en de Raad van 7 maart 2002 inzake de universele dienst en gebruikersrechten met betrekking tot elektronische-communicatienetwerken en -diensten (universeledienstrichtlijn)(7) en Richtlijn 2002/58/EG van het Europees Parlement en de Raad van 12 juli 2002 betreffende de verwerking van persoonsgegevens en de bescherming van de persoonlijke levenssfeer in de sector elektronische communicatie (richtlijn betreffende privacy en elektronische communicatie)(8) (hierna samen "de kaderrichtlijn en de bijzondere richtlijnen" genoemd), alsmede de resolutie van het Europees Parlement van 21 juni 2007 over consumentenvertrouwen in een digitale omgeving(9), beogen een interne markt voor elektronische communicatie in de Gemeenschap tot stand te brengen waarbij een hoge mate van investeringen, innovatie en consumentenbescherming wordt gewaarborgd via verhoogde concurrentie.

(2)  Het regelgevingskader voor elektronische communicatie uit 2002 creëert een regelgevingsstelsel waarvoor de nationale regelgevende instanties ("NRI's") instaan, en bepaalt dat deze autoriteiten met elkaar en met de Commissie moeten samenwerken om de ontwikkeling van een consistente regelgeving en de consistente toepassing in de Gemeenschap van het regelgevingskader te waarborgen, waarbij echter ruimte wordt gelaten voor regelgevingsconcurrentie tussen de NRI's in het licht van de specifieke omstandigheden op de nationale markt.

(3)  De NRI's beschikken over aanzienlijke vrijheid bij de toepassing van het regelgevingskader op grond van hun uitstekende kennis van de plaatselijke markt. Deze vrijheid mag echter niet ten koste gaan van de ontwikkeling van een coherente regelgeving en de consistente toepassing van het regelgevingskader aangezien het zaak is een daadwerkelijke bijdrage te leveren aan de ontwikkeling en de voltooiing van de interne markt.

(4)  Het Europees Telecomregelgeversorgaan (ETO) moet worden opgericht om te zorgen voor de coördinatie tussen de NRI's van de lidstaten zonder de bestaande benaderingen van de regelgeving zodanig te harmoniseren dat de regelgevingsconcurrentie ondermijnd wordt.

(5)  Met het oog op de consistente toepassing van de relevante voorschriften in alle lidstaten heeft de Commissie bij Besluit 2002/627/EG van de Commissie(10) de Europese Groep van regelgevende instanties (ERG) opgericht om de Commissie te adviseren en bij te staan bij de consolidering van de interne markt en – meer algemeen – als interface tussen NRI's en de Commissie te fungeren.

(6)  De ERG heeft een positieve bijdrage geleverd door maatregelen ter bevordering van een consistente regelgeving te ondersteunen, althans voor zover dit mogelijk was. De ERG is echter van nature een losse groepering die hoofdzakelijk op vrijwillige samenwerking berust en waarvan de institutionale status niet de belangrijke verantwoordelijkheden weerspiegelt die de NRI's bij de toepassing van het regelgevingskader uitoefenen.

(7)  Daarom wordt gepleit voor een solidere institutionele basis voor de oprichting van een instantie die de vakkennis en de ervaring van de NRI's bundelt, en voor een duidelijk gedefinieerde reeks bevoegdheden. Deze instantie moet ▌autoriteit in de ogen van haar leden uitoefenen en de sector reguleren via de kwaliteit van haar output.

(8)  De verslagen van de Commissie van 20 februari 2006 en van 29 maart 2007 over de toepassing van het regelgevingskader van 2002(11) en de openbare raadpleging over de mededeling van de Commissie van 29 juni 2006 aan de Raad, het Europees Parlement, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's over de herziening van het regelgevingskader van de EU voor elektronische-communicatienetwerken en -diensten beklemtonen dat de mechanismen voor een consistente regelgeving moeten worden versterkt met het oog op de voltooiing van de interne markt voor elektronische-communicatienetwerken en -diensten. Het blijvende gebrek aan een interne markt voor elektronische communicatie is het belangrijkste probleem waarvoor de hervorming van het regelgevingskader een oplossing moet vinden. De fragmentatie van de regelgeving en inconsistenties als gevolg van de los gecoördineerde activiteiten van de NRI's dreigen het concurrentievermogen van de sector in gevaar te brengen, evenals de belangrijke voordelen voor de consument als gevolg van grensoverschrijdende concurrentie en transnationale en zelfs Gemeenschapswijde diensten.

(9)  Vooral de vertragingen bij de uitvoering van marktanalysen krachtens Richtlijn 2002/21/EG (kaderrichtlijn), de uiteenlopende benaderingen van de NRI's ten aanzien van het opleggen van verplichtingen om het door de marktanalyse vastgestelde gebrek aan reële concurrentie te verhelpen, de aan gebruiksrechten verbonden heterogene voorwaarden, de verschillende selectieprocedures voor Gemeenschapswijde diensten, de verschillende nummers in de Gemeenschap voor Gemeenschapswijde diensten en de problemen van NRI's bij het beslechten van grensoverschrijdende geschillen leiden tot ineffeciënte oplossingen en creëren obstakels voor de interne markt.

(10)  De huidige aanpak om te zorgen voor een grotere samenhang tussen de NRI's door middel van de uitwisseling van informatie en kennis over praktische ervaringen is al succesvol gebleken in de korte tijd die na het gebruik ervan is vertreken. Intensievere coördinatie tussen alle regelgevende instanties op nationaal en Europees niveau is echter nodig om de interne markt voor elektronische-communicatiediensten te begrijpen en verder te ontwikkelen ten einde de samenhang van de regelgeving te versterken.

(11)  Daarom moet een nieuw ▌orgaan worden opgericht, het ETO. Het ETO zou een reële bijdrage leveren aan de voltooiing van de interne markt door de Commissie en de NRI's bij te staan. Het zou als referentiepunt fungeren en vertrouwen scheppen door zijn onafhankelijkheid, de kwaliteit van zijn advies en informatie, de transparantie van zijn procedures en werkmethoden, en de toewijding bij de uitvoering van zijn taken.

(12)  Het ETO zou via het bundelen van vakkennis de capaciteit van de NRI's moeten versterken – zonder hun bestaande taken over te nemen of lopende werkzaamheden over te doen – en de Commissie zo bijstaan bij de uitvoering van haar taken.

(13)  Het ETO zal de ERG vervangen en als exclusief forum fungeren voor de samenwerking tussen NRI's en tussen deze instanties en de Commissie bij de uitvoering van al hun taken in het kader van het regelgevingskader.

(14)  Het ETO moet worden opgericht binnen de bestaande institutionele structuur en het bestaande machtsevenwicht van de Gemeenschap. Het moet voor technische kwesties onafhankelijk kunnen fungeren en over juridische, administratieve en financiële autonomie beschikken. Daarom is het noodzakelijk ▌dat het ETO een communautair orgaan met rechtspersoonlijkheid is dat de uit hoofde van deze verordening toegewezen taken uitvoert.

(15)  Het ETO moet voortbouwen op nationale en communautaire inspanningen en daarom zijn taken in nauwe samenwerking met de NRI's en de Commissie uitvoeren en open staan voor contacten met het bedrijfsleven, consumentengroepen, culturele belangengeroepen en andere betrokken partijen.

(16)  Het ETO moet een belangrijke rol spelen in het kader van de mechanismen voor de consolidering van de interne markt voor elektronische communicatie en voor de uitvoering van marktanalysen in bepaalde omstandigheden.

(17)  Het ETO moet de Commissie en de NRI's, alsook het Europees Parlement, wanneer dit hierom verzoekt, bijgevolg advies verlenen in overeenstemming met het communautaire regelgevingskader voor elektronische communicatie en zo helpen bij de daadwerkelijke toepassing ervan.

(18)  ▌De jaarlijkse evaluatie van het ETO moet best practices en resterende problemen opsporen en het niveau van voordelen voor de in de Europese Unie reizende burgers helpen verbeteren.

(19)  In het kader van de doelstellingen van Beschikking 676/2002/EG van het Europees Parlement en de Raad van 7 maart 2002 inzake een regelgevingskader voor het radiospectrumbeleid in de Europese Gemeenschap (radiospectrumbeschikking)(12) kan de Commissie waar van toepassing het onafhankelijk deskundig advies van het ETO inwinnen over het gebruik van de radiofrequenties in de Gemeenschap. Het advies kan specifiek technisch onderzoek impliceren, evenals economische en sociale effectbeoordelingen en analysen met betrekking tot beleidsmaatregelen inzake frequenties. Het kan ook kwesties omvatten met betrekking tot de uitvoering van artikel 4 van Beschikking 676/2002/EG, waarbij het ETO gevraagd kan worden de Commissie te adviseren over de resultaten die bereikt zijn in het kader van opdrachten van de Commissie aan de Europese Conferentie van de Administraties van Posterijen en van Telecommunicatie (CEPT).

(20)  Hoewel de elektronische- communicatiesector een van de belangrijkste sectoren is voor de verschuiving naar een geavanceerdere Europese kenniseconomie, en technologische en marktontwikkelingen ▌het potentieel voor de verlening van elektronische-communicatiediensten over de grenzen van individuele lidstaten heen hebben vergroot, bestaat het gevaar dat verschillende wettelijke en regelgevingsvoorwaarden voor het verlenen van deze diensten uit hoofde van de nationale wetgevingen het verlenen van dergelijke grensoverschrijdende diensten in toenemende mate zal belemmeren. ▌

(21)  De Commissie erkent dat de mondiale telecommunicatiemarkt mondiaal en grensoverschrijdend van aard is, en stelt vast dat deze markt verschilt van de telecommunicatiediensten die uitsluitend op nationale basis worden verleend en dat er wordt uitgegaan van een interne markt voor alle mondiale telecommunicatie-diensten (GTS) die moet worden onderscheiden van louter nationale telecommunicatiediensten. GTS zijn een specifiek geval, waar een harmonisatie van de machtigingsvoorwaarden nodig kan zijn. Het wordt algemeen erkend dat deze diensten, die bestaan uit beheerde commerciële data- en audiodiensten voor multinationale ondernemingen die in diverse landen, en vaak op diverse continenten, zijn gevestigd, inherent een grensoverschrijdend karakter hebben en binnen Europa altijd pan-Europees zijn. Het ETO moet een gemeenschappelijke benadering van de regelgeving ontwikkelen, zodat alle delen van Europa de economische voordelen van geïntegreerde, naadloze diensten kunnen genieten.

(22)  Bij grensoverschrijdende geschillen tussen ondernemingen over rechten of plichten in het kader van het regelgevingskader voor elektronische communicatie moet het ETO de achtergrond van het geschil kunnen onderzoeken en de betrokken NRI's adviseren over de meest geschikte maatregelen om het geschil in overeenstemming met het regelgevingskader op te lossen.

(23)  Investeren en innoveren zijn nauw met elkaar verbonden in de elektronische-communicatiesector. Het ETO moet bijdragen aan de ontwikkeling van best practices op het gebied van de regelgeving en aan een consistente toepassing van de regelgeving in de sector elektronische communicatie door de uitwisseling van informatie tussen nationale autoriteiten te bevorderen en geschikte en gemakkelijk toegankelijke informatie ter beschikking van het publiek te stellen. Het ETO moet economische en technische kwesties aan de orde kunnen stellen en toegang hebben tot de meest recente informatie om de economische en technische uitdagingen van de zich voortdurend ontwikkelende informatiemaatschappij te kunnen aangaan ▌.

(24)  ▌Om de transparantie van de kleinhandelsprijzen voor het voeren en ontvangen van gereguleerde roaminggesprekken in de Gemeenschap te verbeteren en roamende klanten te helpen bij beslissingen over het gebruik van hun mobiele telefoons in het buitenland moet het ETO ervoor zorgen dat alle belanghebbende partijen over actuele informatie over de toepassing van Verordening (EG) nr. 717/2007 van het Europees Parlement en de Raad van 27 juni 2007 betreffende roaming op openbare mobiele telefoonnetwerken binnen de Gemeenschap ║(13) beschikken en moet het de monitoringresultaten jaarlijks publiceren.

(25)  Het ETO moet ook de voor de uitvoering van haar taken noodzakelijke studies kunnen bestellen en ervoor zorgen dat de door haar met de Commissie en de lidstaten gelegde links dubbel werk voorkomen.

(26)  De structuur van het ETO moet slank en op zijn taken berekend zijn. Zij moet aangepast zijn aan de specifieke behoeften van het communautaire systeem voor regelgeving inzake elektronische communicatie. Vooral de specifieke rol van de NRI's en hun onafhankelijkheid, zowel op nationaal als Europees niveau, moeten ten volle worden gerespecteerd.

(27)  Het ETO moet over de nodige bevoegdheden beschikken om zijn taken doeltreffend en vooral onafhankelijk uit te voeren. De raad van regelgevers moet daarom onafhankelijk van marktbelangen functioneren en geen instructies vragen of ontvangen van regeringen of andere particuliere of overheidsinstanties.

(28)  Voor een vlot functioneren van het ETO is het noodzakelijk dat de algemeen directeur wordt benoemd op grond van verdiensten, bewezen administratieve en managementvaardigheden en kennis en ervaring op het gebied van elektronische-communicatienetwerken, -diensten en -markten. Hij/zij moet zijn/haar taken volledig onafhankelijk en flexibel uitvoeren in het kader van de interne organisatie van het ETO. De algemeen directeur moet ervoor zorgen dat het ETO zijn taken doeltreffend en onafhankelijk uitvoert.

(29)  Om ervoor te zorgen dat de taken van het ETO doeltreffend worden uitgevoerd moet de algemeen directeur over de nodige bevoegdheden beschikken om – na akkoord van de raad van regelgevers – alle adviezen vast te stellen en ervoor te zorgen dat het ETO functioneert in overeenstemming met de algemene daartoe vastgestelde beginselen.

(30)  Het ETO moet niet alleen onafhankelijk en transparant functioneren, maar ook open staan voor contacten met onder andere het bedrijfsleven, de consumenten, de vakbonden, overheidsinstanties, onderzoekscentra en andere belanghebbende partijen. Indien nodig, moet het ETO de Commissie bijstaan bij het verspreiden en uitwisselen van best practices onder bedrijven.

(31)  De procedures van het ETO moeten daarom waarborgen dat dit orgaan toegang heeft tot deskundige knowhow en ervaring op het gebied van elektronische communicatie, en met name op technisch complexe en snel veranderende gebieden ▌.

(32)  Om de volledige autonomie en onafhankelijkheid van het ETO te waarborgen moet het ETO over een autonome begroting kunnen beschikken. Eenderde van zijn middelen moet afkomstig zijn uit de algemene begroting van de Europese Unie, terwijl tweederde afkomstig moet zijn van de NRI's. De lidstaten dienen erop toe te zien dat de NRI's voor dit doel over adequate en onvoorwaardelijke financiering beschikken. Deze financieringsmethode moet de onafhankelijkheid van het ETO zowel ten opzichte van de lidstaten als van de Commissie onverlet laten.

(33)  Waar mogelijk moet het ETO belanghebbende partijen raadplegen en de mogelijkheid geven om ontwerpmaatregelen binnen een redelijke termijn te becommentariëren.

(34)  De Commissie moet de nodige maatregelen kunnen nemen, indien ondernemingen de informatie waarover het ETO moet kunnen beschikken om zijn taken efficiënt uit te voeren, niet verstrekken. De lidstaten moeten ook voor een geschikt kader zorgen om doeltreffende, evenredige en ontradende straffen op te kunnen leggen aan ondernemingen die verplichtingen uit hoofde van deze verordening niet naleven.

(35)  De NRI's moeten erop toezien dat het ETO binnen zijn werkterrein, bij het verwezenlijken van zijn doelstellingen en bij het uitvoeren van zijn taken vooral de voor de communautaire instellingen geldende bepalingen inzake de behandeling van gevoelige documenten naleeft. Zo nodig moet voor een coherente en veilige uitwisseling van informatie in het kader van deze verordening worden gezorgd.

(36)  De NRI's moeten erop toezien dat het ETO het Gemeenschapsrecht toepast met betrekking tot de toegang van het publiek tot documenten overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1049/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 30 mei 2001 inzake de toegang van het publiek tot documenten van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie(14) en met betrekking tot de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens overeenkomstig Verordening (EG) nr. 45/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2000 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door de communautaire instellingen en organen en betreffende het vrije verkeer van die gegevens(15).

(37)  Voor 1 januari 2014 moet een evaluatie plaatsvinden om te beoordelen of het noodzakelijk is het mandaat van het ETO te verlengen. Indien verlenging gerechtvaardigd is, moeten de procedurele en begrotingsregelingen, alsmede het personeelsbestand worden herzien,

HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

HOOFDSTUK I

ONDERWERP, WERKINGSSFEER, DEFINITIES EN TAKEN

Artikel 1

Onderwerp en werkingssfeer

1.  Het Europees Telecomregelgeversorgaan ("ETO") wordt opgericht met de in deze verordening vastgesteld verantwoordelijkheden. De Commissie adviseert het ETO bij de uitoefening van zijn functies uit hoofde van de kaderrichtlijn en de bijzondere richtlijnen, zoals uiteengezet in deze verordening.

2.  Het ETO opereert binnen de werkingssfeer van de kaderrichtlijn en de bijzondere richtlijnen en doet een beroep op de knowhow van de NRI's. Door de uitvoering van de in hoofdstuk II en III opgesomde taken draagt het ETO bij aan de verbetering van nationale regelgeving in de sector van de elektronische communicatie en het beter functioneren van de interne markt voor elektronische-communicatienetwerken en -diensten, en met name de bevordering van een doelmatige en samenhangende toepassing van het regelgevingskader inzake elektronische communicatie en de ontwikkeling van Gemeenschapswijde elektronische communicatie ▌.

3.  Het ETO voert zijn taken uit in samenwerking met de NRI's en de Commissie.

Het ETO dient als instrument voor de uitwisseling van informatie en de goedkeuring van samenhangende besluiten door de NRI's. Het vormt een organisationele basis voor de besluitvorming door de NRI's. Het keurt gemeenschappelijke standpunten en opmerkingen goed. Voorts adviseert het de Commissie en helpt het de NRI's bij alle aangelegenheden die onder de taken vallen welke door de kaderrichtlijn en de bijzondere richtlijnen aan de NRI's zijn toegewezen.

4.  Bij al haar activiteiten – en met name bij het opstellen van adviezen – streeft het ETO dezelfde doelstellingen na als de krachtens artikel 8 van Richtlijn 2002/21/EG (kaderrichtlijn) aan de NRI's toegewezen doelstellingen.

5.  Een besluit wordt vastgesteld tot oprichting van een bureau dat het ETO van passende middelen moet voorzien, welk besluit de volgende bepalingen bevat:

a)   een bepaling die inhoudt dat het bureau deel uitmaakt van de administratie van de Gemeenschap voor wat betreft de arbeidsvoorwaarden en -omstandigheden en de begrotingsverantwoordelijkheden;

b)   een apart personeelsstatuut voor het bureau, voorzover noodzakelijk voor de zelfstandige uitvoering van de taken van het ETO;

c)   regels voor de eerste bijeenkomst en het eerste voorzitterschap van het ETO.

Het bureau wordt in Brussel gevestigd.

Artikel 2

Definities

Voor de toepassing van deze verordening zijn de definities van artikel 2 van Richtlijn 2002/21/EG, artikel 2 van Richtlijn 2002/19/EG, artikel 2 van Richtlijn 2002/20/EG, artikel 2 van Richtlijn 2002/22/EG, artikel 2 van Richtlijn 2002/58/EG en artikel 2 van Beschikking 676/2002/EG ║ van toepassing.

Artikel 3

Taken van het ETO

Het ETO voert in het kader van deze verordening de volgende taken uit:

   a) op verzoek van het Europees Parlement of van de Commissie dan wel op eigen initiatief adviezen uitbrengen en het Europees Parlement en de Commissie bijstaan door hun aanvullende technische steun te verlenen met betrekking tot alles wat met elektronische communicatie te maken heeft;
   b) gemeenschappelijke standpunten, richtsnoeren en best practices ontwikkelen voor het opleggen van regelgevingsoplossingen op nationaal niveau en toezien op de tenuitvoerlegging daarvan in de lidstaten;
   c) de Gemeenschap, de lidstaten en de NRI's bijstaan in het kader van betrekkingen, besprekingen en uitwisselingen met derde partijen;
   d) advies verlenen aan marktspelers (met inbegrip van consumenten en consumentenorganisaties) en NRI's over regelgeving;
   e) informatie uitwisselen, verspreiden en verzamelen en studies uitvoeren over zaken die met haar activiteiten verband houden;
   f) ervaringen uitwisselen en innovatie op het gebied van de elektronische communicatie bevorderen;
   g) de NRI's adviseren over grensoverschrijdende geschillen en waar toepasselijk over e-toegankelijkheid;
   h) gemeenschappelijk standpunten opstellen over pan-Europese problemen zoals GTS ten einde de consistentie in de regelgeving op te voeren en een pan-Europese markt en pan-Europese regels te bevorderen.

HOOFDSTUK II

TAKEN VAN HET ETO TER VERSTERKING VAN DE INTERNE MARKT

Artikel 4

Rol van het ETO bij de toepassing van het regelgevingskader

1.  Op verzoek van de Commissie brengt het ETO adviezen uit over alle kwesties met betrekking tot elektronische communicatie zoals voorzien in deze verordening. Het ETO mag ook op eigen initiatief adviezen over deze kwesties uitbrengen aan de Commissie of de NRI's.

2.  Teneinde de geharmoniseerde toepassing van de kaderrichtlijn en de bijzondere richtlijnen te bevorderen, verzoekt de Commissie het ETO tevens om bijstand bij de voorbereiding van aanbevelingen of besluiten die overeenkomstig artikel 19 van Richtlijn 2002/21/EG (kaderrichtlijn) door de Commissie moeten worden aangenomen. Het Europees Parlement kan het ETO ook om dergelijke bijstand vragen als dit redelijkerwijs vereist is met betrekking tot een onderzoek of wetgeving binnen het kader van de functies van het ETO.

3.  De in lid 1 bedoelde kwesties zijn:

   a) ontwerpmaatregelen van NRI's met betrekking tot het definiëren van markten, het aanwijzen van ondernemingen met aanzienlijke marktmacht en het voorschrijven van oplossingen overeenkomstig artikel 7 van Richtlijn 2002/21/EG (kader-richtlijn);
  

   b) de vaststelling van transnationale markten overeenkomstig artikel 15 van Richtlijn 2002/21/EG (kaderrichtlijn);
   c) normalisatiekwesties overeenkomstig artikel 17 van Richtlijn 2002/21/EG (kaderrichtlijn);
   d) analysen van specifieke nationale markten overeenkomstig artikel 16 van Richtlijn 2002/21/EG (kaderrichtlijn) en, indien nodig, van subnationale markten;
   e) transparantie en informatie voor eindgebruikers overeenkomstig artikel 21 van Richtlijn 2002/22/EG (universeledienstrichtlijn);
   f) kwaliteit van de dienst overeenkomstig artikel 22 van Richtlijn 2002/22/EG (universeledienstrichtlijn);
   g) doeltreffende toepassing van het alarmnummer '112' overeenkomstig artikel 26 van Richtlijn 2002/22/EG (universeledienstrichtlijn);
  

   h) nummerportabiliteit overeenkomstig artikel 30 van Richtlijn 2002/22/EG (universeledienstrichtlijn);
   i) een betere toegang van eindgebruikers met een handicap tot elektronische-communicatiediensten en -apparatuur overeenkomstig artikel 33 van Richtlijn 2002/22/EG (universeledienstrichtlijn);
   j) maatregelen van NRI's overeenkomstig artikel 5 en artikel 8, lid 3), van Richtlijn 2002/19/EG (toegangsrichtlijn);
   k) transparantiemaatregelen voor de ontbundeling van het aansluitnet overeenkomstig artikel 9 van Richtlijn 2002/19/EG (toegangsrichtlijn);
   l) voorwaarden voor toegang tot digitale televisie- en radiodiensten overeenkomstig artikel 6 van Richtlijn 2002/19/EG (toegangsrichtlijn) en interoperabiliteit van digitale interactieve televisiediensten overeenkomstig artikel 18 van Richtlijn 2002/21/EG (kaderrichtlijn);
   m) kwesties die tot de bevoegdheid van het ETO behoren, zoals afgebakend in de kaderrichtlijn en bijzondere richtlijnen, voorzover zij van invloed zijn op of beïnvloed worden door het beheer van het spectrum;
   n) maatregelen ter waarborging van de opstelling van gemeenschappelijke pan-Europese voorschriften en eisen voor de aanbieders van GTS.

4.  Bovendien kan de Commissie het ETO verzoeken de specifieke taken van de artikelen 5 tot en met 18 uit te voeren.

5.  De Commissie en de NRI's houden zoveel mogelijk rekening met de adviezen die door het ETO worden uitgebracht. Wanneer het ETO alternatieve oplossingen voorstelt, in het licht van uiteenlopende marktvoorwaarden en de noodzakelijke consistentie van de diverse nationale regelgevingsbenaderingen, overwegen de NRI's welke oplossing het best in hun regelgevingsbenadering past. De NRI's en de Commissie maken de wijze waarop het advies van het ETO in aanmerking is genomen, openbaar.

Artikel 5

Raadpleging van het ETO over de definitie en de analyse van nationale markten en over oplossingen

1.  De Commissie stelt het ETO ervan in kennis wanneer zij handelt overeenkomstig artikel 7, leden 4 en 8, van Richtlijn 2002/21/EG (kaderrichtlijn).

2.  Het ETO brengt uiterlijk 4 weken na de inkennisstelling bij de Commissie advies uit over de betreffende ontwerpmaatregel. Het advies omvat een gedetailleerde en objectieve analyse van de vraag of de ontwerpmaatregel een obstakel voor de interne markt vormt en met het Gemeenschapsrecht verenigbaar is – en met name met de doelstellingen van artikel 8 van Richtlijn 2002/21/EG (kaderrichtlijn). Zo nodig verzoekt de Commissie het ETO aan te geven welke veranderingen aan de ontwerpmaatregel moeten worden aangebracht om deze doelstellingen zo doeltreffend mogelijk te verwezenlijken.

3.  Op verzoek verstrekt het ETO de Commissie alle beschikbare informatie om de taken van lid 2 uit te voeren.

Artikel 6

Beoordelingen van nationale markten door het ETO

1.  Als het ETO krachtens artikel 16, lid 7, van Richtlijn 2002/21/EG (kaderrichtlijn) van de Commissie het verzoek krijgt een specifieke markt in een lidstaat te analyseren, brengt zij advies uit en verstrekt zij de Commissie de nodige informatie – met inbegrip van de resultaten van de openbare raadpleging en de marktanalyse. Als het ETO vindt dat er op die markt onvoldoende concurrentie is, omvat haar advies – na een openbare raadpleging – een ontwerpmaatregel waarin de ondernemingen worden vermeld die volgens haar moeten worden aangewezen als ondernemingen met een aanzienlijke marktmacht op die markt, evenals de verplichtingen die moeten worden opgelegd.

2.  Zo nodig raadpleegt het ETO de relevante nationale concurrentie-autoriteiten alvorens advies bij de Commissie uit te brengen.

3.  Op verzoek verstrekt het ETO de Commissie alle beschikbare informatie om de taken van lid 1 uit te voeren.

Artikel 7

Definitie en analyse van transnationale markten

1.  Op verzoek brengt het ETO bij de Commissie advies uit over de gepaste definitie van transnationale markten.

2.  Wanneer de Commissie overeenkomstig artikel 15, lid 4, van Richtlijn 2002/21/EG (kaderrichtlijn) een transnationale markt heeft vastgesteld, kan het ETO op verzoek bijstand verlenen aan de NRI's die betrokken zijn bij de gezamenlijke marktanalyse overeenkomstig artikel 16, lid 5, van die richtlijn ▌.

3.  Op verzoek verstrekt het ETO de Commissie alle beschikbare informatie om de taken van lid 1 en lid 2 uit te voeren.

Artikel 8

Harmonisering van nummering en nummerportabiliteit

1.  Op verzoek van de Commissie werkt het ETO met de NRI's samen rond kwesties in verband met fraude of het misbruik van nummervoorraden in de Gemeenschap, met name voor grensoverschrijdende diensten. Het ETO kan advies uitbrengen over maatregelen die op communautair of nationaal niveau worden genomen om fraude, misbruik en andere problemen voor de consument inzake nummering aan te pakken.

2.  Op verzoek van de Commissie brengt het ETO advies bij de Commissie uit over de reikwijdte van en de technische parameters voor verplichtingen inzake het porteren van nummers of abonnee-identificatiemiddelen en aanverwante informatie tussen netwerken en over de vraag of het gepast is dergelijke verplichtingen op communautair niveau uit te breiden.

Artikel 9

Toepassing van het Europees alarmnummer 112

1.  Op verzoek van de Commissie brengt het ETO advies bij de Commissie uit over de technische kwesties in verband met de toepassing van het Europees alarmnummer 112 overeenkomstig artikel 26 van Richtlijn 2002/22/EG (universeledienstrichtlijn).

2.  Alvorens krachtens lid 1 advies uit te brengen, raadpleegt het ETO de bevoegde nationale instanties en organiseert zij een openbare raadpleging overeenkomstig artikel 31.

Artikel 10

Advies over radiofrequenties voor elektronische communicatie

1.  Het ETO verleent op verzoek advies aan de Commissie, aan de Beleidsgroep Radiospectrum ("RSPG") of het Radiospectrumcomité ("RSC"), waar nodig, met betrekking tot zaken die binnen het kader van de taken van het ETO vallen welke van invloed zijn op of worden beïnvloed door het gebruik van radiofrequenties voor elektronische communicatie in de Gemeenschap. Het ETO dient waar nodig nauw samen te werken met de RSPG en het RSC.

2.  De in lid 1 vermelde activiteiten kunnen verband houden met de uitvoering van Beschikking 676/2002/EG (radiospectrumbeschikking) en laten de taakverdeling uit hoofde van artikel 4 van die beschikking onverlet.

3.  De Commissie kan het ETO verzoeken aan de RSPG of het RSC advies uit te brengen in verband met het advies van het RSC aan de Commissie over de ontwikkeling van de in artikel 6, lid 3, van Beschikking 676/2002/EG (radiospectrumbeschikking) vermelde gemeenschappelijke beleidsdoelstellingen, op voorwaarde dat deze doelstellingen onder de elektronische-communicatiesector vallen.

4.  Het ETO levert waar nodig een bijdrage aan verslagen die worden gepubliceerd door de Commissie, de RSPG, het RSC dan wel andere relevante organen over toekomstige frequentieontwikkelingen in de elektronische-communicatiesector en beleidsmaat-regelen waarin op potentiële behoeften en uitdagingen wordt gewezen.

Artikel 11

Harmonisering van voorwaarden en procedures in verband met algemene machtigingen en gebruiksrechten

1.  De Commissie kan het ETO verzoeken aan de Commissie, de RSPG of het RSC advies uit te brengen over de reikwijdte en de inhoud van de uitvoeringsmaatregelen waarin artikel 6a van Richtlijn 2002/20/EG (machtigingsrichtlijn) voorziet. Dit kan met name inhouden dat het ETO de voordelen voor de interne markt voor elektronische-communicatienetwerken en -diensten van de door de Commissie krachtens artikel 6a van Richtlijn 2002/20/EG (machtigingsrichtlijn) genomen [uitvoerings]maatregelen beoordeelt en vaststelt welke diensten met een Gemeenschapswijd potentieel van deze maatregelen zouden profiteren.

2.  Op verzoek van de Commissie, de RSPG, het RSC of andere relevante organen verduidelijkt of vervolledigt het ETO het krachtens lid 1 uitgebrachte advies binnen de in dat verzoek vermelde termijn.

Artikel 12

Intrekking van in het kader van gemeenschappelijke procedures verleende gebruiksrechten voor radiofrequenties en nummers

De Commissie kan het ETO verzoeken aan de Commissie, de RSPG of het RSC advies uit te brengen over de intrekking van gebruiksrechten die zijn verleend in het kader van de gemeenschappelijke procedures waarin artikel 6b van Richtlijn 2002/20/EG (machtigingsrichtlijn) voorziet.

Dit advies onderzoekt of er zich ernstige en herhaalde inbreuken hebben voorgedaan op de aan de gebruiksrechten verbonden voorwaarden.

Artikel 13

Eigen initiatief

Het ETO kan op eigen initiatief aan het Europees Parlement en de Commissie advies uitbrengen, met name inzake de in artikel 4, lid 2, artikel 7, lid 1, artikel 8, lid 2, artikel 10, lid 1, en de artikelen 12, 14, 21 en 22 vermelde zaken, of over andere zaken die het van belang acht.

HOOFDSTUK III

EXTRA TAKEN VAN HET ETO

Artikel 14

Grensoverschrijdende geschillen

1.  Als het ETO krachtens artikel 21 van Richtlijn 2002/21/EG (kaderrichtlijn) een verzoek van een NRI ontvangt om een aanbeveling ter beslechting van een geschil, licht zij alle partijen bij het geschil en alle betrokken NRI's in.

2.  Het ETO onderzoekt de oorzaken van het geschil en verzoekt de partijen en de betrokken NRI's om informatie.

3.  Behalve in uitzonderlijke omstandigheden doet het ETO uiterlijk drie maanden na ontvangst van het verzoek een aanbeveling. De aanbeveling beschrijft welke maatregelen de betrokken NRI's volgens het ETO overeenkomstig de kaderrichtlijn en/of de bijzondere richtlijnen moeten nemen.

4.  Het ETO kan weigeren een aanbeveling te doen als zij vindt dat andere mechanismen beter geschikt zijn om het geschil tijdig overeenkomstig artikel 8 van Richtlijn 2002/21/EG( kaderrichtlijn) te beslechten. Zij brengt in dat geval de partijen en de betrokken NRI's onverwijld op de hoogte.

Als het geschil na vier maanden niet is beslecht of als de partijen geen beroep op een ander mechanisme hebben gedaan, handelt het ETO overeenkomstig de leden 2 en 3 op verzoek van een NRI.

Artikel 15

Uitwisselen, verspreiden en verzamelen van informatie

1.  Rekening houdend met het elektronische-communicatiebeleid van de Gemeenschap bevordert het ETO de uitwisseling van informatie zowel tussen de lidstaten als tussen de lidstaten, NRI's en de Commissie over de stand van zaken en de ontwikkeling van regelgevende activiteiten in verband met elektronische-communicatienetwerken en -diensten. Gezien de verschillen in marktsituatie en de noodzakelijke constitentie van de diverse nationale regelgevingsbenaderingen kan het ETO binnen het geharmoniseerde regelgevingskader alternatieve oplossingen ontwikkelen.

2.  Het ETO stimuleert de uitwisseling van informatie en bevordert regelgevende best practices en technische ontwikkelingen in de Gemeenschap en elders, met name door:

   a) informatie te verzamelen, te verwerken en te publiceren over de technische kenmerken, de kwaliteit en de prijs van elektronische-communicatiediensten en over elektronische-communicatiemarkten in de Gemeenschap;
   b) studies te bestellen of uit te voeren over elektronische-communicatienetwerken en -diensten en de regulering ▌ervan;
   c) opleidingen voor de NRI's te organiseren of te bevorderen over onderwerpen die onder de taken van het ETO vallen zoals neergelegd in de kaderrichtlijn en de bijzondere richtlijnen.

3.  Het ETO stelt deze informatie in een gemakkelijk toegankelijke vorm ter beschikking van het publiek. De vertrouwelijkheid wordt naar behoren geëerbiedigd.

Artikel 16

Toezicht op en rapportage over de elektronische-communicatiesector

1.  De Commissie kan het ETO verzoeken toezicht te houden op de ontwikkelingen op de elektronische-communicatiemarkt, en met name op de kleinhandelsprijzen van producten en diensten waarvan de consumenten zeer vaak gebruikmaken

2.  Het ETO publiceert een jaarverslag over de ontwikkelingen in de elektronische-communicatiesector – met inbegrip van consumentenkwesties – met een overzicht van de resterende obstakels voor de voltooiing van de interne markt voor elektronische communicatie. Het verslag bevat ook een overzicht en een analyse van de informatie over nationale beroepsprocedures waarin de lidstaten krachtens artikel 4, lid 3, van Richtlijn 2002/21/EG (kaderrichtlijn) voorzien, en van de mate waarin in de lidstaten wordt gebruikgemaakt van de in artikel 34 van Richtlijn 2002/22/EG (universeledienstrichtlijn) vermelde procedures voor buitengerechtelijke beslechting van geschillen. Het verslag wordt voorgelegd aan het Europees Parlement, dat kan besluiten hierover advies uit te brengen.

3.  De Commissie kan het ETO verzoeken advies uit te brengen over mogelijke maatregelen om de bij de evaluatie van de in lid 1 vermelde kwesties vastgestelde problemen te verhelpen, in combinatie met de publicatie van het jaarverslag. Dit advies wordt voorgelegd aan het Europees Parlement.

4.  De Commissie kan het ETO verzoeken regelmatig een verslag te publiceren over de in artikel 18 van Richtlijn 2002/21/EG (kaderrichtlijn) vermelde interoperabiliteit van digitale interactieve televisiediensten.

Artikel 17

Elektronische toegankelijkheid

1.  Het ETO verleent op verzoek van de Commissie of advies aan de Commissie en de NRI's over methoden om de interoperabiliteit van, de toegang tot en het gebruik van elektronische-communicatiediensten en eindapparatuur te verbeteren en schenkt daarbij vooral aandacht aan grensoverschrijdende interoperabiliteit, alsmede aan de bijzondere behoeften van gehandicapte eindgebruikers en bejaarden.

Artikel 18

Extra taken

Het ETO kan op verzoek van de Commissie specifieke extra taken uitvoeren, indien alle leden het hierover eens zijn.

HOOFDSTUK IV

ORGANISATIE VAN HET ETO

Artikel 19

Organen van het ETO

Het ETO bestaat uit:

   a) een raad van regelgevers,
  

   b) een algemeen directeur.
  

Artikel 20

De raad van regelgevers

1.  De raad van regelgevers bestaat uit een lid per lidstaat die het hoofd of de benoemde hoge vertegenwoordiger van de onafhankelijke NRI is met verantwoordelijkheid voor de dagelijkse toepassing van het regelgevingskader in die lidstaat. De NRI's benoemen een plaatsvervanger per lidstaat. De Commissie neemt deel als waarnemer met de voorafgaande toestemming van de raad.

2.  De raad van regelgevers kiest uit zijn midden een voorzitter en een vicevoorzitter. De vicevoorzitter vervangt automatisch de voorzitter als deze zijn of haar taken niet kan uitoefenen. De ambtstermijn van de voorzitter en vicevoorzitter bedraagt tweeënhalf jaar, overeenkomstig de verkiezingsprocedures zoals neergelegd in het reglement van orde.

3.  De voorzitter roept de raad van regelgevers ten minste viermaal per jaar in gewone zitting bijeen. De raad van regelgevers kan in uitzonderingsgevallen ook bijeenkomen op initiatief van zijn voorzitter, op verzoek van de Commissie of op verzoek van ten minste eenderde van zijn leden. De raad van regelgevers kan eenieder wiens advies van belang kan zijn, uitnodigen om als waarnemer aan zijn vergaderingen deel te nemen. De leden van de raad van regelgevers kunnen zich op de door het reglement van orde bepaalde wijze laten bijstaan door adviseurs of deskundigen. ▌

4.  De besluiten van de raad van regelgevers worden met een meerderheid van tweederde van de aanwezige leden genomen tenzij anders bepaald in deze verordening, de kaderrichtlijn en de bijzondere richtlijnen. Deze besluiten worden ter kennis van de Commissie gebracht.

De raad van regelgevers keurt het reglement van orde van het ETO met tweederde meerderheid goed. Het reglement van orde waarborgt dat de leden van de raad van regelgevers steeds tijdig voor elke vergadering de volledige agenda en de ontwerpvoorstellen krijgen zodat zij vóór de stemming amendementen kunnen voorstellen.

5.  Elk lid heeft één stem. Het reglement van orde bepaalt de nadere bijzonderheden van de stemming, met name de voorwaarden waaronder een lid namens een ander lid kan handelen, alsmede de eventuele quorumvoorschriften.

6.  Bij de uitoefening van de taken die hem bij deze verordening worden toebedeeld, is de raad van regelgevers onafhankelijk en vraagt of aanvaardt hij geen instructies van lidstaten of van publieke of particuliere belangengroeperingen.

7.  Het ETO verzorgt voor de raad van regelgevers het secretariaat.

Artikel 21

Taken van de raad van regelgevers

1.  ▌De raad van regelgevers ▌benoemt de algemeen directeur overeenkomstig lid 7. De raad van regelgevers neemt alle besluiten met betrekking tot de uitoefening van de taken van het ETO als vermeld in artikel 3.

2.  Na raadpleging van de Commissie, stelt de raad van regelgevers overeenkomstig artikel 23, lid 3 en in overeenstemming met de overeenkomstig artikel 25 vastgestelde ontwerpbegroting jaarlijks vóór 30 september ▌het werkprogramma van het ETO voor het volgende jaar vast en zendt het toe aan het Europees Parlement, de Raad en de Commissie. ▌

3.  De raad van regelgevers treedt als tuchtraad op ten aanzien van de algemeen directeur ▌.

4.  De raad van regelgevers stelt, namens het ETO, de bijzondere bepalingen vast inzake het recht van toegang tot de documenten van het ETO overeenkomstig artikel 36.

5.  De raad van regelgevers stelt het jaarverslag over de activiteiten van het ETO op en doet dit uiterlijk op 15 juni toekomen aan het Europees Parlement, de Raad, de Commissie, het Europees Economisch en Sociaal Comité en de Rekenkamer. Het Europees Parlement kan de voorzitter van de raad van regelgevers of de algemeen directeur vragen zich tot het Parlement te richten voor relevante zaken met betrekking tot de werkzaamheden van het ETO.

6.  De raad van regelgevers geeft de algemeen directeur aanwijzingen voor de uitoefening van zijn of haar taken.

7.  De raad van regelgevers benoemt de algemeen directeur. De raad neemt dit besluit met een meerderheid van drievierde van zijn leden. De algemeen directeur neemt niet deel aan de voorbereiding van of de stemming over dit besluit.

8.  De raad van regelgevers keurt het in lid 5 van dit artikel en artikel 23, lid 7, vermelde afzonderlijke hoofdstuk in het jaarverslag goed over raadgevende werkzaamheden.

Artikel 22

De algemeen directeur

1.  Het ETO wordt geleid door de algemeen directeur, die bij de uitoefening van zijn/haar taken verantwoording schuldig is aan en optreedt volgens de instructies van de raad van regelgevers. De algemeen directeur verlangt of aanvaardt verder geen instructies van regeringen of andere organen.

2.  De algemeen directeur wordt ▌op grond van verdiensten en de bekwaamheden en ervaring op het gebied van elektronische-communicatienetwerken en -diensten door de raad van regelgevers benoemd ▌. Vóór de benoeming kan de geschiktheid van de door de raad van regelgevers gekozen kandidaat worden onderworpen aan een niet-bindend advies van het Europees Parlement en de Commissie. Hiertoe wordt de kandidaat verzocht een verklaring voor de bevoegde commissie van het Europees Parlement af te leggen en vragen van de commissieleden te beantwoorden.

3.  De ambtstermijn van de algemeen directeur bedraagt vijf jaar. ▌

4.  ▌De raad van regelgevers kan ▌, rekening houdend met het evaluatieverslag, de ambtstermijn van de algemeen directeur, eenmaal met ten hoogste drie jaar verlengen, als dit op grond van de taken en verplichtingen van het ETO kan worden verantwoord.

De raad van regelgevers stelt het Europees Parlement in kennis van zijn voornemen om de ambtstermijn van de algemeen directeur te verlengen. In de maand die voorafgaat aan de verlenging van zijn of haar ambtstermijn kan de algemeen directeur worden gevraagd een verklaring voor de bevoegde commissie van het Europees Parlement af te leggen en vragen van de commissieleden te beantwoorden.

Indien de ambtstermijn niet wordt verlengd, blijft de algemeen directeur in functie totdat er een opvolger is aangewezen.

5.  De algemeen directeur kan alleen uit zijn of haar ambt worden ontzet nadat de raad van regelgevers, rekening houdend met het advies van het Europees Parlement, daartoe heeft besloten. De raad van regelgevers neemt dit besluit met een meerderheid van drievierde van zijn leden.

6.  Het Europees Parlement en de Raad kunnen de algemeen directeur verzoeken verslag uit te brengen over de uitvoering van zijn of haar taken. Zonodig kan de bevoegde commissie van het Europees Parlement de algemeen directeur verzoeken vragen van leden te beantwoorden.

Artikel 23

Taken van de algemeen directeur

1.  De algemeen directeur treedt op als vertegenwoordiger van het ETO en is met de leiding ervan belast.

2.  De algemeen directeur bereidt de agenda van de raad van regelgevers voor en neemt, zonder stemrecht, deel aan de werkzaamheden van de raad van regelgevers.

3.  De algemeen directeur stelt jaarlijks het ontwerpwerkprogramma van het ETO voor het volgende jaar op en dient het voor 30 juni van dat jaar bij de raad van regelgevers ▌in. De raad van regelgevers stelt het ontwerpwerkprogramma vast overeenkomstig artikel 21, lid 2.

4.  De algemeen directeur ziet toe op de uitvoering van het jaarlijks werkprogramma van het ETO, die geschiedt volgens de aanwijzingen van de raad van regelgevers ▌.

5.  De algemeen directeur neemt de nodige maatregelen, met name de vaststelling van interne administratieve instructies en de publicatie van nota's, om ervoor te zorgen dat het ETO overeenkomstig deze verordening functioneert.

6.  De algemeen directeur maakt een raming van de ontvangsten en uitgaven van het ETO krachtens artikel 25 en voert de begroting van het ETO uit krachtens artikel 26.

7.  De algemeen directeur stelt jaarlijks het ontwerpjaarverslag over de activiteiten van het ETO op met een hoofdstuk over de raadgevende werkzaamheden van het ETO en een hoofdstuk over financiële en administratieve aangelegenheden.

8.  De raad van regelgevers kan de uitoefening van de in artikel 38, lid 3, vermelde bevoegdheden jegens het personeel van het ETO aan de algemeen directeur delegeren.

HOOFDSTUK V

FINANCIËLE VOORWAARDEN

Artikel 24

Begroting van het ETO

1.  De ontvangsten en middelen van het ETO bestaan met name uit:

   a) een subsidie van de Gemeenschap, die in de juiste rubrieken van de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen (afdeling Commissie) wordt opgenomen, zoals is besloten door de begrotingsautoriteit en overeenkomstig punt 47 van het Interinstitutioneel Akkoord tussen het Europees Parlement, de Raad en de Commissie betreffende de begrotingsdiscipline en een goed financieel beheer(16);
   b) een financiële bijdrage van iedere NRI. De lidstaten zien erop toe dat de NRI's de noodzakelijke financiële middelen hebben om deel te nemen aan de werkzaamheden van het ETO.
   c) de helft van het personeel bestaat uit gedetacheerde nationale deskundigen (GND) afkomstig van de nationale instanties;
   d) de raad van regelgevers stelt uiterlijk zes maand na inwerkingtreding van deze verordening de hoogte vast van de financiële bijdrage die iedere lidstaat overeenkomstig punt (b) dient te leveren;
   e) uiterlijk op 1 januari 2014 wordt bezien of de structuur van de financiën en de naleving door de lidstaten aangepast zijn.

2.  De uitgaven van het ETO bestaan uit administratieve, infrastructurele, operationele en personeelskosten.

3.  De ontvangsten en uitgaven zijn in evenwicht.

4.  Van alle inkomsten en uitgaven ▌wordt een prognose gemaakt voor elk boekjaar, dat samenvalt met een kalenderjaar. Alle inkomsten en uitgaven worden in de begroting van het ETO opgenomen.

5.  De organisatie- en financieringsstructuur van het ETO voor januari 2014 opnieuw bezien.

Artikel 25

Opstellen van de begroting

1.  De algemeen directeur stelt jaarlijks uiterlijk 15 februari een voorontwerp van begroting op voor de operationele uitgaven en het werkprogramma voor het volgende boekjaar en zendt dit voorontwerp aan de raad van regelgevers, tezamen met een voorlopige personeelsformatie. De raad van regelgevers maakt jaarlijks op basis van het ontwerp van de algemeen directeur een raming van de ontvangsten en uitgaven van het ETO voor het volgende boekjaar. De raad van regelgevers dient deze raming, die tevens een ontwerp-personeelsformatie bevat, uiterlijk 31 maart bij de Commissie in. ▌

2.  De Commissie dient de raming tezamen met het voorontwerp van de algemene begroting van de Europese Unie in bij het Europees Parlement en de Raad (hierna "de begrotingsautoriteit").

3.  Op basis van de ramingen voert de Commissie in het voorontwerp van de algemene begroting van de Europese Unie de vooruitzichten op die zij noodzakelijk acht met betrekking tot de personeelsformatie, en het bedrag van de subsidie ten laste van de algemene begroting overeenkomstig artikel 272 van het Verdrag.

4.  De begrotingsautoriteit stelt de personeelsformatie voor het ETO vast.

5.  De raad van regelgevers stelt de begroting van het ETO op. Deze wordt definitief na de definitieve vaststelling van de algemene begroting van de Europese Unie. Indien nodig wordt de begroting dienovereenkomstig aangepast.

6.  De raad van regelgeveres stelt de begrotingsautoriteit onverwijld in kennis van de projecten die hij voornemens is te realiseren en die aanzienlijke financiële gevolgen voor de financiering van zijn begroting kunnen hebben, met name vastgoedprojecten zoals de huur of aankoop van gebouwen. Hij brengt de Commissie daarvan op de hoogte. Als een van de takken van de begrotingsautoriteit advies wil uitbrengen, stelt deze het ETO binnen twee weken na ontvangst van de informatie over het bouwproject in kennis van zijn voornemen om een dergelijk advies uit te brengen. Indien het ETO geen antwoord ontvangt, kan het doorgaan met zijn plannen.

Artikel 26

Uitvoering van en toezicht op de begroting

1.  De algemeen directeur treedt op als ordonnateur en voert de begroting van het ETO uit.

2.  De algemeen directeur stelt een jaarlijks activiteitenverslag op voor het ETO, samen met een betrouwbaarheidsverklaring. Deze documenten worden openbaar gemaakt.

3.  Uiterlijk 1 maart na afloop van het boekjaar zendt de rekenplichtige van het ETO de voorlopige rekeningen, vergezeld van het verslag over het financieel en begrotingsbeheer tijdens het boekjaar, toe aan de rekenplichtige van de Commissie en aan de Rekenkamer. De rekenplichtige van het ETO zendt het verslag over het financieel en begrotingsbeheer uiterlijk 31 maart van het volgende jaar ook toe aan het Europees Parlement en de Raad. De rekenplichtige van de Commissie consolideert de voorlopige rekeningen van de instellingen en gedecentraliseerde organen overeenkomstig artikel 128 van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 ║.

4.  Uiterlijk 31 maart na afloop van het boekjaar zendt de rekenplichtige van de Commissie de voorlopige rekeningen van het ETO, vergezeld van het verslag over het financieel en begrotingsbeheer tijdens het boekjaar, toe aan de Rekenkamer. Het verslag over het financieel en begrotingsbeheer tijdens het boekjaar wordt ook toegezonden aan het Europees Parlement en de Raad.

5.  Na ontvangst van de door de Rekenkamer geformuleerde opmerkingen over de voorlopige rekeningen van het ETO overeenkomstig artikel 129 van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 ║ stelt de algemeen directeur op eigen verantwoordelijkheid de definitieve rekeningen van het ETO op en zendt hij/zij deze voor advies toe aan de raad van regelgevers.

6.  De raad van regelgevers brengt advies uit over de definitieve rekeningen van het ETO.

7.  De algemeen directeur zendt deze definitieve rekeningen, vergezeld van het advies van de raad van regelgevers, uiterlijk 1 juli na afloop van het boekjaar toe aan het Europees Parlement, de Raad, de Commissie en de Rekenkamer.

8.  De definitieve rekeningen worden gepubliceerd.

9.  Uiterlijk 15 oktober zendt de algemeen directeur de Rekenkamer een antwoord op haar opmerkingen toe. Hij/zij zendt een kopie van dit antwoord ook toe aan de raad van regelgevers, het Europees Parlement en de Commissie.

10.  Overeenkomstig artikel 146, lid 3, van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 verstrekt de algemeen directeur het Europees Parlement op verzoek alle inlichtingen die nodig zijn voor een goed verloop van de kwijtingsprocedure voor het betrokken boekjaar.

11.  Het Europees Parlement verleent op aanbeveling van de Raad, die bij gekwalificeerde meerderheid van stemmen besluit, vóór 15 mei van het jaar N + 2, kwijting aan de algemeen directeur voor de uitvoering van de begroting van het boekjaar N.

Artikel 27

Interne controlesystemen

De interne controleur van de Commissie is verantwoordelijk voor de controle van de interne controlesystemen van het ETO.

Artikel 28

Financiële voorschriften

Na overleg met de Commissie stelt de raad van regelgevers de financiële voorschriften op die van toepassing zijn op het ETO. Deze voorschriften mogen afwijken van Verordening (EG, Euratom) nr. 2343/2002 van de Commissie van 23 december 2002 houdende de financiële kaderregeling van de organen, bedoeld in artikel 185 van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen(17) indien de specifieke eisen van de werking van het ETO dit noodzakelijk maken en de Commissie vooraf toestemming heeft verleend.

Artikel 29

Fraudebestrijdingsmaatregelen

1.  Met het oog op de bestrijding van fraude, corruptie en andere onwettige handelingen is Verordening (EG) nr. 1073/1999 van het Europees Parlement en de Raad van 25 mei 1999 betreffende onderzoeken door het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF)(18) zonder enige beperking van toepassing.

2.  Het ETO treedt toe tot het Interinstitutioneel akkoord van 25 mei 1999 tussen het Europees Parlement, de Raad van de Europese Unie en de Commissie van de Europese Gemeenschappen betreffende de interne onderzoeken verricht door het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF)(19) en treft onverwijld passende voorzieningen die op alle werknemers van het ETO van toepassing zijn

3.  De financieringsbesluiten, akkoorden en toepassingsinstrumenten die daaruit voortvloeien, bepalen uitdrukkelijk dat de Rekenkamer en OLAF zo nodig een controle ter plekke kunnen uitvoeren bij de begunstigden van de kredieten van het ETO en bij de personeelsleden die bevoegd zijn voor de toekenning van deze kredieten.

HOOFDSTUK VI

ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 30

Verlenen van informatie aan het ETO

1.  Ondernemingen die elektronische-communicatienetwerken en -diensten verlenen, verstrekken alle informatie – met inbegrip van financiële informatie – waarom het ETO verzoekt om zijn in deze verordening beschreven taken uit te voeren. De ondernemingen verstrekken deze informatie onmiddellijk op verzoek en binnen de termijn en met alle details die door het ETO worden verlangd. De Commissie kan het ETO verzoeken toe te lichten waarom het verzoek om informatie gerechtvaardigd is.

2.  De NRI's verstrekken het ETO alle informatie die zij nodig heeft om haar taken in het kader van deze verordening uit te voeren. Als de verstrekte informatie verwijst naar eerder door ondernemingen op verzoek van de NRI verstrekte informatie, worden deze ondernemingen daarvan op de hoogte gebracht.

3.  Indien noodzakelijk wordt de vertrouwelijkheid gewaarborgd van de gegevens die overeenkomstig dit artikel worden verstrekt. Artikel 35 is van toepassing.

Artikel 31

Raadpleging

Het ETO raadpleegt ▌, wanneer het voornemens is een advies uit te brengen overeenkomstig de bepalingen van deze verordening – zo nodig de belanghebbende partijen en ▌geeft hen de kans om het ontwerpadvies binnen een redelijke termijn te becommentariëren. Het ETO maakt de resultaten van de raadplegingsprocedure voor iedereen toegankelijk, behalve als het om vertrouwelijke informatie gaat.

Artikel 32

Toezicht, handhavingsmaatregelen en sancties

1.  De NRI's controleren samen met het ETO of de ondernemingen aan de verplichtingen uit hoofde van deze verordening voldoen.

2.  De Commissie wijst ondernemingen op het feit dat zij niet voldoen aan een verzoek om informatie als bedoeld in artikel 30. Indien noodzakelijk kan de Commissie op verzoek van het ETO de namen van deze ondernemingen bekendmaken.

4.  

Artikel 33

Belangenverklaring

De personeelsleden van het ETO, de leden van de raad van regelgevers en de algemeen directeur van het ETO leggen een jaarlijkse verbintenisverklaring en een belangenverklaring af, waarin zij al hun directe en indirecte belangen vermelden die geacht zouden kunnen worden afbreuk te doen aan hun onafhankelijkheid. Deze verklaringen worden op schrift gesteld.

Artikel 34

Transparantie

1.  Het ETO voert haar werkzaamheden met een hoge mate van transparantie uit.

2.  Het ETO zorgt ervoor dat het publiek en alle belanghebbende partijen waar nodig over objectieve, betrouwbare en gemakkelijk toegankelijke informatie beschikken, met name over de resultaten van zijn werkzaamheden. Het maakt ook de belangenverklaringen van de leden van de raad van regelgevers en de algemeen directeur bekend.

3.  Op voorstel van de algemeen directeur kan de raad van regelgevers belanghebbende partijen toestaan sommige werkzaamheden van het ETO als waarnemer bij te wonen.

4.  Het ETO legt in haar huishoudelijk reglement de praktische regelingen voor de uitvoering van de in de leden 1 en 2 vermelde transparantiebepalingen vast.

Artikel 35

Geheimhouding

1.  Het ETO maakt informatie die zij verwerkt of ontvangt met het verzoek om die informatie als vertrouwelijk te behandelen, niet aan derden bekend.

2.  Leden van de raad van regelgevers van het ETO, de algemeen directeur, externe deskundigen en personeelsleden van het ETO zijn onderworpen aan de geheimhoudingsplicht van artikel 287 van het Verdrag, zelfs na afloop van hun functie.

3.  Het ETO legt in haar huishoudelijk reglement de praktische regelingen voor de uitvoering van de in de leden 1 en 2 vermelde geheimhoudingsregels vast.

4.  Onverminderd artikel 36 neemt het ETO de nodige maatregelen overeenkomstig Besluit 2001/844/EG, EGKS, Euratom(20) ter bescherming van vertrouwelijke informatie waartoe zij toegang heeft of die zij van de lidstaten of de NRI's ontvangt. De lidstaten nemen gelijkwaardige maatregelen overeenkomstig de nationale wetgeving. Er wordt rekening gehouden met de ernst van de aan de wezenlijke belangen van de Gemeenschap of een of meer van haar lidstaten toegebrachte potentiële schade. De lidstaten en de Commissie nemen de veiligheidsclassificatie van de initiator van een document in acht.

Artikel 36

Toegang tot documenten

1.  Verordening (EG) nr. 1049/2001 ║ is van toepassing op de documenten van het ETO.

2.  De raad van regelgevers stelt de praktische maatregelen voor de toepassing van Verordening (EG) nr. 1049/2001 vast binnen zes maanden nadat het ETO haar werkzaamheden is begonnen.

Artikel 37

Rechtspositie

1.  Het ETO is een orgaan van de Gemeenschap met rechtspersoonlijkheid.

2.  In elke lidstaat geniet het ETO de ruimste rechtsbevoegdheid die door de nationale wetgeving aan rechtspersonen wordt toegekend. Zij kan met name roerende en onroerende goederen verwerven of vervreemden en in rechte optreden.

3.  Het ETO wordt vertegenwoordigd door haar algemeen directeur.

4.  Het ETO is gevestigd in […]. Totdat haar lokalen gereed zijn, bieden de lokalen van de Commissie onderdak aan het ETO .

Artikel 38

Personeel

1.  Het Statuut van de ambtenaren van de Europese Gemeenschappen, de Regeling die van toepassing is op de andere personeelsleden van de Europese Gemeenschappen en de regels die de instellingen van de Europese Gemeenschap gezamenlijk hebben vastgesteld met het oog op de toepassing van dit statuut en deze regeling, zijn van toepassing op het personeel van het ETO.

2.  De raad van regelgevers stelt in overleg met de Commissie de nodige uitvoeringsmaatregelen vast volgens de regelingen van artikel 110 van het Statuut van de ambtenaren van de Europese Gemeenschappen.

3.  Het ETO oefent ten aanzien van haar personeel de bevoegdheden uit die krachtens het Statuut van de ambtenaren van de Europese Gemeenschappen zijn verleend aan het tot aanstelling bevoegde gezag, alsook die welke krachtens de Regeling die van toepassing is op de andere personeelsleden van de Europese Gemeenschappen zijn verleend aan het tot het aangaan van overeenkomsten bevoegde gezag.

4.  De raad van regelgevers kan bepalingen vaststellen waardoor uit de lidstaten gedetacheerde nationale deskundigen bij het ETO kunnen aangesteld.

Artikel 39

Voorrechten en immuniteiten

Het Protocol inzake voorrechten en immuniteiten van de Europese Gemeenschappen is van toepassing op het ETO en haar personeel.

Artikel 40

Aansprakelijkheid van het ETO

1.  In geval van niet-contractuele aansprakelijkheid vergoedt het ETO overeenkomstig de algemene beginselen die de wetgevingen van de lidstaten gemeen hebben, alle schade die door het ETO zelf of door het personeel ervan bij de uitoefening van hun taken is veroorzaakt. Het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen heeft rechtsbevoegdheid in geschillen over de vergoeding van dergelijke schade.

2.  De persoonlijke geldelijke en tuchtrechtelijke aansprakelijkheid van de personeelsleden van het ETO ten aanzien van het ETO wordt beheerst door de desbetreffende voor het personeel van het ETO geldende voorschriften.

Artikel 41

Bescherming van persoonsgegevens

Bij de verwerking van persoonsgegevens is het ETO onderworpen aan de bepalingen van Verordening (EG) nr. 45/2001.

Artikel 42

Deelname van derde landen

Het ETO staat open voor de deelname van Europese landen die met de Gemeenschap overeenkomsten hebben gesloten en daarbij Gemeenschapsrecht op het gebied van deze verordening hebben goedgekeurd en toepassen. Overeenkomstig de betreffende bepalingen van deze overeenkomsten worden afspraken gemaakt met gedetailleerde voorschriften voor de deelname van deze landen aan de werkzaamheden van het ETO, en met name voor de aard en de omvang van deze deelname. Krachtens een besluit van de raad van regelgevers kunnen deze afspraken voorzien in een vertegenwoordiging zonder stemrecht in de bijeenkomsten van de raad van regelgevers.

Artikel 43

Comité voor communicatie

1.  Bij de uitvoering van deze verordening wordt de Commissie bijgestaan door het Comité voor communicatie, dat is opgericht bij artikel 22 van Richtlijn 2002/21/EG (kaderrichtlijn).

2.  Wanneer naar dit lid wordt verwezen gelden de artikelen 3 en 7 van Besluit 1999/468/EG Raad van 28 juni 1999 tot vaststelling van de voorwaarden voor de uitoefening van de aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden(21), gelet op de bepalingen van artikel 8 van dat besluit.

3.  Wanneer naar dit lid wordt verwezen gelden artikel 5bis, leden 1 tot en met 4, en artikel 7 van Besluit 1999/468/EG, gelet op de bepalingen van artikel 8 van dat besluit.

Artikel 44

Evaluatie en herziening

De Commissie publiceert uiterlijk drie jaar na het begin van de werkzaamheden een evaluatieverslag over de werkzaamheden van het ETO. De resultaten van het ETO en zijn werkmethoden worden geëvalueerd in het licht van zijn in deze verordening en in de jaarlijkse werkprogramma's vastgestelde doelstelling, opdracht en taken. Het evaluatieverslag houdt rekening met de standpunten van de betrokken partijen op zowel communautair als nationaal niveau en wordt bij het Europees Parlement en de Raad ingediend. Het Europees Parlement brengt advies uit over het evaluatieverslag.

Voor 1 januari 2014 vindt een evaluatie plaats om te beoordelen of het noodzakelijk is het mandaat van het ETO te verlengen. Indien verlenging gerechtvaardigd is, worden de procedurele en begrotingsregelingen en het personeelsbestand herzien.

Artikel 45

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op 31 december 2009.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te ║,

Voor het Europees Parlement Voor de Raad

De voorzitter De voorzitter

(1) PB C 224 van 30.8.2008, blz. 50.
(2) PB C 257 van 9.10.2008, blz. 51.
(3) Standpunt van het Europees Parlement van 24 september 2008.
(4) PB L 108 van 24.4.2002, blz. 33.
(5) PB L 108 van 24.4.2002, blz. 7.
(6) PB L 108 van 24.4.2002, blz. 21.
(7) PB L 108 van 24.4.2002, blz. 51.
(8) PB L 201van 31.7.2002, blz. 37.║
(9) PB C 146 E van 12.6.2008, blz. 370.
(10) PB L 200 van 30.7.2002, blz. 38.
(11) PB C 104 van 3.5.2006, blz. 19 en PB C 191 van 17.8.2007, blz. 17.
(12) PB L 108 van 24.4.2002, blz. 1.
(13) PB L 171 van 29.6.2007, blz. 32.
(14) PB L 145 van 31.5.2001, blz. 43.
(15) PB L 8 van 12.1.2001, blz. 1
(16) PB C 139 van 14.6.2006, blz. 1.
(17) PB L 357 van 31.12.2002, blz. 72.
(18) PB L 136 van 31.5.1999, blz. 1.
(19) PB L 136 van 31.5.1999, blz. 15.
(20) PB L 317 van 3.12.2001, blz. 1.
(21) PB L 184 van 17.7.1999, blz. 23.

Juridische mededeling - Privacybeleid