Index 
 Vorige 
 Volgende 
 Volledige tekst 
Procedure : 2010/0251(COD)
Stadium plenaire behandeling
Documentencyclus : A7-0055/2011

Ingediende teksten :

A7-0055/2011

Debatten :

PV 04/07/2011 - 21
CRE 04/07/2011 - 21

Stemmingen :

PV 05/07/2011 - 7.17
CRE 05/07/2011 - 7.17
Stemverklaringen
Stemverklaringen
PV 15/11/2011 - 7.10
CRE 15/11/2011 - 7.10
Stemverklaringen
Stemverklaringen

Aangenomen teksten :

P7_TA(2011)0312
P7_TA(2011)0486

Aangenomen teksten
PDF 553kWORD 199k
Dinsdag 5 juli 2011 - Straatsburg
Baissetransacties en bepaalde aspecten van kredietverzuimswaps ***I
P7_TA(2011)0312A7-0055/2011
Tekst
 Geconsolideerde tekst

Amendementen van het Europees Parlement aangenomen op 5 juli 2011 op het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende baissetransacties en bepaalde aspecten van kredietverzuimswaps (COM(2010)0482 – C7-0264/2010 – 2010/0251(COD))(1)
AMENDEMENTEN VAN HET EUROPEES PARLEMENT(2)
op het voorstel van de Commissie

(Gewone wetgevingsprocedure: eerste lezing)

[Amendement 1]

(1) De zaak werd dan terugverwezen naar de Commissie uit hoofde van artikel 57, lid 2, tweede alinea, van het Reglement (A7-0055/2011).
(2)* Amendementen: nieuwe of gewijzigde tekst wordt in vet cursief weergegeven; schrappingen worden aangeduid met het symbool ▌.


VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD
betreffende baissetransacties en bepaalde aspecten van kredietverzuimswaps
(Voor de EER relevante tekst)

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 114,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Na toezending van het voorstel voor een wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,

Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité(1),

Gezien het advies van de Europese Centrale Bank(2),

Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)  Op het hoogtepunt van de financiële crisis in september 2008 hebben de bevoegde autoriteiten van tal van lidstaten en van de Verenigde Staten van Amerika noodmaatregelen getroffen om baissetransacties in sommige of alle effecten te beperken of te verbieden. Hun optreden was ingegeven door de vrees dat baissetransacties ten tijde van grote financiële instabiliteit de neerwaartse spiraal van de aandelenkoersen, en met name van aandelen van financiële instellingen, dermate zouden kunnen versterken dat uiteindelijk de levensvatbaarheid van deze instellingen in het gedrang zou kunnen komen en systeemrisico's zouden kunnen ontstaan. De door de lidstaten getroffen maatregelen liepen sterk uiteen omdat in de Unie geen specifiek wetgevingskader voor het aanpakken van baissetransacties voorhanden is.

(2)  Teneinde de goede werking van de interne markt te waarborgen, de functioneringsvoorwaarden ervan, en met name van de financiële markten, te verbeteren, en consumenten en beleggers een hoog beschermingsniveau te bieden, verdient het derhalve aanbeveling een gemeenschappelijk kader vast te stellen voor de vereisten en bevoegdheden die met baissetransacties (short selling) en kredietverzuimswaps (credit default swaps) verband houden, en tevens voor een grotere coördinatie en consistentie tussen de lidstaten te zorgen ingeval er in een uitzonderlijke situatie maatregelen moeten worden getroffen. Het is noodzakelijk het raamwerk voor baissetransacties en bepaalde aspecten van kredietverzuimswaps te harmoniseren en het ontstaan van belemmeringen voor de interne markt te voorkomen, omdat lidstaten naar alle waarschijnlijkheid uiteenlopende maatregelen zullen blijven nemen.

(3)  Het is passend en noodzakelijk dat het wetgevingsinstrument de vorm aanneemt van een verordening, aangezien sommige bepalingen particuliere partijen direct verplichten netto baisseposities in bepaalde instrumenten en ongedekte baissetransacties te melden en openbaar te maken. Voorts is het noodzakelijk voor een verordening te kiezen omdat aan de bij Verordening (EU) nr. 1095/2010 van het Europees Parlement en de Raad van 24 november 2010(3) opgerichte Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Autoriteit voor effecten en markten) (EAEM) de bevoegdheid moet worden verleend de door bevoegde autoriteiten getroffen maatregelen te coördineren of zelf maatregelen te nemen.

(4)  Om een einde te maken aan de huidige fragmentering waarbij sommige lidstaten uiteenlopende maatregelen hebben getroffen, en om de kans te verkleinen dat bevoegde autoriteiten uiteenlopende maatregelen nemen, is het van belang dat de potentiële risico's die uit baissetransacties en kredietverzuimswaps voortvloeien, op geharmoniseerde wijze worden aangepakt. Met de eisen die zullen worden gesteld, zouden de geconstateerde risico's worden aangepakt, rekening houdend met nationale verschillen en met het potentiële economische effect van de te introduceren eisen en zonder onnodig afbreuk te doen aan de voordelen die baissetransacties te bieden hebben voor de kwaliteit en efficiëntie van de markten, door een verruiming van de marktliquiditeit (aangezien short sellers effecten verkopen en deze in een later stadium weer terugkopen om hun baisseposities te dekken) en door beleggers in de gelegenheid te stellen actie te ondernemen op het moment dat een effect naar hun opvatting overgewaardeerd is, wat bijgevolg zou leiden tot een efficiëntere prijszetting van effecten.

(4 bis)  Commoditymarkten, en in het bijzonder landbouwgoederenmarkten vallen niet onder de toepassing van deze verordening. Aangezien bepaalde in deze verordening genoemde risico's zich ook op die markten kunnen voordoen, en bovenop haar mededeling van 2 februari 2011 getiteld „Grondstoffen en grondstoffenmarkten: uitdagingen en oplossingen”, moet de Commissie vóór 1 januari 2012 aan het Europees Parlement en de Raad verslag uitbrengen over de op die markten bestaande risico's – onder inachtneming van de specifieke kenmerken daarvan – en daartoe eventueel passende voorstellen indienen. Grondstoffenmarkten die relevant zijn voor de energiesector moeten worden gereguleerd via het voorstel van de Commissie voor een verordening betreffende de integriteit en transparantie van de energiemarkten (COM(2010)0726).

(5)  De verordening dient een zo groot mogelijke werkingssfeer te hebben, zodat zij voorziet in een preventiekader waarvan in uitzonderlijke omstandigheden kan worden gebruikgemaakt. Het kader moet op alle financiële instrumenten betrekking hebben, maar voorzien in een evenredige reactie op de risico's die baissetransacties in verschillende instrumenten kunnen inhouden. Daarom mogen de bevoegde autoriteiten en de EAEM slechts in uitzonderlijke situaties worden gemachtigd ten aanzien van alle categorieën financiële instrumenten maatregelen te treffen welke verder gaan dan de permanente maatregelen die alleen betrekking hebben op specifieke categorieën instrumenten waarvoor er sprake is van welomlijnde risico's die met behulp van deze permanente maatregelen moeten worden aangepakt.

(6)  Een grotere transparantie ten aanzien van aanzienlijke netto baisseposities in specifieke financiële instrumenten zal vermoedelijk zowel de toezichthouder als de marktdeelnemers ten goede komen. Voor aandelen die tot de handel op een handelsplatform in de Unie zijn toegelaten, dient een tweeledig model te worden ingevoerd dat voorziet in een grotere transparantie betreffende aanzienlijke netto baisseposities in aandelen van een welbepaalde omvang. Als een positie een bepaalde drempel te boven gaat, dienen alleen de betrokken toezichthouders ervan in kennis te worden gesteld, zodat deze in staat zijn die positie te monitoren en, in voorkomend geval, een onderzoek in te stellen naar baissetransacties die systeemrisico's met zich mee kunnen brengen of waarbij er van misbruiken sprake kan zijn; posities die een hogere drempel bereiken, dienen eveneens in anonieme vorm aan de markt te worden bekendgemaakt, zodat andere marktdeelnemers over nuttige informatie over aanzienlijke afzonderlijke baisseposities in aandelen beschikken.

(7)  De kennisgeving aan toezichthouders van aanzienlijke netto baisseposities in overheidsschuld zou belangrijke informatie opleveren die hen moet helpen nagaan of dergelijke posities daadwerkelijk systeemrisico's met zich meebrengen, dan wel voor oneerlijke doeleinden worden aangewend. Daarom dient te worden voorgeschreven dat toezichthouders in kennis moeten worden gesteld van aanzienlijke netto baisseposities in overheidsschuld in de Unie. Er mag slechts worden geëist dat alleen toezichthouders van dergelijke posities in kennis moeten worden gesteld, omdat de bekendmaking van deze informatie aan de markten voor dergelijke instrumenten een nadelig effect kan sorteren op de markten voor overheidsschuld waar er reeds van een verminderde liquiditeit sprake is. ▌

(8)  De kennisgevingsvereisten voor overheidsschuld dienen te gelden voor schuld die wordt uitgegeven door de Unie en door de lidstaten, met inbegrip van een ministerie, overheidsdienst, centrale bank, agentschap of instantie die schuld namens een lidstaat uitgeeft, maar met uitzondering van regionale organen of semioverheidsinstanties die schuld uitgeven.

(9)  Om tot een alomvattend en doeltreffend transparantievereiste te komen, is het van belang dat niet alleen melding wordt gemaakt van baisseposities die door het verhandelen van aandelen of overheidsschuld op handelsplatforms zijn ontstaan, maar ook van baisseposities die door handel buiten de handelsplatforms om zijn ontstaan, en economische netto baisseposities die zijn ontstaan door het gebruik van derivaten zoals opties, futures, geïndexeerde instrumenten, contracten ter verrekening van verschillen en spread bets met betrekking tot aandelen of overheidsschuld.

(10)  Om zowel voor de toezichthouders als voor de markt van nut te zijn, dient een transparantieregeling te waarborgen dat volledige en accurate informatie over posities van natuurlijke of rechtspersonen wordt verstrekt. In de aan de toezichthouder of de markt meegedeelde informatie dient meer in het bijzonder met zowel baisse- als hausseposities rekening te worden gehouden, zodat waardevolle informatie wordt verstrekt over de netto baissepositie van de natuurlijke of rechtspersoon in aandelen, overheidsschuld en kredietverzuimswaps.

(11)  Bij de berekening van de baissepositie of de haussepositie moet elke vorm van economisch belang in aanmerking worden genomen die een natuurlijke of rechtspersoon heeft met betrekking tot het geplaatst kapitaal van een onderneming of de uitgegeven overheidsschuld van de betrokken lidstaat of de Unie. Er dient met name rekening te worden gehouden met een dergelijk belang dat direct of indirect via derivaten zoals opties, futures, contracten ter verrekening van verschillen en spread bets met betrekking tot aandelen of overheidsschuld is verkregen, alsmede via indices, beleggingsmandjes of indexfondsen. In geval van posities in overheidsschuld dient ook rekening te worden gehouden met kredietverzuimswaps met betrekking tot emittenten van overheidsschuld.

(12)  Er dient niet alleen een transparantieregeling voor de rapportering van netto baisseposities in aandelen te worden ingevoerd, maar er moet ook worden voorgeschreven dat verkooporders die█ als baissetransacties worden uitgevoerd en aan het eind van de handelsdag worden geregistreerd, moeten worden gemarkeerd, zodat aanvullende informatie wordt verkregen over het volume van de uitgevoerde baissetransacties in aandelen█ . De informatie over de baissetransacties dient door de onderneming te worden gebundeld en ten minste dagelijks aan de bevoegde instantie te worden medegedeeld, █ met de bedoeling de bevoegde autoriteiten █ te helpen bij de monitoring van de omvang van baissetransacties.

(13)  Het aankopen van kredietverzuimswaps zonder dat daar een haussepositie in de onderliggende overheidsschuld of een andere positie in activa of in een activaportefeuille waarvan de waarde waarschijnlijk negatief wordt beïnvloed door een daling in de kredietwaardigheid van de betrokken overheidsemittent tegenover staat, kan economisch gezien gelijk staan aan het innemen van een baissepositie in het onderliggende schuldinstrument. Bij de berekening van een netto baissepositie in overheidsschuld dienen derhalve ook de kredietverzuimswaps met betrekking tot een verplichting van een emittent van overheidsschuld in aanmerking te worden genomen. De met kredietverzuimswaps verband houdende positie dient in aanmerking te worden genomen om uit te maken of een natuurlijke of rechtspersoon een aanzienlijke netto baissepositie in overheidsschuld heeft waarvan een bevoegde autoriteit in kennis moet worden gesteld█.

(14)  Met het oog op een continue bewaking van de posities dienen de transparantieverplichtingen ook voor te schrijven dat wordt gemeld of openbaar wordt gemaakt wanneer een verandering in een netto baissepositie resulteert in een stijging tot boven of daling tot onder bepaalde drempels.

(15)  Om doeltreffend te zijn, is het van belang dat de transactieverplichtingen van toepassing zijn ongeacht waar de natuurlijke of rechtspersoon is gevestigd, ook als deze buiten de Unie is gevestigd maar een aanzienlijke netto baissepositie heeft op een onderneming waarvan aandelen tot de handel op een handelsplatform in de Unie zijn toegelaten, dan wel een netto baissepositie in overheidsschuld die door een lidstaat of de Unie is uitgegeven.

(16)  Ongedekte baissetransacties in aandelen en overheidsschuld kunnen█ het potentiële risico vergroten dat de afwikkeling mislukt, of dat er volatiliteit dan wel marktmisbruik optreedt. Om deze risico's te beperken, is het raadzaam evenredige beperkingen op ongedekte baissetransacties in te stellen, rekening houdend met het feit dat geen systeemrisico wordt gecreëerd indien de leenregeling voor het eind van de handelsdag wordt getroffen. Voor het niet dekken van een baissepositie aan het eind van de handelsdag moeten sancties gelden die hoog genoeg zijn om te verhinderen dat de verkoper winst kan maken.

(16 bis)  Hoewel de afwikkelingsdiscipline een belangrijk onderdeel is van goed functionerende financiële markten, dienen de technische details van de regelingen om deze discipline te bereiken niet in deze verordening te worden opgenomen, maar worden omschreven in een passend wetgevingsvoorstel van de Commissie voor de gang van zaken na de handel, dat rekening houdt met de werkzaamheden die de Commissie en de Werkgroep harmonisatie van afwikkelingscycli op dit punt hebben verricht. De Commissie dient daarom voor het einde van 2011 met concrete voorstellen te komen, gelijktijdig met een voorstel voor de verwezenlijking van een geharmoniseerd rechtskader voor centrale effectenbewaarinstellingen.

(16 ter)  Aan overheidsschuld gerelateerde kredietverzuimswaps dienen te zijn gebaseerd op het principe dat daaraan een verzekerbaar belang ten grondslag moet liggen, terwijl tegelijkertijd moet worden onderkend dat er naast het bezit van obligaties ook nog andere manieren zijn tot belangneming in een soevereine staat.

(17)  De maatregelen betreffende kredietverzuimswaps met betrekking tot overheidsschuld en overheidsemittenten, zoals onder meer een grotere transparantie en beperkingen op ongedekte baissetransacties, zouden moeten resulteren in evenredige vereisten en zouden tegelijkertijd een negatief effect op de liquiditeit van de markten voor overheidsobligaties en op de repo-markten voor overheidsobligaties moeten vermijden.

(18)  Het komt steeds vaker voor dat aandelen op verschillende handelsplatforms zowel binnen als buiten de Unie tot de handel worden toegelaten. Aandelen van tal van grote ondernemingen die buiten de Unie zijn gevestigd, zijn veelal ook tot de handel op een handelsplatform in de Unie toegelaten. Ter wille van de efficiëntie verdient het aanbeveling effecten van bepaalde kennisgevings- en openbaarmakingsvereisten vrij te stellen wanneer het belangrijkste handelsplatform van het betrokken instrument zich buiten de Unie bevindt.

(19)  Marktmakingactiviteiten spelen een cruciale rol bij het verzekeren van de liquiditeit van de markten in de Unie en de marktmakers dienen baisseposities in te nemen om deze rol te kunnen vervullen. Indien aan dergelijke activiteiten eisen worden gesteld, dan kan dit het vermogen ervan om de liquiditeit te verzekeren ernstig beperken en een bijzonder ongunstig effect hebben op de efficiëntie van de markten in de Unie. Bovendien wordt ervan uitgegaan dat marktmakers slechts voor zeer korte perioden aanzienlijke baisseposities innemen. Daarom is het raadzaam natuurlijke of rechtspersonen die dergelijke activiteiten ontplooien, vrij te stellen van vereisten die hen kunnen hinderen bij het vervullen van een dergelijke functie en die daardoor de markten van de Unie in negatieve zin kunnen beïnvloeden. Om ook gelijkwaardige entiteiten uit derde landen te bestrijken, is een procedure vereist om de gelijkwaardigheid van markten van derde landen te toetsen. De vrijstelling dient van toepassing te zijn op de verschillende categorieën marktmakingactiviteiten maar niet op handel voor eigen rekening. Het verdient ook aanbeveling bepaalde transacties op de primaire markt, zoals die met betrekking tot overheidsschuld en stabilisatieregelingen, vrij te stellen omdat dit belangrijke activiteiten zijn die tot de efficiënte werking van de markten bijdragen. De bevoegde autoriteiten dienen in kennis te worden gesteld wanneer van vrijstellingen wordt gebruikgemaakt en dienen de bevoegdheid te hebben een natuurlijke of rechtspersoon te verbieden van een vrijstelling gebruik te maken als deze niet voldoet aan de criteria om voor de vrijstelling in aanmerking te komen. De bevoegde autoriteiten dienen tevens in staat te zijn informatie van de natuurlijke of rechtspersoon te verlangen om na te gaan op welke wijze hij van de vrijstelling gebruikmaakt.

(20)  De bevoegde autoriteiten dienen te beschikken over interventiebevoegdheden om, ingeval van ongunstige ontwikkelingen die een ernstige bedreiging voor de financiële stabiliteit of voor het marktvertrouwen in een lidstaat of de Unie vormen, meer transparantie te eisen of tijdelijke beperkingen op baissetransacties, kredietverzuimswaps of andere transacties in te stellen teneinde een wanordelijke prijsdaling van een financieel instrument te voorkomen. Dergelijke maatregelen kunnen noodzakelijk blijken als gevolg van uiteenlopende ongunstige gebeurtenissen of ontwikkelingen, waarbij het niet alleen gaat om financiële of economische gebeurtenissen maar bijvoorbeeld ook om natuurrampen of terroristische daden. Bovendien kunnen bepaalde ongunstige gebeurtenissen of ontwikkelingen die het treffen van maatregelen vereisen, zich in slechts één lidstaat voordoen en geen grensoverschrijdende gevolgen hebben. De bevoegdheden dienen derhalve flexibel genoeg te zijn om op een breed scala van verschillende uitzonderlijke situaties te kunnen inspelen.

(21)  Hoewel de bevoegde autoriteiten veelal in de beste positie zullen verkeren om de marktomstandigheden te monitoren en om als eerste op een ongunstige gebeurtenis of ontwikkeling te reageren door uit te maken of er van een ernstige bedreiging van de financiële stabiliteit of van het marktvertrouwen sprake is, en of er maatregelen moeten worden genomen om deze situatie aan te pakken, dienen de bevoegdheden en de voorwaarden en procedures voor de uitoefening ervan zoveel mogelijk te worden geharmoniseerd.

(22)  De bevoegde autoriteiten moeten ook in staat worden gesteld om in geval van een aanzienlijke daling van de prijs van een financieel instrument op een handelsplatform baissetransacties in het financiële instrument op het betrokken handelsplatform in hun eigen jurisdictie tijdelijk te beperken of bij de EAEM om een dergelijke beperking in andere jurisdicties te verzoeken, zodat zij, in voorkomend geval, snel kunnen optreden█ om een wanordelijke prijsdaling van het desbetreffende instrument te voorkomen.

(23)  Wanneer een ongunstige gebeurtenis of ontwikkeling verder reikt dan één lidstaat of andere grensoverschrijdende gevolgen heeft, is het van essentieel belang dat er nauw overleg en intensieve samenwerking tussen de bevoegde autoriteiten plaatsvindt. In een dergelijke situatie moet de EAEM een sleutelrol vervullen als coördinator en de consistentie tussen de bevoegde autoriteiten█ verzekeren. De samenstelling van de EAEM, waarvan vertegenwoordigers van de bevoegde autoriteiten deel uitmaken, zal haar helpen een dergelijke rol te vervullen.

(24)  De EAEM dient niet alleen de door de bevoegde autoriteiten getroffen maatregelen te coördineren, maar moet er ook op toezien dat dergelijke maatregelen alleen door de bevoegde autoriteiten worden genomen wanneer zulks noodzakelijk en evenredig is. Aan de EAEM dient de bevoegdheid te worden verleend aan de bevoegde autoriteiten adviezen uit te brengen over de uitoefening van de interventiebevoegdheden.

(25)  Hoewel de bevoegde autoriteiten veelal in de beste positie zullen verkeren om een ongunstige gebeurtenis of ontwikkeling te monitoren en daar snel op te reageren, moet ook de EAEM worden gemachtigd om zelf maatregelen te treffen wanneer baissetransacties en andere daarmee samenhangende activiteiten de ordelijke werking en integriteit van financiële markten of de stabiliteit van het geheel of van een deel van het financiële stelsel van de Unie bedreigen, wanneer er van grensoverschrijdende gevolgen sprake is, en wanneer de door de bevoegde autoriteiten getroffen maatregelen niet volstaan om aan de bedreiging het hoofd te bieden. De EAEM dient zoveel mogelijk overleg te plegen met het bij Verordening (EU) nr. 1092/2010 van het Europees Parlement en de Raad van 24 november 2010(4) opgerichte Europees Comité voor systeemrisico's (ESRB), alsook met andere relevante autoriteiten wanneer de maatregel effecten kan sorteren die verder reiken dan de financiële markten, zoals het geval kan zijn voor van grondstoffen afgeleide instrumenten die worden gebruikt om fysieke posities af te dekken.

(26)  De bevoegdheden die uit hoofde van deze verordening aan de EAEM worden verleend om in uitzonderlijke situaties baissetransacties en andere daarmee samenhangende activiteiten te beperken, zijn in overeenstemming met de bevoegdheden die zijn vervat in artikel 9, lid 5, van Verordening (EU) nr. 1095/2010. De bevoegdheden die in uitzonderlijke situaties aan de EAEM zijn toebedeeld, zouden de krachtens artikel 18 van Verordening (EU) nr. 1095/2010 aan de EAEM verleende bevoegdheden in noodsituaties onverlet laten. De EAEM dient met name in staat te zijn krachtens dit artikel individuele besluiten te nemen waarbij bevoegde autoriteiten worden verplicht maatregelen te treffen, of individuele besluiten die tot financiëlemarktdeelnemers zijn gericht.

(27)  De interventiebevoegdheden van de bevoegde autoriteiten en de EAEM om baissetransacties, kredietverzuimswaps en andere transacties te beperken, dienen slechts van tijdelijke aard te zijn en mogen alleen worden uitgeoefend gedurende de periode en in de mate die noodzakelijk is om een specifieke bedreiging aan te pakken.

(28)  Wegens de specifieke risico's die uit het gebruik van kredietverzuimswaps kunnen voortvloeien, dienen dergelijke transacties van nabij door de bevoegde autoriteiten te worden gevolgd. De bevoegde autoriteiten moeten meer in het bijzonder worden gemachtigd om in uitzonderlijke gevallen van natuurlijke of rechtspersonen die dergelijke transacties aangaan informatie te verlangen over de reden waarom een transactie is aangegaan.

(29)  Aan de EAEM dient een algemene bevoegdheid te worden verleend om een onderzoek in te stellen naar een aangelegenheid of praktijk die met baissetransacties of het gebruik van kredietverzuimswaps verband houdt, teneinde na te gaan of de aangelegenheid of praktijk een potentiële bedreiging voor de financiële stabiliteit of voor het marktvertrouwen vormt. Wanneer de EAEM een dergelijk onderzoek instelt, dient zij een verslag met haar bevindingen te publiceren, en als de EAEM van mening is dat op Unieniveau een maatregel moet worden genomen, dient haar besluit bindend te zijn voor de bevoegde autoriteiten.

(30)  Aangezien sommige maatregelen op natuurlijke of rechtspersonen en acties van derde landen van toepassing kunnen zijn, is het in bepaalde situaties noodzakelijk dat bevoegde autoriteiten en autoriteiten van derde landen samenwerken. De bevoegde autoriteiten dienen daartoe overeenkomsten met autoriteiten van derde landen te sluiten. De EAEM dient als coördinator op te treden bij de uitwerking van dergelijke samenwerkingsovereenkomsten en bij de uitwisseling tussen bevoegde autoriteiten van informatie die van derde landen is ontvangen.

(31)  De onderhavige verordening eerbiedigt de grondrechten en volgt de beginselen die met name door het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) en het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie (het Handvest) zijn erkend, en in het bijzonder het recht op de bescherming van persoonsgegevens dat in artikel 16 van het VWEU en in artikel 8 van het Handvest is erkend. Met name transparantie ten aanzien van aanzienlijke netto baisseposities, inclusief de openbaarmaking ervan boven een bepaalde drempel indien de onderhavige verordening zulks voorschrijft, is noodzakelijk met het oog op de stabiliteit van de financiële markten en de bescherming van de beleggers. Een dergelijke transparantie zal toezichthouders in staat stellen het gebruik van baissetransacties in combinatie met oneerlijke strategieën en de gevolgen daarvan voor de goede werking van de markten te detecteren. Voorts kan een dergelijke transparantie informatieasymmetrieën helpen vermijden en er aldus voor zorgen dat alle marktdeelnemers voldoende zijn geïnformeerd over de mate waarin baissetransacties de prijzen beïnvloeden. Het uitwisselen of doorgeven van informatie door bevoegde autoriteiten moet in overeenstemming zijn met de voorschriften betreffende het doorgeven van persoonsgegevens neergelegd in Richtlijn 95/46/EG van het Europees Parlement en de Raad van 24 oktober 1995 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens(5). Het uitwisselen of doorgeven van informatie door de EAEM moet in overeenstemming zijn met de voorschriften betreffende het doorgeven van persoonsgegevens neergelegd in Verordening (EG) nr. 45/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2000 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door de communautaire instellingen en organen en betreffende het vrije verkeer van die gegevens(6), die geheel van toepassing dient te zijn op de verwerking van persoonsgegevens in het kader van deze verordening.

(32)  Uitgaande van door de EAEM goedgekeurde richtsnoeren en rekening houdend met de mededeling van de Commissie over de aanscherping van sanctieregelingen in de sector financiële diensten, moeten de lidstaten de strafmaatregelen vaststellen die van toepassing zijn op schendingen van de bepalingen van deze verordening, en de toepassing daarvan waarborgen. De strafmaatregelen moeten doeltreffend, evenredig en afschrikkend zijn. Uiteindelijk moet in de Unie een geharmoniseerd regime van strafmaatregelen tot stand worden gebracht.

(34)  Teneinde […], dient de Commissie te worden gemachtigd overeenkomstig artikel 290 van het VWEU handelingen vast te stellen met betrekking tot details inzake de berekening van baisseposities, wanneer een natuurlijke of rechtspersoon een met een kredietverzuimswap verband houdende ongedekte positie heeft, kennisgevings- of openbaarmakingsdrempels, en de nadere specificatie van criteria en factoren om uit te maken of een ongunstige gebeurtenis of ontwikkeling een ernstige bedreiging vormt voor de financiële stabiliteit of voor het marktvertrouwen in een lidstaat of de Unie. Van bijzonder belang is dat de Commissie bij haar voorbereidende werkzaamheden passend overleg pleegt, onder meer met deskundigen. De EAEM moet bij de opstelling van gedelegeerde handelingen een centrale rol vervullen door de Commissie van advies te voorzien.

(35)  De Commissie moet bij het Europees Parlement en de Raad een verslag indienen waarin het volgende wordt beoordeeld: de adequaatheid van de vastgestelde kennisgevings- en openbaarmakingsdrempels, de functionering van de beperkingen en transparantievereisten met betrekking tot netto baisseposities en de adequaatheid van eventuele andere beperkingen of voorwaarden met betrekking tot baisseposities of kredietverzuimswaps.

(36)  Hoewel nationale bevoegde autoriteiten in een betere positie verkeren om marktontwikkelingen te monitoren en deze beter kennen, kan het algemene effect van de problemen die met baisseposities en kredietverzuimswaps verband houden, alleen in de context van de Unie ten volle worden ingeschat. Om die reden kunnen de doelstellingen van deze verordening beter op Unieniveau worden verwezenlijkt; de Unie kan derhalve overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie neergelegde subsidiariteitsbeginsel maatregelen nemen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze verordening niet verder dan nodig is om die doelstellingen te verwezenlijken.

(37)  Daar sommige lidstaten reeds beperkingen op baissetransacties hebben ingesteld en daar in gedelegeerde handelingen en bindende technische normen is voorzien die moeten worden vastgesteld voordat het in te voeren kader daadwerkelijk kan worden toegepast, is het noodzakelijk een voldoende lange periode vast te stellen voordat de verordening in werking treedt,

HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

HOOFDSTUK I

ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1

Toepassingsgebied

Deze verordening is van toepassing op de volgende financiële instrumenten:

   1) financiële instrumenten die tot de handel op een handelsplatform in de Unie zijn toegelaten, met inbegrip van deze instrumenten wanneer zij buiten een handelsplatform om worden verhandeld;
   2) derivaten genoemd in deel C van bijlage I, de punten (4) tot (10), van Richtlijn 2004/39/EG van het Europees Parlement en de Raad van 21 april 2004 betreffende markten voor financiële instrumenten(7), die verband houden met een in lid 1) bedoeld financieel instrument of een emittent van een in lid 1) bedoeld financieel instrument, met inbegrip van deze derivaten wanneer deze buiten een handelsplatform om verhandeld worden;
   3) schuldinstrumenten die door een lidstaat of de Unie zijn uitgegeven en in deel C van bijlage I, de punten (4) tot (10), van Richtlijn 2004/39/EG genoemde derivaten die met deze door een lidstaat of de Unie uitgegeven schuldinstrumenten of met een verplichting van een lidstaat of de Unie verband houden.

Artikel 2

Definities

1.  Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

   a) „vergunninghoudende primary dealer”: een natuurlijke of rechtspersoon die een overeenkomst heeft getekend met een emittent van overheidsschuld waarbij deze natuurlijke of rechtspersoon zich ertoe verbindt als opdrachtgever te handelen met betrekking tot transacties op de primaire of secundaire markt die verband houden met schuld die door deze emittent is uitgegeven;
   b) „centrale tegenpartij”: een centrale tegenpartij is een entiteit die zichzelf juridisch tussen tegenpartijen plaatst bij contracten die op een of meer financiële markten worden verhandeld, daarbij de koper wordt voor elke verkoper en de verkoper voor elke koper, en verantwoordelijk is voor de exploitatie van een clearingsysteem;
   c) „kredietverzuimswap”: een derivatencontract waarbij een partij een provisie betaalt aan een andere partij in ruil voor een vergoeding of betaling ingeval een referentie-entiteit in gebreke blijft of zich een kredietgebeurtenis voordoet die met die referentie-entiteit verband houdt, alsook enig ander derivatencontract dat een soortgelijk economisch effect heeft;
   d) „financieel instrument”: een instrument genoemd in bijlage I, deel C, bij Richtlijn 2004/39/EG;

e)  „lidstaat van herkomst” met betrekking tot een gereglementeerde markt, een beleggingsonderneming die een multilaterale handelsfaciliteit exploiteert of enige andere beleggingsonderneming: de lidstaat van herkomst van deze gereglementeerde markt of beleggingsonderneming in de zin van artikel 4, lid 1, punt 20), van Richtlijn 2004/39/EG;

   f) „beleggingsonderneming”: een beleggingsonderneming in de zin van artikel 4, lid 1, punt 1), van Richtlijn 2004/39/EG;
   g) „overheidsschuld”: een schuldinstrument uitgegeven door de Unie of een lidstaat met inbegrip van een ministerie, overheidsdienst, centrale bank, agentschap of instantie van de lidstaat;
   h) „geplaatst kapitaal”: met betrekking tot een onderneming, het totaal van gewone en preferentiële door de onderneming uitgegeven aandelen, zonder inbegrip van converteerbare obligaties;
  i) „uitgegeven overheidsschuld”:
   i) met betrekking tot een lidstaat, de totale waarde van de overheidsschuld die is uitgegeven door de lidstaat of een ministerie, overheidsdienst, centrale bank, agentschap of instantie van de lidstaat en die niet is terugbetaald;
   ii) met betrekking tot de Unie, de totale waarde van de overheidsschuld die is uitgegeven door de Unie en die niet is terugbetaald;
   j) „plaatselijke onderneming”: een onderneming als bedoeld in artikel 2, lid 1, punt l), van Richtlijn 2004/39/EG die voor rekening van andere leden van een markt handelt of deze laatsten een prijs geeft;
  k) marktmakingactiviteiten”: de activiteiten van een beleggingsonderneming, een entiteit van een derde land of een lokale onderneming die lid is van een handelsplatform of van een markt in een derde land, waarvan het wettelijke en toezichtskader door de Commissie overeenkomstig artikel 15, lid 2, gelijkwaardig is verklaard, wanneer deze als opdrachtgever handelt in een financieel instrument, ongeacht of dit op of buiten een handelsplatform om wordt verhandeld, op één of beide van de volgende wijzen:
   i) door gelijktijdig vaste bied- en laatkoersen van een vergelijkbare omvang en tegen concurrerende prijzen bekend te maken, met als resultaat dat de markt op regelmatige en voortdurende basis van liquiditeit wordt voorzien;
   ii) door in het kader van zijn gewone bedrijfsvoering orders uit te voeren die door een klant zijn geïnitieerd of waarvoor een klant een handelsverzoek heeft gedaan en door uit deze transacties voortvloeiende posities af te dekken;
   l) „multilaterale handelsfaciliteit”: een multilateraal systeem in de zin van artikel 4, lid 1, punt 15), van Richtlijn 2004/39/EG;
   m) „belangrijkste handelsplatform”: met betrekking tot een aandeel, het handelsplatform waar de hoogste omzet in dat aandeel wordt gerealiseerd;
   n) „gereglementeerde markt”: een multilateraal systeem in de zin van artikel 4, lid 1, punt 14), van Richtlijn 2004/39/EG;
  o) „relevante bevoegde autoriteit”:
   i) met betrekking tot de overheidsschuld van een lidstaat of een kredietverzuimswap die verband houdt met een verplichting van een lidstaat, de bevoegde autoriteit van die lidstaat;
   ii) met betrekking tot de overheidsschuld van een lidstaat of een kredietverzuimswap die verband houdt met een verplichting van de Unie, de bevoegde autoriteit van het rechtsgebied waar de Europese faciliteit voor financiële stabiliteit is gevestigd;
   iii) met betrekking tot een ander dan een in punt i) of ii) bedoeld financieel instrument, de bevoegde autoriteit voor dat financieel instrument zoals gedefinieerd in artikel 2, lid 7, van Verordening (EG) nr. 1287/2006 van de Commissie(8) en bepaald overeenkomstig artikelen 9 tot en met16 van die verordening;
   iv) met betrekking tot een financieel instrument dat niet onder punt i), ii) of iii) valt, de bevoegde autoriteit van de lidstaat waar het financieel instrument voor het eerst tot de handel op een handelsplatform is toegelaten;
   p) „baissetransactie”: met betrekking tot een aandeel of schuld, elke transactie in dit aandeel of deze schuld dat/die de verkoper niet in eigendom heeft op het ogenblik dat hij de verkoopovereenkomst sluit, met inbegrip van een dergelijke transactie wanneer de verkoper op het ogenblik dat hij de verkoopovereenkomst sluit, het aandeel of de schuld heeft geleend of hij een overeenkomst heeft gesloten om het aandeel of de schuld te lenen met het oog op het leveren ervan bij de afwikkeling;
   q) „handelsdag”: een handelsdag in de zin van artikel 4 van Verordening (EG) nr. 1287/2006;
   r) „handelsplatform”: een gereglementeerde markt of een multilaterale handelsfaciliteit in de Unie;
   s) „omzet” van een aandeel: omzet zoals gedefinieerd in artikel 2, punt 9, van Verordening (EG) nr. 1287/2006;
   s bis) „ongedekte baissetransactie”: met betrekking tot een aandeel of schuld, een transactie in dit aandeel of deze schuld die niet voldoet aan de in artikel 12, lid 1, opgenomen voorwaarden.

2.  De Commissie wordt gemachtigd gedelegeerde handelingen aan te nemen overeenkomstig artikel 36 om de in lid 1 bepaalde definities te specificeren, in het bijzonder om te specificeren wanneer een natuurlijke of rechtspersoon geacht wordt een financieel instrument in eigendom te hebben voor de toepassing van de in lid 1, onder p) bepaalde definitie van baissetransactie.

Artikel 3

Baisse- en hausseposities

1.  Voor de toepassing van deze verordening wordt een positie die uit een van de volgende gevallen voortvloeit, aangemerkt als een baissepositie die verband houdt met het geplaatste kapitaal van een onderneming of met de uitgegeven overheidsschuld van een lidstaat of de Unie:

   a) een baissetransactie in een aandeel dat door de onderneming is uitgegeven of van een schuldinstrument dat door de lidstaat of de Unie is uitgegeven;
   b) het aangaan door een natuurlijke of rechtspersoon van een transactie die een ander financieel instrument dan een in punt a) bedoeld instrument tot stand brengt of daarmee verband houdt en waarvan het effect of een van de effecten is dat de natuurlijke of rechtspersoon een financieel voordeel geniet wanneer de prijs of de waarde van het aandeel of het schuldinstrument daalt.

2.  Voor de toepassing van deze verordening wordt een positie die uit een van de volgende gevallen voortvloeit, aangemerkt als een haussepositie die verband houdt met het geplaatste kapitaal van een onderneming of met de uitgegeven overheidsschuld van een lidstaat of de Unie:

   a) het bezitten van een aandeel dat door de onderneming is uitgegeven of van een schuldinstrument dat door de lidstaat of de Unie is uitgegeven;
   b) het aangaan door een natuurlijke of rechtspersoon van een transactie die een ander financieel instrument dan een in punt a) bedoeld instrument tot stand brengt of daarmee verband houdt en waarvan het effect of een van de effecten is dat de natuurlijke of rechtspersoon een financieel voordeel geniet wanneer de prijs of de waarde van het aandeel of het schuldinstrument stijgt.

3.  Voor de toepassing van lid 1 wordt de berekening van een baissepositie, wanneer deze door de relevante persoon indirect wordt aangehouden (ook via of door middel van een index, effectenmand of een belang in een indexfonds of soortgelijke entiteit), uitgevoerd door de in redelijkheid optredende natuurlijke of rechtspersoon in kwestie, gelet op openbaar beschikbare informatie over de samenstelling van de relevante index, effectenmand of de belangen van het relevante indexfonds of soortgelijke entiteit. Om twijfel te voorkomen, is niemand bij de berekening van een dergelijke baissepositie verplicht realtime-informatie over deze samenstelling van een ander te verkrijgen.

Voor de toepassing van lid 2 omvat de berekening van een haussepositie voor alle doeleinden, als hausseposities, de belangen die door de relevante persoon worden aangehouden in obligaties of schuldpapieren die converteerbaar zijn in door de betrokken onderneming uitgegeven aandelen.

Voor de toepassing van de leden 1 en 2 omvat de berekening van een met overheidsschuld verband houdende baisse- en haussepositie ook kredietverzuimswaps die verband houden met een verplichting of een kredietgebeurtenis met betrekking tot een lidstaat of de Unie.

4.  Voor de toepassing van deze verordening wordt de positie die overblijft wanneer de haussepositie die een natuurlijke of rechtspersoon heeft met betrekking tot het geplaatste kapitaal van een onderneming, wordt afgetrokken van de baissepositie die deze natuurlijke of rechtspersoon heeft met betrekking tot dat kapitaal, aangemerkt als een netto baissepositie met betrekking tot het geplaatste kapitaal van die onderneming.

5.  Voor de toepassing van deze verordening wordt de positie die overblijft wanneer de haussepositie die een natuurlijke of rechtspersoon heeft met betrekking tot de overheidsschuld van een lidstaat of de Unie, wordt afgetrokken van de baissepositie die deze natuurlijke of rechtspersoon heeft met betrekking tot diezelfde schuld, aangemerkt als een netto baissepositie met betrekking tot de uitgegeven overheidsschuld van een lidstaat of de Unie.

6.  De berekening overeenkomstig de leden 1 tot en met 5 voor overheidsschuld geschiedt voor elke individuele lidstaat of voor de Unie, ook al geven diverse entiteiten binnen de lidstaat of de Unie namens de lidstaat of de Unie overheidsschuld uit.

Wanneer er in het kader van fondsbeheeractiviteiten met betrekking tot een bepaalde emittent uiteenlopende beleggingsstrategieën worden gevolgd via afzonderlijke, door dezelfde fondsbeheerder beheerde fondsen, vindt de berekening van de netto baisseposities en de netto hausseposities voor de toepassing van de leden 3, 4 en 5 op het niveau van de respectieve fondsen plaats. Wanneer met betrekking tot een bepaalde emittent dezelfde beleggingsstrategie wordt gevolgd via meer dan één fonds, worden de in elk van deze fondsen aangehouden netto baisse- en hausseposities samengeteld. Wanneer twee of meer portefeuilles binnen dezelfde entiteit op discretionaire basis worden beheerd onder gebruikmaking van dezelfde beleggingsstrategie ten aanzien van een bepaalde emittent, dienen deze posities voor de berekening van de netto baisseposities en de netto hausseposities te worden samengeteld. Wanneer een cliëntenportefeuille op niet-discretionaire basis wordt beheerd, is de cliënt zelf juridisch verantwoordelijk voor de berekening van zijn netto baissepositie of netto haussepositie.

7.  De Commissie wordt gemachtigd overeenkomstig artikel 36 gedelegeerde handelingen vast te stellen om te specificeren:

   a) in welke gevallen een natuurlijke of rechtspersoon voor de toepassing van lid 2 geacht wordt een aandeel of schuldinstrument te bezitten;
   b) in welke gevallen een natuurlijke of rechtspersoon voor de toepassing van de leden 4 en 5 een netto baissepositie heeft, alsook welke methode voor het berekenen van de positie wordt gehanteerd;
   c) welke methode voor de toepassing van de leden 3, 4 en 5 wordt gehanteerd voor het berekenen van posities wanneer verschillende entiteiten in een groep hausse- of baisseposities hebben of voor vermogensbeheer met betrekking tot afzonderlijke vermogens.

Artikel 4

Ongedekte positie in een kredietverzuimswap

1.  Voor de toepassing van deze verordening wordt een natuurlijke of rechtspersoon geacht een ongedekte positie te hebben in een kredietverzuimswap die verband houdt met een verplichting van een lidstaat of de Unie voor zover de kredietverzuimswap niet dient om ofwel het risico op in gebreke blijven van de emittent af te dekken wanneer de natuurlijke of rechtspersoon een haussepositie heeft in de overheidsschuld van die emittent, ofwel het risico van waardevermindering van activa of van een activaportefeuille van de natuurlijke of rechtspersoon die dergelijke activa of activaportefeuille bezit af te dekken wanneer de vermindering van de waarde van deze activa of activaportefeuille een hoge correlatie heeft met de vermindering van de waarde van de verplichting van de lidstaat of de Unie ingeval van een daling van de kredietwaardigheid van een lidstaat of van de Unie. Voor de toepassing van dit lid heeft een partij bij een kredietverzuimswap die verplicht is een betaling uit te voeren of een vergoeding te betalen in geval van een in gebreke blijven of een kredietgebeurtenis met betrekking tot de referentie-entiteit, vanwege deze verplichting geen ongedekte positie.

2.  De Commissie wordt gemachtigd overeenkomstig artikel 36 gedelegeerde handelingen vast te stellen om, voor de toepassing van lid 1, te specificeren:

   a) in welke gevallen een kredietverzuimswaptransactie geacht wordt een risico op in gebreke blijven af te dekken, alsook welke methode wordt gehanteerd voor het berekenen van een ongedekte positie in een kredietverzuimswap;
   b) welke methode wordt toegepast voor het berekenen van posities wanneer verschillende entiteiten in een groep hausse- of baisseposities hebben of voor vermogensbeheer met betrekking tot afzonderlijke vermogens.

HOOFDSTUK II

TRANSPARANTIE VAN NETTO BAISSEPOSITIES

Artikel 5

Kennisgeving aan de bevoegde autoriteiten van aanzienlijke netto baisseposities in aandelen

1.  Een natuurlijke of rechtspersoon die een netto baissepositie heeft met betrekking tot het geplaatste kapitaal van een onderneming met aandelen die tot de handel op een handelsplatform zijn toegelaten, stelt de bevoegde autoriteit in kennis telkens wanneer de positie een in lid 2 bedoelde relevante kennisgevingsdrempel bereikt of onderschrijdt.

2.  Een relevante kennisgevingsdrempel is 0,2% van de waarde van het geplaatste kapitaal van de betrokken onderneming en elke 0,1% daarboven.

3.  Zo nodig kan de Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Autoriteit voor effecten en markten) (EAEM), rekening houdend met de ontwikkelingen op de financiële markten, advies uitbrengen omtrent de noodzaak tot aanpassing van de in lid 2 bedoelde drempels, en dit aan het Europees Parlement, de Raad en de Commissie doen toekomen. De Commissie kan, binnen drie maanden na ontvangst van het advies van de EAEM, door middel van gedelegeerde handelingen overeenkomstig artikel 36 de in lid 2 genoemde drempels wijzigen om rekening te houden met de ontwikkelingen op de financiële markten.

3 bis.  Krachtens dit artikel gedane kennisgevingen dienen te geschieden overeenkomstig artikel 9 en de berekening van netto baisseposities gebeurt overeenkomstig artikel 3.

Artikel 6

Melding van baissetransacties aan de bevoegde autoriteiten

Alle beleggingsondernemingen en alle leden van een gereglementeerde markt of een multilaterale handelsfaciliteit nemen in de transactiemeldingen als bedoeld in artikel 25, lid 3, van Richtlijn 2004/39/EG een veld op waarin voor aandelentransacties wordt aangegeven of de transactie al dan niet een baissetransactie is. Tussenpersonen die baissetransacties verrichten, geven deze aan het eind van de handelsdag als dusdanig aan in de desbetreffende transactiemelding aan de bevoegde autoriteit. Deze informatie wordt niet openbaar gemaakt voor het publiek.

De Commissie wordt gemachtigd overeenkomstig artikel 36 gedelegeerde handelingen vast te stellen om te specificeren hoe dergelijke informatie moet worden meegedeeld aan de bevoegde autoriteiten.

Artikel 7

Openbaarmaking van aanzienlijke netto baisseposities in aandelen

1.  De ter zake bevoegde autoriteit publiceert de informatie over de positie telkens wanneer de positie een in lid 2 bedoelde relevante openbaarmakingsdrempel bereikt of onderschrijdt. Bij deze openbaarmaking wordt de identiteit van de houder van de netto baissepositie niet bekendgemaakt.

2.  Een relevante openbaarmakingsdrempel is 0,5% van de waarde van het geplaatste kapitaal van de betrokken onderneming en elke 0,1% daarboven.

3.  Zo nodig kan de EAEM, rekening houdend met de ontwikkelingen op de financiële markten, advies uitbrengen omtrent de noodzaak tot aanpassing van de in lid 2 bedoelde drempels, en dit aan het Europees Parlement, de Raad en de Commissie doen toekomen.

De Commissie kan, binnen drie maanden na ontvangst van het advies van de EAEM, door middel van gedelegeerde handelingen overeenkomstig artikel 36 de in lid 2 genoemde drempels wijzigen om rekening te houden met de ontwikkelingen op de financiële markten.

3 bis.  Krachtens dit artikel gedane kennisgevingen dienen te geschieden overeenkomstig artikel 9 en de berekening van netto baisseposities gebeurt overeenkomstig artikel 3.

Artikel 8

Kennisgeving aan de bevoegde autoriteiten van aanzienlijke netto baisseposities in overheidsschuld en kredietverzuimswaps

1.  Een natuurlijke of rechtspersoon met een netto baissepositie die verband houdt met de uitgegeven overheidsschuld van een lidstaat of van de Unie stelt de relevante bevoegde autoriteit in kennis telkens wanneer een deze positie een voor de betrokken lidstaat of de Unie relevante kennisgevingsdrempel bereikt of onderschrijdt.

2.  De relevante kennisgevingsdrempels bestaan uit een eerste waarde en daaropvolgende waarden met betrekking tot elke lidstaat en de Unie, zoals gespecificeerd in de door de Commissie overeenkomstig lid 3 genomen maatregelen. De EAEM publiceert de kennisgevingsdrempels voor elke lidstaat op haar website.

3.  De Commissie wordt gemachtigd overeenkomstig artikel 36 gedelegeerde handelingen vast te stellen om te specificeren wat de in lid 2 bedoelde eerste waarden en daaropvolgende waarden zijn. Hierbij moet aan de volgende voorwaarden worden voldaan:

   a) de drempels worden niet op een dusdanig niveau vastgesteld dat de kennisgeving van posities met een minimale waarde vereist wordt;
   b) er moet rekening worden gehouden met de totale waarde aan uitstaande uitgegeven overheidsschuld voor elke lidstaat en de Unie, de omzet en de gemiddelde omvang van met de overheidsschuld van die lidstaat of de Unie verband houdende posities van marktdeelnemers.

3 bis.  Krachtens dit artikel gedane kennisgevingen dienen te geschieden overeenkomstig artikel 9 en de berekening van netto baisseposities gebeurt overeenkomstig artikel 3.

Artikel 9

Methode voor kennisgeving en openbaarmaking

1.  Bij elke kennisgeving overeenkomstig de artikelen 5 ▌of 8 wordt melding gemaakt van de identiteitsgegevens van de natuurlijke of rechtspersoon die de desbetreffende positie heeft, de omvang van de desbetreffende positie, de emittent ten aanzien van wie de desbetreffende positie bestaat en de datum waarop de desbetreffende positie tot stand is gekomen, is veranderd of is opgehouden te bestaan.

Bij kennisgeving overeenkomstig artikel 7 worden anonieme gegevens verstrekt over de omvang van de desbetreffende positie, de emittent ten aanzien van wie de desbetreffende positie bestaat en de datum waarop de desbetreffende positie tot stand is gekomen, is veranderd of is opgehouden te bestaan.

Voor de toepassing van de artikelen 5, 7 en 8 houden natuurlijke en rechtspersonen met aanzienlijke netto baisseposities gedurende vijf jaar gegevens bij over de brutoposities die een aanzienlijke netto baissepositie vormen.

2.  Het toepasselijke tijdstip voor het berekenen van een netto baissepositie is het slot van de handelsdag waarop de natuurlijke of rechtspersoon de desbetreffende positie heeft, behalve voor geautomatiseerde handel „s nachts, waarvoor de referentie T+1 is. De kennisgeving of openbaarmaking wordt uiterlijk de volgende handelsdag om 15.30 uur gedaan.

3.  De kennisgeving van informatie aan een relevante bevoegde autoriteit wordt gedaan overeenkomstig het in artikel 12, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1287/2006 genoemde systeem.

4.  De in artikel 7 genoemde openbaarmaking van informatie wordt op een zodanige wijze gedaan dat de informatie snel en op een niet-discriminerende basis toegankelijk wordt gemaakt. De informatie wordt beschikbaar gesteld aan het officieel aangewezen mechanisme van de lidstaat van herkomst van de emittent van de aandelen als bedoeld in artikel 21, lid 2, van Richtlijn 2004/109/EG van het Europees Parlement en de Raad van 15 december 2004 betreffende de transparantievereisten die gelden voor informatie over uitgevende instellingen waarvan effecten tot de handel op een gereglementeerde markt zijn toegelaten(9).

5.  Om een consequente harmonisatie van dit artikel te garanderen, stelt de EAEM ontwerpen van technische reguleringsnormen op waarin gespecificeerd wordt welke informatiegegevens voor de toepassing van lid 1 moeten worden verstrekt. De EAEM legt tegen [31 december 2011] de ontwerpen van deze technische reguleringsnormen aan de Commissie voor.

Aan de Commissie wordt de bevoegdheid gedelegeerd de in de eerste alinea bedoelde technische reguleringsnormen█ overeenkomstig de artikelen 10 tot en met 14 van Verordening (EU) nr. 1095/2010 goed te keuren.

6.  Om te zorgen voor uniforme toepassingsvoorwaarden voor lid 4, ontwikkelt de EAEM ontwerpen van technische uitvoeringsnormen waarin gespecificeerd wordt op welke manier de informatie openbaar mag worden gemaakt. De EAEM legt tegen [31 december 2011] ontwerpen voor die technische uitvoeringsnormen aan de Commissie voor.

Aan de Commissie wordt de bevoegdheid gedelegeerd de in de eerste alinea bedoelde technische uitvoeringsnormen█ overeenkomstig artikel 15 van Verordening (EU) nr. 1095/2010 goed te keuren.

Artikel 10

Toepassing buiten de Unie

De kennisgevings- en openbaarmakingsvereisten uit hoofde van de artikelen 5, 7 en 8 zijn van toepassing op natuurlijke en rechtspersonen, ongeacht of zij binnen of buiten de Unie gedomicilieerd of gevestigd zijn.

Artikel 11

Aan de EAEM te verstrekken informatie

1.  De bevoegde autoriteiten verstrekken elk kwartaal aan de EAEM informatie in beknopte vorm over netto baisseposities die met aandelen of overheidsschuld verband houden█ waarvoor zij de relevante bevoegde autoriteit is en kennisgevingen overeenkomstig de artikelen 5 tot en met 8 ontvangt.

2.  Om haar taken uit hoofde van deze verordening te vervullen, kan de EAEM te allen tijde een relevante bevoegde autoriteit of een lidstaat om aanvullende informatie verzoeken over netto baisseposities die met aandelen of overheidsschuld verband houden █.

De bevoegde autoriteit verstrekt binnen zeven kalenderdagen de gevraagde informatie aan de EAEM. Wanneer er zich ongunstige gebeurtenissen of ontwikkelingen voordoen die een ernstige bedreiging vormen voor de financiële stabiliteit of het marktvertrouwen in de lidstaat of in een of meer andere lidstaten, stelt de bevoegde instantie de gevraagde informatie binnen 24 uur aan de EAEM ter beschikking.

2 bis.  Om een consequente harmonisatie van dit artikel te garanderen, stelt de EAEM ontwerpen van technische reguleringsnormen op waarin gespecificeerd wordt welke informatiegegevens in overeenstemming met leden 1 en 2 moeten worden verstrekt. De EAEM legt tegen [31 december 2011] de ontwerpen van deze technische reguleringsnormen aan de Commissie voor.

Aan de Commissie wordt de bevoegdheid gedelegeerd de in de eerste alinea bedoelde technische reguleringsnormen overeenkomstig de artikelen 10 tot en met 14 van Verordening (EU) nr. 1095/2010 goed te keuren.

2 ter.  Om eenvormige voorwaarden voor de toepassing van lid 1 te garanderen, stelt de EAEM ontwerpen van technische uitvoeringsnormen op waarin het formaat van de conform de leden 1 en 2 te verstrekken informatie wordt gedefinieerd. De EAEM legt tegen [31 december 2011] ontwerpen voor die technische uitvoeringsnormen aan de Commissie voor.

Aan de Commissie wordt de bevoegdheid verleend de in de eerste alinea bedoelde technische uitvoeringsnormen goed te keuren overeenkomstig artikel 15 van Verordening (EU) nr. 1095/2010.

HOOFDSTUK III

BEHANDELING VAN BAISSETRANSACTIES EN KREDIETVERZUIMSWAPS

Artikel 12

Beperkingen op ongedekte baissetransacties en kredietverzuimswaps

1.  Een natuurlijke of rechtspersoon mag een baissetransactie in een tot de handel op een handelsplatform toegelaten aandeel of een baissetransactie in een overheidsschuldinstrument uitsluitend aangaan als aan het slot van de handelsdag aan een van de volgende voorwaarden is voldaan:

   a) de natuurlijke of rechtspersoon heeft het aandeel of het overheidsschuldinstrument geleend;
   b) de natuurlijke of rechtspersoon heeft een overeenkomst gesloten om het aandeel of het overheidsschuldinstrument te lenen;
   c) de natuurlijke of rechtspersoon heeft een regeling met een derde partij waarbij deze derde partij bevestigd heeft dat het aandeel of het overheidsschuldinstrument beschikbaar is gevonden en dat het met het oog op het lenen ervan ten behoeve van de natuurlijke of rechtspersoon is gereserveerd zodat de afwikkeling op de hiervoor vastgestelde datum kan worden uitgevoerd.

1 bis.  Een natuurlijke of rechtspersoon mag alleen aan een verplichting van een lidstaat of van de Unie gerelateerde kredietverzuimswaptransacties aangaan wanneer deze transactie niet leidt tot een ongedekte positie in een kredietverzuimswap, als bedoeld in artikel 4.

2.  Om een consequente harmonisatie van dit artikel te garanderen, stelt de EAEM ontwerpen van technische reguleringsnormen op die bepalen welke soorten overeenkomsten of regelingen er adequaat voor zorgen dat het aandeel of het overheidsschuldinstrument voor afwikkeling beschikbaar zal zijn. De EAEM houdt in het bijzonder rekening met de noodzaak de efficiëntie van de markten te handhaven, met name van de markten voor overheidsobligaties en repo-markten voor overheidsobligaties. De EAEM legt tegen 31 december 2011 de ontwerpen van deze technische reguleringsnormen aan de Commissie voor.

Aan de Commissie wordt de bevoegdheid gedelegeerd de in de eerste alinea bedoelde technische reguleringsnormen overeenkomstig de artikelen 10 tot en met 14 van Verordening (EU) nr. 1095/2010 goed te keuren.

Artikel 14

Vrijstelling ingeval het belangrijkste handelsplatform buiten de Unie gevestigd is

1.  De artikelen 5, 7, 12 en 13 zijn niet van toepassing op tot de handel op een handelsplatform in de Unie toegelaten aandelen van een onderneming waarvan het belangrijkste handelsplatform in een land buiten de Unie gevestigd is.

2.  De relevante bevoegde autoriteit voor aandelen van een onderneming die verhandeld worden op een handelsplatform in de Unie en een handelsplatform dat buiten de Unie is gevestigd, bepaalt ten minste om de twee jaar of het belangrijkste handelsplatform voor deze aandelen buiten de Unie gevestigd is.

De relevante bevoegde autoriteit stelt de EAEM in kennis van aandelen waarvan is vastgesteld dat hun belangrijkste handelsplatform buiten de Unie gevestigd is.

Om de twee jaar publiceert de EAEM de lijst van aandelen waarvan het belangrijkste handelsplatform buiten de Unie gevestigd is. De lijst is twee jaar geldig.

3.  Om een consequente harmonisatie van dit artikel te garanderen, stelt de EAEM ontwerpen van technische reguleringsnormen vast waarin gespecificeerd wordt welke methode voor het berekenen van de omzet wordt gehanteerd om het belangrijkste handelsplatform voor een aandeel te bepalen. De EAEM legt tegen 31 december 2011 de ontwerpen van deze technische reguleringsnormen aan de Commissie voor.

Aan de Commissie wordt de bevoegdheid gedelegeerd de in de eerste alinea bedoelde technische reguleringsnormen█ overeenkomstig de artikelen 10 tot en met 14 van Verordening (EU) nr. 1095/2010 goed te keuren.

4.  Om te zorgen voor uniforme voorwaarden voor de toepassing van de leden 1 en 2, stelt de EAEM ontwerpen van technische uitvoeringsnormen vast ten einde te bepalen:

   a) op welke datum en voor welke periode een berekening met betrekking tot het belangrijkste handelsplatform voor een aandeel moet worden gemaakt;
   b) op welke datum de relevante bevoegde autoriteit de EAEM uiterlijk in kennis moet stellen van aandelen waarvan het belangrijkste handelsplatform buiten de Unie gevestigd is;
   c) vanaf welke datum de lijst geldt na publicatie door de EAEM.

De EAEM legt tegen [31 december 2011] ontwerpen van deze technische uitvoeringsnormen aan de Commissie voor.

Aan de Commissie wordt de bevoegdheid verleend de in de eerste alinea bedoelde technische uitvoeringsnormen goed te keuren overeenkomstig artikel 15 van Verordening (EU) nr. 1095/2010.

Artikel 15

Vrijstelling voor marktmaking en transacties op de primaire markt

1.  De artikelen 5, 6, 7, 8 en 12 zijn niet van toepassing op marktmakingactiviteiten.

2.  De Commissie wordt gemachtigd overeenkomstig artikel 36 gedelegeerde handelingen vast te stellen om te bepalen dat het wettelijke en toezichtskader van een derde land ervoor zorgt dat een markt waaraan in dat derde land een vergunning is verleend, voldoet aan de wettelijke bindende vereisten die voor de toepassing van de in lid 1 genoemde uitzondering, gelijkwaardig zijn aan de vereisten die voortvloeien uit titel III van Richtlijn 2004/39/EG, uit Richtlijn 2003/6/EG van het Europees Parlement en de Raad van 28 januari 2003 betreffende handel met voorwetenschap en marktmanipulatie (marktmisbruik)(10) en Richtlijn 2004/109/EG en die in dat derde land aan effectief toezicht en effectieve handhaving onderworpen zijn.

Het wettelijke en toezichtskader van een derde land kan als gelijkwaardig worden beschouwd indien het kader in dat derde land aan alle volgende voorwaarden voldoet:

   a) de markten zijn voortdurend aan een vergunningsplicht, een effectief toezicht en een effectieve handhaving onderworpen;
   b) de markten hebben duidelijke en transparante regels betreffende het toelaten van effecten tot de handel zodat deze effecten op billijke, ordelijke en efficiënte wijze kunnen worden verhandeld en vrij verhandelbaar zijn;
   c) de emittenten van effecten zijn onderworpen aan voorschriften inzake periodieke en permanente informatieverstrekking die voor een sterke bescherming van de belegger zorgen;
   d) transparantie en integriteit van de markt zijn gewaarborgd door het voorkomen van marktmisbruik in de vorm van handel met voorwetenschap en marktmanipulatie.

3.  De artikelen 8 en 12 zijn niet van toepassing op de activiteiten van een natuurlijke of rechtspersoon wanneer deze, optredend als vergunninghoudend primary dealer overeenkomstig een overeenkomst met een emittent van overheidsschuld, handelt als opdrachtgever in een financieel instrument met betrekking tot transacties op de primaire of secundaire markt die verband houden met de overheidsschuld.

4.  De artikelen 5, 6, 7 en 12 zijn niet van toepassing op een natuurlijke of rechtspersoon als deze een baissetransactie in een effect aangaat of een netto baissepositie heeft met betrekking tot het verrichten van een stabilisatie overeenkomstig hoofdstuk III van Verordening (EG) nr. 2273/2003 van de Commissie van 22 december 2003 tot uitvoering van Richtlijn 2003/6/EG van het Europees Parlement en de Raad wat de uitzonderingsregeling voor terugkoopprogramma's en voor de stabilisatie van financiële instrumenten betreft(11).

5.  De in de leden 1 en 3 bedoelde vrijstellingen zijn uitsluitend van toepassing indien de betrokken natuurlijke of rechtspersoon de bevoegde autoriteit van zijn lidstaat van herkomst er eerst schriftelijk van in kennis heeft gesteld voornemens te zijn van de vrijstelling gebruik te maken. De kennisgeving geschiedt uiterlijk dertig kalenderdagen voordat de natuurlijke of rechtspersoon voornemens is van de vrijstelling gebruik te maken.

6.  De bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst kan verbieden dat van de vrijstelling gebruik wordt gemaakt indien zij van oordeel is dat de natuurlijke of rechtspersoon niet aan de voorwaarden voor de vrijstelling voldoet. Elk verbod wordt ingesteld binnen de in het vorige punt bedoelde periode van 30 kalenderdagen of later indien de bevoegde autoriteit kennis krijgt van veranderingen in de omstandigheden van de persoon die ertoe leiden dat deze niet langer aan de voorwaarden voldoet.

7.  Een entiteit van een derde land die geen vergunning heeft in de Unie, stuurt de in lid 5 bedoelde kennisgeving naar de bevoegde autoriteit van het belangrijkste handelsplatform in de Unie waar zij handel drijft.

8.  Een natuurlijke of rechtspersoon die overeenkomstig lid 5 kennisgeving heeft gedaan, stelt zo spoedig mogelijk de bevoegde autoriteit van zijn lidstaat van herkomst schriftelijk in kennis van elke verandering die van invloed is op de vraag of hij voor het gebruikmaken van de vrijstelling in aanmerking komt.

9.  De bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst kan een natuurlijke of rechtspersoon die in het kader van de in lid 1, 3 of 4 genoemde vrijstellingen handelt, schriftelijk om informatie verzoeken met betrekking tot in het kader van de vrijstelling aangehouden baisseposities of uitgevoerde activiteiten. De natuurlijke of rechtspersoon verstrekt de informatie uiterlijk vier kalenderdagen nadat het verzoek is gedaan.

10.  De relevante bevoegde autoriteit stelt de EAEM binnen twee weken na de kennisgeving overeenkomstig lid 5 of 8 in kennis van marktmakers en vergunninghoudende primary dealers die van de vrijstelling gebruikmaken, alsook van marktmakers en vergunninghoudende primary dealers die niet langer van de vrijstelling gebruikmaken.

11.  De EAEM publiceert op haar website een lijst van marktmakers en vergunninghoudende primary dealers die van de vrijstelling gebruikmaken, en houdt deze bijgewerkt.

HOOFDSTUK V

INTERVENTIEBEVOEGDHEDEN VAN DE BEVOEGDE AUTORITEITEN EN VAN DE EAEM

Afdeling 1

Bevoegdheden van de bevoegde autoriteiten

Artikel 16

Openbaarmaking in uitzonderlijke situaties

1.  De bevoegde autoriteit van een lidstaat kan verlangen dat natuurlijke of rechtspersonen die netto baisseposities hebben met betrekking tot een specifiek financieel instrument of een categorie financiële instrumenten, kennisgeving doen van deze positie of de informatie over de positie openbaar maken telkens wanneer de positie een door de bevoegde autoriteit vastgestelde kennisgevingsdrempel bereikt of onderschrijdt, wanneer aan de twee volgende voorwaarden is voldaan:

   a) er is sprake van ongunstige gebeurtenissen of ontwikkelingen die een ernstige bedreiging vormen voor de financiële stabiliteit of het marktvertrouwen in de lidstaat of in een of meer andere lidstaten;
   b) ingeval van openbaarmaking, zal de maatregel geen nadelig effect sorteren op de efficiëntie van de financiële markten dat in een onevenredige verhouding staat tot de voordelen ervan.

2.  Lid 1 is niet van toepassing op financiële instrumenten waarvoor de transparantieverplichting reeds geldt krachtens de artikelen 5 tot en met 8.

Artikel 16 bis

Kennisgeving door uitleners in uitzonderlijke situaties

1.  De bevoegde autoriteit van een lidstaat mag de in lid 2 bedoelde maatregel treffen indien aan de twee volgende voorwaarden is voldaan:

   a) er is sprake van ongunstige gebeurtenissen of ontwikkelingen die een ernstige bedreiging vormen voor de financiële stabiliteit of het marktvertrouwen in de lidstaat;
   b) de maatregel zal geen nadelig effect sorteren op de efficiëntie van de financiële markten dat in een onevenredige verhouding staat tot de voordelen ervan.

2.  De bevoegde autoriteit van een lidstaat kan voorschrijven dat natuurlijke of rechtspersonen die zich bezighouden met het uitlenen van een specifiek financieel instrument of categorie financiële instrumenten haar in kennis moeten stellen van eventuele aanzienlijke verhogingen van de provisies die worden verlangd voor dergelijke uitlening.

Artikel 17

Beperkingen op baissetransacties en soortgelijke transacties in uitzonderlijke situaties

1.  De bevoegde autoriteit van de lidstaat waar het belangrijkste handelsplatform van een financieel instrument zich bevindt, mag de in lid 2 of 3 bedoelde maatregelen treffen indien aan de twee volgende voorwaarden is voldaan:

   a) er is sprake van ongunstige gebeurtenissen of ontwikkelingen die een ernstige bedreiging vormen voor de financiële stabiliteit of het marktvertrouwen in de lidstaat of in een of meer andere lidstaten;
   b) de maatregelen zullen geen nadelig effect sorteren op de efficiëntie van de financiële markten dat in een onevenredige verhouding staat tot de voordelen ervan.

2.  De bevoegde autoriteit van de lidstaat mag voorwaarden verbieden of vaststellen met betrekking tot natuurlijke of rechtspersonen die:

   a) een baissetransactie aangaan; dan wel
   b) een andere transactie dan een baissetransactie aangaan die een financieel instrument tot stand brengt of daarmee verband houdt en waarvan het effect of een van de effecten is dat de natuurlijke of rechtspersoon een financieel voordeel geniet wanneer de prijs of de waarde van een ander financieel instrument daalt.

3.  De bevoegde autoriteit van de lidstaat mag verhinderen dat natuurlijke of rechtspersonen transacties aangaan die met financiële instrumenten verband houden of de waarde beperken van de transacties in het financiële instrument die mogen worden aangegaan.

4.  Een maatregel overeenkomstig lid 2 of 3 mag van toepassing zijn op transacties betreffende alle financiële instrumenten, financiële instrumenten van een specifieke categorie of een specifiek financieel instrument. De maatregel mag van toepassing zijn in omstandigheden of onderworpen zijn aan uitzonderingen die door de relevante bevoegde autoriteit zijn gespecificeerd. In het bijzonder mogen voor marktmakingactiviteiten en activiteiten op de primaire markt uitzonderingen worden gespecificeerd.

Artikel 18

Beperkingen op kredietverzuimswaps in uitzonderlijke situaties

1.  De bevoegde autoriteit van een lidstaat mag een beperking instellen op de toegang van natuurlijke of rechtspersonen tot kredietverzuimswaptransacties die verband houden met een verplichting die is uitgegeven door haar eigen lidstaat of op de waarde van ongedekte, met een verplichting die is uitgegeven door haar eigen lidstaat verband houdende kredietverzuimposities die natuurlijke of rechtspersonen mogen aangaan, indien aan de beide volgende voorwaarden is voldaan:

   a) er is sprake van ongunstige gebeurtenissen of ontwikkelingen die een ernstige bedreiging vormen voor de financiële stabiliteit of het marktvertrouwen in de lidstaat of in een of meer andere lidstaten;
   b) de maatregel zal geen nadelig effect sorteren op de efficiëntie van de financiële markten dat in een onevenredige verhouding staat tot de voordelen ervan.

2.  Een maatregel genomen overeenkomstig lid 1 mag van toepassing zijn op kredietverzuimswaptransacties van een specifieke categorie of op specifieke kredietverzuimswaptransacties. De maatregel mag van toepassing zijn in omstandigheden of onderworpen zijn aan uitzonderingen die door de bevoegde autoriteit zijn gespecificeerd. In het bijzonder mogen voor marktmakingactiviteiten en activiteiten op de primaire markt uitzonderingen worden gespecificeerd.

2 bis.  Een bevoegde autoriteit die overeenkomstig lid 1 een maatregel heeft getroffen, kan de EAEM verzoeken te overwegen haar bevoegdheden overeenkomstig artikel 24, lid 1, sub c) uit te oefenen als de betrokken ongunstige gebeurtenissen of ontwikkelingen vereisen dat de maatregel op het niveau van de Unie wordt ingevoerd.

Artikel 19

De bevoegdheid om baissetransacties in financiële instrumenten tijdelijk te beperken in geval van een aanzienlijke prijsdaling

1.  Wanneer op een handelsplatform de prijs van een financieel instrument tijdens één enkele handelsdag gedaald is met de in lid 4 bedoelde waarde vergeleken met de slotprijs van de vorige handelsdag op dat handelsplatform, overweegt de voor dat handelsplatform bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst of het passend is natuurlijke of rechtspersonen een verbod of een beperking op te leggen op het uitvoeren van baissetransacties in het financieel instrument op het handelsplatform of anderszins transacties in dat financieel instrument op dat handelsplatform te beperken om te voorkomen dat de prijs van het financieel instrument op wanordelijke wijze daalt.

Indien de bevoegde autoriteit er overeenkomstig het eerste punt van overtuigd is dat het passend is om dit te doen, verbiedt of beperkt zij het aangaan van baissetransacties op het handelsplatform door personen wat aandelen of schulden betreft, of beperkt zij transacties in dat financieel instrument op dat handelsplatform wat andere soorten financiële instrumenten betreft.

2.  De maatregel geldt uiterlijk tot het einde van de handelsdag volgend op de handelsdag waarop de prijsdaling zich voordoet. De bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst kan de duur van de maatregel verlengen indien de redenen waarvoor de maatregel werd getroffen dergelijke verlenging rechtvaardigen.

3.  De maatregel geldt in omstandigheden of is onderworpen aan uitzonderingen die door de bevoegde autoriteit zijn gespecificeerd. In het bijzonder mogen voor marktmakingactiviteiten en activiteiten op de primaire markt uitzonderingen worden gespecificeerd.

3 bis.  Na ontvangst van een kennisgeving door een bevoegde autoriteit om natuurlijke of rechtspersonen een verbod of een beperking op te leggen op het uitvoeren van baissetransacties in het financieel instrument op het handelsplatform of anderszins transacties in dat financieel instrument op dat handelsplatform te beperken, overweegt de EAEM vóór het begin van de volgende handelsdag of het gepast is de maatregel uit te breiden tot alle handelsplatformen waarop het financieel instrument in kwestie wordt verhandeld in overeenstemming met artikel 24.

4.  Voor aandelen is de waardedaling 10% of meer en voor andere categorieën financiële instrumenten wordt deze door de Commissie gespecificeerd.

Zo nodig kan de EAEM, rekening houdend met de ontwikkelingen op de financiële markten, advies uitbrengen omtrent de noodzaak tot aanpassing van de in lid 4 bedoelde drempels, en dit aan het Europees Parlement, de Raad en de Commissie doen toekomen.

De Commissie specificeert, binnen drie maanden na ontvangst van het advies van de EAEM, door middel van gedelegeerde handelingen overeenkomstig artikel 36, opties met betrekking tot de toepassingsduur van de maatregel en de waardedaling voor █ financiële instrumenten█ , rekening houdende met de specifieke kenmerken van elke categorie financiële instrumenten en de volatiliteitsverschillen.

5.  Om een consequente harmonisatie van dit artikel te garanderen, stelt de EAEM ontwerpen van technische reguleringsnormen vast waarin gespecificeerd wordt welke methode wordt gehanteerd voor het berekenen van de daling met 10% wat aandelen betreft en van door de Commissie gespecificeerde waardedaling als bedoeld in lid 4. De EAEM legt tegen 31 december 2011 de ontwerpen van deze technische reguleringsnormen aan de Commissie voor.

Aan de Commissie wordt de bevoegdheid gedelegeerd de in de eerste alinea bedoelde technische reguleringsnormen█ overeenkomstig de artikelen 10 tot en met 14 van Verordening (EU) nr. 1095/2010 goed te keuren.

Artikel 20

Periode voor beperkingen

Maatregelen die overeenkomstig de artikelen 16, 16 bis, 17 en 18 worden getroffen, gelden voor een eerste periode van niet meer dan drie maanden vanaf de datum waarop de in artikel 21 bedoelde mededeling is gepubliceerd.

Dergelijke maatregelen mogen verder worden verlengd voor telkens een periode van ten hoogste drie maanden als de redenen waarvoor de maatregel werd getroffen nog steeds van toepassing zijn. Indien de maatregel na die periode van drie maanden niet wordt verlengd, komt hij automatisch te vervallen.

Artikel 21

Mededeling over beperkingen

1.  Een bevoegde autoriteit publiceert op haar website een mededeling over elke beslissing om elke in de artikelen 16 tot en met 19 bedoelde maatregel te treffen of te verlengen.

2.  De mededeling bevat ten minste specifieke informatie over:

   a) de getroffen maatregelen, met inbegrip van de instrumenten en de categorie transacties waarop zij van toepassing zijn en de geldigheidsduur ervan;
   b) de redenen waarom de bevoegde autoriteit het nodig acht maatregelen te treffen, met inbegrip van de informatie waarop deze redenen zijn gebaseerd.

3.  Een maatregel overeenkomstig de artikelen 16 tot en met 19 treedt in werking wanneer de mededeling wordt gepubliceerd of op een in de mededeling gespecificeerd tijdstip na de publicatie en geldt alleen met betrekking tot een transactie die is aangegaan nadat de maatregel in werking is getreden.

Artikel 22

Kennisgeving aan de EAEM en de andere bevoegde autoriteiten

1.  Alvorens maatregelen overeenkomstig de artikelen 16, 16 bis, 17, of 18 te treffen of te verlengen en alvorens beperkingen overeenkomstig artikel 19 op te leggen, stelt een bevoegde autoriteit de EAEM en de andere bevoegde autoriteiten in kennis van de maatregel die zij overweegt.

2.  De kennisgeving omvat informatie over de overwogen maatregelen, de categorie financiële instrumenten en de transacties waarop zij van toepassing zullen zijn, de informatie waarop de redenen voor de maatregelen zijn gebaseerd en de geplande datum voor de inwerkingtreding van de maatregelen.

3.  Een voorstel om een maatregel overeenkomstig de artikelen 16, 16 bis, 17 en 18 te treffen of te verlengen, wordt uiterlijk 24 uur vóór de geplande datum voor de inwerkingtreding of verlenging van de maatregel ter kennis gebracht. Wanneer het niet mogelijk is 24 uur vooraf kennisgeving te doen, mag een bevoegde autoriteit in uitzonderlijke omstandigheden deze later dan 24 uur vóór de geplande datum voor de inwerkingtreding van de maatregel doen. Een kennisgeving overeenkomstig artikel 19 wordt gedaan vóór de geplande datum voor de inwerkingtreding van de maatregel.

4.  Een bevoegde autoriteit van een lidstaat die een kennisgeving overeenkomstig dit artikel ontvangt, mag in die lidstaat maatregelen overeenkomstig de artikelen 16 tot en met 19 treffen wanneer zij ervan overtuigd is dat de maatregel nodig is om de andere bevoegde autoriteit te ondersteunen. De bevoegde autoriteit doet ook voorafgaande kennisgeving overeenkomstig de leden 1, 2 en 3 wanneer zij overweegt maatregelen te treffen.

Afdeling 2

Bevoegdheden van de EAEM

Artikel 23

Coördinatie door de EAEM

1.  De EAEM vervult een faciliterende en coördinerende taak met betrekking tot maatregelen die door de bevoegde autoriteiten overeenkomstig afdeling 1 worden getroffen. In het bijzonder draagt de EAEM er zorg voor dat de bevoegde autoriteiten een consistente benadering volgen met betrekking tot maatregelen overeenkomstig afdeling 1, met name betreffende de vraag wanneer het nodig is gebruik te maken van interventiebevoegdheden overeenkomstig afdeling 1, de aard van de getroffen maatregelen en de aanvang en de geldigheidsduur van de maatregelen.

2.  Na ontvangst van een kennisgeving overeenkomstig artikel 22 van een overeenkomstig artikel 16, 16 bis, 17 of 18 te treffen of te verlengen maatregel, deelt de EAEM binnen 24 uur haar besluit mee over de vraag of zij de maatregel of overwogen maatregel nodig acht om de uitzonderlijke situatie het hoofd te bieden. In het besluit wordt vermeld of de EAEM van oordeel is dat zich ongunstige gebeurtenissen of ontwikkelingen hebben voorgedaan die een ernstige bedreiging vormen voor de financiële stabiliteit of het marktvertrouwen in een of meer lidstaten, of de maatregel of overwogen maatregel passend en evenredig is om de bedreiging het hoofd te bieden en of de overwogen geldigheidsduur van de maatregelen gerechtvaardigd is. Indien de EAEM van oordeel is dat andere bevoegde autoriteiten maatregelen moeten treffen om de bedreiging het hoofd te bieden, vermeldt zij dit ook in haar besluit en legt zij de ter zake bevoegde autoriteiten de verplichting op deze maatregelen binnen 24 uur te introduceren. Het besluit wordt op de website van de EAEM gepubliceerd.

3.  Indien de EAEM van mening is dat er op het niveau van de Unie een maatregel moet worden ingesteld, is haar besluit bindend voor de bevoegde autoriteiten en wordt de maatregel binnen 24 uur ingevoerd.

3 bis.  De EAEM gaat geregeld en minstens eenmaal om de drie maanden over tot toetsing van de krachtens dit artikel genomen maatregelen. Indien een maatregel na die periode van drie maanden niet wordt verlengd, komt deze automatisch te vervallen.

Artikel 24

Interventiebevoegdheden van de EAEM

1.  Overeenkomstig artikel 9, lid 5 van Verordening (EU) nr. 1095/2010 neemt de EAEM een of meer van de volgende maatregelen indien aan beide voorwaarden van lid 2 is voldaan:

   a) verlangen van natuurlijke of rechtspersonen met netto baisseposities die verband houden met een specifiek financieel instrument of een categorie financiële instrumenten, dat zij de informatie over deze positie ter kennis van een bevoegde autoriteit brengen of openbaar maken;
   b) voorwaarden verbieden of opleggen met betrekking tot het aangaan door natuurlijke of rechtspersonen van een baissetransactie die een financieel instrument tot stand brengt of daarmee verband houdt en waarvan het effect of een van de effecten is dat de natuurlijke of rechtspersoon een financieel voordeel geniet wanneer de prijs of de waarde van een ander financieel instrument daalt;
   c) de toegang beperken van natuurlijke of rechtspersonen tot kredietverzuimswaptransacties die met een verplichting van een lidstaat of van de Unie verband houden of de waarde beperken van ongedekte, met een verplichting van een lidstaat of de Unie verband houdende kredietverzuimposities die een natuurlijke of rechtspersoon mag aangaan;
   d) verhinderen dat natuurlijke of rechtspersonen transacties aangaan die verband houden met financiële instrumenten die binnen het toepassingsgebied van deze verordening vallen of de waarde beperken van transacties in het financiële instrument die mogen worden aangegaan.

Een maatregel mag van toepassing zijn in omstandigheden of onderworpen zijn aan uitzonderingen die door de bevoegde autoriteit zijn gespecificeerd. In het bijzonder mogen voor marktmakingactiviteiten en activiteiten op de primaire markt uitzonderingen worden gespecificeerd.

2.  De EAEM neemt slechts een beslissing overeenkomstig lid 1 indien aan beide volgende voorwaarden is voldaan:

   a) de in de punten a) tot en met d) van de eerste alinea van lid 1 genoemde maatregelen bieden het hoofd aan een bedreiging voor de ordelijke werking en integriteit van de financiële markten of voor de stabiliteit van het gehele financiële stelsel van de Unie of een deel ervan en er zijn grensoverschrijdende gevolgen;
   b) een bevoegde autoriteit heeft geen maatregelen getroffen om de bedreiging het hoofd te bieden of de getroffen maatregelen bieden de bedreiging onvoldoende het hoofd.

3.  Bij het treffen van de in lid 1 bedoelde maatregelen houdt de EAEM rekening met de mate waarin de maatregel:

   a) op aanzienlijke wijze het hoofd zal bieden aan de bedreiging voor de ordelijke werking en integriteit van de financiële markten of voor de stabiliteit van het gehele financiële stelsel van de Unie of een deel ervan, dan wel het vermogen van de bevoegde autoriteiten om de bedreiging te bewaken aanzienlijk zal verbeteren;
   b) geen risico op toezichts- en regelgevingsarbitrage zal veroorzaken;
   c) geen nadelig effect zal sorteren op de efficiëntie van de financiële markten, zoals het verminderen van de liquiditeit op deze markten of het teweegbrengen van onzekerheid voor marktdeelnemers, dat in een onevenredige verhouding staat tot de voordelen van de maatregel.

Wanneer een bevoegde autoriteit of bevoegde autoriteiten een maatregel overeenkomstig de artikelen 16, 16 bis, 17, of 18 heeft/hebben genomen, mag de EAEM elke in lid 1 bedoelde maatregel treffen zonder het in artikel 23 genoemde besluit uit te brengen.

4.  Alvorens te besluiten een in lid 1 bedoelde maatregel te treffen of te verlengen, stelt de EAEM het ESRB en de relevante autoriteiten daarvan waar nodig in kennis.

5.  Alvorens te besluiten een in lid 1 bedoelde maatregel te treffen of te verlengen, stelt de EAEM de bevoegde autoriteiten in kennis van de maatregel die zij overweegt. De kennisgeving omvat informatie over de overwogen maatregelen, de categorie financiële instrumenten en de transacties waarop zij van toepassing zullen zijn, de informatie waarop de redenen voor de maatregelen zijn gebaseerd en de geplande datum voor de inwerkingtreding van de maatregelen.

6.  De kennisgeving geschiedt uiterlijk 24 uur vóór de geplande datum voor de inwerkingtreding of de verlenging van de maatregel. In uitzonderlijke omstandigheden mag de EAEM de kennisgeving later dan 24 uur vóór de geplande datum voor de inwerkingtreding van de maatregel doen, wanneer het niet mogelijk is de kennisgeving 24 uur vooraf te doen.

7.  De EAEM publiceert op haar website een mededeling over elke beslissing om elke in lid 1 bedoelde maatregel te treffen of te verlengen. De mededeling omvat ten minste de volgende informatie:

   a) de getroffen maatregelen, met inbegrip van de instrumenten en de categorie transacties waarop zij van toepassing zijn en de geldigheidsduur van de maatregelen;
   b) de redenen waarom de EAEM het nodig acht de maatregelen te treffen, met inbegrip van de informatie waarop de redenen zijn gebaseerd.

8.  Een maatregel treedt in werking wanneer de mededeling wordt gepubliceerd of op een in de mededeling gespecificeerd tijdstip na de publicatie en geldt uitsluitend met betrekking tot een transactie die is aangegaan nadat de maatregel in werking is getreden.

9.  De EAEM evalueert haar in lid 1 bedoelde maatregelen met passende tussenpozen en ten minste om de drie maanden. Indien een maatregel na die periode van drie maanden niet wordt verlengd, komt deze automatisch te vervallen. De leden 2 tot en met 8 gelden voor een verlenging van de maatregelen.

10.  Een maatregel die door de EAEM overeenkomstig dit artikel is getroffen, heeft voorrang op een eerdere, door een bevoegde autoriteit overeenkomstig afdeling 1 getroffen maatregel.

Artikel 25

Nadere specificatie van ongunstige gebeurtenissen of ontwikkelingen

De Commissie wordt gemachtigd overeenkomstig artikel 36 gedelegeerde handelingen vast te stellen om de criteria en factoren te specificeren waarmee de bevoegde autoriteiten en de EAEM rekening moeten houden om uit te maken wanneer er sprake is van de in de artikelen 16, 16 bis, 17, 18 en 23 bedoelde gebeurtenissen en ontwikkelingen en de in artikel 24, lid 2, onder a), bedoelde bedreigingen.

HOOFDSTUK VI

TAAK VAN DE BEVOEGDE AUTORITEITEN

Artikel 26

Bevoegde autoriteiten

Voor de toepassing van deze verordening wijst elke lidstaat een bevoegde autoriteit aan. Alleen overheidsinstanties kunnen als bevoegde autoriteit fungeren. Lidstaten stellen de Commissie, de EAEM en de bevoegde autoriteiten van andere lidstaten in kennis van dergelijke aanwijzingen.

Artikel 27

Bevoegdheden van de bevoegde autoriteiten

1.  Om hun taken uit hoofde van deze verordening te vervullen, beschikken de bevoegde autoriteiten over alle toezichts- en onderzoeksbevoegdheden die nodig zijn voor de uitoefening van hun functies. Zij kunnen hun bevoegdheden op elk van de volgende wijzen uitoefenen:

   a) rechtstreeks;
   b) in samenwerking met andere autoriteiten;
   c) middels een verzoek aan de bevoegde rechterlijke autoriteiten.

2.  Om hun taken te vervullen, beschikken de bevoegde autoriteiten van de lidstaten overeenkomstig het nationale recht over de volgende bevoegdheden:

   a) toegang te verkrijgen tot ieder document, in enigerlei vorm, en een afschrift hiervan te ontvangen of te maken;
   b) inlichtingen te verlangen van iedere natuurlijke of rechtspersoon en zo nodig een natuurlijke of rechtspersoon op te roepen en te ondervragen om inlichtingen te verkrijgen;
   c) aangekondigde en onaangekondigde inspecties ter plaatse te verrichten;
   d) bestaande overzichten van telefoon- en dataverkeer te verlangen;
   e) te verlangen dat elke praktijk die indruist tegen de bepalingen van deze verordening, wordt beëindigd;
   f) de bevriezing van en/of beslaglegging op activa te verlangen.

3.  De bevoegde autoriteiten van de lidstaten hebben, onverminderd lid 2, onder a) en b), in individuele gevallen de bevoegdheid te verlangen dat een natuurlijke of rechtspersoon die een kredietverzuimswaptransactie aangaat, het volgende verstrekt:

   a) een toelichting bij het doel van de transactie en de vraag of deze op risicoafdekking, dan wel op een ander oogmerk gericht is;
   b) informatie ter staving van het onderliggende risico indien de transactie op risicoafdekking gericht is.

Artikel 28

Onderzoeken door de EAEM

Op verzoek van een of meer bevoegde autoriteiten, het Europees Parlement, de Raad of de Commissie, of op eigen initiatief mag de EAEM een onderzoek instellen naar een bepaalde kwestie of praktijk met betrekking tot baissetransacties of het gebruik van kredietverzuimswaps om te beoordelen of de kwestie of praktijk een potentiële bedreiging vormt voor de financiële stabiliteit of het marktvertrouwen in de Unie.

De EAEM publiceert een verslag met haar bevindingen en eventuele aanbevelingen betreffende de kwestie of praktijk binnen drie maanden na de afronding van het onderzoek.

Artikel 29

Beroepsgeheim

1.  Het beroepsgeheim geldt voor alle natuurlijke of rechtspersonen die werkzaam zijn of zijn geweest bij de bevoegde autoriteit dan wel bij iedere autoriteit of natuurlijke of rechtspersoon aan wie de bevoegde autoriteit taken heeft gedelegeerd, met inbegrip van door de bevoegde autoriteit aangetrokken auditors en deskundigen. Onder het beroepsgeheim vallende vertrouwelijke informatie mag aan geen enkele andere natuurlijke of rechtspersoon of autoriteit openbaar worden gemaakt, tenzij zulks in het kader van gerechtelijke procedures noodzakelijk is.

2.  Alle informatie die uit hoofde van deze verordening tussen bevoegde autoriteiten wordt uitgewisseld en betrekking heeft op commerciële of operationele voorwaarden en andere economische of persoonlijke zaken, wordt ten hoogste 10 jaar als vertrouwelijk beschouwd en valt onder het beroepsgeheim, behalve wanneer de bevoegde autoriteit op het tijdstip waarop de mededeling plaatsvindt, verklaart dat deze informatie openbaar mag worden gemaakt, dan wel wanneer deze openbaarmaking noodzakelijk is in het kader van gerechtelijke procedures.

Artikel 30

Verplichting tot samenwerking

Indien nodig of passend voor deze verordening, werken de bevoegde autoriteiten van de lidstaten samen. In het bijzonder voorzien de bevoegde autoriteiten elkaar onverwijld van de informatie die nodig is voor de uitoefening van hun taken uit hoofde van deze verordening.

Artikel 30 bis

Samenwerking met de EAEM

1.  De bevoegde autoriteiten werken voor de toepassing van deze verordening samen met de EAEM, overeenkomstig Verordening (EU) nr. 1095/2010.

2.  De bevoegde autoriteiten verstrekken de EAEM alle informatie die zij nodig heeft voor de uitoefening van haar taken overeenkomstig Verordening (EU) nr. 1095/2010.

Artikel 31

Samenwerking in geval van een verzoek om inspecties of onderzoeken ter plaatse te verrichten

1.  De bevoegde autoriteit van een lidstaat kan de bevoegde autoriteit van een andere lidstaat om bijstand verzoeken met betrekking tot inspecties of onderzoeken ter plaatse.

De bevoegde autoriteit stelt de EAEM in kennis van elk in de eerste alinea bedoelde verzoek. In geval van een onderzoek of inspectie met grensoverschrijdende draagwijdte coördineert de EAEM het onderzoek of de inspectie.

2.  Ingeval een bevoegde autoriteit een verzoek van een bevoegde autoriteit van een andere lidstaat ontvangt om een inspectie of een onderzoek ter plaatse te verrichten, kan zij:

   a) de inspectie of het onderzoek ter plaatse zelf verrichten;
   b) de bevoegde autoriteit die het verzoek heeft ingediend, toestaan om aan de inspectie of het onderzoek ter plaatse deel te nemen;
   c) de bevoegde autoriteit die het verzoek heeft ingediend, toestaan om de inspectie of het onderzoek ter plaatse zelf te verrichten;
   d) auditors of deskundigen aanwijzen om de inspectie of het onderzoek ter plaatse te verrichten;
   e) specifieke taken die met toezichtactiviteiten verband houden, met de andere bevoegde autoriteiten delen.

2 bis.  Tevens staat het de EAEM vrij om – met of zonder voorafgaande kennisgeving – ter plaatse inspecties te verrichten.

De EAEM kan van de bevoegde autoriteiten van de lidstaten verlangen dat zij specifieke onderzoekstaken en inspecties ter plaatse verrichten.

Artikel 32

Samenwerking met derde landen

1.  De bevoegde autoriteiten sluiten met de bevoegde autoriteiten van derde landen samenwerkingsovereenkomsten betreffende de uitwisseling van informatie met toezichthoudende autoriteiten van derde landen, de handhaving van verplichtingen die in derde landen uit deze verordening voortvloeien en het treffen van soortgelijke maatregelen door de bevoegde autoriteit ter aanvulling van overeenkomstig artikelen 16 tot en met 25 getroffen maatregelen.

Wanneer een bevoegde autoriteit voornemens is een dergelijke overeenkomst te sluiten, brengt zij de EAEM en de andere bevoegde autoriteiten daarvan op de hoogte.

1 bis.  De bevoegde autoriteiten geven de informatie die zij van de toezichthoudende autoriteiten van derde landen hebben ontvangen overeenkomstig artikel 30 bis door aan de EAEM.

2.  De EAEM coördineert de ontwikkeling van samenwerkingsovereenkomsten tussen bevoegde autoriteiten van lidstaten en relevante toezichthoudende autoriteiten van derde landen. Overeenkomstig artikel 16 van Verordening (EU) nr. 1095/2010 stelt de EAEM richtsnoeren vast voor de opstelling van een door de bevoegde autoriteiten te gebruiken modelovereenkomst.

De EAEM coördineert ook de uitwisseling tussen bevoegde autoriteiten van informatie die verkregen is van toezichthoudende autoriteiten van derde landen en die relevant kan zijn voor het treffen van maatregelen overeenkomstig hoofdstuk V.

3.  De bevoegde autoriteiten sluiten met de toezichthoudende autoriteiten van derde landen samenwerkingsovereenkomsten voor de uitwisseling van informatie uitsluitend indien met betrekking tot de verstrekte informatie ten minste gelijkwaardige waarborgen inzake het beroepsgeheim gelden als de in artikel 29 bedoelde. Deze uitwisseling van informatie is bestemd voor de vervulling van de taken van die bevoegde autoriteiten.

Artikel 33

Overdracht en opslag van persoonsgegevens

Met betrekking tot de overdracht van persoonsgegevens tussen lidstaten onderling of tussen lidstaten en een derde land passen de lidstaten Richtlijn 95/46/EG toe. De overdracht van persoonsgegevens door de EAEM aan lidstaten of aan een derde land geschiedt overeenkomstig Verordening (EG) nr. 45/2001.

Gegevens worden opgeslagen voor een periode van ten hoogste vijf jaar.

Artikel 34

Openbaarmaking van informatie aan derde landen

Indien de in artikel 25 of 26 van Richtlijn 95/46/EG vastgestelde voorwaarden zijn vervuld en uitsluitend per afzonderlijk geval mag de bevoegde autoriteit van een lidstaat gegevens en de analyse van gegevens aan de toezichthoudende autoriteit van een derde land overdragen. De bevoegde autoriteit van de lidstaat is ervan overtuigd dat de overdracht nodig is voor de toepassing van deze verordening. De gegevens worden enkel overgedragen als het derde land waarborgt dat het de gegevens niet aan een ander derde land zal overdragen zonder de uitdrukkelijke schriftelijke toestemming van de bevoegde autoriteit van de lidstaat.

De bevoegde autoriteit van een lidstaat mag de van een bevoegde autoriteit van een andere lidstaat ontvangen en overeenkomstig artikel 29 vertrouwelijke informatie slechts aan een toezichthoudende autoriteit van een derde land openbaar maken indien de bevoegde autoriteit van de betrokken lidstaat daartoe uitdrukkelijk toestemming heeft gekregen van de bevoegde autoriteit die de informatie heeft doorgegeven en, in voorkomend geval, indien de informatie uitsluitend voor de doeleinden waarmee deze bevoegde autoriteit heeft ingestemd, openbaar wordt gemaakt.

Artikel 35

Sancties

Uitgaande van door de EAEM goedgekeurde richtsnoeren en rekening houdend met de mededeling van de Commissie over de aanscherping van sanctieregelingen in de sector financiële diensten, stellen de lidstaten, in overeenstemming met de grondbeginselen van hun nationale wetgeving, de voorschriften vast ten aanzien van administratieve maatregelen, sancties en geldboeten die gelden voor overtredingen van de bepalingen van deze verordening en nemen zij alle nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat deze ook worden toegepast. De maatregelen, sancties en boeten waarin wordt voorzien, moeten doeltreffend, evenredig en afschrikkend zijn. Wanneer een verkoper de bepalingen van artikel 12 niet naleeft, moeten sancties gelden die hoog genoeg zijn om te verhinderen dat de verkoper winst kan maken.

Conform Verordening (EU) nr. 1095/2010, stelt de EAEM richtsnoeren vast met betrekking tot de aard van de door de lidstaten vast te stellen administratieve maatregelen en sancties.

De lidstaten stellen de Commissie en de EAEM uiterlijk op [1 juli 2012] in kennis van de in de eerste en tweede alinea bedoelde bepalingen en stellen hen onverwijld in kennis van eventuele latere wijzigingen die betrekking hebben op deze bepalingen.

De EAEM publiceert op haar website een lijst van de per lidstaat bestaande administratieve maatregelen en sancties, en werkt deze regelmatig bij.

De lidstaten verstrekken de EAEM jaarlijks geaggregeerde informatie omtrent alle administratieve maatregelen en sancties die zijn opgelegd. Wanneer een bevoegde autoriteit openbaar maakt dat er een administratieve maatregel of sanctie is opgelegd, stelt zij de EAEM daarvan gelijktijdig in kennis.

HOOFDSTUK VII

GEDELEGEERDE HANDELINGEN

Artikel 36

Uitoefening van de delegatie

1.  De bevoegdheid tot vaststelling van gedelegeerde handelingen wordt aan de Commissie verleend onder de in het onderhavige artikel vastgelegde voorwaarden.

2.  De bevoegdheid tot vaststelling van gedelegeerde handelingen als bedoeld in artikel 2, lid 2, artikel 3, lid 7, artikel 4, lid 2, artikel 5, lid 3, artikel 6, lid 2, artikel 7, lid 3, artikel 8, lid 3, artikel 15, lid 2, artikel 19, lid 4 en artikel 25, wordt aan de Commissie verleend voor onbepaalde tijd.

2 bis.  Alvorens een gedelegeerde handeling vast te stellen, moet de Commissie eerst trachten overleg te plegen met de EAEM.

3.  De in artikel 2, lid 2, artikel 3, lid 7, artikel 4, lid 2, artikel 5, lid 3, artikel 6, lid 2, artikel 7, lid 3, artikel 8, lid 3, artikel 15, lid 2, artikel 19, lid 4 en artikel 25 bedoelde bevoegdheidsdelegatie kan ten allen tijde door het Europees Parlement of door de Raad worden ingetrokken. Een besluit tot intrekking maakt een einde aan de delegatie van de bevoegdheid die in het besluit wordt vermeld. Het besluit tot intrekking wordt van kracht op de dag volgend op de publicatie ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie of op een in dat besluit bepaalde latere datum. Het besluit laat de geldigheid van de reeds van kracht zijnde gedelegeerde handelingen onverlet.

4.  Zodra de Commissie een gedelegeerde handeling vaststelt, stelt zij het Europees Parlement en de Raad daarvan gelijktijdig in kennis.

5.  Een gedelegeerde handeling die overeenkomstig artikel 2, lid 2, artikel 3, lid 7, artikel 4, lid 2, artikel 5, lid 3, artikel 6, lid 2, artikel 7, lid 3, artikel 8, lid 3, artikel 15, lid 2, artikel 19, lid 4 en artikel 25 is vastgesteld, gaat pas van kracht indien ofwel het Europees Parlement ofwel de Raad er binnen drie maanden na bekendmaking van de handeling aan het Europees Parlement of de Raad geen bezwaar tegen aantekent, of indien het Europees Parlement en de Raad de Commissie hebben medegedeeld er geen bezwaar tegen te zullen aantekenen. Op initiatief van het Europees Parlement of de Raad kan deze periode met drie maanden worden verlengd.

Artikel 39

Comitéprocedure

1.  De Commissie wordt bijgestaan door het bij Besluit 2001/528/EG(12) van de Commissie ingestelde Europees Comité voor het effectenbedrijf. Dit comité is een comité in de zin van Verordening (EU) nr. 182/2011(13).

2.  Wanneer naar dit lid wordt verwezen, is artikel 5 van Verordening (EU) nr. 182/2011 van toepassing, met inachtneming van artikel 8 ervan.

Artikel 39 bis

Uiterste termijn voor de vaststelling van gedelegeerde handelingen

De Commissie stelt tegen …(14) de gedelegeerde handelingen vast als bedoeld in artikel 2, lid 2, artikel 3, lid 7, artikel 4, lid 2, artikel 5, lid 3, artikel 6, lid 2, artikel 7, lid 3, artikel 8, lid 3, artikel 15, lid 2, artikel 19, lid 4 en artikel 25

HOOFDSTUK VIII

OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN

Artikel 40

Toetsing en rapportering

Uiterlijk op 30 juni 2013 brengt de Commissie na overleg met de bevoegde autoriteiten en de EAEM aan het Europees Parlement en de Raad verslag uit over:

   a) de vraag of de kennisgevings- en openbaarmakingsdrempels overeenkomstig de artikelen 5en 8 passend zijn;
   a bis) de vraag of de openbaarmakingsplicht, de bekendmakingsplicht en de openbaarmakingsdrempels overeenkomstig artikel 7 passend zijn, in het bijzonder wat hun impact op de efficiëntie en de volatiliteit van de financiële markten betreft;
   a ter) de vraag of directe gecentraliseerde rapportering aan de EAEM wenselijk is;
   b) de toepassing van de beperkingen en vereisten uit hoofde van hoofdstuk II;
   c) de vraag of er eventueel andere beperkingen op of voorwaarden voor baissetransacties of kredietverzuimswaps passend zijn.

Artikel 41

Overgangsbepaling

Bestaande maatregelen die binnen het toepassingsgebied van deze verordening vallen en vóór 15 september 2010 van toepassing waren, mogen tot [1 juli 2013] van toepassing blijven mits zij ter kennis van de Commissie worden gebracht.

Artikel 41 bis

Personele en andere middelen van de EAEM

Uiterlijk op 31 december 2011 maakt de EAEM een raming op van de personele en andere behoeften die voortvloeien uit de vervulling van haar taken en bevoegdheden overeenkomstig deze verordening en brengt zij daarover verslag uit aan het Europees Parlement, de Raad en de Commissie.

Artikel 42

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing met ingang van [1 juli 2012].

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel,

Voor het Europees Parlement

De voorzitter

Voor de Raad

De voorzitter

(1) PB C 84 van 17.3.2011, blz. 34.
(2) PB C 91 van 23.3.2011, blz. 1.
(3) PB L 331 van 15.12.2010, blz. 84.
(4) PB L 331 van 15.12.2010, blz. 1.
(5) PB L 281 van 23.11.1995, blz. 31.
(6) PB L 8 van 12.1.2001, blz. 1.
(7) PB L 145 van 30.4.2004, blz. 1.
(8) Verordening (EG) nr. 1287/2006 van de Commissie van 10 augustus 2006 tot uitvoering van Richtlijn 2004/39/EG van het Europees Parlement en de Raad wat de voor beleggingsondernemingen geldende verplichtingen betreffende het bijhouden van gegevens, het melden van transacties, de markttransparantie, de toelating van financiële instrumenten tot de handel en de definitie van begrippen voor de toepassing van genoemde richtlijn betreft, PB L 241 van 2.9.2006, blz. 1;
(9) PB L 390 van 31.12.2004, blz. 38.
(10) PB L 96 van 12.4.2003, blz. 16.
(11) PB L 336 van 23.12.2003, blz. 33.
(12) PB L 191 van 13.7.2001, blz. 45.
(13) PB L 55 van 28.2.2011, blz. 13.
(14)* Zes maanden na de datum van inwerkingtreding van deze verordening.

Juridische mededeling - Privacybeleid