Index 
 Vorige 
 Volgende 
 Volledige tekst 
Procedure : 2012/2043(INI)
Stadium plenaire behandeling
Documentencyclus : A7-0216/2012

Ingediende teksten :

A7-0216/2012

Debatten :

PV 02/07/2012 - 23
CRE 02/07/2012 - 23

Stemmingen :

PV 04/07/2012 - 7.13
Stemverklaringen
Stemverklaringen

Aangenomen teksten :

P7_TA(2012)0290

Aangenomen teksten
PDF 157kWORD 75k
Woensdag 4 juli 2012 - Straatsburg
Strategie voor de bescherming en het welzijn van dieren
P7_TA(2012)0290A7-0216/2012

Resolutie van het Europees Parlement van 4 juli 20121 over de strategie van de Europese Unie voor de bescherming en het welzijn van dieren 2012-2015 (2012/2043(INI))

Het Europees Parlement,

–  gezien de mededeling van de Commissie van 19 januari 2012 over een strategie van de EU voor de bescherming en het welzijn van dieren 2012-2015 (COM(2012)0006),

–  gezien artikel 7 en 13 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

–  gezien zijn resolutie van 12 oktober 2006 over een communautair actieplan inzake de bescherming en het welzijn van dieren 2006-2010(1),

–  gezien zijn resolutie van 22 mei 2008 over een nieuwe strategie voor diergezondheid voor de Europese Unie (2007-2013)(2),

–  gezien zijn standpunt van 6 mei 2009 over het voorstel voor een verordening van de Raad inzake de bescherming van dieren bij het doden(3),

–  gezien zijn resolutie van 5 mei 2010 over de evaluatie en beoordeling van het actieplan inzake het welzijn van dieren 2006-2010(4),

–  gezien zijn resolutie van 12 mei 2011 over antibioticaresistentie(5),

–  gezien zijn resolutie van 8 maart 2011 over de EU-landbouw en internationale handel(6),

–  gezien zijn verklaring van 15 maart 2012 over de vaststelling van een maximale reisduur van acht uur voor slachtdieren die binnen de Europese Unie worden vervoerd(7);

–  gezien zijn verklaring nr. van 13 oktober 2011 betreffende het beheer van de hondenpopulatie in de Europese Unie(8),

–  gezien de conclusies van de Landbouw- en Visserijraad van 29 november 2010 inzake het welzijn van honden en katten,

–  gezien de mededeling van de Commissie van 15 november 2011 over een actieplan tegen antimicrobiële resistentie (COM(2011)0748),

–  gezien de mededeling van de Commissie van 10 november 2011 over de gevolgen van Verordening (EG) nr. 1/2005 van de Raad inzake de bescherming van dieren tijdens het vervoer (COM(2011)0700),

–  gezien het wetenschappelijk advies van de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid (EFSA) van 2 december 2010 betreffende het welzijn van dieren tijdens het vervoer(9),

–  gezien het wetenschappelijk advies van EFSA van 13 december 2011 betreffende richtsnoeren voor risicobeoordeling inzake dierenwelzijn(10),

–  gezien de definitie van dierenwelzijn van de Werelddiergezondheidsorganisatie (OIE)(11),

–  gezien de twaalf door het Welfare Quality Project ontwikkelde aanvullende beginselen en criteria voor goed dierenwelzijn(12),

–  gezien Besluit 78/923/EEG van de Raad van 19 juni 1978 betreffende de sluiting van het Europese Verdrag inzake de bescherming van landbouwhuisdieren(13),

–  gezien het Europees Verdrag inzake de bescherming van gezelschapsdieren(14),

–  gezien Verordening (EG) nr. 882/2004 van het Europees Parlement en de Raad inzake officiële controles op de naleving van de wetgeving inzake diervoeders en levensmiddelen en de voorschriften inzake diergezondheid en dierenwelzijn(15),

–  gezien Richtlijn 1999/22/EG van de Raad van 29 maart 1999 betreffende het houden van wilde dieren in dierentuinen(16),

–  gezien Richtlijn 2010/63/EU van het Europees Parlement en de Raad van 22 september 2010 betreffende de bescherming van dieren die voor wetenschappelijke doeleinden worden gebruikt(17),

–  gezien de mededeling van de Commissie van 24 juli 2009 over de integratie van duurzame ontwikkeling in het EU-beleid en over de toetsing 2009 van de strategie van de Europese Unie voor duurzame ontwikkeling (COM(2009)0400),

–  gezien de mededeling van de Commissie van 28 oktober 2009 getiteld „Opties voor etikettering inzake dierenwelzijn en de oprichting van een Europees netwerk van referentiecentra voor de bescherming en het welzijn van dieren” COM(2009)0584,

–  gezien artikel 48 van zijn Reglement,

–  gezien het verslag van de Commissie landbouw en plattelandsontwikkeling en de adviezen van de Commissie milieubeheer, volksgezondheid en voedselveiligheid en de Commissie verzoekschriften (A/-0216/2012),

A.  overwegende dat een hoog niveau van dierenwelzijn, dat een onderdeel van duurzame ontwikkeling is, belangrijk is om de gezondheid van het dier te beschermen en om de productiviteit te garanderen, hoewel het bijkomende operationele kosten met zich mee brengt die niet proportioneel verdeeld zijn over de gehele voedselketen;

B.  overwegende dat de achteruitgang van de gezondheid van wilde dieren, waarvan de aantallen in de meeste lidstaten toenemen, zou kunnen leiden tot een toename in de verspreiding van besmettelijke ziektes bij huisdieren en, tegelijkertijd, een nadelige uitwerking kan hebben op de volksgezondheid;

C.  overwegende dat de EU-regels en nationale regels inzake dierenwelzijn, gezien hun complexe aard en uiteenlopende interpretaties, zorgen voor juridische onzekerheid en voor producenten in bepaalde lidstaten een aanzienlijk nadeel creëren bij mededinging; overwegende ten aanzien van de tenuitvoerlegging van EU-wetgeving, dat de mededinging wordt scheefgetrokken door gebrekkige naleving, niet-geharmoniseerde normen en het gemis van ontbreken van juridische mijlpalen, waardoor een ongelijk speelveld ontstaat;

D.  overwegende dat nationale regels inzake dierenwelzijn niet in strijd mogen zijn met de beginselen van de Europese interne markt;

E.  overwegende dat de benadering van dierenwelzijn op degelijk wetenschappelijk bewijs en de beste wetenschappelijke kennis moet berusten, waarbij gelet moet worden op de noodzaak van vereenvoudiging, kostenefficiëntie, hanteerbaarheid van normen en de samenhang met vooral het milieu- en volksgezondheidsbeleid;

F.  overwegende dat de moderne consument er redelijkerwijs van uitgaat dat dieren in de veehouderij dezelfde levensbehoeften moeten krijgen als de mens: goede voeding, goede leefomstandigheden en passende medische zorg;

G.  overwegende dat normen inzake diergezondheid van vitaal belang zijn voor het veeteeltbeheer in Europa, wat steeds meer van invloed is op het concurrentievermogen van landbouwbedrijven;

1.  is ingenomen met de brede strategie voor dierenwelzijn voor de EU in 2012-2015;

2.  herinnert eraan dat artikel 13 van het Verdrag algemeen toepasselijk is en als zodanig even belangrijk is als de bepalingen inzake milieu of consumentenbescherming, en juridisch voorrang heeft boven alle vormen van internemarktbeleid;

3.  wijst erop dat dierenwelzijn een complexe en veelzijdige kwestie is die gevolgen heeft voor het internationaal en binnenlands beleid en belangrijke ethische, wetenschappelijke, economische, culturele en politieke dimensies kent;

4.  is verheugd over het voornemen van de Commissie om het probleem van de naleving van de wetgeving inzake dierenwelzijn als een prioriteit te behandelen;

5.  is ingenomen met het feit dat in het strategiedocument een beleid wordt uitgezet waarin de keuze van de consument consumentenmarkten openstelt voor diervriendelijke producten en de voordelen van de interne markt benut ten bate van het welzijn van boerderijdieren;

6.  betreurt dat sommige acties uit het actieplan voor 2006-2010 niet konden worden voltooid en verzoekt de Commissie de streefdata voor de nieuwe acties op de wettelijke termijnen af te stemmen;

7.  betreurt dat de strategie de financiële steun die het Parlement in zijn resolutie van 5 mei 2010 had gevraagd, niet heeft gekregen; verzoekt de Commissie deze steun op te voeren door hieraan weer prioriteit te geven en door te zorgen voor een meer coherente integratie van dierenwelzijn in andere beleidsterreinen van de EU, zoals consumentenbeleid, onderzoeksprogramma's en het GLB, voorzover van toepassing;

8.  is ingenomen met de hervormingsvoorstellen van de Commissie en haar toezegging wat betreft dierenwelzijn; benadrukt het belang van een goede ondersteuning van landbouwers die de normen en goede praktijken inzake dierhouderij naleven en investeren in betere veeteeltfaciliteiten; onderstreept het belang van voldoende financiering voor het toekomstige GLB, aangezien we een begroting nodig hebben die past bij ons ambitieniveau;

9.  onderstreept dat landbouwers tegenwoordig met verschillende uitdagingen, waaronder de klimaatverandering, te maken hebben en aan vele eisen moeten voldoen, waarvan een goed dierenwelzijn er slechts één is; verzoekt de Commissie daarom te zorgen voor een samenhangend beleid in overeenstemming met artikel 7 van het Verdrag betreffende de werking van de EU;

10.  verzoekt de lidstaten beter gebruik te maken van de mogelijkheden voor ondersteuning door de Europese fondsen voor plattelandsontwikkeling en het zevende kaderprogramma (2007-2013) van DG Onderzoek, om toegepast onderzoek te promoten en te investeren in vernieuwende en moderne oplossingen op het gebied van dierenwelzijn; verzoekt de lidstaten en de Commissie meer te investeren in onderzoek naar en ontwikkeling van nieuwe technieken en technologieën op het gebied van dierenwelzijn;

11.  betreurt dat de strategie de kansen die er liggen in duurzame consumptie en productie, groene overheidsopdrachten en sociale ondernemingsverantwoordelijkheid om een hoog dierenwelzijnsniveau te bevorderen, niet weet te benutten;

12.  dringt er bij de Commissie op aan meer ambitie op te brengen om de wederkerigheid van normen aangaande dierenwelzijn als non-trade concern op te nemen en tot prioriteit te maken in het handelsbeleid en de onderhandelingen over multilaterale en bilaterale internationale handelsovereenkomsten, en om dierenwelzijn in derde landen te stimuleren door voor ingevoerde dieren en producten gelijkwaardige welzijnsnormen te laten gelden, vergezeld van strenge controles;

13.  verzoekt de Commissie om de normen inzake dierenwelzijn die in derde landen worden toegepast te evalueren en hiervan verslag te doen voordat wordt aangevangen met de onderhandelingen over handelsovereenkomsten; vraagt de Commissie om dit onverwijld ook te doen in landen waar momenteel handelsbesprekingen plaatsvinden;

14.  verzoekt de Commissie om voortaan geen vrijhandelsovereenkomsten meer aan het Europees Parlement voor te leggen waarin niet gegarandeerd wordt dat dezelfde regels inzake dierenwelzijn evengoed gelden voor ingevoerde producten als voor Europese producten;

15.  is ook ingenomen met het voornemen van de Commissie om te onderzoeken hoe dierenwelzijn beter geïntegreerd kan worden in het kader van het Europese nabuurschapsbeleid;

16.  verzoekt de Commissie om er bij de WHO op aan te dringen om snel niet-commerciële belangen op te nemen in de strategie voor de wereldhandel om te voorkomen dat de mededinging tussen de lidstaten – gebonden als zij zijn aan de strengste normen voor dierenwelzijn in de wereld - en derde landen;

17.  is van mening dat het verplicht moet zijn om consumenten op de hoogte te brengen als een ingevoerd product of een product dat een ingevoerd product bevat gemaakt is van dieren die gehouden werden onder andere omstandigheden dan wat door de Europese regels inzake dierenwelzijn wordt vereist;

18.  betreurt dat het belang van diergezondheid voor het welzijn van dieren en het verband tussen diergezondheid en volksgezondheid in de strategie niet tot hun recht komen; verzoekt de Commissie het „One Health”-beginsel op deze strategie toe te passen en een efficiënte coördinatie met de strategie inzake dierenwelzijn zeker te stellen, aangezien goede veehouderijpraktijken de verspreiding van ziektes en antimicrobiële resistentie mede helpen voorkomen;

19.  wijst erop dat het Parlement in zijn resolutie van 12 mei 2011 over antibioticaresistentie benadrukt hoe belangrijk het is om een goed beeld te verkrijgen van wanneer, waar, hoe en op welke dieren antimicrobiële stoffen momenteel worden gebuikt, en is van mening dat dergelijke gegevens onverwijld verzameld, geanalyseerd en openbaar gemaakt moeten worden door de Commissie;

20.  constateert dat in de EU noodvaccinatie en soms preventieve vaccinatie is toegestaan, maar dat regelgeving de internationale afzet van producten van gevaccineerde dieren nog altijd belemmert; constateert dat deze beperkingen onvoldoende rekening houden met voortschrijdende vaccintechnologie en diagnostiek; verzoekt de Commissie handelsbeperkende maatregelen die het gebruik van vaccinatie nodeloos beperken waar mogelijk op te heffen;

21.  verzoekt de Commissie voldoende aandacht te besteden aan de risico's voor de volksgezondheid die wilde dieren met zich mee brengen; is van mening dat een groot aantal van de opkomende infectieziekten zoönoses zijn (die overgedragen worden onder wilde dieren, huisdieren en mensen) en erkent dat de handel in wilde dieren en veranderingen in bodemgebruik en landbeheer kunnen leiden tot nieuwe of andere interacties tussen de mens, huisdieren en wilde dieren die de overdracht van ziektes kunnen bevorderen; benadrukt het belang van samenhang tussen dierengezondheid, dierenwelzijn en het handelsbeleid;

22.  vraagt de Commissie tegen 2015 een rapport uit te brengen over de staat van de gezondheid van wilde dieren en het risico van besmetting van huisdieren en mensen;

23.  vraagt de Commissie de regels inzake dierenwelzijn actief en voortdurend te verbeteren in het kader van Verordening (EG) nr. 338/97 van de Raad over de handel in wilde dieren (als gewijzigd)(18) ;

24.  wijst erop dat de honden- en kattenpopulatie in de EU op zo'n honderd miljoen dieren geraamd wordt en dat er geen EU-wetgeving bestaat inzake het welzijn van gezelschapsdieren;

25.  vraagt dat een verslag over zwerfdieren met aanbevelingen voor concrete en duurzame oplossingen voor de lidstaten en een beoordeling van een gecoördineerd systeem voor de registratie en elektronische identificatie van gezelschapsdieren aan de lijst met acties wordt toegevoegd;

26.  wijst erop dat verplichte identificatie van katten en honden, uitsluitend in combinatie met een doelmatig en betrouwbaar registratiesysteem, resulteert in traceerbaarheid en van essentieel belang is voor een succesvol beheer van de gezondheid en het welzijn van dieren, doordat er een bijdrage mee wordt geleverd aan het bevorderen van verantwoordelijk eigenaarschap en de bescherming van de volksgezondheid;

27.  verzoekt de Europese Unie en de lidstaten de Europese overeenkomst inzake de bescherming van kleine huisdieren te ratificeren en de bepalingen ervan om te zetten in nationaal recht;

28.  verzoekt de lidstaten alomvattende strategieën voor het beheer van de hondenpopulatie aan te nemen, waaronder maatregelen als toezicht op honden en wetten tegen mishandeling, steun voor veterinaire procedures – waaronder vaccinatie tegen rabiës en zo nodig sterilisatie – om het aantal ongewenste honden te beheersen, en het bevorderen van verantwoordelijk huisdiereigenaarschap, overeenkomstig het verzoek in zijn verklaring van 13 oktober 2011,

29.  dringt er bij de Commissie op aan om in haar 2014-studie over het welzijn van katten en honden die voor commerciële doeleinden worden gebruikt, concrete oplossingen voor te stellen die moeten voorkomen dat katten en honden worden gefokt en verhandeld op een manier die hun welzijn hoogstwaarschijnlijk niet ten goede komt;

Handhaving eerst

30.  is het met de Commissie eens dat er vandaag nog steeds tekortkomingen in verband met de naleving van voorschriften inzake dierenwelzijn bestaan, ook al is er op verschillende terreinen vooruitgang geboekt; herinnert de Commissie eraan dat de huidige wetgeving inzake dierenwelzijn voor een groot deel al toereikend is, maar in alle lidstaten nog niet voldoende wordt toegepast; verzoekt de Commissie en de lidstaten erop toe te zien dat de wetgeving inzake dierenwelzijn in alle lidstaten wordt nageleefd;

31.  betreurt dat Richtlijn 1999/22/EG van de Raad betreffende het behoud van wilde flora en fauna in dierentuinen , zeven jaar na de volledige toepassing ervan nog steeds niet helemaal ten uitvoer is gelegd in alle lidstaten; herinnert eraan dat de omstandigheden en het welzijn van dieren die in dierentuinen worden gehouden specifiek worden vermeld in deze richtlijn en ten uitvoer gelegd moeten worden.

32.  is ingenomen met de voorkeurscode van goede praktijken voor dierentuinen van de Commissie en verzoekt de Commissie om hierin begeleiding in de vorm van beste praktijken inzake het houden van dieren of wilde soorten in gevangenschap op te nemen.

33.  noemt als gebied waar betere handhaving nodig is het dierentransport, dat weliswaar een kortstondig moment uitmaakt in het hele leven van een dier maar toch verbetering behoeft gezien de wetenschappelijke gegevens die de EFSA overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1/2005(19); van de Raad heeft verzameld

34.  benadrukt dat het gehele corpus van de bestaande wetgeving inzake dierenwelzijn in alle EU-lidstaten volledig moet worden uitgevoerd en gehandhaafd. is evenwel van mening dat niet-naleving geen beletsel mag zijn voor nieuwe wetgeving op gebieden waar de wetgeving moet worden bijgewerkt in het licht van nieuwe wetenschappelijke inzichten of in geval van leemten;

35.  herinnert eraan dat er sprake is van onevenwichtigheden in de voedselketen, die nadelig werken voor de primaire producenten, en dat deze situatie de investeringen in dierenwelzijn op het niveau van landbouwbedrijven beperkt;

36.  wijst nadrukkelijk op de kosten die producenten moeten betalen en de mogelijke daling van het concurrentievermogen tengevolge van de aanneming van nieuwe en veranderde normen inzake dierenwelzijn; merkt op dat het vaak voorkomt dat deze kosten niet terug te zien zijn in de prijzen die landbouwers krijgen;

37.  is ingenomen met het voorstel om consumenten beter te informeren over de bestaande EU-regels inzake dierenwelzijn; verzoekt de Commissie om landbouwers doeltreffender te betrekken bij onderzoeksprojecten en -campagnes; onderstreept de noodzaak om consumenten meer bewust te maken van de bijkomende kosten die veroorzaakt worden door een beter dierenwelzijn en om deze kosten gelijkwaardig over de voedselketen te verspreiden;

38.  dringt er bij de Commissie op aan om, daar waar er sprake is van duidelijk wetenschappelijk bewijs dat problemen op gebied van dierenwelzijn en het vervoer van dieren aantoont, beleidsinstrumenten aan te passen of nieuwe beleidsinstrumenten in te voeren om die problemen op te lossen, met inachtneming van een betere verdeling van de kosten van dierenwelzijn over de voedselketen; denkt bij dergelijke instrumenten aan bijvoorbeeld soortspecifieke wetgeving en resultaatgerichte dierenwelzijnsindicatoren, en criteria die verband houden met een risicobeoordelingssysteem, zoals ook op het gebied van voedselveiligheid worden toegepast;

39.  benadrukt dat in samenwerking met alle belanghebbenden moet worden gewerkt aan terdege onderbouwde „juridische mijlpalen” voor de overgangsperiode in toekomstige wetgeving rond dierenwelzijn;

40.  verzoekt om de opzet van een nieuw omvattend systeem voor vroegtijdig ingrijpen om naleving te garanderen; onderstreept dat de lidstaten die moeite hebben met het halen van de omzettingstermijn vroegtijdig moeten worden gesignaleerd dankzij een nieuwe procedure die nauwe samenwerking met de Commissie vereist; bepleit dat er forums voor beste praktijken worden opgezet om de Commissie, de lidstaten en de desbetreffende belanghebbenden in staat te stellen informatie uit te wisselen over de beste manier om deze termijnen te halen, dat de lidstaten een plan voor de tenuitvoerlegging uitwerken, met mijlpalen en doelstellingen waarmee in stappen naar de tijdslimiet wordt toegewerkt, en dat een studie wordt opgezet om de mogelijkheden aan te wijzen waardoor de Europese autoriteiten de volle naleving van de dierenwelzijnswetgeving kunnen helpen verzekeren;

41.  benadrukt dat de Commissie, en in het bijzonder het Voedsel- en Veterinair Bureau, extra middelen moet krijgen – al naar gelang de EU-begrotingsaanbevelingen en –bevoegdheden - om door de lidstaten uitgevoerde dierenwelzijnsinspecties adequaat te kunnen controleren, wat voor een deel met onaangekondigde controles zou moeten gebeuren, en inbreuken aan te pakken; verzoekt de lidstaten ervoor te zorgen dat er voldoende goed opgeleide dierenwelzijnsinspecteurs zijn, met geharmoniseerde prestatiemetingen om consistente controles in alle lidstaten te garanderen en om te overwegen meer verantwoordelijkheid en zeggenschap te geven aan producentenorganisaties;

42.  verzoekt de EU-lidstaten erop toe te zien dat overtredingen van de Europese regels inzake dierenwelzijn doeltreffend en evenredig bestraft worden en dat elke sanctie vergezeld gaat van uitgebreide informatie van en begeleiding door de bevoegde autoriteiten, alsmede van passende corrigerende maatregelen;

43.  wijst op het feit dat het Europees Parlement zich heeft uitgesproken tegen het gebruik van gecontracteerde private keuringsassistenten in slachthuizen voor de sector van rood vlees; is van oordeel dat hygiëne-inspecties in deze sector door onafhankelijke vleeskeurders zouden moeten worden uitgevoerd;

44.  neemt nota van de uiterste termijn van maart 2013 na afloop waarvan de verkoop van nieuwe, op dieren geteste cosmetica niet meer is toegestaan; staat achter deze termijn en verzoekt de Commissie die niet te verlengen;

45.  wijst op de plicht van de Commissie om, als er gegronde reden tot bezorgdheid bestaat, controles te verrichten op de nationale inspecties, om de naleving te verifiëren van Richtlijn 2010/63/EU over dierproeven;

46.  roept de Commissie op onderzoek naar testmethoden waarbij minder proefdieren nodig zijn te blijven stimuleren en daar waar mogelijk de toepassing ervan te bevorderen; roept in dat kader de Commissie op om de „extended one” test in de zin van REACH te erkennen en te hanteren;

47.  roept de Commissie en de lidstaten op ervoor te zorgen dat het onderzoeksprogramma Horizon 2020 in voldoende mogelijkheden voorziet voor onderzoek op het gebied van biodiversiteitsbehoud, handel in wilde dieren, de ontwikkeling en validering van niet-dierlijke alternatieven en de gevolgen van opkomende technologieën;

48.  verzoekt de Commissie om dierenwelzijn op te nemen als doelstelling voor het toekomstige zevende milieuactieprogramma, en er in het bijzonder voor te zorgen dat deze strategieën en maatregelen omvat die erop gericht zijn het gebruik van dieren voor onderzoek te beperken;

49.  wijst op de bezorgdheid bij de Europese burgers, die blijkt uit hun verzoekschriften aan het Parlement, over het misbruik van de uitzonderingen voor onverdoofd slachten in de EU; maakt zich vooral zorgen over het feit dat in sommige lidstaten in hoge mate misbruik wordt gemaakt van de huidige uitzondering rond onverdoofd slachten, wat nadelig is voor het dierenwelzijn, de landbouwers en de consumenten; zet de Commissie ertoe aan haar evaluatie van de etikettering van vlees afkomstig van dieren die zonder verdoving werden geslacht te versnellen en haar verslag voor 2013 uit te brengen, volgende op haar toezegging om deze evaluatie in 2011 uit te voeren; benadrukt dat de kwestie van consumenten die niet te weten komen of het vlees dat zij kopen al dan niet afkomstig is van dieren die zonder verdoving werden geslacht een kwestie is van groot algemeen belang om redenen van transparantie en dierenleed; onderstreept echter dat etikettering geen alternatief is voor goede handhaving, aangezien etiketten de consument enkel wegwijs kunnen maken als de verstrekte informatie gecontroleerd en correct is;

50.  wijst op de noodzaak om doeltreffendere beschermingsmaatregelen in te stellen voor dieren die voor de slacht vanuit de EU naar derde landen worden uitgevoerd;

51.  is van mening dat de dierenwelzijnswetgeving van de EU vergezeld moet gaan van geharmoniseerde richtsnoeren die moeten zorgen voor een uniforme toepassing en uitvoering van de wetgeving voor kwesties als bijvoorbeeld geschiktheid om te worden vervoerd en watervoorziening voor en tijdens het vervoer, bij tussenstops en op de bestemming;

52.  erkent dat alle ernstige tekortkomingen in de tenuitvoerlegging vaak te wijten zijn aan wettelijke bepalingen die niet in de praktijk kunnen worden gebracht;

53.  wijst erop dat Europese burgers regelmatig verzoekschriften indienen bij het Parlement over het feit dat lidstaten er niet in slagen de bepalingen van Verordening (EG) nr. 882/2004 te handhaven;

54.  herinnert de Commissie en de lidstaten aan hun verplichting om vergelijkbare dierenwelzijnsinformatie te verstrekken, zoals vastgelegd in Verordening (EG) nr. 882/2004; verzoekt de Commissie effectieve maatregelen te nemen in het geval van niet-naleving;

55.  verzoekt alle grote Europese detailhandelaren zich middels een gezamenlijke publieke verklaring te verplichten uitsluitend producten te verkopen die in overeenstemming zijn met of verder gaan dan de normen in de Europese wetgeving inzake dierenwelzijn;

Communicatie en onderwijs

56.  benadrukt dat het belangrijk is dat informatie en onderwijs worden aangepast en op regionaal en lokaal niveau beschikbaar worden gemaakt, bijvoorbeeld door middel van regionale werkgroepen en het gebruik van moderne technieken, en dat informatie over nieuwe wetgeving en wetenschappelijke vorderingen alle dierenverzorgers bereikt; herinnert aan de rol die een door de EU gecoördineerd netwerk van dierenwelzijnscentra op dit vlak zou kunnen vervullen;

57.  is van mening dat het Europees netwerk van referentiecentra de lidstaten en andere belanghebbenden passende, hoogwaardige, professionele en consistente ondersteuning moet bieden met betrekking tot beste praktijken op het gebied van dierenwelzijn;

58.  verzoekt de Commissie bestaande richtsnoeren inzake dierenwelzijn en andere vrijwillige initiatieven te promoten door een webportaal op te zetten waarop dergelijke documenten na goedkeuring kunnen worden verzameld en verspreid;

59.  verzoekt de lidstaten beter gebruik te maken van de bepalingen rond grensoverschrijdende overdracht van kennis over dierenwelzijn, fokmethodes en ziektebestrijding, in het kader van de door de EU gefinancierde programma's voor regionale en plattelandsontwikkeling;

60.  is van mening dat eisen inzake dierenwelzijn verplicht moeten worden gesteld in toekomstige programma's voor plattelandsontwikkeling; is voorts van mening dat de Europese meerwaarde van een goed dierenwelzijn terug te zien moet zijn in het percentage voor medefinanciering;

Kaderwet

61.  is ingenomen met de opname in de strategie van een Europese kaderwet voor dierenwelzijn, zoals het Parlement had voorgesteld, en verzoekt de Commissie haar voorstel in te dienen samen met de voor 2013 voorziene herziening van Richtlijn 98/58/EG van de Raad van 20 juli 1998 inzake de bescherming van voor landbouwdoeleinden gehouden dieren(20); is van mening dat een dergelijke kaderwet duidelijk geschreven moet zijn, moet worden voorbereid na raadpleging van alle belanghebbenden, gericht moet zijn op zowel input als output en een beter dierenwelzijn moet opleveren;

62.  wijst erop dat een dergelijke kaderwet ingezet moet kunnen worden voor het vereenvoudigen en stroomlijnen van bestaande wetgeving inzake dierenwelzijn; merkt op dat het voornaamste doel van de kaderwet is om tot een betere naleving van de bestaande wetgeving inzake dierenwelzijn te komen;

63.  herinnert eraan dat producenten overbelast worden met administratieve vereisten en dat, in de voortdurende zoektocht naar administratieve vereenvoudiging, deze Europese kaderwetgeving deze last niet verder mag vergroten;

64.  herinnert eraan dat het Parlement van oordeel is dat deze kaderwet op gevalideerde wetenschappelijke inzichten en beproefde ervaring moet berusten, en alle huisdieren en verlaten dieren moet omvatten, evenals zwerfdieren van gedomesticeerde soorten; herinnert eraan dat het Parlement voor de dieren die zijn bestemd voor de voedselproductie gevraagd heeft het „Animal Welfare Quality Project” verder te ontwikkelen met het oog op vereenvoudiging en praktische toepassing ervan;

65.  is van mening dat een kaderwet die nauw samenhangt met de definities en aanbevelingen van de OIE, de concurrentiekracht van houders en eigenaars van dieren en vee in de EU op de internationale markt zou versterken en daarnaast voor eerlijke concurrentie op de interne markt zou zorgen;

66.  is van mening dat de Europese kaderwet voor dierenwelzijn een gemeenschappelijk basisniveau voor dierenwelzijn in de Europese Unie tot stand moet brengen als een essentiële voorwaarde voor vrije en eerlijke mededinging op de interne markt, zowel voor nationale producten als voor producten die worden ingevoerd uit derde landen; is niettemin van mening dat de lidstaten en regio's in staat moeten zijn om individuele producenten of groepen van producenten toe te staan vrijwillige systemen met diepgaandere gevolgen op te zetten, waarbij concurrentieverstoring wordt voorkomen en de concurrentiepositie van Europa op internationale markten wordt beschermd;

67.  herinnert aan het standpunt van het Parlement dat deze kaderwet de producenten niet mag beletten vrijwillige systemen in te voeren die verder gaan dan de EU-regels, en dat dergelijke systemen ook een wetenschappelijke basis dienen te hebben en bevorderd kunnen worden door gecertificeerde en cohesieve etiketten; verzoekt de Commissie voort te bouwen op haar mededeling COM(2009)0584 door een studie te overleggen, al naar het geval vergezeld van wetgevingsvoorstellen, over etiketteringsregelingen in alle EU-landen voor vlees- en zuivelproducten om consumenten te informeren over de gebruikte veehouderijmethode en de gevolgen daarvan voor het welzijn van de dieren, voor optimaal effectieve en consistente transparantie en communicatie naar consumenten;

68.  is van oordeel dat de Europese kaderwet dierenwelzijn het volgende moet omvatten:

o
o   o

   a) een gemeenschappelijke op de OIE gebaseerde definitie en interpretatie van dierenwelzijn, en algemene wetenschappelijk onderbouwde doelstellingen,
   b) het beginsel van zorgplicht voor alle eigenaars en houders van dieren, waarbij zwerfdieren in de eerste plaats onder verantwoordelijkheid vallen van de eigenaar en uiteindelijk van de autoriteiten van de lidstaten, gezien de risico's voor de volksgezondheid en openbare veiligheid,
   c) bewustmakingsinstrumenten en richtsnoeren voor personeelsleden van overheidsinstanties, over de wijze waarop zij bij de uitoefening van hun functie problemen met dierenwelzijn kunnen signaleren,
   d) indien nodig een bekwaamheidsvereiste, met erkenning van kennis en vaardigheden die al zijn opgedaan middels praktijkervaring of een theoretische opleiding, voor alle personen die bij de uitoefening van hun beroep met dieren in contact komen, met toereikende opleidingsvereisten voor specifieke verantwoordelijkheden inzake dierenwelzijn,
   e) een verplichting voor de lidstaten om de Commissie om de twee jaar een verslag over de tenuitvoerlegging van de dierenwelzijnswetgeving van de EU te bezorgen, inclusief een routekaart voor de daaropvolgende twee jaar, en de verplichting voor de Commissie om die verslagen, vergezeld van een samenvatting, onverwijld te publiceren,
   f) effectieve en tijdige maatregelen tegen lidstaten die geen verslagen indienen of hun verplichting om controles en inspecties uit te voeren niet nakomen,
   g) de oprichting van een gecoördineerd Europees netwerk voor dierenwelzijn, gebaseerd op de ervaringen van het proefproject X/2012, dat informatie- en opleidingscampagnes zal ondersteunen, vereisten inzake dierenwelzijn op basis van de meest recente en onderling getoetste wetenschappelijke kennis zal evalueren, en een EU-systeem voor het uittesten van nieuwe technologieën zal coördineren, naar het voorbeeld van de bestaande programma's die door de Commissie en haar agentschappen en comitées worden gestimuleerd,
   h) een structuur voor wetenschappelijk onderbouwde sectorspecifieke wetgevende en niet-wetgevende maatregelen,
   i) een herzieningsclausule zodat de kaderwet regelmatig aan nieuwe wetenschappelijke ontwikkelingen kan worden aangepast, onder respectering van de nodige rechtszekerheid en met mederekening van de economische levensduur van de investering;

69.  verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad en de Commissie.

(1) PB C 308 E van 16.12.2006, blz. 170.
(2) PB C 279 E van 19.11.2009, blz. 89.
(3) PB C 212 E van 5.8.2010, blz. 326.
(4) PB C 81 E van 15.3.2011, blz. 25.
(5) Aangenomen teksten P7_TA(2011)0238.
(6) Aangenomen teksten P7_TA(2011)0083.
(7) Aangenomen teksten P7_TA(2012)0096.
(8) Aangenomen teksten P7_TA(2011)0444.
(9) EFSA Journal 2011; 9(1)1966.
(10) EFSA Journal 2012; 10(1):2513.
(11) Gezondheidscode voor landdieren (Terrestrial Animal Health Code) van de OIE, artikel 7.1.1. (2011). http://www.oie.int/index.php?id=169&L=0&htmfile=chapitre_1.7.1.htm.
(12) www.welfarequality.net/everyone/43395/7/0/22.
(13) PB L 323 van 17.11.1978, blz. 12.
(14) ETS 125 – Bescherming van gezelschapsdieren, 13.XI.1987.
(15) PB L 165 van 30.4.2004, blz. 1.
(16) PB L 94 van 9.4.1999, blz. 24.
(17) PB L 276 van 20.10.2010, blz. 33.
(18) PB L 61 van 3.3.1997, blz. 1.
(19) PB L 3 van 5.1.2005, blz. 1.
(20) PB L 221 van 8.8.1998, blz. 23.

Juridische mededeling - Privacybeleid