Index 
 Vorige 
 Volgende 
 Volledige tekst 
Procedure : 2013/0253(COD)
Stadium plenaire behandeling
Documentencyclus : A7-0478/2013

Ingediende teksten :

A7-0478/2013

Debatten :

PV 04/02/2014 - 13
CRE 04/02/2014 - 13
PV 06/02/2014 - 7
CRE 06/02/2014 - 7

Stemmingen :

PV 06/02/2014 - 9.1
CRE 06/02/2014 - 9.1
Stemverklaringen
PV 15/04/2014 - 8.1
CRE 15/04/2014 - 8.1
Stemverklaringen

Aangenomen teksten :

P7_TA(2014)0095
P7_TA(2014)0341

Aangenomen teksten
PDF 717kWORD 120k
Donderdag 6 februari 2014 - Straatsburg
Afwikkeling van kredietinstellingen en bepaalde beleggingsondernemingen in het kader van een gemeenschappelijk afwikkelingsmechanisme en een gemeenschappelijk bankenafwikkelingsfonds ***I
P7_TA(2014)0095A7-0478/2013
Tekst
 Geconsolideerde tekst

Amendementen van het Europees Parlement aangenomen op 6 februari 2014 op het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van eenvormige regels en een eenvormige procedure voor de afwikkeling van kredietinstellingen en bepaalde beleggingsondernemingen in het kader van een gemeenschappelijk afwikkelingsmechanisme en een gemeenschappelijk bankenafwikkelingsfonds en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 1093/2010 van het Europees Parlement en de Raad (COM(2013)0520 – C7-0223/2013 – 2013/0253(COD))(1)
(Gewone wetgevingsprocedure: eerste lezing)

(1) De zaak werd dan terugverwezen naar de Commissie uit hoofde van artikel 57, lid 2, tweede alinea, van het Reglement (A7-0478/2013).


Amendement 1
AMENDEMENTEN VAN HET EUROPEES PARLEMENT(1)
op het voorstel van de Commissie
---------------------------------------------------------
VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD
tot vaststelling van eenvormige regels en een eenvormige procedure voor de afwikkeling van kredietinstellingen en bepaalde beleggingsondernemingen in het kader van een gemeenschappelijk afwikkelingsmechanisme en een gemeenschappelijk bankenafwikkelingsfonds en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 1093/2010 van het Europees Parlement en de Raad

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 114,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,

Gezien het advies van de Europese Centrale Bank(2),

Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité(3),

Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure(4),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)  Om het economisch herstel in de Unie te bevorderen, is het van essentieel belang dat de interne markt voor bankdiensten beter is geïntegreerd. Met de huidige financiële en economische crisis is echter gebleken dat de werking van de interne markt ter zake wordt bedreigd en dat er een toenemende kans op financiële versnippering bestaat. De interbancaire markten zijn minder liquide geworden en de grensoverschrijdende activiteiten van banken nemen af door de vrees voor besmetting en door een gebrek aan vertrouwen in andere nationale bankstelsels en in het vermogen van de lidstaten om de banken te steunen. Dit vormt een echte bron van zorg in een interne markt waarin bankinstellingen kunnen beschikken over een Europees paspoort en voor het merendeel in verschillende lidstaten opereren.

(2)  Door verschillen in nationale afwikkelingsvoorschriften tussen de diverse lidstaten en in de overeenkomstige administratieve praktijken en door het ontbreken van een gezamenlijk besluitvormingsproces op Unieniveau voor de afwikkeling van grensoverschrijdende banken worden dit gebrek aan vertrouwen en de marktinstabiliteit in de hand gewerkt omdat over de mogelijke afloop van het failleren van een bank geen zekerheid bestaat en deze afloop evenmin voorspelbaar is. Afwikkelingsbesluiten die alleen op nationaal niveau en uit hoofde van niet-geharmoniseerde rechtskaders worden genomen, kunnen tot mededingingsverstoringen en uiteindelijk tot een ondermijning van de interne markt leiden.

(3)  Met name hebben de uiteenlopende praktijken van de lidstaten ten aanzien van de behandeling van crediteuren van banken in afwikkeling en ten aanzien van de bail-out van faillerende banken gevolgen voor de perceptie van het kredietrisico, de financiële soliditeit en de solvabiliteit van hun banken. Daardoor wordt het vertrouwen van het publiek in de bankensector ondermijnd en worden de uitoefening van de vrijheid van vestiging en het vrij verrichten van diensten op de interne markt belemmerd aangezien de financieringskosten zonder dergelijke verschillen in nationale praktijken lager zouden uitvallen.

(4)  De verschillen in nationale afwikkelingsvoorschriften tussen de diverse lidstaten en in overeenkomstige administratieve praktijken kunnen ertoe leiden dat banken en cliënten alleen om reden van hun plaats van vestiging en ongeacht hun echte kredietwaardigheid hogere leenkosten hebben. Voorts worden cliënten van banken in sommige lidstaten ongeacht hun kredietwaardigheid met hogere leentarieven geconfronteerd dan cliënten van banken in andere lidstaten.

(4 bis)  Het onvermogen van bepaalde lidstaten zich te voorzien van goed functionerende instellingen rond de afwikkeling van banken heeft de afgelopen jaren de schade van de bankcrisis alleen maar verder verergerd.

(4 ter)  Nationale autoriteiten hebben vaak eerder de neiging om een bank met overheidsgeld te redden dan tot afwikkeling van die bank over te gaan, en daarom is een gemeenschappelijk afwikkelingsmechanisme (GAM) zo essentieel om een gelijk speelveld te verkrijgen en vanuit een neutralere benadering te kunnen beslissen of een bank moet worden afgewikkeld.

(5)  Zolang de afwikkelingsvoorschriften en -praktijken en de benaderingen voor de lastendeling nationaal blijven en de voor de financiering van een afwikkeling benodigde financiële middelen op nationaal niveau worden aangetrokken en uitgegeven, blijft de interne markt versnipperd. Bovendien hebben nationale toezichthouders een sterke neiging om de mogelijke gevolgen van een bankencrisis voor hun nationale economie zoveel mogelijk te beperken middels de vaststelling van unilaterale maatregelen om de bedrijfsactiviteiten van banken af te schermen door bijvoorbeeld overdrachten en leningen binnen een groep aan banden te leggen of door op hun grondgebied gevestigde dochternemingen van potentieel faillerende moederondernemingen hogere liquiditeits- en kapitaalvereisten op te leggen. Nationale en litigieuze kwesties tussen herkomst- en ontvangstlanden doen wezenlijk af aan de efficiëntie van grensoverschrijdende afwikkelingsprocessen. Daardoor worden de grensoverschrijdende activiteiten van banken ingeperkt, ontstaan belemmeringen voor de uitoefening van fundamentele vrijheden en wordt de mededinging op de interne markt verstoord.

(6)  Richtlijn [BRRD] van het Europees Parlement en de Raad (5) is een beslissende stap naar harmonisatie van de nationale regelgeving inzake de afwikkeling van banken ▐ en heeft in samenwerking tussen de afwikkelingsautoriteiten bij de aanpak van het failleren van grensoverschrijdende banken voorzien. Niettemin is de harmonisatie van Richtlijn [BRRD] niet absoluut en is het besluitvormingsproces niet gecentraliseerd. Richtlijn [BRRD] biedt de nationale autoriteiten van elke lidstaat hoofdzakelijk dezelfde afwikkelingsinstrumenten en -bevoegdheden, maar laat hen enigermate vrij in de toepassing van de instrumenten en in het gebruik van nationale financieringsregelingen ter ondersteuning van de afwikkelingsprocedures. Ondanks de regulerende en bemiddelende taak die aan de bij Verordening (EU) nr. 1093/2010 van het Europees Parlement en de Raad (6),opgerichte Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Bankautoriteit, 'EBA') is toebedeeld, wordt met Richtlijn BRRD▐ niet geheel voorkomen dat de lidstaten ten aanzien van de afwikkeling van grensoverschrijdende groepen afzonderlijke en potentieel inconsistente besluiten nemen die een nadelige uitwerking op de totale afwikkelingskosten kunnen hebben. Omdat de richtlijn voorts in nationale financieringsregelingen voorziet, neemt de afhankelijkheid van banken van steun uit de nationale begroting niet voldoende af en wordt niet geheel voorkomen dat de benadering ten aanzien van het gebruik van de financieringsregelingen van lidstaat tot lidstaat uiteenloopt.

(7)  Voor de voltooiing van de interne markt voor financiële diensten is het van essentieel belang om voor doeltreffende eenvormige afwikkelingsbesluiten voor faillerende banken in de Unie en voor het gebruik van op Unieniveau aangetrokken financiering te zorgen. Op de interne markt kan het failleren van een bank in één lidstaat de stabiliteit van de financiële markten in de gehele Unie aantasten. Doeltreffende en eenvormige afwikkelingsvoorschriften, alsmede gelijke voorwaarden voor de financiering van afwikkelingen in alle lidstaten zijn als middel om de mededinging in stand te houden en de werking van de interne markt te verbeteren, niet alleen van belang voor de lidstaten waarin de banken opereren, maar meer in het algemeen voor alle lidstaten. De bankstelsels op de interne markt zijn sterk met elkaar verweven, bankgroepen zijn internationaal en banken hebben een hoog percentage aan buitenlandse activa in bezit. Zonder een gemeenschappelijk afwikkelingsmechanisme zou een bankencrisis in lidstaten die aan het gemeenschappelijk toezichtsmechanisme (GTM) deelnemen, ook in de niet-deelnemende lidstaten sterkere negatieve systeemeffecten sorteren. Een gemeenschappelijk afwikkelingsmechanisme zal de stabiliteit van de banken in de deelnemende lidstaten vergroten en het overslaan van een crisis naar niet-deelnemende lidstaten voorkomen, zodat het de werking van de gehele interne markt zal verbeteren. Het mechanisme voor samenwerking met betrekking tot zowel in deelnemende als in niet-deelnemende lidstaten gevestigde instellingen moet duidelijk zijn en het is belangrijk erop toe te zien dat niet-deelnemende lidstaten niet worden gediscrimineerd.

(7 bis)  Om het vertrouwen in de banksector en de geloofwaardigheid daarvan weer te herstellen, onderwerpt de Europese Centrale Bank (ECB) de balans van alle onder rechtstreeks toezicht vallende banken aan een uitgebreid onderzoek. Voor wat de banken in de deelnemende lidstaten die niet rechtstreeks onder het toezicht van de ECB vallen betreft, dienen de bevoegde autoriteiten in samenwerking met de ECB een soortgelijk balansonderzoek uit te voeren dat evenredig is aan de omvang en het bedrijfsmodel van de banken in kwestie. Ook dit draagt bij aan het herstel van de geloofwaardigheid en zorgt ervoor dat alle banken onder de loep worden genomen.

(7 ter)  Met het oog op een gelijk speelveld binnen de interne markt als geheel, moet elk kader voor herstel en afwikkeling van banken binnen de Unie berusten op de Richtlijn bankherstel en –afwikkeling (hierna: Richtlijn [BRRD]) en op de krachtens deze richtlijn uitgevaardigde gedelegeerde handelingen. De Commissie en de afwikkelingsraad moeten bij de uitvoering van hun taken uit hoofde van deze verordening handelen overeenkomstig de vereisten van die richtlijn en die gedelegeerde handelingen. In die richtlijn moeten de planning van herstel- en afwikkelingsmaatregelen, vroegtijdige interventie, de voorwaarden en beginselen voor afwikkeling, alsook de toepassing van de afwikkelingsinstrumenten door het GAM, nader worden geregeld. Het belangrijkste doel van deze verordening is een zodanige regeling te treffen dat het GAM die richtlijn kan uitvoeren en over de daarvoor benodigde financiële middelen kan beschikken. De Commissie en de afwikkelingsraad blijven daarbij gebonden aan alle andere hier terzake doende Uniewetgeving, ook aan de bindende technische regulerings- en uitvoeringsnormen die door de EBA zijn uitgewerkt en door de Commissie zijn overgenomen conform de artikelen 10 tot en met 15 van Verordening (EU) nr. 1093/2010. De afwikkelingsraad is tevens gebonden aan de richtsnoeren en aanbevelingen die de EBA in verband met richtlijn [BRRD] uitbrengt overeenkomstig artikel 16 van die verordening, en in voorkomend geval aan de besluiten van de EBA in het kader van bindende bemiddeling overeenkomstig artikel 19, lid 3, van Verordening (EU) 1093/2010.

(8)  Na de instelling van het GTM bij Verordening (EU) nr. 1024/2013 van de Raad(7), waarbij de banken in de deelnemende lidstaten onder centraal toezicht van de Europese Centrale Bank (ECB) komen te staan, is er sprake van een incongruentie tussen het Unietoezicht op dergelijke banken enerzijds en de nationale behandeling van deze banken in de afwikkelingsprocedures krachtens Richtlijn [BRRD] anderzijds.

(8 bis)  Verordening (EU) nr. 1024/2013 voorziet in de mogelijkheid dat een deelnemende lidstaat die geen lid is van de eurozone zijn nauwe samenwerking met het GTM beëindigt. Op die manier kan de situatie ontstaan dat een lidstaat besluit het GTM te verlaten, maar tegelijkertijd een instelling op zijn grondgebied heeft die afwikkelingsfinanciering uit het GAM-fonds geniet. Deze verordening kan bij herziening, worden toegerust met bepalingen voor dergelijke situaties.

(9)  Terwijl de banken in de lidstaten die buiten het GTM blijven, op nationaal niveau profiteren van op elkaar afgestemde toezichts-, afwikkelings- en financiële achtervangregelingen, zijn de banken in de lidstaten die aan het GTM deelnemen, onderworpen aan uniale toezichtsregelingen en nationale afwikkelings- en financiële achtervangregelingen. Door deze incongruentie ontstaat een concurrentienadeel voor de banken in de lidstaten die aan het GTM deelnemen, tegenover de banken in de andere lidstaten. Omdat toezicht en afwikkeling binnen het GTM op twee verschillende niveaus plaatsvinden, zijn interventies bij en afwikkelingen van banken in de lidstaten die aan het GTM deelnemen, niet zo snel, consistent en doeltreffend als bij banken in de lidstaten die niet onder het GTM vallen. Dit heeft nadelige gevolgen voor de financieringskosten voor deze banken en schept een concurrentienadeel met schadelijke effecten voor de lidstaten waarin deze banken opereren, en voor de algehele werking van de interne markt. Daarom is een gecentraliseerd afwikkelingsmechanisme voor alle banken die opereren in de lidstaten die aan het GTM deelnemen, van essentieel belang voor de waarborging van een gelijk speelveld.

(10)  De deling van de afwikkelingsverantwoordelijkheden tussen de nationale niveaus en een uniaal niveau moet worden gelijkgetrokken met de deling van de toezichtsverantwoordelijkheden tussen deze niveaus. Zolang het toezicht in een lidstaat nationaal blijft, moet deze lidstaat ook voor de financiële gevolgen van het failleren van een bank verantwoordelijk blijven. Het gemeenschappelijk afwikkelingsmechanisme mag zich dus alleen uitstrekken tot banken en financiële instellingen die in de aan het GTM deelnemende lidstaten zijn gevestigd en die in het kader van het GTM aan het toezicht van de ECB zijn onderworpen. Banken die gevestigd zijn in de lidstaten die niet aan het GTM deelnemen, mogen niet aan het gemeenschappelijk afwikkelingsmechanisme onderworpen zijn. Indien die lidstaten namelijk ook onder het gemeenschappelijk afwikkelingsmechanisme zouden komen te vallen, zouden voor hen de verkeerde prikkels ontstaan. Met name zouden de toezichthouders in die lidstaten dan clementer kunnen worden jegens de banken in hun rechtsgebieden omdat zij het volle financiële risico van het failleren van die banken dan niet zouden hoeven te dragen. Met het oog op het parallellisme met het GTM mag het gemeenschappelijk afwikkelingsmechanisme dus alleen van toepassing zijn op de lidstaten die aan het GTM deelnemen. Zodra een lidstaat zich bij het GTM aansluit, moet hij ook automatisch aan het gemeenschappelijk afwikkelingsmechanisme worden onderworpen. Op den duur zou het gemeenschappelijk afwikkelingsmechanisme zich moeten uitstrekken tot de gehele interne markt.

(11)  Een gemeenschappelijk bankenafwikkelingsfonds (hierna het "Fonds" genoemd) is van essentieel belang; zonder het Fonds kan een gemeenschappelijk afwikkelingsmechanisme niet naar behoren werken. Uiteenlopende systemen van nationale financiering zouden de toepassing van gemeenschappelijke voorschriften voor de afwikkeling van banken op de interne markt verstoren. Als de financiering van afwikkeling op nationaal niveau blijft verlopen, zou de band tussen overheden en de bankensector niet worden verbroken en zouden investeerders hun leningsvoorwaarden blijven bepalen naar de plaats van vestiging van de banken in plaats van naar hun kredietwaardigheid. In de huidige ernstige versnippering van de financiële markten zou ook geen verandering komen. Het Fonds moet ertoe bijdragen dat een eenvormige administratieve praktijk bij de financiering van afwikkelingen gewaarborgd is en dat wordt vermeden dat, als gevolg van uiteenlopende nationale praktijken, belemmeringen voor de uitoefening van fundamentele vrijheden ontstaan of de mededinging wordt verstoord. Het Fonds moet rechtstreeks door de banken worden gefinancierd en moet op Unieniveau worden gepoold zodat de afwikkelingmiddelen op objectieve wijze aan de lidstaten worden toegewezen en daarmee de financiële stabiliteit wordt versterkt en de koppeling tussen enerzijds de gepercipieerde begrotingssituatie van de afzonderlijke lidstaten en anderzijds de financieringskosten van banken en ondernemingen die in deze lidstaten opereren, wordt verbroken. Om die koppeling nog verder te verbreken moet worden verboden dat een besluit van het GAM rechtstreeks van invloed is op de begrotingsverantwoordelijkheid van de lidstaten.

(12)  Derhalve is het noodzakelijk om maatregelen vast te stellen om voor alle lidstaten die aan het GTM deelnemen, een gemeenschappelijk afwikkelingsmechanisme te creëren, teneinde een goede en stabiele werking van de interne markt te bevorderen.

(13)  Een gecentraliseerde toepassing van de bankenafwikkelingsvoorschriften van Richtlijn [BRRD] door een gemeenschappelijke uniale afwikkelingsautoriteit in de deelnemende lidstaten is alleen mogelijk wanneer de voorschriften voor de instelling en werking van een gemeenschappelijk afwikkelingsmechanisme in de lidstaten rechtstreeks toepasselijk zijn en daarmee uiteenlopende interpretaties in de lidstaten worden voorkomen. Om ervoor te zorgen dat de afwikkelingsinstrumenten op geharmoniseerde wijze worden ingezet, dient de afwikkelingsraad samen met de Commissie een afwikkelingshandleiding op te stellen met daarin duidelijke en gedetailleerde richtsnoeren voor het gebruik van de in Richtlijn [BRRD] geregelde afwikkelingsinstrumenten. Dit zou voor de interne markt als geheel voordelen moeten opleveren omdat aldus aan de waarborging van een eerlijke mededinging wordt bijgedragen en belemmeringen voor de vrije uitoefening van fundamentele vrijheden niet alleen in de deelnemende lidstaten, maar op de gehele interne markt worden voorkomen.

(14)  Parallel aan het toepassingsgebied van Verordening (EU) nr. 1024/2013 van de Raad moet een gemeenschappelijk afwikkelingsmechanisme alle kredietinstellingen omvatten die in de deelnemende lidstaten gevestigd zijn. Om tijdens een afwikkelingsproces asymmetrieën op de interne markt bij de behandeling van faillerende instellingen en van crediteuren te vermijden, moet het binnen het kader van een gemeenschappelijk afwikkelingsmechanisme evenwel mogelijk zijn om een kredietinstelling van een deelnemende lidstaat rechtstreeks af te wikkelen. Wanneer moederondernemingen, beleggingsondernemingen en financiële instellingen onder het geconsolideerde toezicht van de ECB vallen, moeten zij ook in het toepassingsgebied van het gemeenschappelijk afwikkelingsmechanisme worden opgenomen. Hoewel de ECB op deze instellingen geen toezicht op solobasis zal uitoefenen, zal zij de enige toezichthouder zijn die een globale indruk heeft van het risico waaraan een groep en indirect de individuele leden blootstaan. Als bepaalde entiteiten die van het geconsolideerde ECB-toezicht deel uitmaken, van het toepassingsgebied van het gemeenschappelijk afwikkelingsmechanisme worden uitgesloten, wordt het onmogelijk om de afwikkeling van bankgroepen te plannen en een groepafwikkelingsstrategie vast te stellen, en zullen afwikkelingsbesluiten sterk aan doeltreffendheid inboeten.

(15)  Binnen het gemeenschappelijk afwikkelingsmechanisme moeten besluiten op het passendste niveau worden genomen. De afwikkelingsraad en met name de bestuursvergadering van deze raad moeten de bevoegdheid hebben om alle besluiten rond de afwikkelingsprocedure in de meest ruime zin voor te bereiden en te nemen, onder respectering van de rol van de Commissie zoals geregeld in het VWEU, met name de artikelen 114 en 107 daarvan.

(15 bis)  De Commissie moet de uitvoering van taken uit hoofde van deze verordening strikt gescheiden houden van haar andere taken, en zich daarbij steeds de doelstellingen en beginselen voor ogen houden zoals die in deze verordening en in Richtlijn [BRRD] zijn omschreven. Deze takenscheiding dient te worden gewaarborgd door een gescheiden organisatie.

(16)  De ECB is, als toezichthouder binnen het GTM, bij uitstek geschikt om te beoordelen of een kredietinstelling failleert of waarschijnlijk failleert en of er redelijkerwijs niet te verwachten valt dat alternatieve maatregelen van de particuliere sector of van toezichthouders het failleren ervan binnen een redelijk tijdsbestek zou voorkomen. Na de kennisgeving van de ECB en de beoordeling van de afwikkelingsvoorwaarden, moet de afwikkelingsraad, in bestuursvergadering bijeen, de Commissie een ontwerpbesluit aan de hand doen ▐ omtrent de vraag of een instelling al dan niet in afwikkeling wordt geplaatst. Dit ontwerpbesluit dient een aanbeveling te bevatten omtrent een duidelijk en gedetailleerd ▐ kader voor de afwikkelingsinstrumentenen, al naar het geval, het aanspreken van het Fonds. Binnen dit kader moet de afwikkelingsraad, in zijn bestuursvergadering, over een afwikkelingsregeling besluiten en de nationale afwikkelingsautoriteiten instructies over de afwikkelingsinstrumenten en de op nationaal niveau uit te oefenen afwikkelingsbevoegdheden geven. De leden van de afwikkelingsraad moeten bij het nemen van besluiten naar consensus streven zonder dat daardoor de besluitvorming binnen de raad aan effectiviteit inboet.

(17)  De afwikkelingsraad moet de bevoegdheid krijgen om met name besluiten op het gebied van de afwikkelingsplanning, de beoordeling van de afwikkelbaarheid, het wegnemen van belemmeringen voor de afwikkelbaarheid, en de voorbereiding van afwikkelingsmaatregelen te nemen. De nationale afwikkelingsautoriteiten moeten de afwikkelingsraad in de afwikkelingsplanning en in de voorbereiding van afwikkelingsbesluiten bijstaan. Daarnaast moeten zij voor de uitvoering van de afwikkelingsbesluiten verantwoordelijk zijn aangezien in het kader van de uitoefening van afwikkelingsbevoegdheden nationaal recht moet worden toegepast.

(18)  Voor een goede werking van de interne markt is het van belang dat voor alle afwikkelingsmaatregelen dezelfde voorschriften gelden, ongeacht of deze door nationale afwikkelingsautoriteiten in het kader van Richtlijn [BRRD] of in het kader van het gemeenschappelijk afwikkelingsmechanisme worden genomen. De Commissie beoordeelt deze maatregelen in het kader van artikel 107, [...]VWEU. Wanneer er bij het gebruik van afwikkelingsfinancieringsregelingen geen sprake is van staatssteun in de zin van artikel 107, lid 1, [...] VWEU moet de Commissie die maatregelen mutatis mutandis aan artikel 107 [...] VWEU toetsen, teneinde een gelijk speelveld op de interne markt te waarborgen. Indien een kennisgeving in het kader van artikel 108 VWEU niet noodzakelijk is omdat met het door de bestuursvergadering van de afwikkelingsraad voorgestelde beroep op het Fonds geen staatssteun in de zin van artikel 107 VWEU is gemoeid, moet de Commissie bij de beoordeling van het voorgestelde beroep op het Fonds de desbetreffende staatssteunregelgeving in het kader van artikel 107 [...] VWEU mutatis mutandis toepassen, teneinde de integriteit van de interne markt voor de deelnemende en niet-deelnemende lidstaten te waarborgen. De afwikkelingsraad mag geen besluit over een afwikkelingsregeling nemen voordat de Commissie bij overeenkomstige toepassing van de staatssteunregelgeving ervoor heeft gezorgd dat bij het beroep op het Fonds dezelfde voorschriften worden gevolgd als bij interventies middels nationale financieringsregelingen.

(19)  Om een snel en doeltreffend besluitvormingsproces bij de afwikkeling te waarborgen, moet de afwikkelingsraad een specifiek Unieagentschap met een op zijn specifieke taken toegesneden specifieke structuur zijn die afwijkt van het model van alle overige agentschappen van de Unie. De samenstelling ervan moet waarborgen dat alle betrokken belangen in de afwikkelingsprocedures naar behoren tegen elkaar worden afgewogen. De afwikkelingsraad moet in plenaire en in bestuursvergaderingen werken. In de bestuursvergadering moet hij bestaan uit een uitvoerend directeur, een plaatsvervangend uitvoerend directeur en door de Commissie en de ECB benoemde leden, die onafhankelijk en objectief te werk moeten gaan, in het belang van de Unie als geheel. Gelet op de taken van de afwikkelingsraad moeten de uitvoerend directeur en de plaatsvervangend uitvoerend directeur worden benoemdop basis van verdienste, vaardigheden, kennis van bancaire en financiële aangelegenheden en ervaring die relevant is op het gebied van financieel toezicht en financiële regelgeving. De uitvoerend directeur en de plaatsvervangend uitvoerend directeur worden gekozen op basis van een open selectieprocedure, waarvan het Europees Parlement en de Raad naar behoren op de hoogte worden gehouden. De selectieprocedure moet het beginsel van genderevenwicht in acht nemen. De Commissie legt de bevoegde commissie van het Europees Parlement een lijst voor van kandidaten voor de functie van de uitvoerend directeur en de plaatsvervangend uitvoerend directeur. De Commissie legt een voordracht voor de benoeming van de uitvoerend directeur en de plaatsvervangend uitvoerend directeur ter goedkeuring voor aan het Europees Parlement. Na goedkeuring van de voordracht door het Europees Parlement benoemt de Raad bij uitvoeringsbesluit de uitvoerend directeur en de plaatsvervangend uitvoerend directeur. Bij beraadslagingen over de afwikkeling van een bank of groep die in één deelnemende lidstaat is gevestigd, moet de bestuursvergadering van de afwikkelingsraad ook het door de betrokken lidstaat benoemde lid dat zijn nationale afwikkelingsautoriteit vertegenwoordigt, uitnodigen en in het besluitvormingsproces betrekken. Bij beraadslagingen over een grensoverschrijdende groep moeten de door de lidstaat van herkomst en alle lidstaten van ontvangst in kwestie benoemde leden die de desbetreffende nationale afwikkelingsautoriteiten vertegenwoordigen, ook worden uitgenodigd en in het besluitvormingsproces van de bestuursvergadering van de afwikkelingsraad worden betrokken. Om er evenwel voor te zorgen dat de autoriteit van herkomst en de autoriteiten van ontvangst de besluitvorming op evenwichtige wijze beïnvloeden, moeten de autoriteiten van ontvangst gezamenlijk over één stem beschikken. Bij de besluitvorming moet terdege rekening worden gehouden met het relatieve belang van de dochteronderneming, het bijkantoor of de onder geconsolideerd toezicht vallende entiteit in de economie van de verschillende lidstaten en in de groep als geheel.

(19 bis)  Omdat de deelnemers aan de besluitvorming van de afwikkelingsraad in diens bestuursvergaderingen wisselen naargelang de lidstaat waar de betrokken instelling of groep actief is, moeten de vaste deelnemers - uitvoerend directeur, plaatsvervangend uitvoerend directeur, en door de Commissie en de ECB benoemde leden – erop toezien dat de besluiten in alle verschillende samenstellingen van de bestuursvergadering van de afwikkelingsraad coherent zijn, ter zake en proportioneel.

(19 ter)  De EBA woont als waarnemer de vergaderingen van de raad bij. Ook andere waarnemers, zoals een vertegenwoordiger van het Europees Stabiliteitsmechanisme (ESM), kunnen worden uitgenodigd voor de bijeenkomsten van de afwikkelingsraad. De waarnemers zijn onderworpen aan dezelfde geheimhoudingsplicht als de leden en de medewerkers van de afwikkelingsraad, en uitgewisselde of gedetacheerde medewerkers uit deelnemende lidstaten die afwikkelingstaken uitvoeren.

(19 quater)  De afwikkelingsraad moet interne afwikkelingsteams kunnen oprichten die bestaan uit eigen medewerkers en medewerkers van de nationale afwikkelingsautoriteiten van de deelnemende lidstaten, en onder leiding staan van coördinatoren die benoemd zijn door leidinggevende medewerkers van de afwikkelingsraad, en kunnen worden uitgenodigd om als waarnemers zonder stemrecht aan de bestuursvergadering van de afwikkelingsraad deel te nemen.

(19 quinquies)  Het beginsel van loyale samenwerking tussen de instellingen van de Europese Unie is in de Verdragen verankerd, meer bepaald in artikel 13, lid 2, van het Verdrag betreffende de Europese Unie.

(20)  Gezien de taken van de afwikkelingsraad en de Commissie uit hoofde van deze verordening en gezien de afwikkelingsdoelstellingen, zoals de bescherming van publieke middelen, moet de werking van het GAM worden gefinancierd uit bijdragen van de instellingen in de deelnemende lidstaten. Onder geen enkel beding mogen de lidstaten of de Unie met hun begrotingen aansprakelijk worden gesteld voor deze kosten.

(21)  In alle aspecten van het besluitvormingsproces voor de afwikkeling moeten, indien terzake dienend de Commissie en de afwikkelingsraad in de plaats treden van de nationale afwikkelingsautoriteiten die in het kader van Richtlijn [BRRD] zijn aangewezen. De in het kader van Richtlijn [BRRD] aangewezen nationale afwikkelingsautoriteiten moeten werkzaam blijven op het gebied van de tenuitvoerlegging van de door de afwikkelingsraad vastgestelde afwikkelingsregelingen. Om de transparantie en de democratische controle te waarborgen en de rechten van de instellingen van de Unie te beschermen, is de afwikkelingsraad aan het Europees Parlement en de Raad verantwoording schuldig voor elk besluit dat op basis van dit voorstel wordt genomen. Om dezelfde redenen van transparantie en democratische controle moeten de nationale parlementen bepaalde rechten hebben om informatie over de werkzaamheden van de afwikkelingsraad te verkrijgen en met hem een dialoog aan te gaan.

(21 bis)  Alle relevante autoriteiten moeten bij de tenuitvoerlegging van de verordening het evenredigheidsbeginsel in acht nemen. Het evenredigheidsbeginsel impliceert in het bijzonder de mogelijke gevolgen van het failleren van een instelling als gevolg van de aard van haar bedrijfsactiviteiten, haar aandeelhoudersstructuur, rechtsvorm, risicoprofiel, omvang en juridische status, de eventuele afwijkingen die zij geniet uit hoofde van Verordening (EU) nr. 575/2013, haar verwevenheid met andere instellingen of het financieel stelsel in het algemeen, de reikwijdte en de complexiteit van haar activiteiten alsook haar lidmaatschap van een institutioneel protectiestelsel dat voldoet aan de eisen van artikel 113, lid 7, van Verordening (EU) nr. 575/2013 of van een ander coöperatief stelsel van wederzijdse solidariteit als bedoeld in artikel 113, lid 6, van die verordening, en of zij beleggingsdiensten verricht of andere activiteiten als omschreven in artikel 4, lid 1, onder 2) van richtlijn 2004/39/EG.

(21 ter)  Op verzoek van nationale parlementen van deelnemende lidstaten kunnen de bevoegde commissies van die parlementen een hoorzitting houden met een vertegenwoordiger van de afwikkelingsraad, in aanwezigheid van de nationale bevoegde autoriteit.

(22)  Voor de gevallen waarin de nationale afwikkelingsautoriteiten op grond van Richtlijn [BRRD] voor de vereiste opstelling van afwikkelingsplannen vereenvoudigde verplichtingen kunnen toepassen of ontheffing kunnen verlenen, moet worden voorzien in een procedure waarbij de afwikkelingsraad toestemming voor de toepassing van dergelijke vereenvoudigde verplichtingen kan verlenen.

(23)  Met het oog op een eenvormige aanpak voor de instellingen en groepen moet de afwikkelingsraad de bevoegdheid krijgen om voor deze instellingen en groepen afwikkelingsplannen op te stellen, in samenwerking met de nationale afwikkelingsautoriteiten, die door de afwikkelingsraad kunnen worden belast met taken in verband met het opstellen van afwikkelingsplannen. De afwikkelingsraad moet de afwikkelbaarheid van instellingen en groepen beoordelen en maatregelen nemen om eventuele belemmeringen voor de afwikkelbaarheid weg te nemen. Met het oog op de consistentie en op de afwikkelbaarheid van de betrokken instellingen moet de afwikkelingsraad de nationale afwikkelingsautoriteiten verplichten om dergelijke passende maatregelen om belemmeringen voor de afwikkelbaarheid weg te nemen, ten uitvoer te leggen. Gezien de instellingsspecifieke en vertrouwelijke aard van de informatie die vervat is in de afwikkelingsplannen, dienen besluiten ten aanzien van de opstelling en beoordeling van de afwikkelingsplannen en de uitvoering van passende maatregelen genomen te worden door de afwikkelingsraad in zijn bestuursvergadering.

(24)  Afwikkelingsplanning is een essentieel onderdeel van een doeltreffende afwikkeling. De afwikkelingsraad moet derhalve de bevoegdheid hebben om wijzigingen in de structuur en organisatie van instellingen of groepen te eisen teneinde praktische belemmeringen voor de toepassing van afwikkelingsinstrumenten weg te nemen en de afwikkelbaarheid van de betrokken entiteiten te waarborgen. Wegens de potentiële systeemrelevantie van alle instellingen is het voor het handhaven van de financiële stabiliteit van cruciaal belang dat autoriteiten over de mogelijkheid beschikken om elke instelling af te wikkelen. Om de in artikel 16 van het Handvest van de grondrechten vastgelegde vrijheid van ondernemerschap te respecteren, moet de manoeuvreerruimte van de afwikkelingsraad worden beperkt tot hetgeen noodzakelijk is om de structuur en bedrijfsactiviteiten van de instelling te vereenvoudigen met de uitsluitende bedoeling om de afwikkelbaarheid ervan te verbeteren. Elke maatregel die met dit doel wordt opgelegd, moet bovendien in overeenstemming zijn met het Unierecht. Maatregelen mogen direct noch indirect discriminerend zijn op grond van nationaliteit en moeten gerechtvaardigd zijn door de doorslaggevende reden dat zij in het algemeen belang bij financiële stabiliteit worden uitgevoerd. Om te bepalen of een maatregel in het algemeen belang is genomen, moet de in het algemeen belang handelende afwikkelingsraad de afwikkelingsdoelstellingen kunnen verwezenlijken zonder belemmeringen tegen te komen voor de toepassing van afwikkelingsinstrumenten of voor zijn vermogen om de hem verleende bevoegdheden uit te oefenen. Bovendien mag een maatregel niet verder gaan dan minimaal noodzakelijk is om de doelstellingen te bereiken.

(24 bis)  In de afwikkelingsplannen dient rekening te worden gehouden met de gevolgen voor de werknemers en de plannen dienen overeenkomstig Richtlijn [BRRD] procedures te omvatten voor het informeren en raadplegen van werknemers of hun vertegenwoordigers gedurende het gehele afwikkelingsproces. In voorkomend geval moeten collectieve overeenkomsten of andere regelingen van de sociale partners in dit verband in acht worden genomen. Afwikkelingsplannen en mogelijke latere bijstellingen daarvan dienen aan de werknemers of hun vertegenwoordigers worden meegedeeld zoals voorgeschreven in Richtlijn [BRRD].

(25)  Het gemeenschappelijk afwikkelingsmechanisme moet moet voortbouwen op de kaders van Richtlijn [BRRD] en het GTM. De afwikkelingsraad moet derhalve de bevoegdheid krijgen om bij een verslechtering van de financiële situatie of de solvabiliteit van een instelling in een vroeg stadium in te grijpen. De informatie die de afwikkelingsraad in deze fase ▐ van de ECB ontvangt, is van groot belang voor de bepaling van de mogelijke maatregelen die hij ter voorbereiding van de afwikkeling van de betrokken instelling neemt.

(26)  Om snel tot afwikkeling te kunnen overgaan op het moment waarop dit noodzakelijk wordt, moet de afwikkelingsraad, in samenwerking met de betrokken bevoegde autoriteit of de ECB, de toestand van de betrokken instellingen van nabij volgen en daarbij ook nagaan of deze zich houden aan de vroegtijdige-interventiemaatregelen die, in voorkomend geval, met betrekking tot hen zijn genomen.

(27)  Om een verstoring van de financiële markt en de economie zoveel mogelijk te beperken, moet het afwikkelingsproces in een kort tijdsbestek worden doorgevoerd. Deposanten moeten zo snel mogelijk tot in ieder geval hun gegarandeerde deposito’s worden toegelaten, sneller in ieder geval dan een deposant bij zijn gegarandeerd deposito wordt toegelaten in het kader van een normale insolventieprocedure volgens Richtlijn [depositogarantiestelsels, hierna: DGS]. De Commissie moet gedurende het gehele afwikkelingsproces toegang hebben tot de informatie die zij nodig acht om in het afwikkelingsproces met kennis van zaken een besluit te kunnen nemen. Wanneer de Commissie besluit om hetdoor de afwikkelingsraad geconcipieerde ontwerpbesluit om een instelling in afwikkeling te plaatsen over te nemen, moet de afwikkelingsraad onmiddellijk een afwikkelingsregeling met een nadere uitwerking van de toe te passen afwikkelingsinstrumenten en –bevoegdheden en het gebruik van eventuele financieringsregelingen vaststellen.

(28)  Liquidatie van een faillerende instelling volgens de normale insolventieprocedure kan de financiële stabiliteit in gevaar brengen, de verlening van essentiële diensten verstoren en de bescherming van deposanten aantasten. In een dergelijk geval is het in het algemeen belang om afwikkelingsinstrumenten toe te passen. De afwikkeling moet dus tot doel hebben de continuïteit van essentiële financiële diensten te waarborgen, de stabiliteit van het financiële stelsel te handhaven, het moreel risico te verkleinen door het beroep van faillerende instellingen op openbare financiële steun zoveel mogelijk te beperken, en de deposanten te beschermen.

(29)  De liquidatie van een insolvente instelling volgens een normale insolventieprocedure moet echter altijd worden overwogen voordat kan worden besloten de instelling als going concern te handhaven. Een insolvente instelling moet omwille van de financiële stabiliteit als going concern worden gehandhaafd, voor zover mogelijk met gebruik van particuliere middelen. Dat doel kan worden verwezenlijkt door verkoop aan of fusie met een koper uit de particuliere sector, door afschrijving van de passiva van de instelling, dan wel door omzetting van de schuld in eigen vermogen om een herkapitalisatie te bewerkstelligen.

(30)  Bij het uitoefenen van afwikkelingsbevoegdheden moeten de Commissie en de afwikkelingsraad ervoor zorgen dat de aandeelhouders en crediteuren een passend aandeel van de verliezen dragen, dat het bestuur wordt vervangen of aangevuld, dat de kosten van de afwikkeling van de instelling zoveel mogelijk worden beperkt en dat alle crediteuren van een insolvente instelling die tot dezelfde categorie behoren op dezelfde manier worden behandeld, een en ander overeenkomstig deze verordening en Richtlijn [BRRD].

(31)  De beperkingen van de rechten van aandeelhouders en crediteuren moeten in overeenstemming zijn met artikel 52 van het Handvest van de grondrechten. De afwikkelingsinstrumenten dienen daarom alleen te worden toegepast op instellingen die falen of waarschijnlijk zullen falen, en alleen wanneer zulks noodzakelijk is om de doelstelling van financiële stabiliteit in het algemeen belang na te streven. Afwikkelingsinstrumenten dienen met name te worden toegepast wanneer de instelling niet volgens een normale insolventieprocedure kan worden geliquideerd zonder het financiële stelsel te destabiliseren, de maatregelen noodzakelijk zijn om de snelle overdracht en continuïteit van systeemkritische functies te verzekeren en er geen redelijk vooruitzicht is op een alternatieve oplossing vanuit de particuliere sector, zoals onder meer een zodanige kapitaalverhoging door de bestaande aandeelhouders of door een derde dat de levensvatbaarheid van de instelling volledig wordt hersteld.

(32)  Er mag niet onevenredig worden ingegrepen in de eigendomsrechten. Getroffen aandeelhouders en crediteuren mogen bijgevolg geen grotere verliezen lijden dan de verliezen die zij zouden hebben geleden als de instelling op het moment van het nemen van het afwikkelingsbesluit zou zijn geliquideerd. In geval van een gedeeltelijke overdracht van activa van een instelling in afwikkeling aan een particuliere koper of aan een bruginstelling, dient het resterende deel van de instelling in afwikkeling volgens een normale insolventieprocedure te worden geliquideerd. Om de bestaande aandeelhouders en crediteuren van de instelling tijdens de liquidatieprocedure te beschermen, moeten zij het recht hebben om ter betaling van hun vorderingen niet minder te ontvangen dan het bedrag dat zij naar schatting zouden hebben teruggekregen indien de gehele instelling volgens de normale insolventieprocedure zou zijn geliquideerd.

(33)  Om het recht van aandeelhouders te beschermen en ervoor te zorgen dat crediteuren niet minder ontvangen dan wat zij bij een normale insolventieprocedure zouden ontvangen, moeten duidelijke verplichtingen worden vastgelegd wat de waardering van de activa en passiva van de instelling betreft, en moet voldoende tijd worden gelaten om zich een juist oordeel te vormen van de behandeling die zij zouden hebben genoten mocht de instelling volgens een normale insolventieprocedure zijn geliquideerd. Er moet worden voorzien in de mogelijkheid om reeds in de vroegtijdige-interventiefase met een dergelijke waardering te beginnen. Voordat een afwikkelingsmaatregel wordt genomen, moet een raming worden gemaakt van de waarde van de activa en passiva van de instelling en tevens worden ingeschat hoe aandeelhouders en crediteuren in het kader van een normale insolventieprocedure zouden worden behandeld.

(34)  Het is belangrijk dat de verliezen bij het faillissement van de instelling worden onderkend. De leidende beginselen voor de waardering van activa en passiva van faillerende instellingen zijn geregeld in richtlijn [BRRD]. Het moet mogelijk zijn dat de afwikkelingsraad in spoedeisende situaties een snelle voorlopige waardering van de activa en passiva van een faillerende instelling uitvoert die geldig moet blijven zolang er nog geen onafhankelijke waardering is verricht.

(35)  Omwille van de objectiviteit en zekerheid van het afwikkelingsproces moet de volgorde worden vastgelegd waarin concurrente vorderingen van crediteuren op een instelling in afwikkeling moeten worden afgeschreven of omgezet. Ter beperking van het risico dat crediteuren grotere verliezen lijden dan wanneer de instelling volgens een normale insolventieprocedure zou zijn geliquideerd, moet de vast te leggen volgorde zowel voor een normale insolventieprocedure als voor het afschrijvings- of omzettingsproces bij een afwikkeling van toepassing zijn. Daardoor wordt ook de prijsbepaling van de schuld vergemakkelijkt.

(35 bis)  De harmonisatie van insolventiewetgeving in de gehele Unie, die een belangrijke stap zou zijn naar de totstandbrenging van een werkelijke interne markt, is nog niet gerealiseerd. Voor de entiteiten gevestigd in lidstaten die aan het GTM deelnemen, en de in andere lidstaten gevestigde entiteiten, is de rangorde van vorderingen van crediteuren bij insolventie, waaronder ook de preferente vorderingen van depositanten, dezelfde, dankzij de met richtlijn [BRRD] doorgevoerde harmonisatie. Door die harmonisatie wordt een belangrijke bron van reguleringsarbitrage weggenomen. Niettemin moet er geleidelijk worden toegewerkt naar een Unieregeling voor insolventie.

(36)  De Commissie moet, aan de hand van het door de afwikkelingsraad opgestelde ontwerpbesluit, het kader voor de te nemen afwikkelingsmaatregelen verschaffen, volgens de afwikkelingsplannen van de desbetreffende entiteiten en afhankelijk van de omstandigheden van de zaak, en zij moet alle te gebruiken afwikkelingsinstrumenten kunnen aanwijzen. Binnen dit duidelijke en nauwkeurige kader moet de afwikkelingsraad besluiten over de concrete uitwerking van de afwikkelingsregeling. De desbetreffende afwikkelingsinstrumenten moeten het instrument van verkoop van de onderneming, het instrument van de bruginstelling, het instrument van de inbreng van de particuliere sector, en het instrument van afsplitsing van activa omvatten, dat wil zeggen de instrumenten waarin eveneens is voorzien bij Richtlijn [BRRD]. Aan de hand van het kader moet ook kunnen worden beoordeeld of aan de voorwaarden voor de afschrijving en omzetting van kapitaalinstrumenten is voldaan.

(37)  Overeenkomstig richtlijn [BRRD] moet het instrument van verkoop van de onderneming ▐.het mogelijk maken de instelling of delen van de bedrijfsactiviteiten daarvan aan een of meer kopers te verkopen, zonder toestemming van de aandeelhouders.

(38)  Overeenkomstig richtlijn [BRRD] moet het instrument van afsplitsing van activa ▐ de autoriteiten in staat stellen dubieuze of probleemactiva over te dragen aan een afzonderlijk vehikel. Dit instrument mag alleen worden gebruikt in combinatie met andere instrumenten om een onbedoeld concurrentievoordeel voor de faillerende instelling te vermijden.

(39)  Een doeltreffende afwikkelingsregeling moet de kosten van de afwikkeling van een faillerende instelling die door de belastingbetalers worden gedragen, zoveel mogelijk beperken. Zij dient er tevens voor te zorgen dat ook grote systeemrelevante instellingen kunnen worden afgewikkeld zonder dat zulks de financiële stabiliteit in gevaar brengt. Het instrument van de inbreng van de particuliere sector bereikt die doelstelling door ervoor te zorgen dat de aandeelhouders en crediteuren van de entiteit passende verliezen lijden en een passend deel van die kosten dragen. Te dien einde moeten, overeenkomstig de aanbeveling van de Raad voor financiële stabiliteit, wettelijke schuldafschrijvingsbevoegdheden in het afwikkelingskader worden opgenomen als extra mogelijkheid die in combinatie met andere afwikkelingsinstrumenten kan worden aangewend.

(40)  Om te zorgen voor de flexibiliteit die noodzakelijk is om verliezen aan de crediteuren in diverse omstandigheden toe te rekenen, verdient het aanbeveling dat het instrument van de inbreng van de particuliere sector overeenkomstig richtlijn [BRRD] kan worden toegepast zowel wanneer het de bedoeling is de faillerende instelling als going concern af te wikkelen indien er een realistisch vooruitzicht is dat de levensvatbaarheid van de instelling kan worden hersteld, als wanneer systeemkritische diensten aan een bruginstelling worden overgedragen en de activiteiten van het resterende deel van de instelling worden gestaakt en de instelling wordt geliquideerd.

(41)  Indien het instrument van de inbreng van de particuliere sector wordt toegepast met de bedoeling het kapitaal van de faillerende instelling te herstellen zodat deze als going concern actief kan blijven, moet de afwikkeling door middel van inbreng van de particuliere sector volgens richtlijn [BRRD] altijd vergezeld gaan van een vervanging van het bestuur en een daarop aansluitende zodanige herstructurering van de instelling en haar activiteiten dat de redenen voor het failleren worden aangepakt. Deze herstructurering moet worden verwezenlijkt via de tenuitvoerlegging van een bedrijfssaneringsplan.

(42)  Ingevolge richtlijn [BRRD] is het niet gepast om het instrument van de inbreng van de particuliere sector toe te passen op vorderingen voor zover die gedekt zijn, een onderpand hebben of anderszins zijn gegarandeerd. Om ervoor te zorgen dat het instrument van de inbreng van de particuliere sector doeltreffend is en zijn doelstellingen bereikt, is het echter wenselijk dat het kan worden toegepast op een zo breed mogelijk scala aan ongedekte verplichtingen van een faillerende instelling. Het is niettemin passend om bepaalde soorten ongedekte passiva van het toepassingsgebied van het instrument van de inbreng van de particuliere sector uit te sluiten. Met het oog op de openbare orde en de doeltreffende afwikkeling mag het instrument van de inbreng van de particuliere sector niet worden toegepast op deposito's die op grond van Richtlijn 94/19/EG van het Europees Parlement en de Raad(8) beschermd zijn, op verplichtingen jegens werknemers van de faillerende instelling of op commerciële vorderingen die betrekking hebben op goederen en diensten die nodig zijn voor het dagelijks functioneren van de instelling.

(43)  Overeenkomstig richtlijn [BRRD] mogen deposanten met deposito's die door een depositogarantiestelsel zijn gewaarborgd, ▐ niet onder de toepassing van het instrument van de inbreng van de particuliere sector vallen. De uitoefening van de bevoegdheid om een inbreng van de particuliere sector te eisen, zou er immers voor zorgen dat deposanten toegang tot hun deposito's blijven hebben.

(44)  In het kader van de deling van de lasten door aandeelhouders en junior crediteuren zoals vereist in het kader van de staatssteunregelgeving, kan het gemeenschappelijk afwikkelingsmechanisme vanaf de datum van inwerkingtreding van deze verordening en van Richtlijn [BRRD] het instrument van de inbreng van de particuliere sector mutatis mutandis toepassen.

(45)  Om te vermijden dat instellingen hun passiva zodanig structureren dat afbreuk wordt gedaan aan de doeltreffendheid van het instrument van de inbreng van de particuliere sector, moet de afwikkelingsraad kunnen vaststellen dat de instellingen te allen tijde een bepaald totaalbedrag aan eigen vermogen, achtergestelde schuld en niet-achtergestelde verplichtingen moeten aanhouden dat onder het instrument van de inbreng van de particuliere sector valt envermeld moet worden in de afwikkelingsplannen; dat bedrag dient te worden uitgedrukt als percentage van de totale passiva van de instelling die voor de toepassing van Verordening (EU) nr. 575/2013 van het Europees Parlement en de Raad(9) en van Richtlijn 2013/36/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013(10) niet als eigen vermogen worden aangemerkt

(46)  Afhankelijk van de omstandigheden van de zaak moet de beste afwikkelingsmethode worden gekozen en daartoe moeten alle afwikkelingsinstrumenten beschikbaar zijn waarin Richtlijn [BRRD] voorziet en overeenkomstig die richtlijn worden toegepast.

(47)  Bij Richtlijn [BRRD] is aan de nationale afwikkelingsautoriteiten de bevoegdheid tot afschrijving en omzetting van kapitaalinstrumenten verleend omdat de voorwaarden voor de afschrijving en omzetting van kapitaalinstrumenten met de voorwaarden voor afwikkeling kunnen samenvallen en in een dergelijk geval moet worden beoordeeld of een afschrijving en omzetting van de kapitaalinstrumenten op zich toereikend is om de financiële soliditeit van de betrokken entiteit te herstellen, of daarnaast ook afwikkelingsmaatregelen moeten worden genomen. In de regel zal daarvan in het kader van een afwikkeling gebruik worden gemaakt. Omdat de afwikkelingsraad en de Commissie ook in deze functie in de plaats moeten treden van de nationale afwikkelingsautoriteiten, moeten zij de bevoegdheid krijgen om te beoordelen of aan de voorwaarden voor de afschrijving en omzetting van kapitaalinstrumenten is voldaan, en moeten zij bepalen of een entiteit in afwikkeling moet worden geplaatst indien ook aan de vereisten voor een afwikkeling is voldaan.

(48)  In alle deelnemende lidstaten moeten de doelmatigheid en de eenvormigheid van afwikkelingsmaatregelen gewaarborgd zijn. Daartoe moet de afwikkelingsraad de bevoegdheid krijgen om, wanneer een nationale afwikkelingsautoriteit het besluit van de afwikkelingsraad niet of niet voldoende ten uitvoer heeft gelegd, rechtstreeks aanwijzingen te geven aan een instelling in afwikkeling .

(49)  Om de doeltreffendheid van het gemeenschappelijk afwikkelingsmechanisme te versterken, moet de afwikkelingsraad onder alle omstandigheden nauw met de Europese Bankautoriteit samenwerken. In passende gevallen moet de afwikkelingsraad ook samenwerken met de Europese Autoriteit voor effecten en markten, met de Europese Autoriteit voor verzekeringen en bedrijfspensioenen, met het Europees Comité voor systeemrisico's en met de overige autoriteiten die deel uitmaken van het Europees systeem voor financieel toezicht. Voorts moet de afwikkelingsraad nauw samenwerken met de ECB en de overige autoriteiten die de bevoegdheid hebben om binnen het GTZ toezicht uit te oefenen op de kredietinstellingen, en met name op de groepen die onder het geconsolideerde toezicht van de ECB vallen. Om het afwikkelingsproces van faillerende banken doeltreffend te beheren, moet de afwikkelingsraad in alle fasen van het afwikkelingsproces met de nationale afwikkelingsautoriteiten samenwerken. Met laatstgenoemden moet derhalve niet alleen worden samengewerkt in het kader van de uitvoering van de afwikkelingsbesluiten van de afwikkelingsraad, maar ook vóór de vaststelling van een afwikkelingsbesluit, in de fase van de afwikkelingsplanning of in de fase van vroegtijdige interventie. Bij de uitoefening van haar taken uit hoofde van deze verordening werkt de Commissie nauw samen met de EBA en let zij terdege op de richtsnoeren en aanbevelingen die deze uitbrengt.

(49 bis)  Bij het toepassen van afwikkelingsinstrumenten en het uitoefenen van afwikkelingsbevoegdheden moet de afwikkelingsraad erop toezien dat de werknemersvertegenwoordigers bij de betrokken entiteiten overeenkomstig Richtlijn [BRRD] worden geïnformeerd en eventueel geraadpleegd. In voorkomend geval moeten collectieve overeenkomsten of andere regelingen van de sociale partners in dit verband in acht worden genomen.

(50)  Aangezien de afwikkelingsraad en niet de nationale afwikkelingsautoriteiten van de deelnemende lidstaten de afwikkelingsbesluiten neemt, moet hij ook in het kader van de samenwerking met de niet-deelnemende lidstaten in de plaats treden van die autoriteiten, voor zover het om de afwikkelingsfuncties gaat. Met name moet de afwikkelingsraad alle autoriteiten van de deelnemende lidstaten vertegenwoordigen in de afwikkelingscolleges die ook autoriteiten van de niet-deelnemende lidstaten omvatten.

(50 bis)  De afwikkelingsraad en de afwikkelingsautoriteiten van de lidstaten die geen deelnemende lidstaten zijn, dienen een memorandum van overeenstemming te sluiten met daarin een uiteenzetting van de algemene voorwaarden voor de onderlinge samenwerking bij de tenuitvoerlegging van hun taken uit hoofde van de richtlijn [BRRD]. In deze memoranda van van overeenstemming zou onder meer kunnen worden uiteengezet hoe de raadpleging ten aanzien van de besluiten van de Commissie en de afwikkelingsraad met gevolgen voor in de niet-deelnemende lidstaat gevestigde dochterondernemingen of vestigingen waarvan de moederonderneming in een deelnemende lidstaat is gevestigd, moet worden vormgegeven. De memoranda moeten regelmatig worden geëvalueerd.

(51)  Omdat tal van instellingen niet alleen in de Unie, maar ook daarbuiten opereren, moet een doeltreffend afwikkelingsmechanisme de beginselen voor de samenwerking met de betrokken autoriteiten van derde landen vastleggen. Steun aan de autoriteiten van derde landen moet overeenkomstig het rechtskader van artikel 88 van Richtlijn [BRRD] worden verleend. Daartoe moet de afwikkelingsraad, gezien het feit dat hij als enige autoriteit voor de afwikkeling van faillerende banken in de deelnemende lidstaten bevoegd dient te zijn, ook de exclusieve bevoegdheid krijgen om namens de nationale autoriteiten van de deelnemende lidstaten niet-bindende samenwerkingsovereenkomsten met deze autoriteiten van derde landen te sluiten.

(52)  De afwikkelingsraad moet voor een doeltreffende uitvoering van zijn taken over passende onderzoeksbevoegdheden beschikken. Hij moet alle nodige informatie hetzij rechtstreeks hetzij bij de nationale afwikkelingsautoriteiten kunnen opvragen en onderzoeken en inspecties ter plaatse kunnen verrichten, in voorkomend geval in samenwerking met de nationale bevoegde autoriteiten, en daarbij vol gebruik maken van alle binnen de ECB en de nationale bevoegde autoriteiten beschikbare informatie. In het kader van de afwikkeling zouden inspecties ter plaatse voor de afwikkelingsraad beschikbaar zijn om de uitvoering door de nationale autoriteiten op doeltreffende wijze te volgen en ervoor te zorgen dat de Commissie en de afwikkelingsraad hun besluiten op basis van volledig accurate informatie kunnen nemen.

(53)  Om ervoor te zorgen dat de afwikkelingsraad toegang tot alle relevante informatie heeft, mogen de betrokken entiteiten en hun werknemers zich niet op de voorschriften inzake het beroepsgeheim kunnen beroepen en aldus kunnen voorkomen dat de informatie aan de afwikkelingsraad wordt verstrekt. Tegelijkertijd mag de verstrekking van dergelijke informatie aan de afwikkelingsraad nooit als een inbreuk op het beroepsgeheim worden beschouwd.

(54)  Om ervoor te zorgen dat de in het kader van het gemeenschappelijk afwikkelingsmechanisme genomen besluiten worden nageleefd, moeten voor het geval van een inbreuk evenredige en afschrikkende sancties worden opgelegd. De afwikkelingsraad moet gerechtigd zijn om de nationale afwikkelingsautoriteiten te instrueren om entiteiten bestuursrechtelijke sancties en dwangsommen op te leggen bij niet-naleving van de verplichtingen krachtens zijn besluiten. Met het oog op een consistente, doelmatige en doeltreffende handhavingspraktijk moet de afwikkelingsraad gerechtigd zijn om aan de nationale afwikkelingsautoriteiten richtsnoeren over de toepassing van bestuursrechtelijke sancties en dwangsommen uit te vaardigen.

(55)  Wanneer een nationale afwikkelingsautoriteit op de voorschriften van het gemeenschappelijk afwikkelingsmechanisme inbreuk pleegt door geen gebruik te maken van de haar krachtens nationaal recht verleende bevoegdheden om een instructie van de afwikkelingsraad op te volgen, kan de betrokken lidstaat overeenkomstig de desbetreffende jurisprudentie aansprakelijk worden gesteld voor de schade die natuurlijke personen en in voorkomend geval de entiteit of groep in afwikkeling of de crediteuren van een deel van die entiteit of groep in een lidstaat is berokkend.

(56)  Er moet worden voorzien in passende voorschriften voor de begroting van de afwikkelingsraad, voor de opstelling van de begroting, voor de goedkeuring van interne voorschriften voor de procedure voor de vaststelling en uitvoering van zijn begroting, de bewaking en controle van de begroting door de plenaire vergadering van de afwikkelingsraad alsmede voor de interne en externe audit van de rekeningen.

(56 bis)  De afwikkelingsraad in plenaire vergadering moet tevens zijn jaarlijkse werkprogramma vaststellen, volgen en controleren, alsook adviezen en/of aanbevelingen uitbrengen over het ontwerpverslag van de uitvoerend directeur met onder meer een deel over de afwikkelingsactiviteiten en de lopende afwikkelingszaken, alsook een deel over financiële en administratieve aangelegenheden.

(57)  Er zijn omstandigheden waarin de doeltreffendheid van de toegepaste afwikkelingsinstrumenten afhankelijk kan zijn van de beschikbaarheid van kortetermijnfinanciering voor de instelling of een bruginstelling, de verlening van garanties aan potentiële kopers of de verstrekking van kapitaal aan de bruginstelling. Daarom moet een fonds worden opgezet dat voorkomt dat publieke middelen voor dergelijke doeleinden worden gebruikt.

(58)  Er moet worden gewaarborgd dat het Fonds volledig beschikbaar is voor de afwikkeling van faillerende instellingen. Derhalve mag geen beroep op het Fonds worden gedaan voor andere doeleinden dan voor een doelmatige toepassing van afwikkelingsinstrumenten en –bevoegdheden. Voorts mag daarop alleen overeenkomstig de toepasselijke afwikkelingsdoelstellingen en -beginselen een beroep worden gedaan, dit geheel overeenkomstig de bepalingen van de richtlijn[BRRD]. Daarom moet de afwikkelingsraad ervoor zorgen dat eventuele verliezen, kosten of andere uitgaven die met het gebruik van de afwikkelingsinstrumenten verband houden, in de eerste plaats door de aandeelhouders en crediteuren van de instelling in afwikkeling worden gedragen. Alleen indien de middelen van de aandeelhouders en crediteuren zijn uitgeput, mogen de verliezen, kosten of andere uitgaven in verband met de afwikkelingsinstrumenten door het Fonds worden gedragen.

(59)  In de regel moeten voorafgaand aan en onafhankelijk van elke afwikkelingsmaatregel bijdragen van de financiële sector worden geïnd. Als de financiering vooraf onvoldoende is om de verliezen of kosten te dekken die uit het beroep op het Fonds voortvloeien, moeten er aanvullende bijdragen worden geïnd om de extra kosten of verliezen te dragen. Voorts moet het Fonds in staat zijn leningen of andere vormen van steun van financiële instellingen of andere derden te verkrijgen ingeval de beschikbare middelen ontoereikend zijn om de verliezen, kosten of andere uitgaven als gevolg van het beroep op het Fonds te dekken en de buitengewone achteraf te betalen bijdragen niet onmiddellijk beschikbaar zijn.

(59 bis)  Wanneer in deelnemende lidstaten naar aanleiding van de crisis reeds bankheffingen, belastingen of afwikkelingsbijdragen zijn ingevoerd, moeten deze worden vervangen door bijdragen aan het Fonds om dubbele afdrachten te voorkomen.

(60)  Om een kritische massa te bereiken en de procyclische effecten te vermijden die zich zouden voordoen indien het Fonds bij een systeemcrisis uitsluitend op achteraf te betalen bijdragen aangewezen zou zijn, is het absoluut noodzakelijk dat de van tevoren beschikbare financiële middelen van het Fonds een zeker streefbedrag bereiken.

(60 bis)  Het streefbedrag van de financiering van het Fonds moet worden vastgesteld als percentage van het bedrag van de gedekte deposito’s bij alle kredietinstellingen waaraan in de deelnemende lidstaten vergunning is verleend. Omdat echter het bedrag van de totale verplichtingen van die instellingen, gezien de functies van het Fonds, een bruikbaarder benchmark zou zijn, moet de Commissie nagaan of in de toekomst wellicht een aan de totale verplichtingen gerelateerde, en in aanvulling op het streefbedrag te realiseren referentiewaarde moet worden ingevoerd, waardoor het gelijke speelveld in overeenstemming met Richtlijn [BRRD] bewaard blijft.

(61)  Er moet worden voorzien in een passend tijdsbestek om het streefbedrag van de financiering voor het Fonds te bereiken. Het moet evenwel voor de afwikkelingsraad mogelijk zijn om de bijdrageperiode aan te passen als aanzienlijke uitkeringen uit het Fonds worden gedaan.

(61 bis)  Om de koppeling tussen overheden en banken te verbreken en te zorgen voor een doeltreffend en geloofwaardig GAM is het van cruciaal belang – zeker zolang het mechanisme nog niet volledig is gefinancierd dat er binnen een redelijk tijdsbestek na inwerkingtreding van de verordening een Europese openbare kredietfaciliteit wordt ingericht. Leningen uit die leningfaciliteit worden binnen een overeengekomen termijn door het Fonds terugbetaald. Die leningfaciliteit zou ervoor zorgen dat er meteen afdoende financiële middelen voor de in deze verordening geregelde doelen beschikbaar komen.

(62)  De lidstaten die al nationale financieringsregelingen voor afwikkelingen hebben vastgesteld, moeten kunnen bepalen dat deze regelingen hun beschikbare financiële middelen, die in het verleden middels vooraf te betalen bijdragen bij de instellingen zijn geïnd, gebruiken om instellingen te vergoeden voor de vooraf te betalen bijdragen die deze instellingen in het Fonds moeten storten. Een dergelijke restitutie dient de verplichtingen van de lidstaten uit hoofde van Richtlijn 94/18/EG van het Europees Parlement en de Raad onverlet te laten(11).

(63)  Om een eerlijke berekening van de bijdragen te waarborgen en het ontplooien van activiteiten volgens een model dat minder risico's meebrengt aan te moedigen, dient bij de bepaling van de door de afwikkelingsraad overeenkomstig Richtlijn [BRRD] en de op grond daarvan uitgevaardigde gedelegeerde handelingen, en na overleg met de bevoegde autoriteit vast te stellen bijdragen aan het Fonds rekening te worden gehouden met de mate waarin kredietinstellingen risico lopen.

(65)  Om de waarde van de bedragen van het Fonds te beschermen, moeten deze bedragen in voldoende veilige, gediversifieerde en liquide activa worden belegd.

(66)  De Commissie moet de bevoegdheid krijgen om overeenkomstig artikel 290 VWEU gedelegeerde handelingen vast te stellen om het volgende vast te leggen: het soort bijdragen aan het Fonds en de aangelegenheden waarvoor de bijdragen verschuldigd zijn, de manier waarop het bedrag van de bijdragen wordt berekend en de wijze waarop ze moeten worden betaald, de registratie-, boekhoud- en rapportageverplichtingen en andere verplichtingen om ervoor te zorgen dat de bijdragen volledig en tijdig worden betaald, het bijdragesysteem voor instellingen waaraan een vergunning voor de uitoefening van werkzaamheden is verleend terwijl het Fonds zijn streefbedrag al heeft bereikt, de criteria voor de spreiding in de tijd van de bijdragen, de omstandigheden waarin de betaling van de bijdragen kan worden vervroegd, de criteria om het bedrag aan jaarlijkse bijdragen te bepalen, en de maatregelen om de omstandigheden en voorwaarden nader te regelen waaronder een instelling geheel of gedeeltelijk van achteraf te betalen bijdragen kan worden vrijgesteld.

(67)  Om de vertrouwelijkheid van de werkzaamheden van de afwikkelingsraad te waarborgen, moeten de leden van de afwikkelingsraad, de personeelsleden van de afwikkelingsraad en de personeelsleden die ter uitvoering van afwikkelingstaken zijn uitgewisseld met of gedetacheerd zijn door de deelnemende lidstaten, onder de geheimhoudingsplicht vallen, zelfs na afloop van hun functie. Deze vereisten dienen tevens van toepassing te zijn op andere door de afwikkelingsraad gemachtigde personen en op personen die door de nationale afwikkelingsautoriteiten van de lidstaten gemachtigd of aangewezen zijn om inspecties ter plaatse te verrichten, en verder nog op waarnemers die worden uitgenodigd voor de plenaire vergaderingen en de bestuursvergaderingen van de afwikkelingsraad. Met het oog op de uitvoering van de hem opgedragen taken moet de afwikkelingsraad, onder bepaalde voorwaarden, gemachtigd zijn om met nationale of uniale autoriteiten en organen informatie uit te wisselen.

(68)  Om ervoor te zorgen dat de afwikkelingsraad in het Europees systeem voor financieel toezicht is vertegenwoordigd, moet Verordening (EU) nr. 1093/2010 worden gewijzigd om het bij die verordening vastgestelde concept van bevoegde autoriteiten uit te breiden tot de afwikkelingsraad. Een dergelijke gelijkstelling van afwikkelingsraad en bevoegde autoriteiten uit hoofde van Verordening (EU) nr. 1093/2010 is consistent met de overeenkomstig artikel 25 van Verordening (EU) nr. 1093/2010 aan de EBA toevertrouwde functies om actief bij te dragen en deel te nemen aan de ontwikkeling en coördinatie van herstel- en afwikkelingsplannen en om de afwikkeling van faillerende instellingen, en in het bijzonder van grensoverschrijdende groepen, te vergemakkelijken.

(69)  Zolang de afwikkelingsraad nog niet volledig operationeel is, moet de Commissie verantwoordelijk zijn voor het voorlopig functioneren, met inbegrip van het innen van de bijdragen die voor de bekostiging van de administratieve uitgaven nodig zijn, en het aanwijzen van een uitvoerend directeur ad interim, die namens de afwikkelingsraad alle nodige betalingen kan toestaan.

(70)  Deze verordening eerbiedigt de grondrechten en strookt met de beginselen die in het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie zijn erkend, en in het bijzonder het recht op eigendom, de bescherming van persoonsgegevens, de vrijheid van ondernemerschap, het recht van werknemers op informatie en raadpleging binnen de onderneming, alsook het recht op een doeltreffende voorziening in rechte en op een onpartijdig gerecht, en moet overeenkomstig deze rechten en beginselen worden toegepast.

(71)  Daar de doelstellingen van deze verordening, namelijk de doelstelling dat een doelmatig en doeltreffend Europees kader voor de afwikkeling van kredietinstellingen wordt opgezet, en de doelstelling dat voor een consistente toepassing van de afwikkelingsvoorschriften wordt gezorgd, niet voldoende door de lidstaten kunnen worden verwezenlijkt en derhalve beter door de Unie kunnen worden verwezenlijkt, kan de Unie, overeenkomstig het in artikel 5 VEU neergelegde subsidiariteitsbeginsel, maatregelen nemen. In overeenstemming met het in datzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze verordening niet verder dan wat nodig is om deze doelstellingen te verwezenlijken.

HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

DEEL I

ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1

Onderwerp

Bij deze verordening worden eenvormige regels en een eenvormige procedure vastgesteld voor de afwikkeling van de in artikel 2 bedoelde entiteiten die in de in artikel 4 bedoelde deelnemende lidstaten zijn gevestigd.

Deze eenvormige regels en procedure worden toegepast door de ingevolge artikel 38 opgerichte afwikkelingsraad samen met de Commissie en de afwikkelingsautoriteiten van de deelnemende lidstaten in het kader van een gemeenschappelijk afwikkelingsmechanisme dat bij deze verordening wordt ingesteld. Het gemeenschappelijk afwikkelingsmechanisme wordt ondersteund door een gemeenschappelijk bankenafwikkelingsfonds (hierna "het Fonds" genoemd).

Artikel 2

Toepassingsgebied

Deze verordening is van toepassing op de volgende entiteiten:

(a)  kredietinstellingen die in deelnemende lidstaten zijn gevestigd;

(b)  in een van de deelnemende lidstaten gevestigde moederondernemingen, met inbegrip van financiële holdings en gemengde financiële holdings wanneer deze onder toezicht op geconsolideerde basis staan dat door de ECB wordt uitgeoefend in overeenstemming met artikel 4, lid 1, onder i), van Verordening (EU) nr. 1024/2013;

(c)  in deelnemende lidstaten gevestigde beleggingsondernemingen en financiële instellingen die vallen onder het toezicht op geconsolideerde basis op de moederonderneming dat door de ECB wordt uitgeoefend in overeenstemming met artikel 4, lid 1, onder i), van Verordening (EU) nr. 1024/2013.

Artikel 3

Definities

Voor de toepassing van deze richtlijn gelden de definities van artikel 2 van Richtlijn [BRRD] en van artikel 3 van Richtlijn 2013/36/EU . Voorts moet worden verstaan onder:

(1)  "nationale bevoegde autoriteit": een nationale bevoegde autoriteit als omschreven in artikel 2, lid 2, van Verordening (EU) nr. 1024/2013;

(1bis)  "bevoegde autoriteit": bevoegde autoriteit als omschreven in artikel 4, lid 1, punt 40, van Verordening (EU) nr. 575/2013 en de Europese Centrale Bank in haar toezichtfunctie overeenkomstig Verordening (EU) nr. 1024/2013;

(2)  "nationale afwikkelingsautoriteit": een door een lidstaat overeenkomstig artikel 3 van Richtlijn [BRRD] aangewezen autoriteit;

(3)  "afwikkelingsmaatregel": de toepassing van een afwikkelingsinstrument op een instelling of een in artikel 2 bedoelde entiteit, dan wel de uitoefening van een of meer afwikkelingsbevoegdheden;

(3 bis)  'de afwikkelingsraad': de gemeenschappelijke afwikkelingsraad, opgericht bij artikel 38 van deze verordening;

(4)  "gedekte deposito's": deposito's die in overeenstemming met Richtlijn 94/19/EG door depositogarantiestelsels naar nationaal recht worden gegarandeerd tot het bij artikel 7 van Richtlijn 94/19/EG vastgestelde dekkingsniveau;

(5)  "in aanmerking komende deposito's": deposito's als omschreven in artikel 1 van Richtlijn 94/19/EG die niet van bescherming zijn uitgesloten overeenkomstig artikel 2 van genoemde richtlijn, ongeacht het bedrag ervan;

(11)  "instelling in afwikkeling": een in artikel 2 bedoelde entiteit ten aanzien waarvan een afwikkelingsmaatregel is genomen;

(12)  "instelling": een kredietinstelling of een beleggingsonderneming die in overeenstemming met artikel 2, onder c), onder toezicht op geconsolideerde basis valt;

(13)  "groep": een moederonderneming en haar dochterondernemingen, die in artikel 2 bedoelde entiteiten zijn;

(19)  "beschikbare financiële middelen": de contanten, deposito's, activa en onherroepelijke betalingstoezeggingen waarover het Fonds beschikt voor de doeleinden als bedoeld in artikel 74;

(20)  "streefbedrag van de financiering": het overeenkomstig artikel 68 te realiseren bedrag aan beschikbare financiële middelen.

Artikel 4

Deelnemende lidstaten

Een deelnemende lidstaat is een lidstaat die de euro als munt heeft of een lidstaat die niet de euro als munt heeft en die overeenkomstig artikel 7 van Verordening (EU) nr. 1024/2013 een nauwe samenwerking is aangegaan.

Artikel 5

Relatie met Richtlijn [ ] en het toepasselijke nationale recht

-1. Behoudens deze verordening wordt de uitoefening door de Commissie en de afwikkelingsraad van taken en bevoegdheden uit hoofde van deze verordening nader geregeld in Richtlijn [BRRD] en in de op grond daarvan vast te stellen gedelegeerde handelingen.

1.  Indien de Commissie of de afwikkelingsraad krachtens deze verordening taken of bevoegdheden uitoefent die volgens Richtlijn [BRRD] door de nationale afwikkelingsautoriteit van een deelnemende lidstaat moeten worden uitgeoefend, wordt de afwikkelingsraad voor de toepassing van deze verordening en van Richtlijn [BRRD] als de betrokken nationale afwikkelingsautoriteit of, in geval van grensoverschrijdende groepsafwikkeling, als de betrokken afwikkelingsautoriteit op groepsniveau beschouwd.

(1 bis)  Bij de uitoefening van de bij deze verordening aan hem toegekende bevoegdheden is de afwikkelingsraad gebonden aan bindende technische regulerings- en uitvoeringsnormen die door de EBA zijn ontwikkeld en door de Commissie zijn overgenomen overeenkomstig de artikelen 10 tot en met 15 van Verordening (EU) nr. 1093/2010, aan de richtsnoeren en aanbevelingen die de EBA uitbrengt overeenkomstigartikel 16 van Verordening (EU) nr. 1093/2010, en aan eventuele overeenkomstig artikel 19 van Verordening (EU) nr. 1093/2010 door de EBA genomen besluiten uit hoofde van de desbetreffende bepalingen van Richtlijn [BRRD].

2.  Wanneer de afwikkelingsraad als een nationale afwikkelingsautoriteit handelt, handelt hij, in voorkomend geval, met goedkeuring van de Commissie.

3.  Onder voorbehoud van het bepaalde in deze verordening handelen de nationale afwikkelingsautoriteiten van de deelnemende lidstaat op grond van en in overeenstemming met de desbetreffende bepalingen van het nationale recht, zoals geharmoniseerd door Richtlijn [BRRD].

Artikel 6

Algemene beginselen

1.  Geen actie, voorstel of beleidsmaatregel van de afwikkelingsraad, de Commissie of een nationale afwikkelingsautoriteit discrimineert in artikel 2 bedoelde entiteiten, depositohouders, beleggers of andere crediteuren die in de Unie zijn gevestigd op grond van hun nationaliteit of hoofdkantoor.

(1 bis)  De afwikkelingsraad, de Commissie of een nationale afwikkelingsautoriteit houden zich bij elke maatregel, elk voorstel en elke beleidsmaatregel in het kader van het GAM de bevordering van de stabiliteit van het financieel stelsel binnen de EU en binnen de respectieve deelnemende lidstaten voor ogen, en zij letten daarbij zorgvuldig op de eenheid en integriteit van de interne markt.

2.  Bij het nemen van besluiten of maatregelen die in meer dan een ▐ lidstaat gevolgen kunnen hebben, en met name bij het nemen van besluiten met betrekking tot groepen die in twee of meer deelnemende lidstaten zijn gevestigd, houden de Commissie en de afwikkelingsraad naar behoren rekening met alle volgende factoren:

(a)  de belangen van de ▐ lidstaten waar een groep actief is, en in het bijzonder het effect van een besluit of maatregel, dan wel het uitblijven daarvan, op de financiële stabiliteit, de economie, het depositogarantiestelsel of het beleggerscompensatiestelsel van elk van deze lidstaten;

(b)  de doelstelling de belangen van de verschillende betrokken lidstaten tegen elkaar af te wegen en te voorkomen dat de belangen van een ▐ lidstaat worden geschaad of onbillijk worden beschermd;

(c)  de noodzaak een negatief effect te vermijden op andere delen van een groep waarvan een in artikel 2 bedoelde entiteit in afwikkeling lid is;

(c bis)  zo mogelijk, het belang van de groep bij voortzetting van haar grensoverschrijdende activiteit;

(d)  de noodzaak te vermijden dat de kosten voor de crediteuren van de in artikel 2 bedoelde entiteiten een zodanig onevenredige stijging vertonen dat deze hoger uitvalt dan het geval zou zijn geweest mochten deze entiteiten volgens normale insolventieprocedures zijn afgewikkeld;

(e)  de uit hoofde van artikel 107 VWEU te nemen besluiten die in artikel 16, lid 10, worden bedoeld.

3.  De Commissie en de afwikkelingsraad wegen de in lid 2 bedoelde factoren af tegen de in artikel 12 bedoelde afwikkelingsdoelstellingen, rekening houdend met de aard en de omstandigheden van elke zaak.

4.   Geen besluit of handeling van de afwikkelingsraad of de Commissie kan de lidstaten verplichten tot het verstrekken van buitengewone openbare financiële steun of rechtstreeks in de budgettaire verantwoordelijkheid van de lidstaten treden.

4 bis.  Bij het nemen van besluiten of maatregelen ziet de afwikkelingsraad erop toe dat de werknemersvertegenwoordigers binnen de betrokken entiteiten worden geïnformeerd en eventueel geraadpleegd;

4 ter.  Bij hun maatregelen, voorstellen en beleidsmaatregelen respecteren de afwikkelingsraad, de Commissie en de nationale afwikkelingsautoriteiten het non-discriminatiebeginsel ten aanzien van iedere lidstaat og groep van lidstaten.

4 quater.  De Commissie voert haar taken uit hoofde van deze verordening onafhankelijk, en separaat van haar andere taken uit, en strikt volgens de doelstellingen en beginselen die in deze verordening en in Richtlijn [BRRD] zijn omschreven. Deze takenscheiding dient te worden gewaarborgd door een gescheiden organisatie.

Deel II

BIJZONDERE BEPALINGEN

TITEL I

Functies binnen het gemeenschappelijk afwikkelingsmechanisme en procedureregels

Hoofdstuk 1

Afwikkelingsplanning

Artikel 7

Afwikkelingsplannen

1.  De afwikkelingsraad stelt in samenwerking met de nationale afwikkelingsautoriteiten afwikkelingsplannen op voor de in artikel 2 bedoelde entiteiten en voor groepen en keurt deze goed.

2.  Voor de toepassing van lid 1 doen de nationale afwikkelingsautoriteiten de afwikkelingsraad alle voor de opstelling en uitvoering van de afwikkelingsplannen benodigde informatie toekomen die zij overeenkomstig artikel 10 en artikel 12, lid 1, van Richtlijn [BRRD] hebben verkregen, onverminderd hoofdstuk 5 van deze titel.

2 bis.  Het afwikkelingsplan voor elke entiteit wordt opgesteld overeenkomstig de artikelen 9 - 12 van de richtlijn [BRRD].

7.  De afwikkelingsraad stelt de afwikkelingsplannen op in samenwerking met de toezichthouder of de consoliderende toezichthouder en met de nationale afwikkelingsautoriteiten van de deelnemende lidstaten waar de entiteiten zijn gevestigd. De afwikkelingsraad werkt samen met de afwikkelingsautoriteiten in niet-deelnemende lidstaten indien in die lidstaten entiteiten onderworpen zijn aan toezicht op geconsolideerde basis.

8.  De afwikkelingsraad kan van nationale afwikkelingsautoriteiten eisen dat zij voorontwerpen van afwikkelingsplannen opstellen, en van de afwikkelingsautoriteit op groepsniveau dat zij een voorontwerp van groepsafwikkelingsplan opstelt ter beoordeling en goedkeuring door de afwikkelingsraad. De afwikkelingsraad kan van nationale afwikkelingsautoriteiten verlangen andere taken in verband met het opstellen van afwikkelingsplannen te verrichten.

9.  De afwikkelingsplannen worden geëvalueerd en, indien nodig, bijgewerkt, iovereenkomstig de artikelen 9 en 12 van richtlijn [BRRD].

9 bis.  Besluiten met betrekking tot het opstellen, evalueren en goedkeuren van de afwikkelingsplannen alsook ten aanzien van de toepassing van passende maatregelen worden door de afwikkelingsraad genomen in zijn bestuursvergadering.

Artikel 8

Beoordeling van de afwikkelbaarheid

1.  Bij de opstelling van afwikkelingsplannen in overeenstemming met artikel 7 beoordeelt de afwikkelingsraad, na raadpleging van de bevoegde autoriteiten, met inbegrip van de ECB, en van de afwikkelingsautoriteiten van niet-deelnemende lidstaten waar dochterondernemingen of significante bijkantoren of dochterondernemingen zijn gevestigd, voor zover zulks relevant is voor het significante bijkantoor in de zin als bedoeld in de artikelen 13 en 13 bis van richtlijn [BRRD], in hoeverre instellingen en groepen afwikkelbaar zijn zoals vereist in de artikelen 13 en 13 bis van richtlijn [BRRD].

2.  ▐ Een entiteit wordt geacht afwikkelbaar te zijn in situaties als bedoeld in artikel 13 van richtlijn [BRRD].

3.  ▐ Een groep wordt geacht afwikkelbaar te zijn in situaties als bedoeld in artikel 13 bis van richtlijn [BRRD].

4.  Bij de beoordeling onderzoekt de afwikkelingsraad ten minste de zaken die in afdeling C van de bijlage bij Richtlijn [BRRD] zijn vermeld.

5.  Indien de afwikkelingsraad, na raadpleging van de bevoegde autoriteit, met inbegrip van de ECB, op grond van een overeenkomstig lid 1 uitgevoerde beoordeling van de afwikkelbaarheid van een entiteit of een groep vaststelt dat er potentiële materiële belemmeringen voor de afwikkelbaarheid van de entiteit of de groep bestaan, stelt de afwikkelingsraad, in overleg met de bevoegde autoriteiten, een verslag op dat tot de instelling of de moederonderneming is gericht en waarin de materiële belemmeringen voor de doeltreffende toepassing van de afwikkelingsinstrumenten en uitoefening van de afwikkelingsbevoegdheden worden geanalyseerd. In dat verslag worden ook de maatregelen aanbevolen die volgens de afwikkelingsraad nodig of passend zijn om die belemmeringen overeenkomstig lid 8 weg te nemen.

6.  Het verslag wordt ter kennis gebracht van de betrokken entiteit of moederonderneming, van de bevoegde autoriteiten en van de afwikkelingsautoriteiten van niet-deelnemende lidstaten waar significante bijkantoren of dochterondernemingen zijn gevestigd. Het motiveert de betrokken beoordeling of vaststelling en geeft aan hoe deze beoordeling of vaststelling voldoet aan het in artikel 6 vermelde vereiste van evenredige toepassing.

7.  Binnen vier maanden na de datum van ontvangst van het verslag kan de entiteit of de moederonderneming opmerkingen indienen en aan de afwikkelingsraad alternatieve maatregelen voorstellen waarmee de in het verslag genoemde belemmeringen kunnen worden weggenomen. De afwikkelingsraad deelt elke door de entiteit of moederonderneming voorgestelde maatregel mee aan de bevoegde autoriteiten en aan de afwikkelingsautoriteiten van niet-deelnemende lidstaten waar significante bijkantoren of dochterondernemingen zijn gevestigd.

8.  Indien de door de betrokken entiteit of moederonderneming voorgestelde maatregelen de belemmeringen voor de afwikkelbaarheid niet effectief wegnemen, neemt de afwikkelingsraad, na raadpleging van de bevoegde autoriteiten en, in voorkomend geval, van de macroprudentiële autoriteit, een besluit waarin wordt gesteld dat de voorgestelde maatregelen de belemmeringen voor de afwikkelbaarheid niet effectief wegnemen en waarin de nationale afwikkelingsautoriteiten de instructie wordt gegeven van de instelling, de moederonderneming of een dochteronderneming van de betrokken groep te eisen dat deze een van de in artikel 14 van Richtlijn [BRRD] vermelde maatregelen neemt, op basis van de volgende criteria:

(a)  de doeltreffendheid van de maatregel bij het wegnemen van de belemmeringen voor de afwikkelbaarheid;

(b)  de noodzaak om een negatief effect op de financiële stabiliteit in ▐ lidstaten waar de groep actief is te vermijden;

(c)  de noodzaak om een effect op de betrokken instelling of groep te vermijden dat verder gaat dan nodig is om de belemmering voor de afwikkelbaarheid weg te nemen of dat onevenredig zou zijn.

9.  Voor de toepassing van lid 8 geeft de afwikkelingsraad nationale afwikkelingsautoriteiten instructies om een of meer van de in artikel 14 van Richtlijn [BRRD] bedoelde maatregelen te nemen:

10.  De nationale afwikkelingsautoriteiten voeren de instructies van de afwikkelingsraad uit conform artikel 26.

Artikel 8 bis

Afwikkelbaarheid van systeemrelevante instellingen

Onverminderd zijn bevoegdheden en onafhankelijkheid geeft de afwikkelingsraad voorrang aan de beoordeling van de afwikkelbaarheid van instellingen waaraan systeemrisico’s zijn verbonden, zoals de als mondiaal systeemrelevante instellingen (MSI's) aangemerkte instellingen of de anderszins systeemrelevante instellingen (ASI's) in de zin van artikel 131 van richtlijn 2013/36/EU, en stelt zonodig voor elk van deze instellingen overeenkomstig artikel 8 van deze verordening een plan op om overeenkomstig artikel 14 van Richtlijn [BRRD] belemmeringen voor de afwikkelbaarheid uit de weg te ruimen.

Artikel 9

Vereenvoudigde verplichtingen en ontheffingen

1.  De afwikkelingsraad kan op eigen initiatief of op voorstel van een nationale afwikkelingsautoriteit vereenvoudigde verplichtingen met betrekking tot de opstelling van herstel- en afwikkelingsplannen overeenkomstig artikel 4 van Richtlijn [BRRD] toepassen.

2.  De nationale afwikkelingsautoriteiten kunnen de afwikkelingsraad voorstellen vereenvoudigde verplichtingen toe te passen voor specifieke instellingen of groepen ten aanzien van de opstelling van afwikkelingsplannen. Het voorstel wordt met redenen omkleed en met alle relevante documentatie onderbouwd.

3.  Bij ontvangst van een voorstel in de zin van lid 1, of wanneer hij op eigen initiatief handelt, gaat de afwikkelingsraad over tot een beoordeling van de betrokken instellingen of groep. Bij de uitvoering van de beoordeling wordt rekening gehouden met de in artikel 4 van Richtlijn [BRRD] genoemde aspecten.

4.  De afwikkelingsraad beoordeelt de voortgezette toepassing van vereenvoudigde verplichtingen en staakt deze toepassing in de in artikel 4 van richtlijn [BRRD] bedoelde situaties.

Ingeval de nationale afwikkelingsautoriteit die overeenkomstig lid 1 heeft voorgesteld vereenvoudigde verplichtingen toe te passen ▐ van oordeel is dat het besluit tot toepassing van vereenvoudigde verplichtingen ▐moet worden ingetrokken, dient zij daartoe een voorstel in bij de afwikkelingsraad. In dat geval neemt de afwikkelingsraad in het licht van de in lid 3 vermelde elementen een besluit over het voorstel tot intrekking, terdege rekening houdend met de door de nationale afwikkelingsautoriteit aangevoerde motivering voor de intrekking

7.  De afwikkelingsraad stelt de EBA ervan in kennis wanneer hij de leden 1 en 4 toepast.

Artikel 10

Minimumvereiste voor eigen vermogen en in aanmerking komende passiva

1.  In overleg met de bevoegde autoriteiten, met inbegrip van de ECB, gaat de afwikkelingsraad over tot de vaststelling van het in lid 2 bedoelde minimumvereiste voor eigen vermogen en in aanmerking komende passiva, behoudens de afschrijvings- en omzettingsbevoegdheden, die instellingen en in artikel 2 bedoelde moederondernemingen moeten aanhouden.

2.  Het minimumvereiste wordt berekend overeenkomstig artikel 39 van richtlijn [BRRD].

3.  De in lid 1 bedoelde vaststelling geschiedt op grond van de in artikel 39 van Richtlijn [BRRD] genoemde criteria:

Bij de vaststelling wordt gepreciseerd aan welk minimumvereiste instellingen op individuele basis en moederondernemingen op geconsolideerde basis moeten voldoen. De afwikkelingsraad kan besluiten ontheffing te verlenen van de toepassing van het minimumvereiste op geconsolideerde of individuele basis in de in artikel 39 van richtlijn [BRRD] bedoelde situaties.

4.  De in lid 1 bedoelde vaststelling kan erin voorzien dat op geconsolideerde of individuele basis gedeeltelijk aan het minimumvereiste voor eigen vermogen en in aanmerking komende passiva kan worden voldaan door middel van een contractueel instrument van inbreng van de particuliere sector, overeenkomstig artikel 39 van richtlijn [BRRD].

6.  De afwikkelingsraad doet elke in lid 1 bedoelde vaststelling tijdens het opstellen en bijhouden van afwikkelingsplannen overeenkomstig artikel 7.

7.  De afwikkelingsraad richt zijn vaststelling tot de nationale afwikkelingsautoriteiten. De nationale afwikkelingsautoriteiten voeren de instructies van de afwikkelingsraad uit conform artikel 26. De afwikkelingsraad eist dat de nationale afwikkelingsautoriteiten verifiëren of en waarborgen dat instellingen en moederondernemingen aan het in lid 1 bedoelde minimumvereiste blijven voldoen.

8.  De afwikkelingsraad stelt de ECB en de EBA in kennis van het minimumvereiste dat hij overeenkomstig lid 1 voor elke instelling en moederonderneming heeft vastgesteld.

Hoofdstuk 2

Vroegtijdige interventie

Artikel 11

Vroegtijdige interventie

1.  De ECB stelt de afwikkelingsraad ambtshalve of naar aanleiding van een kennisgeving van een nationale bevoegde autoriteit van een deelnemende lidstaat in kennis van elke maatregel die zij een instelling of groep verplicht te nemen of die zij zelf neemt uit hoofde van artikel 16 van Verordening (EU) nr. 1024/2013, artikel 23, lid 1, of artikel 24 van Richtlijn [BRRD] of artikel 104 van Richtlijn 2013/36/EU.

De afwikkelingsraad stelt de Commissie in kennis van alle informatie die hij overeenkomstig de eerste alinea heeft ontvangen.

2.  Vanaf de datum van ontvangst van de in lid 1 bedoelde informatie kan de afwikkelingsraad, onverminderd de bevoegdheden van de ECB en de bevoegde autoriteiten uit hoofde van ander Unierecht, de afwikkeling van de betrokken instelling of groep voorbereiden.

Voor de toepassing van de eerste alinea volgt de afwikkelingsraad, in samenwerking met de ECB en de betrokken bevoegde autoriteit, van nabij de toestand van de instelling of de moederonderneming, alsook of deze zich houden aan een eventuele vroegtijdige-interventiemaatregel die diende te worden genomen.

3.  De afwikkelingsraad heeft de bevoegdheid om:

(a)  overeenkomstig hoofdstuk 5 van deze titel de verstrekking te eisen van alle informatie die noodzakelijk is om de afwikkeling van de instelling of de groep voor te bereiden;

(b)  overeenkomstig artikel 17 een waardering van de activa en passiva van de instelling of groep te verrichten;

(c)  met potentiële kopers contact op te nemen teneinde de afwikkeling van de instelling of de groep voor te bereiden, dan wel om van de instelling, moederonderneming of de nationale afwikkelingsautoriteit te eisen dat te doen, met inachtneming van de vertrouwelijkheidsvereisten die bij deze verordening en bij artikel 76 van Richtlijn [BRRD] zijn vastgelegd;

(d)  van de betrokken nationale afwikkelingsautoriteit te eisen dat zij een voorlopige afwikkelingsregeling voor de betrokken instelling of groep opstelt.

4.  Indien de ECB of de nationale bevoegde autoriteiten van de deelnemende lidstaten voornemens zijn een instelling of groep een aanvullende maatregel uit hoofde van artikel 16 van Verordening (EU) nr. 1024/2013 , uit hoofde van de artikelen 23 of 24 van Richtlijn [BRRD], dan wel uit hoofde van artikel 104 van Richtlijn 2013/36/EU op te leggen voordat de instelling of groep volledige uitvoering heeft gegeven aan de eerste maatregel waarvan de afwikkelingsraad in kennis is gesteld, stelt de ECB de afwikkelingsraad daarvan ambtshalve of naar aanleiding van een mededeling van de nationale bevoegde autoriteit op de hoogte voordat aan de betrokken instelling of groep een dergelijke aanvullende maatregel wordt opgelegd.

5.  De ECB of de bevoegde autoriteit en de afwikkelingsraad dragen er zorg voor dat de in lid 4 bedoelde aanvullende maatregel en elke door de afwikkelingsraad overeenkomstig lid 2 genomen maatregel ter voorbereiding van de afwikkeling consistent zijn.

Hoofdstuk 3

Afwikkeling

Artikel 12

Afwikkelingsdoelstellingen

1.  Wanneer zij handelen volgens de in artikel 16 bedoelde afwikkelingsprocedure houden de Commissie en de afwikkelingsraad bij de uitoefening van hun respectieve verantwoordelijkheden rekening met de in artikel 26 van Richtlijn [BRRD] genoemde afwikkelingsdoelstellingen en kiezen zij de instrumenten en bevoegdheden waarmee naar hun mening de doelstellingen die gezien de omstandigheden van de zaak relevant zijn, het best kunnen worden verwezenlijkt.

2.  ▐ Bij het nastreven van de bovengenoemde doelstellingen handelen de Commissie en de afwikkelingsraad in overeenstemming met artikel 26 van richtlijn [BRRD].

Artikel 13

Algemene beginselen met betrekking tot afwikkeling

Wanneer zij handelen volgens de in artikel 16 bedoelde afwikkelingsprocedure nemen de Commissie en de afwikkelingsraad alle passende maatregelen om te waarborgen dat de afwikkelingsmaatregel in overeenstemming met de in artikel 29 van Richtlijn [BRRD] genoemde beginselen wordt genomen:

Artikel 14

Afwikkeling van financiële instellingen en moederondernemingen

Afwikkelingsmaatregelen ten aanzien van financiële instellingen en hun moederondernemingen worden genomen door de Commissie, aan de hand van een door de afwikkelingsraad overeenkomstig met artikel 28 van Richtlijn [BRRD] voorbereid ontwerpbesluit.

Artikel 15

Rangorde van vorderingen

Bij de toepassing van het instrument van de inbreng van de particuliere sector op een instelling in afwikkeling, waarbij de uit hoofde van artikel 24, lid 3, van het toepassingsgebied van het instrument van de inbreng van de particuliere sector uitgesloten passiva onverlet worden gelaten, neemt de Commissie een besluit op basis van een door de afwikkelingsraad voorbereid ontwerpbesluit en oefenen de afwikkelingsraad en de nationale afwikkelingsautoriteiten van de deelnemende lidstaat de afschrijvings- en omzettingsbevoegdheden uit ten aanzien van vorderingen, waarbij zij de rangorde volgen zoals geregeld in artikel 43 van richtlijn [BRRD].

Artikel 16

Afwikkelingsprocedure

1.  Indien de ECB ambtshalve of naar aanleiding van een mededeling van een nationale bevoegde autoriteit van een deelnemende lidstaat heeft besloten dat met betrekking tot een in artikel 2 bedoelde entiteit aan de in lid 2, onder a) en b), gestelde voorwaarden is voldaan, deelt zij dit besluit onverwijld aan de Commissie en de afwikkelingsraad mee.

De in de eerste alinea bedoelde kennisgeving kan plaatsvinden naar aanleiding van een verzoek tot beoordeling van de afwikkelingsraad of van een nationale afwikkelingsautoriteit, indien een van deze reden heeft om aan te nemen dat een instelling failleert of waarschijnlijk zal failleren.

De in de eerste alinea bedoelde mededeling vindt plaats na raadpleging van de afwikkelingsraad en de nationale afwikkelingsautoriteit.

1a.  De afwikkelingsraad stelt ontwerpbesluiten op en neemt definitieve besluiten met betrekking tot de afwikkelingsprocedure in zijn bestuursvergadering overeenkomstig artikel 50.

2.  Bij ontvangst van een kennisgeving in de zin van lid 1, gaat de afwikkelingsraad in zijn bestuursvergadering over tot een beoordeling om na te gaan of aan de volgende voorwaarden is voldaan:

(a)  de entiteit failleert of zal waarschijnlijk failleren;

(b)  gezien de timing en andere ter zake doende omstandigheden valt het redelijkerwijze niet te verwachten dat een ten aanzien van de entiteit genomen alternatieve maatregel van de particuliere sector, waaronder ook maatregelen door een institutioneel protectiestelsel, of van een toezichthouder (met inbegrip van vroegtijdige-interventiemaatregelen of de afschrijving of omzetting van kapitaalinstrumenten overeenkomstig artikel 18) het failleren van de entiteit binnen een redelijk tijdsbestek zou voorkomen;

(c)  een afwikkelingsmaatregel is noodzakelijk in het algemeen belang als bedoeld in lid 4.

3.  Voor de toepassing van lid 2, onder a), wordt de entiteit als een faillerende of waarschijnlijk faillerende entiteit beschouwd onder ten minste een van de in artikel 27, lid 2, van Richtlijn [BRRD] genoemde omstandigheden:

4.  Voor de toepassing van lid 2, onder c), wordt een afwikkelingsmaatregel behandeld als zijnde in het algemeen belang in de in artikel 27, lid 3, van richtlijn [BRRD] bedoelde omstandigheden.

5.  Wanneer hij van oordeel is dat aan alle in lid 2 gestelde voorwaarden is voldaan, legt de afwikkelingsraad, lettend op de in lid 1 bedoelde kennisgeving, een ontwerpbesluit aan de Commissie voor, inhoudende dat de entiteit in afwikkeling wordt geplaatst. Het ontwerpbesluit omvat ten minste het volgende:

(a)  de aanbeveling de entiteit in afwikkeling te plaatsen;

(b)  het in artikel 19, lid 32, bedoelde kader voor de afwikkelingsinstrumenten;

(c)  het kader voor het beroep op het Fonds ter ondersteuning van de afwikkelingsmaatregel in overeenstemming met artikel 71.

6.  Na ontvangst van het ontwerpbesluit van de afwikkelingsraad besluit de Commissie of zij het ontwerpbesluit aanneemt en welk kader voor de afwikkelingsinstrumenten wordt toegepast ten aanzien van de betrokken entiteit en, waar passend, voor het beroep op het Fonds ter ondersteuning van de afwikkelingsmaatregel. ▐

Indien de Commissie voornemens is de door de afwikkelingsraad ingediende aanbeveling niet of alleen met wijzigingen aan te nemen, zendt zij de aanbeveling terug naar de afwikkelingsraad met verzoek om wijziging, onder vermelding van de redenen waarom zij deze niet wenst aan te nemen of, al naar gelang het geval, de redenen van de beoogde voorgenomen wijzigingen. De Commissie kan een termijn vaststellen waarbinnen de afwikkelingsraad zijn aanvankelijke ontwerpbesluit op basis van de door de Commissie voorgestelde wijzigingen kan wijzigen en opnieuw bij de Commissie kan indienen. Tenzij sprake is van een naar behoren gerechtvaardigd spoedgeval, heeft de afwikkelingsraad ten minste vijf werkdagen om het ontwerpbesluit volgens het daartoe strekkend verzoek van de Commissie te herzien.

De Commissie stelt alles in het werk om bij de uitoefening van de haar bij dit lid toevertrouwde taken de door de EBA uitgebrachte richtsnoeren en aanbevelingen te volgen met en zij handelt ten aanzien van de bevestiging of zij die richtsnoeren en aanbevelingen volgt of van plan is te volgen, volgens het bepaalde in artikel 16, lid 3, van verordening (EU) nr.1093/2010.

7.  Het besluit van de Commissie wordt tot de afwikkelingsraad gericht. Indien de Commissie besluit de entiteit niet in afwikkeling te plaatsen omdat niet aan de in lid 2, onder c), gestelde voorwaarde is voldaan, wordt de betrokken entiteit geliquideerd in overeenstemming met het nationale insolventierecht.

8.  Binnen het kader dat bij het Commissiebesluit is vastgesteld, neemt de afwikkelingsraad in zijn bestuursvergadering een besluit ten aanzien van de in artikel 20 bedoelde afwikkelingsregeling en draagt hij er zorg voor dat de afwikkelingsmaatregel wordt genomen die noodzakelijk is voor de uitvoering van de afwikkelingsregeling door de betrokken nationale afwikkelingsautoriteiten. Het besluit van de afwikkelingsraad wordt tot de betrokken nationale afwikkelingsautoriteiten gericht en bevat instructies voor deze autoriteiten, die alle maatregelen nemen die noodzakelijk zijn om het besluit van de afwikkelingsraad in overeenstemming met artikel 26 uit te voeren door uitoefening van een of meer van de afwikkelingsbevoegdheden waarin Richtlijn [BRRD] voorziet, en die met name zijn vastgelegd in de artikelen 56 tot en met 64 van die richtlijn. Wanneer er van staatssteun sprake is, mag de afwikkelingsraad pas een besluit nemen nadat de Commissie een besluit ten aanzien van deze staatssteun heeft genomen.

9.  Indien de afwikkelingsraad oordeelt dat afwikkelingsmaatregelen staatssteun in de zin van artikel 107, lid 1, VWEU kunnen vormen, verzoekt hij de deelnemende lidstaat of de betrokken lidstaten om de voorgenomen maatregelen overeenkomstig artikel 108, lid 3, VWEU onverwijld bij de Commissie aan te melden.

10.  Voor zover de door de afwikkelingsraad in zijn bestuursvergadering voorgenomen afwikkelingsmaatregel een beroep op het Fonds inhoudt en geen staatssteun in de zin van artikel 107, lid 1, VWEU met zich meebrengt, past de Commissie parallel mutatis mutandis de voor de toepassing van artikel 107 VWEU vastgestelde criteria toe.

11.  De Commissie beschikt over de bevoegdheid om van de afwikkelingsraad alle informatie te verkrijgen die zij relevant acht voor de uitvoering van haar taken uit hoofde van deze verordening en, in voorkomend geval, artikel 107 VWEU. De afwikkelingsraad beschikt over de bevoegdheid om overeenkomstig hoofdstuk 5 van deze titel van alle personen alle informatie te verkrijgen die hij nodig heeft om een afwikkelingsmaatregel voor te bereiden en daarover een besluit te nemen, met inbegrip van bijwerkingen en aanvullingen van de in de afwikkelingsplannen verstrekte informatie.

12.  De afwikkelingsraad beschikt over de bevoegdheid om de Commissie ontwerpbesluiten voor te leggen om met betrekking tot een entiteit in afwikkeling aan te bevelen het kader voor de afwikkelingsinstrumenten en voor het beroep op het Fonds te wijzigen.

12 bis.  Teneinde een gelijk speelveld te bewaren, behandelt de Commissie bij de uitoefening van haar bevoegdheden op gebied van staatssteun, en overeenkomstig Richtlijn [BRRD] het beroep op het Fonds op de wijze zoals zij een nationale regeling ter financiering van de afwikkeling zou behandelen.

Artikel 17

Waardering

1.  Vóór het nemen van afwikkelingsmaatregelen of het uitoefenen van de bevoegdheid om kapitaalinstrumenten af te schrijven of om te zetten, draagt de afwikkelingsraad er zorg voor dat een eerlijke en realistische waardering van de activa en passiva van de in artikel 2 bedoelde entiteit wordt verricht overeenkomstig artikel 30 van richtlijn [BRRD].

16.  Om te beoordelen of aandeelhouders en crediteuren beter zouden zijn behandeld mocht een normale insolventieprocedure ten aanzien van de instelling in afwikkeling zijn geopend, draagt de afwikkelingsraad er zorg voor dat een waardering ▐ wordt verricht overeenkomstig artikel 66 van richtlijn [BRRD], ▐ los van de waardering die uit hoofde van lid 1▐ is verricht.

Artikel 18

Afschrijving en omzetting van kapitaalinstrumenten

1.  De ECB stelt de afwikkelingsraad ambtshalve of naar aanleiding van een mededeling van een nationale bevoegde autoriteit van een deelnemende lidstaat, in kennis ingeval zij oordeelt dat met betrekking tot een in artikel 2 bedoelde entiteit of een groep die in een deelnemende lidstaat is gevestigd, aan de ▐ voorwaarden voor afschrijving en omzetting van kapitaalinstrumenten zoals geregeld in Richtlijn [BRRD] is voldaan.

1 bis.  De ECB verschaft de afwikkelingsraad de in lid bedoelde informatie naar aanleiding van een verzoek tot beoordeling van de afwikkelingsraad of van een nationale afwikkelingsautoriteit, indien een van hen reden heeft om aan te nemen dat met betrekking tot een in artikel 2 bedoelde entiteit of een groep die in een deelnemende lidstaat is gevestigd aan de voorwaarden voor afschrijving en omzetting van kapitaalinstrumenten is voldaan.

1 ter.  Als aan de in lid 1 gestelde voorwaarden is voldaan, legt de afwikkelingsraad, lettend op de in lid 1 bedoelde informatie, een ontwerpbesluit aan de Commissie voor, inhoudende dat de bevoegdheden om kapitaalinstrumenten af te schrijven of om te zetten worden uitgeoefend, en dat die bevoegdheden afzonderlijk, dan wel, volgens de in artikel 16, leden 4 tot en met 7, beschreven procedure, in combinatie met een afwikkelingsmaatregel moeten worden uitgeoefend.

5.  Na ontvangst van het ontwerpbesluit van de afwikkelingsraad beslist de Commissie ▐ of zij het ontwerpbesluit overneemt en of de bevoegdheden om kapitaalinstrumenten af te schrijven of om te zetten afzonderlijk, dan wel, volgens de in artikel 16, leden 4 tot en met 7, beschreven procedure, in combinatie met een afwikkelingsmaatregel moeten worden uitgeoefend.

6.  Wanneer ▐ de in lid 1 bedoelde voorwaarden zijn vervuld, maar ▐ niet aan de in artikel 16, lid 2, gestelde afwikkelingsvoorwaarden is voldaan, geeft de afwikkelingsraad, op grond van een besluit van de Commissie, de nationale afwikkelingsautoriteiten de instructie de afschrijvings- of de omzettingsbevoegdheid conform de artikelen 51 en 52 van Richtlijn [ ] uit te oefenen.

7.  Ingeval zowel aan de in lid 1 bedoelde voorwaarden voor afschrijving en omzetting van kapitaalinstrumenten als aan de in artikel 16, lid 2, gestelde afwikkelingsvoorwaarden is voldaan, is de in artikel 16, leden 4 tot en met 7, beschreven procedure van toepassing.

8.  De afwikkelingsraad draagt er zorg voor dat de nationale afwikkelingsautoriteiten de afschrijvings- of de omzettingsbevoegdheid in overeenstemming met Richtlijn [BRRD] uitoefenen.

9.  De nationale afwikkelingsautoriteiten voeren de instructies van de afwikkelingsraad uit en gaan overeenkomstig artikel 26 over tot de afschrijving of omzetting van kapitaalinstrumenten.

Artikel 19

Algemene beginselen van afwikkelingsinstrumenten

1.  Indien de afwikkelingsraad besluit een afwikkelingsinstrument op een in artikel 2 bedoelde entiteit toe te passen, en deze afwikkelingsmaatregel tot gevolg zou hebben dat crediteuren verliezen lijden of dat hun vorderingen worden omgezet, oefent de afwikkelingsraad de bevoegdheid uit hoofde van artikel 18 uit onmiddellijk voordat zij het afwikkelingsinstrument toepast dan wel op hetzelfde tijdstip.

2.  De in artikel 16, lid 5, onder b), bedoelde afwikkelingsinstrumenten zijn:

(a)  het instrument van verkoop van de onderneming;

(b)  het instrument van de overbruggingsinstelling;

(c)  het instrument van afsplitsing van activa;

(d)  het instrument van de inbreng van de particuliere sector.

3.  Bij de vaststelling van het in artikel 16, lid 5, bedoelde ontwerpbesluit neemt de afwikkelingsraad de volgende factoren in aanmerking:

(a)  de activa en passiva van de instelling in afwikkeling op basis van de waardering in de zin van artikel 17;

(b)  de liquiditeitspositie van de instelling in afwikkeling;

(c)  de verkoopbaarheid van de franchisewaarde van de instelling in afwikkeling in het licht van de op de markt heersende economische en concurrentievoorwaarden;

(d)  de beschikbare tijd.

4.  De afwikkelingsinstrumenten mogen ofwel afzonderlijk, ofwel samen worden toegepast, met uitzondering van het instrument van de afsplitsing van activa, dat alleen samen met een ander afwikkelingsinstrument mag worden toegepast.

4 bis.  Met het oog op de uitvoering van de hem door deze verordening opgelegde taken en met het doel om voor een gelijk speelveld te zorgen bij de toepassing van de afwikkelingsinstrumenten brengt de afwikkelingsraad samen met de Commissie een afwikkelingshandleiding uit die duidelijke en uitgebreide begeleiding biedt bij het gebruik van de afwikkelingsinstrumenten.

De in de eerste alinea bedoelde handleiding wordt door de Commissie uitgevaardigd in de vorm van een gedelegeerde handeling overeenkomstig artikel 82.

Artikel 20

Afwikkelingsregeling

In de overeenkomstig artikel 16, lid 8, door de afwikkelingsraad aangenomen afwikkelingsregeling zijn, in overeenstemming met de uit hoofde van artikel 16, lid 6, door de Commissie genomen besluiten ten aanzien van het afwikkelingskader en, in voorkomend geval, een besluit inzake staatssteun, mutatis mutandis de bijzonderheden betreffende de op de instelling in afwikkeling toe te passen afwikkelingsinstrumenten vastgelegd welke ten minste op de in artikel 21, lid 2, artikel 22, lid 2, artikel 23, lid 2, en artikel 24 lid 1, bedoelde maatregelen betrekking hebben, en is tevens bepaald voor welke precieze bedragen en doeleinden een beroep op het Fonds zal worden gedaan.

In de loop van het afwikkelingsproces kan de afwikkelingsraad de afwikkelingsregeling wijzigen en bijwerken voor zover zulks passend blijkt in het licht van de omstandigheden van de zaak en tevens binnen de perken blijft van het overeenkomstig artikel 16, lid 6, door de Commissie vastgestelde afwikkelingskader.

Artikel 21

Het instrument van verkoop van de onderneming;

1.  Binnen het door de Commissie vastgestelde kader bestaat het instrument van de verkoop van de onderneming in de overdracht aan een koper die geen overbruggingsinstelling is, van het volgende:

(a)  aandelen of andere eigendomsinstrumenten van een instelling in afwikkeling; of

(b)  alle of welbepaalde activa, rechten of verplichtingen van een instelling in afwikkeling;

2.  In verband met het instrument van de verkoop van de onderneming wordt in de in artikel 16, lid 8, bedoelde afwikkelingsregeling met name het volgende vastgelegd:

(a)  de in overeenstemming met artikel 32, leden 1 en 7 tot en met 11, van Richtlijn [BRRD] door de nationale afwikkelingsautoriteit over te dragen instrumenten, activa, rechten en verplichtingen;

(b)  de commerciële voorwaarden, gezien de omstandigheden en de in de loop van het afwikkelingsproces gemaakte kosten en verrichte uitgaven, waartegen de nationale afwikkelingsautoriteit overeenkomstig artikel 32, leden 2, 3 en 4, van Richtlijn [BRRD] de overdracht moet uitvoeren;

(c)  of de nationale afwikkelingsautoriteit de overdrachtbevoegdheden meer dan eens mag uitoefenen in overeenstemming met artikel 32, leden 5 en 6, van Richtlijn [BRRD];

(d)  de regelingen voor de verkoop door de nationale afwikkelingsautoriteit van de betrokken entiteit of de betrokken instrumenten, activa, rechten en verplichtingen in overeenstemming met artikel 33, leden 1 en 2, van Richtlijn [BRRD];

(e)  of het waarschijnlijk is dat de inachtneming van de verkoopsvoorwaarden door de nationale afwikkelingsautoriteit de afwikkelingsdoelstellingen zal ondermijnen in de zin van lid 3.

3.  De afwikkelingsraad past het instrument van verkoop van de onderneming toe zonder aan de in lid 2, onder e), gestelde voorwaarden voor de verkoop te voldoen wanneer hij besluit dat inachtneming van deze voorwaarden waarschijnlijk een of meer van de afwikkelingsdoelstellingen zou ondermijnen, en met name indien aan de volgende voorwaarden is voldaan:

(a)  hij is van oordeel dat het failleren of potentieel failleren van de instelling in afwikkeling een wezenlijke bedreiging voor de financiële stabiliteit vormt of die bedreiging verergert;

(b)  hij is van oordeel dat inachtneming van die vereisten de doelmatigheid van het instrument van verkoop van de onderneming bij het wegnemen van die bedreiging of het verwezenlijken van de in artikel 12, lid 2, onder b), vermelde afwikkelingsdoelstelling zou ondermijnen.

Artikel 22

Instrument van de overbruggingsinstelling

1.  Binnen het door de Commissie vastgestelde kader bestaat het instrument van de overbruggingsinstelling in de overdracht aan een overbruggingsinstelling van een of meer van de volgende elementen:

(a)  aandelen of andere eigendomsinstrumenten die zijn uitgegeven door een of meer instellingen in afwikkeling;

(b)  alle of bepaalde activa, rechten of verplichtingen van een of meer instellingen in afwikkeling.

2.  In verband met het instrument van de verkoop van de overbruggingsinstelling wordt in de in artikel 20 bedoelde afwikkelingsregeling met name het volgende vastgelegd:

(a)  de in overeenstemming met artikel 34, leden 1 tot en met 9, van Richtlijn [BRRD] door de nationale afwikkelingsautoriteit aan een overbruggingsinstelling over te dragen instrumenten, activa, rechten en verplichtingen;

(b)  de regelingen voor de oprichting, werking en beëindiging van de overbruggingsinstelling door de nationale afwikkelingsautoriteit in overeenstemming met artikel 35, leden 1, 2, 3 en 5 tot en met 8, van Richtlijn [BRRD];

(c)  de regelingen voor de verkoop van de overbruggingsinstelling of van de activa of passiva ervan door de nationale afwikkelingsautoriteit in overeenstemming met artikel 35, lid 4, van Richtlijn [BRRD].

3.  De afwikkelingsraad draagt er zorg voor dat de totale waarde van de door de nationale afwikkelingsautoriteit aan de overbruggingsinstelling overgedragen passiva de totale waarde van de door de instelling in afwikkeling overgedragen of uit andere bronnen afkomstige rechten en activa niet overtreft.

3 bis.  Elke voor de overbruggingsinstelling ontvangen vergoeding of sommige of alle eigendomsrechten en verplichtingen van de overbruggingsinstelling zijn in overeenstemming met de desbetreffende bepalingen van de [richtlijn inzake het herstel en de afwikkeling van banken].

Artikel 23

Instrument van afsplitsing van activa

1.  Binnen het door de Commissie vastgestelde kader bestaat het instrument van de afsplitsing van activa in de overdracht van activa, rechten of verplichtingen van een instelling in afwikkeling aan een vehikel voor activabeheer dat als rechtspersoon aan de in richtlijn [BRRD] gestelde eisen voor een vehikel voor activabeheer voldoet.

2.  In verband met het instrument van de afsplitsing van activa wordt in de in artikel 20 bedoelde afwikkelingsregeling met name het volgende vastgelegd:

(a)  de in overeenstemming met artikel 36, leden 1 tot en met 4 en 6 tot en met 10, van Richtlijn [BRRD] door de nationale afwikkelingsautoriteit over te dragen instrumenten, activa, rechten en verplichtingen;

(b)  de vergoeding waarvoor de activa door de nationale afwikkelingsautoriteit aan het vehikel voor activabeheer worden overgedragen in overeenstemming met de in artikel 17 vastgelegde beginselen. Deze bepaling staat er niet aan in de weg dat de vergoeding een nominale of negatieve waarde heeft.

2 bis.  Elke voor het vehikel voor activabeheer ontvangen vergoeding of sommige of alle eigendomsrechten en verplichtingen van het vehikel voor activabeheer zijn in overeenstemming met de desbetreffende bepalingen van Richtlijn [BRRD].

Artikel 24

Instrument van de inbreng van de particuliere sector

1.  Het instrument van de inbreng van de particuliere sector kan voor de in artikel 37 van Richtlijn [BRRD] genoemde ▐ doeleinden worden toegepast.

Binnen het door de Commissie vastgestelde kader voor het instrument van de inbreng van de particuliere sector wordt in de afwikkelingsregeling met name het volgende vastgelegd:

(a)  het totaalbedrag waarmee in aanmerking komende passiva moeten worden verminderd of waarin deze moeten worden omgezet in overeenstemming met lid 6;

(b)  de passiva die overeenkomstig de leden 5 tot en met 13 kunnen worden uitgesloten;

(c)  de doelstellingen en minimuminhoud van het bedrijfssaneringsplan dat overeenkomstig lid 16 moet worden ingediend.

2.  ▐

Indien niet aan de in artikel 37, lid 3, van Richtlijn [BRRD] gestelde voorwaarde is voldaan voor toepassing van het instrument van de inbreng van de particuliere sector voor herkapitalisering van een entiteit , worden een van de in artikel 19, lid 2, onder a), b) of c), bedoelde afwikkelingsinstrumenten en het in artikel 19, lid 2, onder d), bedoelde instrument van de inbreng van de particuliere sector toegepast, al naargelang het geval.

3.  De ▐ passiva genoemd in artikel 38, lid 2, van Richtlijn [BRRD] mogen niet worden afgeschreven en omgezet.▐

5.  In uitzonderlijke gevallen kan uitsluiting van sommige passiva ▐ van de uitoefening van de afschrijvings- en omzettingsbevoegdheden in overeenstemming met artikel 32, lid 2 bis van Richtlijn [BRRD] plaatsvinden.

Ingeval een in aanmerking komend passivum of een categorie van in aanmerking komende passiva geheel of gedeeltelijk wordt uitgesloten, mag het niveau van afschrijving of omzetting dat op andere in aanmerking komende passiva wordt toegepast, worden verhoogd om met die uitsluitingen rekening te houden, mits het niveau van afschrijving of omzetting dat op andere in aanmerking komende passiva wordt toegepast in overeenstemming is met het ▐ beginsel dat geen enkele crediteur grotere verliezen mag lijden dan hij zou hebben geleden indien de in artikel 2 bedoelde entiteit volgens een normale insolventieprocedure zou zijn geliquideerd.

6.  Ingeval een in aanmerking komend passivum of een categorie van in aanmerking komende passiva uit hoofde van lid 5 geheel of gedeeltelijk wordt uitgesloten, en de verliezen die uit deze passiva zouden zijn voortgevloeid niet volledig aan andere crediteuren zijn overgedragen, kan een bijdrage van het Fonds aan de instelling in afwikkeling worden geleverd voor de doelen genoemd in, en in overeenstemming met artikel 38 van richtlijn [BRRD].

8.  De bijdrage van het Fonds kan worden gefinancierd door:

(a)  het ter beschikking van het Fonds staande bedrag dat overeenkomstig artikel 66 is bijeengebracht door middel van bijdragen van in artikel 2 bedoelde entiteiten;

(b)  het bedrag dat overeenkomstig artikel 67 binnen een periode van drie jaar kan worden bijeengebracht door middel van achteraf te betalen bijdragen; en tevens

(c)  ingeval de onder a) en b) bedoelde bijdragen ontoereikend zijn, bedragen die overeenkomstig artikel 69 uit alternatieve financieringsbronnen worden aangetrokken, waaronder ook in het kader van de in dat artikel bedoelde leningfaciliteit.

9.  In de in artikel 38 van richtlijn [BRRD] bedoelde uitzonderlijke omstandigheden kunnen voor verdere financiering alternatieve financieringsbronnen worden aangeboord in overeenstemming met dat artikel.

10.  Wanneer aan de ▐ voorwaarden voor het leveren van een bijdrage aan het Fonds als bedoeld in artikel 38 van Richtlijn [BRRD] is voldaan, mag bij wijze van alternatief of ter aanvulling een bijdrage worden geleverd uit middelen die door middel van in artikel 66 bedoelde bijdragen vooraf zijn verkregen en die nog niet zijn aangewend.

12.  Bij het nemen van het in lid 5 bedoelde besluit om bepaalde passiva uit te sluiten van toepassing van het afschrijvings- en conversie-instrumen besluit wordt naar behoren rekening gehouden met de in artikel 38 van Richtlijn [BRRD] genoemde factoren.

13.  Bij toepassing van het instrument van inbreng van de particuliere sector maakt de afwikkelingsraad een beoordeling overeenkomstig artikel 41 van richtlijn [BRRD].

14.  Er kunnen uitsluitingen uit hoofde van lid 5 worden toegepast om bepaalde passiva volledig van de afschrijving uit te sluiten of om de omvang van de op die passiva toegepaste afschrijving te beperken.

15.  Bij de uitoefening van de afschrijvings- en omzettingsbevoegdheden wordt de in artikel 15 vervatte rangorde van vorderingen in acht genomen.

16.  De nationale afwikkelingsautoriteit doet de afwikkelingsraad onverwijld het bedrijfssaneringsplan toekomen dat zij na de toepassing van het instrument van de inbreng van de particuliere sector van de overeenkomstig artikel 47, lid 1, van Richtlijn [BRRD] aangestelde bewindvoerder heeft ontvangen.

Uiterlijk twee weken na de datum van voorlegging van het bedrijfssaneringsplan stelt de afwikkelingsautoriteit de afwikkelingsraad in kennis van haar beoordeling van het plan. Uiterlijk een maand na de datum van voorlegging van het bedrijfssaneringsplan beoordeelt de afwikkelingsraad de waarschijnlijkheid dat het plan, indien uitgevoerd, de levensvatbaarheid op lange termijn van de in artikel 2 bedoelde entiteit zal herstellen. De evaluatie wordt in overleg met de bevoegde autoriteit verricht.

Indien de afwikkelingsraad ervan overtuigd is dat het plan het beoogde doel zal bereiken, staat hij de nationale afwikkelingsautoriteit toe het plan overeenkomstig artikel 47, lid 5, van Richtlijn [BRRD] goed te keuren. Indien de afwikkelingsraad er niet van overtuigd is dat het plan het beoogde doel zal bereiken, geeft hij de nationale afwikkelingsautoriteit de instructie de bewindvoerder van zijn bezorgdheden in kennis te stellen en overeenkomstig artikel 47, lid 6, van Richtlijn [BRRD] van de bewindvoerder te eisen dat deze het plan zodanig wijzigt dat aan deze bezorgdheden tegemoet wordt gekomen. Dit gebeurt in overleg met de bevoegde autoriteit.

De nationale afwikkelingsautoriteit doet de afwikkelingsraad het gewijzigde plan toekomen. De afwikkelingsraad geeft de nationale afwikkelingsautoriteit de instructie de bewindvoerder binnen een week te laten weten of zij ervan overtuigd is dat het plan, zoals gewijzigd, aan de gemelde bezorgdheden tegemoetkomt, dan wel of er verdere wijzigingen zijn vereist.

Artikel 25

Toezicht door de afwikkelingsraad

1.  De afwikkelingsraad houdt nauwlettend toezicht op de uitvoering van de afwikkelingsregeling door de nationale afwikkelingsautoriteiten. De nationale afwikkelingsautoriteiten moeten daartoe:

(a)  met de afwikkelingsraad samenwerken en deze bijstaan bij de vervulling van zijn toezichttaak;

(b)  met regelmatige tussenpozen die door de afwikkelingsraad worden vastgesteld, correcte, betrouwbare en volledige inlichtingen verstrekken die de afwikkelingsraad eventueel kan verlangen over de uitvoering van de afwikkelingsregeling, de toepassing van de afwikkelingsinstrumenten en de uitoefening van de afwikkelingsbevoegdheden, met inbegrip van informatie over de volgende elementen:

(i)  de werking en financiële positie van de instelling in afwikkeling, de overbruggingsinstelling en het vehikel voor activabeheer;

(ii)  de behandeling die aandeelhouders en crediteuren zouden hebben genoten indien de instelling volgens een normale insolventieprocedure zou zijn geliquideerd;

(iii)  eventuele lopende gerechtelijke procedures die betrekking hebben op de liquidatie van de activa van de gefailleerde instelling, op betwistingen van het afwikkelingsbesluit en op de waardering, of die betrekking hebben op door de aandeelhouders of crediteuren ingediende compensatieverzoeken;

(iv)  de aanstelling, het ontslag of de vervanging van beoordelaars, bewindvoerders, boekhouders, juristen en andere beroepsbeoefenaren die voor het bijstaan van de nationale afwikkelingsautoriteit noodzakelijk kunnen zijn, alsook over de wijze waarop zij hun functies hebben uitgeoefend;

(v)  enigerlei andere aangelegenheid die de afwikkelingsraad eventueel aan de orde kan stellen;

(vi)  de mate waarin en de wijze waarop de in hoofdstuk V van Titel IV van Richtlijn [BRRD] vermelde bevoegdheden van de nationale afwikkelingsautoriteiten door deze autoriteiten worden uitgeoefend;

(vii)  de economische levensvatbaarheid, de haalbaarheid en de uitvoering van het bedrijfssaneringsplan waarin artikel 24, lid 16, voorziet.

De nationale afwikkelingsautoriteiten dienen een eindverslag over de uitvoering van de afwikkelingsregeling in bij de afwikkelingsraad.

2.  Op grond van de verstrekte informatie kan de afwikkelingsraad aan de nationale afwikkelingsautoriteiten instructies geven ten aanzien van elk aspect van de uitvoering van de afwikkelingsregeling, en met name ten aanzien van de in artikel 20 bedoelde elementen en de uitoefening van de afwikkelingsbevoegdheden.

3.  Ingeval zulks noodzakelijk is om de afwikkelingsdoelstellingen te realiseren, kan de Commissie, op aanbeveling van de afwikkelingsraad ▐ haar besluit inzake het afwikkelingskader evalueren en daarin passende wijzigingen aanbrengen.

Artikel 26

Tenuitvoerlegging van afwikkelingsbesluiten

1.  De nationale afwikkelingsautoriteiten ondernemen de nodige actie om uitvoering te geven aan het in artikel 16, lid 8, bedoelde afwikkelingsbesluit, met name door zeggenschap over de in artikel 2 bedoelde entiteiten uit te oefenen, door de nodige maatregelen te nemen in overeenstemming met artikel 64 van Richtlijn [BRRD], en door er zorg voor te dragen dat de waarborgen waarin Richtlijn [BRRD] voorziet, in acht worden genomen. De nationale afwikkelingsautoriteiten leggen alle door de afwikkelingsraad tot hen gerichte besluiten ten uitvoer.

Behoudens deze verordening oefenen zij daartoe volgens de in de nationale wetgeving bepaalde voorwaarden de bevoegdheden uit die hun krachtens het nationale recht tot omzetting van Richtlijn [BRRD] zijn verleend. De nationale afwikkelingsautoriteiten informeren de afwikkelingsraad volledig over de uitoefening van die bevoegdheden. Alle actie die zij ondernemen, is in overeenstemming met het in artikel 16, lid 8, bedoelde besluit.

2.  Ingeval een nationale afwikkelingsautoriteit een in artikel 16 bedoeld besluit niet heeft toegepast, dan wel het besluit op zodanige wijze heeft toegepast dat de in deze verordening vastgelegde afwikkelingsdoelstellingen niet zijn verwezenlijkt, beschikt de afwikkelingsraad over de bevoegdheid een instelling in afwikkeling rechtstreeks te bevelen:

(a)  om bepaalde rechten, activa of verplichtingen van een instelling in afwikkeling aan een andere rechtspersoon over te dragen;

(b)  om de omzetting te eisen van schuldinstrumenten die een contractuele voorwaarde bevatten voor omzetting in de in artikel 18 beschreven omstandigheden;

De afwikkelingsraad beschikt ook over de bevoegdheid om rechtstreeks andere bevoegdheden uit te oefenen waarin Richtlijn [BRRD] voorziet.

3.  De instelling in afwikkeling geeft gevolg aan elk in lid 2 bedoelde besluit. Deze besluiten hebben voorrang op eerdere besluiten die door de nationale autoriteiten over dezelfde aangelegenheid zijn vastgesteld.

4.  Wanneer zij actie ondernemen met betrekking tot aangelegenheden die onder een overeenkomstig lid 2 genomen besluit vallen, voegen de nationale autoriteiten zich naar dat besluit.

Hoofdstuk 4

Samenwerking

Artikel 27

Verplichting tot samenwerking

1.  De afwikkelingsraad stelt de Commissie in kennis van alle maatregelen die hij neemt ter voorbereiding van de afwikkeling. Ten aanzien van informatie die van de afwikkelingsraad is ontvangen, geldt voor de leden van de Commissie en de personeelsleden van Commissie de in artikel 79 vastgelegde geheimhoudingsplicht.

2.  Bij de uitoefening van hun respectieve verantwoordelijkheden op grond van deze verordening werken de afwikkelingsraad, de Commissie, de ▐ bevoegde autoriteiten en afwikkelingsautoriteiten nauw samen in de fasen van afwikkelingsplanning, vroegtijdige interventie en afwikkeling krachtens de artikelen 7 tot en met 26. Zij verstrekken elkaar alle informatie die zij nodig hebben voor de uitvoering van hun taken.

4.  Wanneer de ECB de uitvoerend directeur van de afwikkelingsraad uitnodigt om als waarnemer deel te nemen aan de raad van toezicht van de ECB die overeenkomstig artikel 19 van Verordening (EU) nr. 1024/2013 is opgericht, kan de afwikkelingsraad voor de toepassing van deze verordening een andere vertegenwoordiger aanwijzen.

5.  Voor de toepassing van deze verordening wijst de afwikkelingsraad een vertegenwoordiger aan die deelneemt aan het afwikkelingscomité van de Europese Bankautoriteit dat overeenkomstig artikel 113 van Richtlijn [BRRD] is opgericht.

6.  De afwikkelingsraad werkt nauw samen met de Europese Faciliteit voor financiële stabiliteit (EFSF), het Europees Stabiliteitsmechanisme (ESM) en soortgelijke Europese entiteiten die in de toekomst wellicht nog worden opgericht, met name wanneer het EFSF, het ESM of soortgelijke Europese entiteiten die in de toekomst wellicht nog worden opgericht, directe of indirecte financiële steun heeft verleend, of dat waarschijnlijk zal doen, aan entiteiten die in een deelnemende lidstaat zijn gevestigd, met name in de in artikel 24, lid 9, bedoelde uitzonderlijke omstandigheden.

7.  De afwikkelingsraad en de ECB sluiten een memorandum van overeenstemming met een algemene beschrijving van de wijze waarop zij uit hoofde van lid 2 zullen samenwerken. Het memorandum wordt regelmatig geëvalueerd, en wordt openbaar gemaakt onder voorbehoud van een passende behandeling van vertrouwelijke gegevens.

7 bis.  De afwikkelingsraad en de afwikkelingsautoriteiten van de niet-deelnemende lidstaten sluiten een memorandum van overeenstemming met een algemene beschrijving van de wijze waarop zij bij de uitvoering van hun taken uit hoofde van Richtlijn [BRRD] met elkaar zullen samenwerken.

Onverminderd de eerste alinea, sluit de afwikkelingsraad een memorandum van overeenstemming met de afwikkelingsautoriteit van elke niet-deelnemende lidstaat waar ten minste een mondiaal systeemrelevante instelling is gevestigd, die als zodanig is aan te merken ingevolge artikel 131 van richtlijn 2013/36/EU.

Elk memorandum wordt regelmatig geëvalueerd, en wordt openbaar gemaakt onder voorbehoud van een passende behandeling van vertrouwelijke gegevens.

Artikel 28

Informatie-uitwisseling binnen het GAM

1.  De afwikkelingsraad en de nationale afwikkelingsautoriteiten zijn gehouden tot loyale samenwerking te goeder trouw en tot informatie-uitwisseling.

2.  De afwikkelingsraad verstrekt de Commissie alle informatie die relevant is voor de uitvoering van haar taken uit hoofde van deze verordening en, waar van toepassing, artikel 107 VWEU.

Artikel 29

Samenwerking binnen het GAM en groepsbehandeling

Artikel 12, leden 4, 5, 6 en 15, en de artikelen 80 tot en met 83 van Richtlijn [BRRD] zijn niet van toepassing in de betrekkingen tussen de nationale afwikkelingsautoriteiten van de deelnemende lidstaten. In de plaats daarvan zijn de desbetreffende bepalingen van deze verordening van toepassing.

Artikel 30

Samenwerking met niet-deelnemende lidstaten

Wanneer een groep entiteiten omvat die in deelnemende lidstaten en in niet-deelnemende lidstaten zijn gevestigd, vertegenwoordigt de afwikkelingsraad de nationale afwikkelingsautoriteiten van de deelnemende lidstaten, onverminderd ▐ deze verordening ▐ , met het oog op de samenwerking met de niet-deelnemende lidstaten overeenkomstig de artikelen 7, 8, 11, 12, 15, 50 en 80 tot en met 83 van Richtlijn [BRRD].

Artikel 31

Samenwerking met autoriteiten van derde landen

De Commissie en de afwikkelingsraad zijn binnen elk van hun respectieve bevoegdheden uitsluitend verantwoordelijk om namens de nationale afwikkelingsautoriteiten van de deelnemende lidstaten de in artikel 88, lid 4, van Richtlijn [BRRD] bedoelde niet-bindende samenwerkingsovereenkomsten te sluiten en geven daarvan kennis overeenkomstig lid 6 van dat artikel.

Hoofdstuk 5

Onderzoeksbevoegdheden

Artikel 32

Verzoeken om informatie

1.  Voor de uitvoering van de in de artikelen 7, 8, 11, 16 en 17 van deze verordening bedoelde taken kan de afwikkelingsraad, hetzij direct hetzij via de nationale afwikkelingsautoriteiten, met behulp van alle informatie die beschikbaar is bij de ECB of de nationale bevoegde autoriteiten, van de volgende rechts- of natuurlijke personen verlangen dat zij alle informatie verstrekken die nodig is voor de uitvoering van de hem bij deze verordening opgedragen taken:

(a)  de in artikel 2 bedoelde entiteiten;

(b)  de personeelsleden van de in artikel 2 bedoelde entiteiten;

(c)  derden aan wie de in de in artikel 2 bedoelde entiteiten functies of activiteiten hebben uitbesteed.

2.  De in lid 1 bedoelde entiteiten en ▐ personen verstrekken de krachtens lid 1 gevraagde informatie. Bepalingen inzake beroepsgeheim stellen die entiteiten en personen niet vrij van de plicht die informatie te verstrekken. De verstrekking van de gevraagde informatie wordt niet als een schending van het beroepsgeheim beschouwd.

3.  Wanneer de afwikkelingsraad direct van die entiteiten en personen informatie verkrijgt, stelt hij die informatie ter beschikking van de betrokken nationale afwikkelingsautoriteiten.

4.  De afwikkelingsraad kan doorlopend alle informatie verkrijgen die hij nodig heeft voor de uitoefening van zijn taken uit hoofde van deze verordening, met name over kapitaal, liquiditeit, activa en passiva met betrekking tot alle instellingen die onder zijn afwikkelingsbevoegdheden vallen.

5.  De afwikkelingsraad, de bevoegde autoriteiten en de nationale afwikkelingsautoriteiten kunnen een memorandum van overeenstemming opstellen met een procedure voor de uitwisseling van informatie. De uitwisseling van informatie tussen de afwikkelingsraad, de bevoegde autoriteiten en de nationale afwikkelingsautoriteiten wordt niet beschouwd als schending van het beroepsgeheim.

6.  De bevoegde autoriteiten, in voorkomend geval met inbegrip van de ECB, en de nationale afwikkelingsautoriteiten werken samen met de afwikkelingsraad om te verifiëren of de gevraagde informatie al gedeeltelijk of geheel beschikbaar is. Wanneer die informatie beschikbaar is, verstrekken de bevoegde autoriteiten, in voorkomend geval met inbegrip van de ECB, of de nationale afwikkelingsautoriteiten die informatie aan de afwikkelingsraad.

Artikel 33

Algemene onderzoeken

1.  Met het oog op de uitvoering van de in deze verordening bedoelde taken bedoelde taken en behoudens andere in het toepasselijke Unierecht gestelde voorwaarden, kan de afwikkelingsraad alle nodige onderzoeken voeren naar in artikel 32, lid 1, bedoelde personen die gevestigd zijn of zich bevinden in een deelnemende lidstaat.

Daartoe heeft de afwikkelingsraad het recht om:

(a)  de overlegging van documenten te verlangen;

(b)  de boeken en bescheiden van de in artikel 32, lid 1, bedoelde personen te onderzoeken en kopieën of uittreksels van die boeken en bescheiden te maken;

(c)  schriftelijke of mondelinge toelichting te krijgen van de in artikel 32, lid 1, bedoelde personen of hun vertegenwoordigers of personeelsleden;

(d)  alle andere personen te horen die daarin toestemmen, om informatie betreffende het onderwerp van een onderzoek te verzamelen.

2.  De in artikel 32, lid 1, bedoelde personen worden onderworpen aan de onderzoeken die bij een besluit van de afwikkelingsraad worden ingeleid.

Wanneer een persoon het voeren van het onderzoek hindert, verlenen de nationale afwikkelingsautoriteiten van de deelnemende lidstaat waar de bedrijfsruimten in kwestie zijn gelegen, de nodige bijstand overeenkomstig de nationale wetgeving, onder meer door voor de afwikkelingsraad de toegang te faciliteren tot de bedrijfsruimten van de in artikel 32, lid 1, bedoelde rechtspersonen, zodat de bovengenoemde rechten kunnen worden uitgeoefend.

Artikel 34

Inspecties ter plaatse

1.  Met het oog op de uitvoering van de in deze verordening bedoelde taken en behoudens andere in het toepasselijke Unierecht gestelde voorwaarden, kan de afwikkelingsraad na voorafgaande kennisgeving aan de betrokken nationale afwikkelingsautoriteiten en de bevoegde autoriteiten alle nodige inspecties ter plaatse verrichten in de bedrijfsruimten van de in artikel 32, lid 1, bedoelde rechtspersonen. Daarnaast raadpleegt de afwikkelingsraad de bevoegde autoriteit alvorens van de in artikel 11 bedoelde bevoegdheden gebruik te maken. Indien dit voor het behoorlijk en efficiënt verrichten van de inspecties nodig is, kan de afwikkelingsraad de inspectie ter plaatse verrichten zonder dat vooraf aan die rechtspersonen aan te kondigen.

2.  De ambtenaren van de afwikkelingsraad en andere personen die door de afwikkelingsraad gemachtigd zijn om een inspectie ter plaatse te verrichten, kunnen de bedrijfsruimten en terreinen van rechtspersonen die het voorwerp zijn van een door de afwikkelingsraad krachtens artikel 33, lid 2, genomen onderzoeksbesluit betreden en hebben alle in artikel 33, lid 1, vastgestelde bevoegdheden.

3.  De in artikel 32, lid 1, bedoelde rechtspersonen worden onderworpen aan inspecties ter plaatse op basis van een besluit van de afwikkelingsraad.

4.  De ambtenaren en andere begeleidende personen die gemachtigd of aangewezen zijn door de nationale afwikkelingsautoriteiten van de lidstaten waar de inspectie moet worden verricht, verlenen de ambtenaren van de afwikkelingsraad en andere door de afwikkelingsraad gemachtigde personen, onder toezicht en coördinatie van de afwikkelingsraad, actief bijstand. Daartoe beschikken zij over de in lid 2 beschreven bevoegdheden. De ambtenaren van de nationale afwikkelingsautoriteiten van de betrokken deelnemende lidstaten hebben eveneens het recht deel te nemen aan de inspecties ter plaatse.

5.  Indien de ambtenaren van de afwikkelingsraad en andere door de afwikkelingsraad gemachtigde of aangewezen begeleidende personen constateren dat een persoon zich tegen een krachtens lid 1 gelaste inspectie verzet, verlenen de nationale afwikkelingsautoriteiten van de deelnemende lidstaten hun de nodige bijstand overeenkomstig de nationale wetgeving. Voor zover nodig voor de inspectie, omvat deze bijstand het verzegelen van alle ruimten en boeken of bescheiden van het bedrijf. Indien de betrokken nationale afwikkelingsautoriteiten niet over die bevoegdheid beschikken, maken zij gebruik van hun bevoegdheid om de nodige bijstand van andere nationale ▐ autoriteiten in te roepen.

Artikel 35

Toestemming van een rechterlijke instantie

1.  Indien het nationale recht voorschrijft dat voor de in artikel 34, leden 1 en 2, bedoelde inspectie ter plaatse of voor de in artikel 34, lid 5, bedoelde bijstand de toestemming van een rechterlijke instantie vereist is, wordt die toestemming gevraagd.

2.  Indien de in lid 1 bedoelde toestemming wordt gevraagd, toetst de nationale rechterlijke instantie het besluit van de afwikkelingsraad terstond en onverwijld op zijn authenticiteit en gaat zij na of de voorgenomen dwangmaatregelen niet willekeurig zijn, noch buitensporig in verhouding tot het voorwerp van de inspectie. Bij haar toetsing van de evenredigheid van de dwangmaatregelen kan de nationale rechterlijke instantie de afwikkelingsraad om nadere uitleg vragen, in het bijzonder met betrekking tot de redenen die de afwikkelingsraad heeft om aan te nemen dat een inbreuk op de in artikel 26 bedoelde handelingen heeft plaatsgevonden, en met betrekking tot de ernst van de vermoedelijke inbreuk en de aard van de betrokkenheid van de aan de dwangmaatregelen onderworpen persoon. De nationale rechterlijke instantie mag evenwel niet de noodzakelijkheid van de inspectie toetsen, noch de informatie in het dossier van de afwikkelingsraad opvragen. Uitsluitend het Hof van Justitie van de Europese Unie kan het besluit van de afwikkelingsraad op zijn rechtmatigheid toetsen.

Hoofdstuk 6

Sancties

Artikel 36

Bevoegdheid tot oplegging van bestuursrechtelijke sancties

1.  Indien de afwikkelingsraad tot de bevinding komt dat een in artikel 2 bedoelde entiteit opzettelijk of uit onachtzaamheid een van de in lid 2 vermelde inbreuken heeft gepleegd, instrueert de afwikkelingsraad de betrokken nationale afwikkelingsautoriteit de in artikel 2 bedoelde entiteit overeenkomstig Richtlijn [BRRD] een bestuursrechtelijke sanctie op te leggen.

Een inbreuk door een in artikel 2 bedoelde entiteit wordt geacht opzettelijk te zijn gepleegd als er objectieve factoren zijn die aantonen dat de entiteit of de bedrijfsleiding ervan opzettelijk hebben gehandeld om de inbreuk te plegen.

2.  De in artikel 2 bedoelde entiteiten kunnen bestuursrechtelijke sancties worden opgelegd voor de volgende inbreuken:

(a)  wanneer zij de overeenkomstig artikel 32 gevraagde informatie niet verstrekken;

(b)  wanneer zij zich niet onderwerpen aan een algemeen onderzoek overeenkomstig artikel 33 of aan inspecties ter plaatse overeenkomstig artikel 34 ;

(c)  wanneer zij niet overeenkomstig de artikelen 66 of 67 aan het Fonds bijdragen;

(d)  wanneer zij niet voldoen aan een besluit dat de afwikkelingsraad krachtens artikel 26 tot hen heeft gericht.

3.  De nationale afwikkelingsautoriteiten maken de overeenkomstig lid 1 opgelegde bestuursrechtelijke sancties openbaar. Ingeval openbaarmaking de betrokken partijen onevenredige schade zou berokkenen, maakt de afwikkelingsraad de sancties openbaar zonder de identiteit van de partijen bekend te maken.

4.  Om samenhangende, doeltreffende en doelmatige handhavingspraktijken vast te stellen en de gemeenschappelijke, eenvormige en samenhangende toepassing van deze verordening te garanderen, stelt de afwikkelingsraad ten behoeve van de nationale afwikkelingsautoriteiten richtsnoeren inzake de toepassing van bestuursrechtelijke sancties en dwangsommen vast.

Artikel 37

Dwangsommen

1.  De afwikkelingsraad instrueert de betrokken nationale afwikkelingsautoriteit de in artikel 2 ▐ bedoelde entiteit een dwangsom op te leggen teneinde:

(a)  een entiteit als bedoeld in artikel 2 ertoe te dwingen een krachtens artikel 32 vastgesteld besluit na te leven;

(b)  een in artikel 32, lid 1, bedoelde persoon ertoe te dwingen alle informatie te verstrekken die bij een besluit krachtens dat artikel wordt verlangd;

(c)  een in artikel 33, lid 1, bedoelde persoon ertoe te dwingen zich aan een onderzoek te onderwerpen en met name alle bescheiden, gegevens, procedures of ander verlangd materiaal over te leggen, alsmede andere informatie die in het kader van een bij een besluit krachtens dat artikel ingesteld onderzoek is verstrekt, aan te vullen en te corrigeren;

(d)  een in artikel 34, lid 1, bedoelde persoon ertoe te dwingen zich te onderwerpen aan een bij een besluit krachtens dat artikel bevolen inspectie ter plaatse.

2.  Een dwangsom moet doeltreffend en evenredig zijn. De opgelegde dwangsom geldt per dag totdat de entiteit als bedoeld in artikel 2 of de betrokken persoon de desbetreffende in lid 1, onder a) tot en met d), bedoelde besluiten naleeft.

3.  Een dwangsom kan worden opgelegd gedurende ten hoogste zes maanden.

Deel III

INSTITUTIONEEL KADER

TITEL I

De afwikkelingsraad

Artikel 38

Rechtsstatus

1.  Hierbij wordt een gemeenschappelijke afwikkelingsraad opgericht. De afwikkelingsraad is een agentschap van de Europese Unie met een specifieke structuur die toegesneden is op zijn taken. Hij heeft rechtspersoonlijkheid.

2.  In elke lidstaat geniet de afwikkelingsraad de ruimste handelingsbevoegdheid die op grond van het nationale recht aan rechtspersonen wordt toegekend. De afwikkelingsraad kan in het bijzonder roerende en onroerende zaken verwerven of vervreemden en kan in rechte optreden.

3.  De afwikkelingsraad wordt vertegenwoordigd door zijn uitvoerend directeur.

Artikel 39

Samenstelling

1.  De afwikkelingsraad is samengesteld uit:

(a)  de uitvoerend directeur, met stemrecht;

(b)  de plaatsvervangend uitvoerend directeur, met stemrecht;

(c)  een door de Commissie aangewezen lid, met stemrecht;

(d)  een door de ECB aangewezen lid, met stemrecht;

(e)  een door elke deelnemende lidstaat aangewezen lid, met stemrecht, dat de nationale afwikkelingsautoriteit vertegenwoordigt, met stemrecht overeenkomstig de artikelen 48 en 51;

(e bis)  een door de EBA tot waarnemer benoemd lid, zonder stemrecht.

2.  De ambtstermijn van de uitvoerend directeur, de plaatsvervangend uitvoerend directeur en de door de Commissie en de ECB aangewezen leden van de afwikkelingsraad bedraagt vijf jaar. Behoudens artikel 52, lid 6, is die ambtstermijn niet hernieuwbaar.

3.  De bestuurs- en beheersstructuur van de afwikkelingsraad omvat:

(a)  een plenaire vergadering van de afwikkelingsraad, die de in artikel 46 vermelde taken uitvoert;

(b)  een bestuursvergadering van de afwikkelingsraad, die de in artikel 50 vermelde taken uitvoert;

(c)  een uitvoerend directeur, die de in artikel 52 vermelde taken uitvoert.

Artikel 40

Naleving van het Unierecht

De afwikkelingsraad treedt op met naleving van het Unierecht, met name de besluiten van de Commissie krachtens deze verordening.

Artikel 41

Verantwoordingsplicht

1.  De afwikkelingsraad is met betrekking tot de tenuitvoerlegging van deze verordening overeenkomstig de leden 2 tot en met 8 verantwoordingsplichtig tegenover het Europees Parlement, de Raad en de Commissie.

2.  De afwikkelingsraad dient jaarlijks bij het Europees Parlement, de Raad, de Commissie en de Europese Rekenkamer een verslag in over de uitvoering van de hem bij deze verordening opgedragen taken. Behoudens de geheimhoudingsplicht, wordt dit verslag op de website van de afwikkelingsraad gepubliceerd.

3.  De uitvoerend directeur presenteert dat verslag in het openbaar aan het Europees Parlement en aan de Raad.

4.  Op verzoek van het Europees Parlement neemt de uitvoerend directeur deel aan een hoorzitting in de bevoegde commissies van het Europees Parlement met betrekking tot de uitvoering van zijn afwikkelingstaken. Er wordt ten minste jaarlijks een hoorzitting georganiseerd.

4 bis.  Op verzoek van het Europees Parlement neemt de plaatsvervangend uitvoerend directeur deel aan een hoorzitting in de bevoegde commissies van het Europees Parlement met betrekking tot de uitvoering van zijn afwikkelingstaken.

5.  Op verzoek van de Raad kan de uitvoerend directeur door de Raad worden gehoord met betrekking tot de uitvoering van zijn afwikkelingstaken.

6.  De afwikkelingsraad antwoordt mondeling of schriftelijk op de vragen die het Europees Parlement of de Raad hem overeenkomstig hun eigen procedures voorleggen, zo spoedig mogelijk en in elk geval binnen vijf weken na doorzending.

7.  Desgevraagd voert de uitvoerend directeur achter gesloten deuren met de voorzitter en de ondervoorzitters van de bevoegde commissie van het Europees Parlement vertrouwelijke mondelinge besprekingen, als die besprekingen nodig zijn voor de uitoefening van de bevoegdheden van het Europees Parlement uit hoofde van het Verdrag. Tussen het Europees Parlement en de afwikkelingsraad wordt een overeenkomst gesloten over de nadere modaliteiten voor de organisatie van dergelijke besprekingen, teneinde volledige vertrouwelijkheid te garanderen overeenkomstig de vertrouwelijkheidverplichtingen die bij deze verordening en artikel 76 van richtlijn [BRRD ] aan de afwikkelingsraad zijn opgelegd in diens hoedanigheid van nationale afwikkelingsautoriteit overeenkomstig artikel 5 van deze verordening.

8.  Tijdens onderzoeken van het Parlement werkt de afwikkelingsraad overeenkomstig het VWEU samen met het Parlement. De afwikkelingsraad en het Europees Parlement sluiten vóór uiterlijk 1 maart 2015 passende regelingen over de praktische modaliteiten in verband met de uitoefening van de democratische verantwoordingsplicht en het toezicht op de uitvoering van de bij deze verordening aan de afwikkelingsraad opgedragen taken. Die regelingen omvatten onder meer toegang tot informatie, samenwerking bij onderzoeken en informatie over de selectieprocedure voor de uitvoerend directeur en de plaatsvervangend uitvoerend directeur. Die regelingen hebben eenzelfde draagwijdte als het Interinstitutioneel Akkoord (IIA) tussen het Europees Parlement en de ECB op grond van artikel 20, lid 9, van verordening (EU) nr. 1024/2013.

Deze regelingen voorzien in een overeenkomst tussen de afwikkelingsraad en het Parlement inzake de beginselen en procedures voor de classificatie, toezending aan het Parlement en uitgestelde openbaarmaking van andere vertrouwelijke gegevens dan die welke volgens artikel 20, lid 9, van verordening (EU) nr. 1024/2013 onder het IIA vallen.

Artikel 42

Nationale parlementen

-1. Wanneer zij het in artikel 41, lid 2, bedoelde verslag indient, doet de afwikkelingsraad dat verslag tegelijkertijd ook rechtstreeks aan de nationale parlementen van de deelnemende lidstaten toekomen.

De nationale parlementen kunnen hun gemotiveerde opmerkingen over dat verslag tot de afwikkelingsraad richten.

1.  Gelet op de specifieke taken van de afwikkelingsraad kunnen de nationale parlementen van de deelnemende lidstaten de afwikkelingsraad via hun eigen procedures om een schriftelijke reactie verzoeken op hun opmerkingen of vragen aan de afwikkelingsraad met betrekking tot de functies van de afwikkelingsraad uit hoofde van deze verordening.

2.  Het nationale parlement van een deelnemende lidstaat kan de uitvoerend directeur uitnodigen om samen met een vertegenwoordiger van de nationale afwikkelingsautoriteit aan een gedachtewisseling over de afwikkeling van de entiteiten waarvan sprake in artikel 2 in die lidstaat deel te nemen.

3.  Deze verordening doet geen afbreuk aan de verantwoordingsplicht van nationale afwikkelingsautoriteiten ten aanzien van nationale parlementen overeenkomstig het nationale recht met betrekking tot de uitvoering van taken die niet bij deze verordening aan de afwikkelingsraad of aan de Commissie zijn opgedragen.

Artikel 43

Onafhankelijkheid

1.  De afwikkelingsraad en de nationale afwikkelingsautoriteiten handelen bij de uitvoering van de hun bij deze verordening opgedragen taken onafhankelijk en in het algemeen belang.

2.  De in artikel 39, lid 2, bedoelde leden van de afwikkelingsraad handelen onafhankelijk en objectief in het belang van de Unie als geheel, en vragen noch aanvaarden instructies van instellingen of organen van de Unie, van de regering van een lidstaat of van andere publieke of particuliere organen.

Artikel 43 bis

De voor de afwikkelingsraad geldende algemene beginselen

Voor de afwikkelingsraad gelden de volgende beginselen:

(a)  hij treedt onafhankelijk op, in overeenstemming met artikel 43;

(b)  de leden beschikken over de nodige deskundigheid op het vlak van bankherstructureringen en insolventie;

(c)  hij beschikt over de capaciteit om met grote bankconcerns te werken;

(d)  hij heeft de capaciteit om snel en onpartijdig op te treden;

(e)  hij ziet er op toe dat voldoende rekening wordt gehouden met de nationale financiële stabiliteit en met de financiële stabiliteit van de Europese Unie en de interne markt; en tevens

(f)  hij is overeenkomstig artikel 41 verantwoording verschuldigd aan het Europees Parlement en de Raad.

Artikel 44

Zetel

De zetel van de afwikkelingsraad is gevestigd in Brussel, België.

TITEL II

Plenaire vergadering van de afwikkelingsraad

Artikel 45

Deelname aan plenaire vergaderingen

Alle leden van de afwikkelingsraad nemen deel aan zijn plenaire vergaderingen.

Artikel 46

Taken

1.  De afwikkelingsraad heeft in zijn plenaire vergadering de volgende taken:

(a)  ▐ uiterlijk op 30 november van elk jaar het jaarlijkse werkprogramma van de afwikkelingsraad voor het komende jaar vaststellen, op basis van een ontwerpvoorstel van de uitvoerend directeur, en dit ter informatie doorsturen naar het Europees Parlement, de Raad, de Commissie en de ECB, waarvan de tenuitvoerlegging door de afwikkelingsraad in plenaire vergadering moet worden bewaakt en gecontroleerd;

(b)  overeenkomstig artikel 58, lid 2, de jaarlijkse begroting van de afwikkelingsraad vaststellen, bewaken en controleren;

(b bis)  adviezen en/of aanbevelingen afgeven over het ontwerpverslag van de uitvoerend directeur waarvan sprake in artikel 52, lid 2, onder g),

(c)  besluiten over de vrijwillige leningen tussen financieringsregelingen overeenkomstig artikel 68, de wederzijdse waarborging van nationale financieringsregelingen overeenkomstig artikel 72 en het verstrekken van leningen aan het depositogarantiestelsel overeenkomstig artikel 73, lid 4;

(d)  het in artikel 41 bedoelde jaarlijkse verslag van de afwikkelingsraad aannemen, met daarin gedetailleerde toelichtingen bij de uitvoering van de begroting;

(e)  overeenkomstig artikel 61 de financiële regels vaststellen die van toepassing zijn op de afwikkelingsraad;

(f)  een fraudebestrijdingsstrategie vaststellen, die evenredig is met de frauderisico’s en rekening houdt met de kosten en baten van de uit te voeren maatregelen;

(g)  stelt regels vast voor de voorkoming en beheersing van belangenconflicten met betrekking tot zijn leden;

(h)  zijn reglement van orde vaststellen;

(i)  overeenkomstig lid 2 met betrekking tot de personeelsleden van de afwikkelingsraad de bevoegdheden uitoefenen die het Statuut toekent aan het tot aanstelling bevoegde gezag, en die de Regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden toekent aan het tot het sluiten van contracten bevoegde gezag ("de bevoegdheden van het tot aanstelling bevoegde gezag");

(j)  stelt de toepasselijke uitvoeringsregels ten behoeve van de uitvoering van het Statuut en de Regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden vast overeenkomstig artikel 110 van het Statuut;

(k)  benoemt een rekenplichtige overeenkomstig het Statuut en de Regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden, die functioneel onafhankelijk is bij de uitvoering van zijn taken;

(l)  zorgt voor een passende opvolging van de resultaten en aanbevelingen in de interne en externe auditverslagen en beoordelingen, alsook van de resultaten en aanbevelingen die voortvloeien uit de onderzoeken van het Europees Bureau voor Fraudebestrijding (OLAF);

(m)  alle besluiten nemen betreffende het opzetten en, waar nodig, het wijzigen van de interne structuren van de afwikkelingsraad.

2.  In zijn plenaire vergadering neemt de afwikkelingsraad overeenkomstig artikel 110 van het Statuut een besluit dat is gebaseerd op artikel 2, lid 1, van het Statuut en artikel 6 van de Regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden, waarin hij de nodige bevoegdheden van het tot aanstelling bevoegde gezag delegeert aan de uitvoerend directeur en de voorwaarden vaststelt voor de opschorting van die gedelegeerde bevoegdheden. De uitvoerend directeur kan deze bevoegdheden op zijn beurt subdelegeren.

De afwikkelingsraad kan in zijn plenaire vergadering in uitzonderlijke gevallen door middel van een besluit de delegatie van de bevoegdheden van het tot aanstelling bevoegde gezag aan de uitvoerend directeur en de bevoegdheden die hij op zijn beurt heeft gedelegeerd tijdelijk opschorten en die bevoegdheden zelf uitoefenen of delegeren aan een van zijn leden of aan een ander personeelslid dan de uitvoerend directeur.

Artikel 47

Bijeenkomst van de plenaire vergadering van de afwikkelingsraad

1.  De uitvoerend directeur roept de plenaire vergadering van de afwikkelingsraad bijeen.

2.  De afwikkelingsraad komt ten minste tweemaal per jaar in gewone plenaire vergadering bijeen. Daarnaast komt de afwikkelingsraad bijeen op initiatief van de uitvoerend directeur, op verzoek van de Commissie of op verzoek van ten minste tweederde van zijn leden.

3.  De afwikkelingsraad kan op ad-hocbasis waarnemers bij de bijeenkomsten van zijn plenaire vergadering uitnodigen. Op verzoek kan de afwikkelingsraad een vertegenwoordiger van het ESM als waarnemer uitnodigen.

4.  De afwikkelingsraad stelt de plenaire vergadering van de afwikkelingsraad een secretariaat ter beschikking.

Artikel 48

Besluitvormingsproces

1.  De afwikkelingsraad neemt in zijn plenaire vergadering besluiten bij gewone meerderheid van de leden bedoeld in artikel 39, lid 1, onder a) t/m e). De in artikel 46, lid 1, onder c), bedoelde besluiten worden echter genomen bij tweederdemeerderheid van zijn leden.

2.  De uitvoerend directeur neemt aan de stemming deel.

3.  De afwikkelingsraad stelt zijn reglement van orde vast en maakt dit openbaar. In het reglement van orde wordt de stemprocedure nader uitgewerkt, met name betreffende de gevallen waarin een lid mag handelen namens een ander lid, en eventuele quorumvereisten.

TITEL III

Bestuursvergadering van de afwikkelingsraad

Artikel 49

Deelname aan de bestuursvergaderingen

1.  De in artikel 39, lid 1, onder a) tot en met d), bedoelde leden van de afwikkelingsraad nemen deel aan de bestuursvergaderingen van de afwikkelingsraad.

2.  Bij de beraadslaging over een in artikel 2 bedoelde entiteit of een groep entiteiten die slechts in één deelnemende lidstaat is gevestigd, neemt het door die lidstaat aangewezen lid ook deel aan de beraadslagingen en het besluitvormingsproces overeenkomstig artikel 51, lid 1.

3.  Bij de beraadslaging over een grensoverschrijdende groep nemen het lid dat is aangewezen door de lidstaat waarin de afwikkelingsautoriteit op groepsniveau is gevestigd, alsook de leden die zijn aangewezen door de lidstaten waarin een dochteronderneming of een onder geconsolideerd toezicht vallende entiteit is gevestigd, eveneens deel aan de beraadslagingen en het besluitvormingsproces overeenkomstig artikel 51, lid 2.

3 bis.  De in artikel 39, lid 1, onder a) tot en met d), bedoelde leden van de afwikkelingsraad zien erop toe dat de afwikkelingsbesluiten en -maatregelen, met name waar het gaat om gebruik van het Fonds, in de verschillende samenstellingen van de bestuursvergaderingen van de afwikkelingsraad coherent zijn, ter zake en proportioneel.

Artikel 50

Taken

1.  De afwikkelingsraad wordt in zijn plenaire vergadering bijgestaan door een bestuursvergadering van de afwikkelingsraad.

2.  De afwikkelingsraad heeft in zijn bestuursvergadering de volgende taken:

(a)  voorbereiden van alle besluiten die door de afwikkelingsraad in zijn plenaire vergadering moeten worden genomen;

(b)  nemen van alle besluiten om deze verordening uit te voeren.

2 bis.   De taken van de afwikkelingsraad in zijn in lid 2 bedoelde bestuursvergadering omvatten:

(-i)  afwikkelingsplannen voorbereiden, beoordelen en goedkeuren overeenkomstig de artikelen 7 - 9;

(-i bis) de minimumvereisten voor eigen vermogen en in aanmerking komende passiva bepalen waaraan instellingen en moederondernemingen zich ingevolge artikel 10 moeten houden;

(i)  de Commissie zo vroeg mogelijk een ontwerpbesluit als bedoeld in artikel 16 vergezeld van alle relevante informatie aanreiken op basis waarvan zij overeenkomstig artikel 16, lid 6, een beoordeling kan maken en een met redenen omkleed besluit kan vaststellen;

(ii)  besluiten over deel II van de begroting van de afwikkelingsraad, betreffende het Fonds.

3.  Indien nodig kan de afwikkelingsraad in spoedeisende omstandigheden in zijn bestuursvergadering bepaalde voorlopige besluiten namens de afwikkelingsraad in zijn plenaire vergadering vaststellen, met name over administratieve aangelegenheden, waaronder begrotingsaangelegenheden.

4.  De afwikkelingsraad komt in zijn bestuursvergadering bijeen op initiatief van de uitvoerend directeur of op verzoek van een van zijn leden.

5.  De afwikkelingsraad stelt in zijn plenaire vergadering het reglement van orde van de de afwikkelingsraad in zijn bestuursvergadering vast.

Artikel 51

Besluitvormingsproces

1.  Bij de beraadslaging over een individuele entiteit of een groep entiteiten die slechts in één deelnemende lidstaat is gevestigd, tracht de afwikkelingsraad in zijn bestuursvergaderingen ▐ consensus te bereiken. Bij uitblijven van consensus, neemt de afwikkelingsraad zijn besluiten bij gewone meerderheid van de stemhebbende leden bedoeld in artikel 39 lid 1, onder a) t/m d), en van de deelnemende leden als bedoeld in artikel 49, lid 2. Bij staking van de stemmen is de stem van de uitvoerend directeur doorslaggevend.

2.  Bij de beraadslaging over een grensoverschrijdende groep neemt de afwikkelingsraad in zijn bestuursvergaderingen zijn besluiten. Bij uitblijven van consensus, neemt de afwikkelingsraad zijn besluiten bij gewone meerderheid van de stemhebbende leden bedoeld in artikel 39 lid 1, onder a) t/m d), en van de deelnemende leden als bedoeld in artikel 49, lid 3. De in artikel 39, lid 1, onder a) t/m d), bedoelde leden van de afwikkelingsraad en het lid dat is aangewezen door de lidstaat waar de afwikkelingsautoriteit op groepsniveau is gevestigd, hebben ieder één stem. De nationale afwikkelingsautoriteiten van de deelnemende lidstaten waar een dochteronderneming of een onder geconsolideerd toezicht vallende entiteit is gevestigd hebben ieder een stemrecht dat gelijk is aan één stem gedeeld door hun aantal. Bij staking van de stemmen is de stem van de uitvoerend directeur doorslaggevend.

3.  De afwikkelingsraad stelt in zijn bestuursvergadering het reglement van orde van zijn bestuursvergaderingen vast en maakt dit openbaar.

De bestuursvergadering van de afwikkelingsraad komt bijeen op initiatief van de uitvoerend directeur of op verzoek van een van zijn leden, en wordt door de uitvoerend directeur voorgezeten. De afwikkelingsraad kan in zijn bestuursvergadering op ad-hocbasis waarnemers bij de bijeenkomsten uitnodigen. Met name kan de afwikkelingsraad desgevraagd een vertegenwoordiger van het ESM als waarnemer uitnodigen.

TITEL IV

Uitvoerend directeur en plaatsvervangend uitvoerend directeur

Artikel 52

Benoeming en taken

1.  De afwikkelingsraad wordt voorgezeten door een voltijdse uitvoerend directeur, die geen ambten op nationaal niveau vervult.

2.  De uitvoerend directeur is verantwoordelijk voor:

(a)  het voorbereiden van de werkzaamheden van de afwikkelingsraad, in zijn plenaire vergadering en bestuursvergaderingen, en het bijeenroepen en voorzitten van zijn bijeenkomsten;

(b)  alle personeelszaken;

(c)  het dagelijkse beheer;

(d)  het uitvoeren van de begroting van de afwikkelingsraad overeenkomstig artikel 58, lid 3;

(e)  het bestuur van de afwikkelingsraad;

(f)  het uitvoeren van het jaarlijkse werkprogramma van de afwikkelingsraad;

(g)  het jaarlijks voorbereiden van een ontwerpverslag met een deel over de afwikkelingsactiviteiten van de afwikkelingsraad en een deel over financiële en administratieve aangelegenheden.

3.  De uitvoerend directeur wordt bijgestaan door een plaatsvervangend uitvoerend directeur.

De plaatsvervangend uitvoerend directeur vervult de functies van de uitvoerend directeur tijdens diens afwezigheid.

4.  De uitvoerend directeur en de plaatsvervangend uitvoerend directeur worden benoemd op basis van verdienste, vaardigheden, kennis van bancaire en financiële aangelegenheden en ervaring die relevant is op het gebied van financieel toezicht en financiële regelgeving.

De uitvoerend directeur en de plaatsvervangend uitvoerend directeur worden gekozen op basis van een open selectieprocedure, waarbij het beginsel van genderevenwicht in acht wordt genomen en waarvan het Europees Parlement en de Raad naar behoren op de hoogte worden gehouden.

5.   De Commissie legt de bevoegde commissie van het Europees Parlement een lijst voor van kandidaten voor de functie van de uitvoerend directeur en de plaatsvervangend uitvoerend directeur.

De Commissie legt een voordracht voor de benoeming van de de uitvoerend directeur en de plaatsvervangend uitvoerend directeur ter goedkeuring voor aan het Europees Parlement. Na goedkeuring van de voordrachtbenoemt de Raad bij uitvoeringsbesluit de uitvoerend directeur en de plaatsvervangend uitvoerend directeur ▐.

6.  In afwijking van artikel 39, lid 2, bedraagt de ambtstermijn van de eerste uitvoerend directeur die na de inwerkingtreding van deze verordening wordt benoemd, drie jaar; die termijn kan éénmaal worden verlengd met vijf jaar. De uitvoerend directeur en de plaatsvervangend uitvoerend directeur blijven in functie totdat hun opvolgers zijn benoemd.

7.  Een plaatsvervangend uitvoerend directeur wiens ambtstermijn is verlengd, kan aan het eind van de volledige termijn niet deelnemen aan een andere selectieprocedure voor dezelfde functie.

8.  Indien de uitvoerend directeur of de plaatsvervangend uitvoerend directeur niet langer voldoet aan de voor de uitvoering van zijn taken vereiste voorwaarden of schuldig is bevonden aan ernstig wangedrag, kan de Raad, op een door het Europees Parlement goedgekeurd voorstel van de Commissie de uitvoerend directeur of de plaatsvervangend uitvoerend directeur bij uitvoeringsbesluit uit zijn ambt ontzetten.

Te dien einde kan het Europees Parlement of de Raad de Commissie ervan in kennis stellen dat zij de voorwaarden voor ontzetting van de uitvoerend directeur of de plaatsvervangend uitvoerend directeur uit diens ambt vervuld achten, waarop de Commissie dient te reageren.

Artikel 53

Onafhankelijkheid

1.  De uitvoerend directeur en de plaatsvervangend uitvoerend directeur voeren hun taken uit conform de besluiten van de Commissie en de afwikkelingsraad.

Bij de deelname aan de beraadslagingen en het besluitvormingsproces binnen de afwikkelingsraad vragen noch aanvaarden zij instructies van de instellingen of organen van de Unie, maar maken zij hun eigen standpunten kenbaar en stemmen zij onafhankelijk. In die beraadslagingen en dat besluitvormingsproces staat de plaatsvervangend uitvoerend directeur niet onder het gezag van de uitvoerend directeur.

2.  Lidstaten of andere publieke of particuliere organen doen geen pogingen invloed uit te oefenen op de uitvoerend directeur en de plaatsvervangend uitvoerend directeur bij de uitvoering van hun taken.

3.  Overeenkomstig het in artikel 78, lid 6, bedoelde Statuut blijft voor de uitvoerend directeur en de plaatsvervangend uitvoerend directeur na afloop van hun ambtstermijn de verplichting gelden om bij het aanvaarden van bepaalde functies of voordelen eerlijkheid en kiesheid te betrachten.

TITEL V

FINANCIËLE BEPALINGEN

Hoofdstuk 1

Algemene bepalingen

Artikel 54

Middelen

De afwikkelingsraad is verantwoordelijk voor het besteden van de nodige financiële en personele middelen aan de uitvoering van de hem bij deze verordening opgedragen taken.

Artikel 55

Begroting

1.  Voor elk begrotingsjaar, dat samenvalt met het kalenderjaar, worden alle ontvangsten en uitgaven van de afwikkelingsraad geraamd en vervolgens opgenomen in de begroting van de afwikkelingsraad.

2.  De ontvangsten en uitgaven in de begroting van de afwikkelingsraad zijn in evenwicht.

3.  De begroting bestaat uit twee delen: deel I voor het beheer van de afwikkelingsraad en deel II voor het Fonds.

Artikel 56

Deel I van de begroting voor het beheer van de afwikkelingsraad

1.  De ontvangsten van deel I van de begroting bestaan uit de jaarlijkse bijdragen die nodig zijn om de geraamdejaarlijkse administratieve uitgaven overeenkomstig artikel 62, lid 1, onder a), te dekken.

2.  De uitgaven van deel I van de begroting bestaan ten minste uit personele, administratieve, loon- en infrastructuurkosten, kosten van beroepsopleiding en werkingskosten.

Artikel 57

Deel II van de begroting voor het Fonds

1.  De ontvangsten van deel II van de begroting bestaan met name uit het volgende:

(a)  de bijdragen die de in de deelnemende lidstaten gevestigde instellingen overeenkomstig artikel 62 hebben betaald, met uitzondering van de in artikel 62, lid 1, onder a), bedoelde jaarlijkse bijdrage;

(b)  leningen ontvangen van andere afwikkelingsfinancieringsregelingen in niet-deelnemende lidstaten overeenkomstig artikel 68, lid 1;

(c)  (c) leningen ontvangen van financiële instellingen of andere derden overeenkomstig artikel 69, waaronder ook in het kader van de in dat artikel bedoelde leningfaciliteit;

(d)  rendementen op de beleggingen van de bedragen in het Fonds overeenkomstig artikel 70.

2.  De uitgaven van deel II van de begroting bestaan uit het volgende:

(a)  uitgaven voor de in artikel 71 vermelde doeleinden;

(b)  beleggingen overeenkomstig artikel 70;

(c)  betaalde rente op leningen ontvangen van andere afwikkelingsfinancieringsregelingen in niet-deelnemende lidstaten overeenkomstig artikel 68, lid 1;

(d)  (c) betaalde rente op leningen ontvangen van financiële instellingen of andere derden overeenkomstig artikel 69, waaronder ook in het kader van de in dat artikel bedoelde leningfaciliteit;

Artikel 58

Opstellen en uitvoeren van de begroting

1.  Uiterlijk op 15 februari van elk jaar stelt de uitvoerend directeur een ontwerp op van de raming van de ontvangsten en uitgaven van de afwikkelingsraad voor het volgende begrotingsjaar, dat hij uiterlijk op 31 maart van elk jaar naar de afwikkelingsraad stuurt voor goedkeuring in de plenaire vergadering.

2.  De begroting van de afwikkelingsraad wordt door de plenaire vergadering van de afwikkelingsraad vastgesteld op basis van de raming. De begroting wordt zo nodig dienovereenkomstig aangepast, na door de afwikkelingsraad in de plenaire vergadering te zijn nagerekend en gecontroleerd.

3.  De uitvoerend directeur voert de begroting van de afwikkelingsraad uit.

Artikel 59

Audit en controle

1.  Bij de afwikkelingsraad wordt de functie van interne controleur gecreëerd, die moet worden uitgeoefend met inachtneming van de geldende internationale normen. De interne controleur wordt benoemd door de afwikkelingsraad en legt tegenover hem verantwoording af over de controle op de goede werking van de systemen en procedures voor de uitvoering van de begroting van de afwikkelingsraad.

2.  De interne controleur adviseert de afwikkelingsraad bij het beheersen van de risico's door onafhankelijke adviezen uit te brengen over de kwaliteit van de beheers- en controlesystemen en aanbevelingen te formuleren ter verbetering van de uitvoeringsvoorwaarden van de verrichtingen en ter bevordering van een goed financieel beheer.

3.  De afwikkelingsraad is verantwoordelijk voor het invoeren van interne controlesystemen en controleprocedures die zijn toegesneden op de uitvoering van zijn taken.

Artikel 60

Indiening van de rekeningen en kwijting

1.  De uitvoerend directeur treedt op als ordonnateur.

2.  Uiterlijk op 1 maart van het volgende begrotingsjaar stuurt de rekenplichtige van de afwikkelingsraad de voorlopige rekeningen naar de afwikkelingsraad.

3.  Uiterlijk op 31 maart van elk jaar stuurt de afwikkelingsraad in zijn bestuursvergadering de voorlopige rekeningen van de afwikkelingsraad van het voorgaande begrotingsjaar naar het Europees Parlement, de Raad, de Commissie en de Rekenkamer.

4.  Na ontvangst van de door de Rekenkamer geformuleerde opmerkingen over de voorlopige rekeningen van de afwikkelingsraad stelt de uitvoerend directeur op eigen verantwoordelijkheid de definitieve rekeningen van de afwikkelingsraad op en stuurt ze naar de afwikkelingsraad ter goedkeuring in zijn plenaire vergadering.

5.  De uitvoerend directeur stuurt de definitieve rekeningen uiterlijk op 1 juli na afloop van elk begrotingsjaar naar het Europees Parlement, de Raad, de Commissie en de Rekenkamer.

6.  De uitvoerend directeur dient uiterlijk op 1 juli een antwoord op de opmerkingen van de Rekenkamer in bij deze instelling.

7.  De definitieve rekeningen worden uiterlijk op 15 november van het volgende jaar bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie.

8.  De afwikkelingsraad verleent de uitvoerend directeur in zijn plenaire vergadering kwijting voor de uitvoering van de begroting.

9.  De uitvoerend directeur verstrekt het Europees Parlement op verzoek alle informatie die nodig is in verband met de rekeningen van de afwikkelingsraad.

9 bis.  Na de door de afwikkelingsraad overeenkomstig artikel 60 opgestelde jaarrekeningen te hebben bestudeerd maakt de Rekenkamer een verslag van haar bevindingen, dat zij uiterlijk op 1 december na elk boekjaar indient bij het Europees Parlement en de Raad.

9 ter.  De Rekenkamer brengt met name verslag uit over:

(a)  de economie, efficiëntie en effectiviteit waarmee middelen, waaronder middelen uit het Fonds, zijn gebruikt;

(b)  eventuele gerelateerde verplichtingen, zij het voor de afwikkelingsraad, de Commissie, of anderszins, die voortvloeien uit de verrichting door de Commissie en de afwikkelingsraad van hun taken uit hoofde van de verordening.

Artikel 61

Financiële regels

Na advies van de Rekenkamer van de Unie en de Commissie stelt de afwikkelingsraad de interne financiële bepalingen vast waarin met name de wijze van opstelling en uitvoering van zijn begroting wordt geregeld.

Voor de financiële bepalingen wordt, voor zover dit verenigbaar is met het eigen karakter van de afwikkelingsraad, uitgegaan van de in artikel 208 van Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 van het Europees Parlement en de Raad(12) bedoelde financiële kaderregeling voor de bij het VWEU opgerichte organen.

Artikel 62

Bijdragen

1.  De in artikel 2 bedoelde entiteiten dragen bij aan de begroting van de afwikkelingsraad overeenkomstig deze verordening en de overeenkomstig lid 5 vastgestelde gedelegeerde handelingen betreffende bijdragen. De bijdragen omvatten het volgende:

(a)  de jaarlijkse bijdragen die nodig zijn om de administratieve uitgaven te dekken;

(b)  de jaarlijkse vooraf te betalen bijdragen die nodig zijn om het in artikel 65 vastgelegde streefbedrag van de financiering te bereiken, berekend overeenkomstig artikel 66; en

(c)  de buitengewone achteraf te betalen bijdragen, berekend overeenkomstig artikel 67.

2.  De bedragen van de bijdragen worden zodanig vastgesteld dat de ontvangsten daarvan in beginsel toereikend zijn om de begroting van de afwikkelingsraad elk jaar in evenwicht te houden en de opdrachten van het Fonds uit te voeren.

3.  Na overleg met de bevoegde autoriteit bepaalt de afwikkelingsraad ▐ overeenkomstig de in lid 5 bedoelde gedelegeerde handelingen de bijdragen die door elke in lid 2 bedoelde entiteit verschuldigd zijn, in een tot de betrokken entiteit gericht besluit. De afwikkelingsraad past procedure-, rapportage- en andere regels toe om ervoor te zorgen dat de bijdragen volledig en tijdig worden betaald.

4.  De overeenkomstig de leden 1, 2 en 3 ontvangen bedragen worden alleen voor de doeleinden van deze verordening aangewend.

5.  De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 82 gedelegeerde handelingen betreffende bijdragen vast te stellen met het oog op de vaststelling van het volgende:

(a)  het soort bijdragen en de aangelegenheden waarvoor de bijdragen verschuldigd zijn, de manier waarop het bedrag van de bijdragen is berekend, de wijze waarop ze moeten worden betaald;

(b)  de registratie-, boekhoud- en rapportageverplichtingen en andere in lid 3 bedoelde verplichtingen om ervoor te zorgen dat de bijdragen volledig en tijdig worden betaald;

(c)  het bijdragesysteem voor instellingen waaraan een vergunning voor de uitoefening van werkzaamheden is verleend terwijl het Fonds zijn streefbedrag al heeft bereikt,

(d)  de jaarlijkse bijdragen die nodig zijn om de administratieve uitgaven van de afwikkelingsraad te dekken voordat hij volledig operationeel wordt.

Artikel 63

Fraudebestrijdingsmaatregelen

1.  Teneinde de bestrijding van fraude, corruptie en andere onwettige activiteiten krachtens Verordening (EG) nr. 1073/1999 te vereenvoudigen, treedt de afwikkelingsraad binnen zes maanden nadat hij operationeel is geworden, toe tot het Interinstitutioneel Akkoord van 25 mei 1999 betreffende de interne onderzoeken verricht door het Europees Bureau voor Fraudebestrijding (OLAF) en stelt hij op basis van het model in de bijlage bij dat akkoord passende regels op voor al zijn personeelsleden.

2.  De Europese Rekenkamer is bevoegd om bij alle begunstigden, contractanten en subcontractanten die van de afwikkelingsraad middelen ▐ hebben ontvangen, controles op stukken en controles ter plaatse te verrichten.

3.  OLAF kan overeenkomstig de bepalingen en procedures van Verordening (EG) nr. 1073/1999 en Verordening (Euratom, EG) nr. 2185/96 onderzoeken verrichten, waaronder controles en inspecties ter plaatse, om vast te stellen of er sprake is van fraude, corruptie of andere onwettige activiteiten waardoor de financiële belangen van de Unie worden geschaad in verband met een contract dat door de afwikkelingsraad wordt gefinancierd.

Hoofdstuk 2

Het gemeenschappelijk bankenafwikkelingsfonds

Afdeling 1

SAMENSTELLING VAN HET FONDS

Artikel 64

Algemene bepalingen

1.  Hierbij wordt een gemeenschappelijk bankenafwikkelingsfonds opgericht.

2.  De afwikkelingsraad doet slechts een beroep op het Fonds om ervoor te zorgen dat de ▐ afwikkelingsinstrumenten en –bevoegdheden doeltreffend en overeenkomstig de ▐ afwikkelingsdoelstellingen en beginselen met betrekking tot afwikkeling worden toegepast. In geen geval zijn de begroting van de Unie of de nationale begrotingen van de lidstaten aansprakelijk voor de uitgaven of verliezen van het Fonds of voor enige vordering op de afwikkelingsraad.

3.  De afwikkelingsraad is de eigenaar van het Fonds.

Artikel 65

Streefbedrag van de financiering

1.  Uiterlijk binnen tien jaar na de inwerkingtreding van deze verordening bereiken de beschikbare financiële middelen van het Fonds ten minste 0,8 % van het bedrag van de deposito's van alle kredietinstellingen waaraan in de deelnemende lidstaten vergunning is verleend, die op grond van Richtlijn [Depositogarantiestelsel, DGS] gegarandeerd zijn en in overeenstemming met artikel 93, lid 1, van richtlijn [BRRD].

2.  In de in lid 1 bedoelde initiële periode worden de overeenkomstig artikel 66 berekende en overeenkomstig artikel 62 geïnde bijdragen aan het Fonds zo evenwichtig mogelijk in de tijd gespreid totdat het streefbedrag bereikt is, tenzij de bijdragen, afhankelijk van de omstandigheden, gelet op gunstige marktomstandigheden of de financieringsbehoeften kunnen worden vervroegd.

3.  De afwikkelingsraad kan de initiële termijn met ten hoogste vier jaar verlengen ingeval het Fonds gecumuleerde uitbetalingen van meer dan het in artikel 93, lid 2, van Richtlijn [BRRD] genoemde percentage van het totale in lid 1 bedoelde bedrag verricht.

4.  Indien de beschikbare financiële middelen na de in lid 1 bedoelde initiële termijn dalen tot onder het in lid 1 vermelde streefbedrag, worden opnieuw overeenkomstig artikel 66 bijdragen berekend en geïnd totdat het streefbedrag is bereikt. Wanneer de beschikbare financiële middelen minder dan de helft van het streefbedrag belopen, worden de jaarlijkse bijdragen bepaald overeenkomstig artikel 93, lid 3, van richtlijn [BRRD].

5.  De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 82 gedelegeerde handelingen vast te stellen om het volgende te bepalen:

(a)  de criteria voor de spreiding in de tijd van de overeenkomstig lid 2 berekende bijdragen aan het Fonds;

(b)  de omstandigheden waarin de betaling van de bijdragen uit hoofde van lid 2 kan worden vervroegd;

(c)  criteria for determining the number of years by which the initial period referred to in paragraph 1 can be extended under paragraph 3;

(d)  de criteria om de jaarlijkse bijdragen te bepalen waarin lid 4 voorziet.

Artikel 66

Vooraf te betalen bijdragen

1.  De individuele bijdrage van elke instelling wordt ten minste jaarlijks geïnd en wordt berekend volgens de verhouding tussen het bedrag van haar passiva (exclusief eigen vermogen en gedekte deposito's) en het totaalbedrag van de passiva (exclusief eigen vermogen en gedekte deposito's) van alle instellingen waaraan op de grondgebieden van de deelnemende lidstaten vergunning is verleend.

De bijdrage wordt aangepast in verhouding tot het risicoprofiel van elke instelling, overeenkomstig de criteria die zijn opgenomen in de in artikel 94, lid 7, van Richtlijn [BRRD] bedoelde gedelegeerde handelingen.

2.  De in aanmerking te nemen beschikbare financiële middelen om het in artikel 65 vermelde streefbedrag van de financiering te bereiken, kunnen ook geldmiddelen, quasi-kasequivalenten, liquide activa "van hoge kwaliteit" onder de liquiditeitsdekkingsratio of betalingstoezeggingen omvatten die volledig zijn gedekt door zekerheden of activa met een laag risico die niet met rechten van derden zijn bezwaard, waarover vrij kan worden beschikt en waarvan uitsluitend gebruik kan worden gemaakt door de afwikkelingsraad voor de in artikel 71, lid 1, vermelde doeleinden. Het aandeel van die onherroepelijke betalingstoezeggingen is niet hoger dan het in artikel 94, lid 3, van Richtlijn [BRRD] genoemde percentage van het totaalbedrag van de bijdragen dat overeenkomstig lid 1 wordt geïnd.

2 bis.  De individuele bijdragen van elke in lid 1 bedoelde instelling zijn definitief en kunnen in geen geval achteraf worden terugbetaald.

2 ter.  De lidstaten die al nationale financieringsregelingen voor afwikkelingen hebben vastgesteld, kunnen bepalen dat deze regelingen hun beschikbare financiële middelen, die in het verleden middels vooraf te betalen bijdragen bij de instellingen zijn geïnd, gebruiken om instellingen te vergoeden voor de vooraf te betalen bijdragen die deze instellingen wellicht in het Fonds moeten storten. Een dergelijke restitutie laat de verplichtingen van de lidstaten uit hoofde van Richtlijn 94/18/EG van het Europees Parlement en de Raad onverlet.

3.  Behoudens het bepaalde in lid 1, alinea 2, is de Commissie bevoegd om overeenkomstig artikel 82 gedelegeerde handelingen vast te stellen om het volgende te bepalen:

(a)  de methode voor de berekening van de in lid 1 bedoelde individuele bijdragen;

(b)  de kwaliteit van de zekerheden voor de in lid 2 bedoelde betalingstoezeggingen;

(c)  de criteria voor de berekening van het aandeel van de in lid 2 bedoelde betalingstoezeggingen.

Artikel 67

Buitengewone achteraf te betalen bijdragen

1.  Indien de beschikbare financiële middelen niet toereikend zijn om de verliezen, kosten of andere uitgaven als gevolg van een beroep op het Fonds te dekken, int de afwikkelingsraad overeenkomstig artikel 62 buitengewone achteraf te betalen bijdragen bij de instellingen waaraan op de grondgebieden van de deelnemende lidstaten vergunning is verleend, teneinde de aanvullende bedragen te dekken. Deze buitengewone achteraf te betalen bijdragen worden overeenkomstig de in artikel 66 vastgestelde regels en in overeenstemming met artikel 95, lid 1, van Richtlijn [BRRD] over de instellingen verdeeld.

2.  De afwikkelingsraad kan overeenkomstig de in lid 3 bedoelde gedelegeerde handelingen een instelling geheel of gedeeltelijk vrijstellen van de verplichting overeenkomstig lid 1 achteraf te betalen bijdragen te betalen, indien de som van de in artikel 66 en de in lid 1 van dit artikel bedoelde betalingen het gevaar zou meebrengen dat niet meer kan worden voldaan aan vorderingen van andere crediteuren van de instelling. Een dergelijke vrijstelling kan voor ten hoogste zes maanden worden toegekend, maar kan op verzoek van de instelling worden verlengd.

3.  De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 82 gedelegeerde handelingen vast te stellen om de omstandigheden en voorwaarden te bepalen waaronder een in artikel 2 bedoelde entiteit uit hoofde van lid 2 geheel of gedeeltelijk van achteraf te betalen bijdragen kan worden vrijgesteld.

Artikel 68

Vrijwillige leningen tussen financieringsregelingen

1.  De afwikkelingsraad kan een verzoek indienen om voor het Fonds te lenen van alle andere afwikkelingsfinancieringsregelingen binnen niet-deelnemende lidstaten, ingeval:

(a)  de overeenkomstig artikel 66 geïnde bedragen niet toereikend zijn om de verliezen, kosten of andere uitgaven als gevolg van een beroep op het Fonds te dekken;

(b)  de buitengewone achteraf te betalen bijdragen waarin artikel 67 voorziet, niet onmiddellijk beschikbaar zijn;

2.  Die afwikkelingsfinancieringsregelingen nemen over een dergelijk verzoek een besluit overeenkomstig artikel 97 van Richtlijn [BRRD]. Op de leningsvoorwaarden is artikel 97, lid 3, onder a), b) en c), van die richtlijn van toepassing.

Artikel 69

Alternatieve financieringsmiddelen

1.  De afwikkelingsraad streeft ernaar voor het Fonds leningen te sluiten of contracten voor andere vormen van steun van financiële instellingen of andere derden, ingeval de overeenkomstig de artikelen 66 en 67 geïnde bedragen niet onmiddellijk beschikbaar zijn of niet toereikend zijn om de uitgaven als gevolg van een beroep op het Fonds te dekken.

In het bijzonder streeft de afwikkelingsraad ernaar voor het Fonds een leningfaciliteit te sluiten , bij voorkeur met gebruikmaking van een gemeenschappelijk overheidsinstrument, om de onmiddellijke beschikbaarheid van afdoende financiële middelen voor de in artikel 71 geregelde doelen te verzekeren, wanneer de overeenkomstig de artikelen verkregen of beschikbare bedragen niet toereikend zijn. Leningen uit die leningfaciliteit worden binnen een overeengekomen termijn door het Fonds terugbetaald.

2.  De in lid 1 bedoelde leningen of contracten voor andere vormen van steun worden volledig terugverdiend overeenkomstig artikel 62 binnen de looptijd van de lening.

3.  Alle uitgaven als gevolg van het beroep op de in lid 1 bedoelde leningen worden door de afwikkelingsraad zelf gedragen en niet door de begroting van de Unie of de deelnemende lidstaten.

Afdeling 2

Beheer van het Fonds

Artikel 70

Beleggingen

1.  De afwikkelingsraad beheert het Fonds en kan de Commissie verzoeken bepaalde taken in verband met het beheer van het Fonds uit te voeren.

2.  De van een instelling in afwikkeling of een overbruggingsinstelling ontvangen bedragen, de rente en andere beleggingsopbrengsten, alsook alle andere opbrengsten komen alleen toe aan het Fonds.

3.  De afwikkelingsraad volgt een prudent en veilig beleggingsbeleid en belegt de bedragen van het Fonds in ▐ activa van hoge kredietwaardigheid. De beleggingen moeten voldoende sectoraal en geografisch gespreid zijn om de risico's van concentratie te beperken. De beleggingsopbrengsten komen toe aan het Fonds. De afwikkelingsraad publiceert een beleggingskader waarin het beleggingsbeleid van het Fonds nader wordt gespecificeerd.

4.  De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 82 gedelegeerde handelingen vast te stellen om gedetailleerde regels voor het beheer van het Fonds te bepalen.

Afdeling 3

Beroep op het Fonds

Artikel 71

Opdracht van het Fonds

1.  Bij de toepassing van de afwikkelingsinstrumenten op de in artikel 2 bedoelde entiteiten kan de afwikkelingsraad binnen het door de Commissie vastgelegde kader een beroep doen op het Fonds voor de volgende doeleinden:

(a)  om de activa of verplichtingen van de instelling in afwikkeling, haar dochterondernemingen, een overbruggingsinstelling of een vehikel voor activabeheer te garanderen;

(b)  om leningen te verstrekken aan de instelling in afwikkeling, haar dochterondernemingen, een overbruggingsinstelling of een vehikel voor activabeheer;

(c)  om activa van de instelling in afwikkeling te kopen;

(d)  om kapitaal bij te dragen aan een overbruggingsinstelling of een vehikel voor activabeheer;

(e)  om een compensatie te betalen aan aandeelhouders of crediteuren indien zij na een waardering overeenkomstig artikel 17, lid 5, ter betaling van hun kredieten minder hebben ontvangen dan wat zij zouden hebben ontvangen, na een waardering overeenkomstig artikel 17, lid 6, in een liquidatie in een normale insolventieprocedure;

(f)  om een bijdrage te leveren aan de instelling in afwikkeling in plaats van de bijdrage die verkregen zou worden door het afschrijven van bepaalde crediteuren wanneer de inbreng van de particuliere sector wordt toegepast en de afwikkelingsautoriteit besluit bepaalde crediteuren uit te sluiten van het toepassingsgebied van het instrument van de inbreng van de particuliere sector overeenkomstig artikel 24, lid 3;

(g)  om een combinatie van de onder a) tot en met f) genoemde maatregelen te nemen.

2.  Er kan een beroep op het Fonds worden gedaan om in de context van het instrument van verkoop van de onderneming de onder a) tot en met g) genoemde maatregelen te nemen met betrekking tot de koper.

3.  Er kan geen direct beroep op het Fonds worden gedaan om de verliezen van een instelling of een in artikel 2 bedoelde entiteit te absorberen of om een instelling of een in artikel 2 bedoelde entiteit te herkapitaliseren. Ingeval het beroep op de afwikkelingsfinancieringsregeling voor de doeleinden in lid 1 indirect erin resulteert dat een deel van de verliezen van een instelling of een in artikel 2 bedoelde entiteit op het Fonds worden afgewenteld, zijn de in artikel 38 van Richtlijn [BRRD] en artikel 24 vastgelegde beginselen inzake het beroep op de afwikkelingsfinancieringsregeling van toepassing.

4.  De afwikkelingsraad kan het overeenkomstig lid 1, onder f), bijgedragen kapitaal ten hoogste vijf jaar aanhouden.

Artikel 72

Wederzijdse waarborging van nationale financieringsregelingen in geval van groepsafwikkeling waarbij instellingen in niet-deelnemende lidstaten zijn betrokken

In het geval van een groepsafwikkeling waarbij enerzijds instellingen waaraan in één of meer deelnemende lidstaten vergunning is verleend, en anderzijds instellingen waaraan in één of meer niet-deelnemende lidstaten vergunning is verleend, betrokken zijn, draagt het Fonds bij aan de financiering van de groepsafwikkeling overeenkomstig de bepalingen van artikel 98 van Richtlijn [BRRD].

TITEL VI

Overige bepalingen

Artikel 74

Voorrechten en immuniteiten

Protocol nr. 7 betreffende de voorrechten en immuniteiten van de Europese Unie, dat aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie is gehecht, is van toepassing op de afwikkelingsraad en zijn personeelsleden.

Artikel 75

Talen

1.  Verordening nr. 1 van de Raad (13) is van toepassing op de afwikkelingsraad.

2.  De afwikkelingsraad beslist over de interne talenregeling voor de afwikkelingsraad.

3.  De afwikkelingsraad kan besluiten welke van de officiële talen hij gebruikt voor het sturen van documenten naar instellingen en organen van de Unie.

4.  De afwikkelingsraad kan met elke nationale afwikkelingsautoriteit overeenkomen in welke taal of talen documenten naar de nationale afwikkelingsautoriteiten worden gestuurd of door hen worden opgesteld.

5.  De voor het functioneren van de afwikkelingsraad vereiste vertaaldiensten worden geleverd door het Vertaalbureau voor de organen van de Europese Unie.

Artikel 76

Personeelsleden van de afwikkelingsraad

1.  Het Statuut, de Regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden en de regels die de instellingen van de Unie zijn overeengekomen met het oog op de toepassing van dat Statuut en die Regeling welke van toepassing op de andere personeelsleden, zijn van toepassing op de personeelsleden van de afwikkelingsraad, met inbegrip van de uitvoerend directeur en de plaatsvervangend uitvoerend directeur.

2.  De afwikkelingsraad stelt, in overleg met de Commissie, de passende uitvoeringsregels vast ten behoeve van de uitvoering van het Statuut en de Regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden overeenkomstig artikel 110 van het Statuut.

Artikel 76 bis

Organisatie van het personeel van de afwikkelingsraad

1.  De afwikkelingsraad richt interne afwikkelingsteams op bestaande uit personeelsleden van de nationale afwikkelingsautoriteiten van de deelnemende lidstaten en eigen personeelsleden.

2.  Wanneer de afwikkelingsraad interne afwikkelingsteams opricht als geregeld in lid 1, kiest hij coördinatoren voor die teams uit de eigen personeelsleden. Ingevolge artikel 47, lid 3, kunnen de coördinatoren worden uitgenodigd om als waarnemers de bestuursvergadering van de afwikkelingsraad bij te wonen waaraan ook de door de respectieve lidstaten aangewezen leden overeenkomstig artikel 49, leden 2 en 3 deelnemen.

3.  De afwikkelingsraad kan interne commissies oprichten die hem van raad en advies moeten dienen bij de kwijting van zijn taken uit hoofde van deze verordening.

Artikel 77

Uitwisseling van personeelsleden

1.  De afwikkelingsraad kan een beroep doen op gedetacheerde nationale deskundigen of andere personeelsleden die niet bij de afwikkelingsraad in dienst zijn.

2.  De afwikkelingsraad stelt in zijn plenaire vergadering passende besluiten vast tot vaststelling van regels inzake de uitwisseling en detachering van personeelsleden van en tussen de nationale afwikkelingsautoriteiten van de deelnemende lidstaten naar de afwikkelingsraad.

Artikel 78

Aansprakelijkheid van de afwikkelingsraad

1.  De contractuele aansprakelijkheid van de afwikkelingsraad wordt beheerst door het recht dat van toepassing is op het betrokken contract.

2.  Het Hof van Justitie van de Europese Unie is bevoegd uitspraak te doen krachtens arbitrageclausules die in een door de afwikkelingsraad gesloten contract zijn opgenomen.

3.  In geval van niet-contractuele aansprakelijkheid vergoedt de afwikkelingsraad overeenkomstig de algemene beginselen die de rechtsstelsels van de lidstaten inzake overheidsaansprakelijkheid gemeen hebben, alle door hem of door zijn personeelsleden bij de uitvoering van hun taken veroorzaakte schade, met name hun afwikkelingstaken, met inbegrip van handelingen en verzuim in ondersteuning van buitenlandse afwikkelingsprocedures.

4.  De afwikkelingsraad vergoedt een nationale afwikkelingsautoriteit van een deelnemende lidstaat voor de schadevergoeding tot betaling waarvan zij door een nationaal gerecht is veroordeeld of die zij, in overleg met de afwikkelingsraad, op grond van een minnelijke schikking moet betalen, en die het gevolg is van een handeling of verzuim van die nationale afwikkelingsautoriteit in de loop van een afwikkeling op grond van deze verordening, tenzij die handeling of dat verzuim een schending vormde van het Unierecht, deze verordening, een besluit van de Commissie of een besluit van de afwikkelingsraad, hetzij opzettelijk, hetzij door een kennelijke en ernstige beoordelingsfout.

5.  Het Hof van Justitie van de Europese Unie is bevoegd in alle geschillen in verband met de leden 3 en 4. De vorderingen inzake niet-contractuele aansprakelijkheid verjaren vijf jaar na het feit dat tot deze vordering aanleiding heeft gegeven.

6.  De persoonlijke aansprakelijkheid van de personeelsleden jegens de afwikkelingsraad wordt beheerst door de bepalingen van het Statuut dat of de Regeling welke op hen van toepassing is.

Artikel 79

Beroepsgeheim en uitwisseling van informatie

1.  Voor de leden van de afwikkelingsraad, de personeelsleden van de afwikkelingsraad en de personeelsleden uitgewisseld met of gedetacheerd door de deelnemende lidstaten die afwikkelingstaken uitvoeren, geldt de geheimhoudingsplicht van artikel 339 VWEU en de desbetreffende bepalingen in het Unierecht, zelfs na afloop van hun functie.

2.  De afwikkelingsraad zorgt ervoor dat personen die permanent of occasioneel, direct of indirect, diensten verstrekken voor de uitvoering van zijn taken, waaronder ook zijn ambtenaren en andere personen die door de afwikkelingsraad zijn gemachtigd of door de nationale afwikkelingsautoriteiten zijn aangewezen om inspecties ter plaatse te verrichten, aan een gelijkwaardige geheimhoudingsplicht worden onderworpen.

2 bis.  De in de leden 1 en 2 bedoelde geheimhoudingsplicht geldt ook voor waarnemers die de bijeenkomsten van de afwikkelingsraad op ad-hocbasis bijwonen.

2 ter.  De in de leden 1 en 2 bedoelde geheimhoudingsplicht geldt onverminderd Verordening (EG) nr. 1049/2001.

3.  Met het oog op de toepassing van de hem bij deze verordening opgedragen taken is de afwikkelingsraad, binnen de grenzen en onder de voorwaarden die in het toepasselijke Unierecht zijn omschreven, gemachtigd om met nationale of Europese autoriteiten en organen informatie uit te wisselen in de gevallen waarin de nationale bevoegde autoriteiten krachtens het toepasselijke Unierecht informatie aan die entiteiten openbaar mogen maken of waarin de lidstaten krachtens het toepasselijke Unierecht in die openbaarmaking mogen voorzien.

Artikel 80

Toegang tot informatie en de verwerking van persoonsgegevens

4.  Verordening (EG) nr. 45/2001 van het Europees Parlement en de Raad is van toepassing op de verwerking van persoonsgegevens door de afwikkelingsraad(14). Richtlijn 95/46/EG van het Europees Parlement en de Raad is van toepassing op de verwerking van persoonsgegevens door de nationale afwikkelingsautoriteiten(15).

4 bis.  Aan de besluiten van de afwikkelingsraad onderworpen personen zijn gerechtigd toegang tot het dossier van de afwikkelingsraad te krijgen, onder voorbehoud van het rechtmatige belang van andere personen bij de bescherming van hun bedrijfsgeheimen. Het recht op toegang tot het dossier geldt niet voor vertrouwelijke informatie.

Artikel 81

Veiligheidsvoorschriften betreffende de bescherming van gerubriceerde gegevens en niet-gerubriceerde gevoelige gegevens

De afwikkelingsraad past de beveiligingsbeginselen toe die zijn vastgelegd in de veiligheidsvoorschriften van de Commissie voor de bescherming van gerubriceerde EU-gegevens (EUCI) en gevoelige, niet-gerubriceerde informatie, zoals omschreven in de bijlage bij Besluit 2001/844/EG, EGKS, Euratom. De toepassing van de beveiligingsbeginselen omvat de toepassing van de bepalingen voor de uitwisseling, verwerking en opslag van dergelijke informatie.

DEEL IV

UITVOERINGSBEVOEGDHEDEN EN SLOTBEPALINGEN

Artikel 82

Uitoefening van de bevoegdheidsdelegatie

1.  De bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen wordt aan de Commissie toegekend onder de in dit artikel vastgestelde voorwaarden.

2.  De bevoegdheidsdelegatie wordt met ingang van de in artikel 88 vermelde datum voor onbepaalde tijd toegekend.

2 bis.  De consistentie tussen deze verordening en Richtlijn [BRRD] moet gewaarborgd blijven. Alle gedelegeerde handelingen die krachtens deze verordening worden vastgesteld, dienen consistent te zijn met Richtlijn [BRRD] en de krachtens die richtlijn vastgestelde gedelegeerde handelingen.

3.  De in artikel 19, lid 4 bis, artikel 62, lid 5, artikel 65, lid 5, artikel 66, lid 3, artikel 67, lid 3, en artikel 70, lid 4, bedoelde bevoegdheidsdelegatie kan op elk ogenblik door het Europees Parlement of de Raad worden ingetrokken. Het besluit tot intrekking maakt een einde aan de delegatie van de bevoegdheden die in het besluit worden vermeld. Het wordt van kracht op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie of op een daarin genoemde latere datum. Het laat de geldigheid van de reeds van kracht zijnde gedelegeerde handelingen onverlet.

4.  Zodra de Commissie een gedelegeerde handeling heeft vastgesteld, stelt zij het Europees Parlement en de Raad daarvan gelijktijdig in kennis.

5.  Een overeenkomstig artikel 62, lid 5, artikel 65, lid 5, artikel 66, lid 3, artikel 67, lid 3, en artikel 70, lid 4, vastgestelde gedelegeerde handeling treedt uitsluitend in werking als geen bezwaar is geuit door het Europees Parlement of de Raad binnen een periode van drie maanden na de mededeling van die handeling aan het Europees Parlement en de Raad of wanneer het Europees Parlement en de Raad de Commissie, vóór het verstrijken van die periode, ervan in kennis hebben gesteld dat zij geen bezwaar zullen maken. Die termijn wordt op initiatief van het Europees Parlement of de Raad met drie maanden verlengd.

Artikel 83

Evaluatie

1.  Tegen 31 december 2016, en daarna elke vijf jaar, brengt de Commissie een verslag uit over de toepassing van deze verordening, met bijzondere aandacht voor het monitoren van de mogelijke gevolgen voor het vlot functioneren van de interne markt. In dat verslag wordt het volgende geëvalueerd:

(a)  het functioneren van het GAM en het effect van zijn afwikkelingsactiviteiten op de belangen van de Unie als geheel en op de samenhang en de integriteit van de interne markt voor financiële diensten, met inbegrip van de mogelijke gevolgen ervan voor de structuren van de nationale bankstelsels binnen de Unie, voor hun concurrentievermogen ten opzichte van andere bankstelsels buiten het GAM en buiten de Unie, en wat betreft de doeltreffendheid van de regelingen voor samenwerking en informatie-uitwisseling tussen het GAM en het GTM, en tussen het GAM en de nationale afwikkelingsautoriteiten en de nationale bevoegde autoriteiten van niet-deelnemende lidstaten;

In het verslag moet met name worden bezien:

(i)  of het nodig is dat de bij deze verordening aan de afwikkelingsraad en de Commissie toebedeelde functies exclusief door een onafhankelijke instelling van de Unie worden uitgeoefend;

(ii)  of samenwerking tussen het GAM en het GTM, de EBA, de ESMA, de EIOPA en de andere autoriteiten die deel uitmaken van het ESFT wenselijk is;

(iii)  of de in artikel 70 van deze verordening bedoelde beleggingsportefeuille uit degelijke en gediversifieerde activa bestaat;

(iv)  of de band tussen overheidsschulden en bankenrisico's is verbroken;

(v)  of de stemprocedures goed zijn geregeld;

(vi)  of er een referentiewaarde moet worden ingevoerd, gerelateerd aan de totale verplichtingen van alle in de deelnemende lidstaten toegelaten kredietinstellingen, en te realiseren in aanvulling op het streefbedrag voor de financiering dat wordt vastgesteld als percentage van het bedrag van de gedekte deposito’s bij die kredietinstellingen,

(vii)  of het voor het Fonds vastgestelde streefbedrag voor de financiering en de hoogte van de bijdragen aan het Fonds stroken met de streefbedragen en de hoogte van de bijdragen die door niet-dellenemende lidstaten worden opgelegd.

Ook wordt in het verslag nagegaan of met het oog op het GAM een verdragswijziging nodig is, met name voor de eventuele oprichting van een onafhankelijke Unie-instelling die de functies zou moeten uitoefenen die bij deze verordening aan de afwikkelingsraad en de Commissie worden toebedeeld;

(b)  de doelmatigheid van de regelingen inzake onafhankelijkheid en verantwoordingsplicht;

(c)  de interactie tussen de afwikkelingsraad en de EBA;

(d)  de interactie tussen de afwikkelingsraad en de nationale afwikkelingsautoriteiten van niet-deelnemende lidstaten en de gevolgen van het GAM voor die lidstaten en de interactie tussen de afwikkelingsraad en nationale afwikkelingsautoriteiten van derde landen als bedoeld in artikel 2, lid 80 van richtlijn [BRRD];

2.  Dit verslag wordt aan het Europees Parlement en de Raad toegestuurd. Indien nodig werkt de Commissie begeleidende voorstellen uit.

2 bis.  Eventuele herziening van Richtlijn [BRRD]gaat zo nodig gepaard met dienovereenkomstige herziening van deze verordening .

Artikel 84

Wijziging van Verordening (EU) nr. 1093/2010

Verordening (EU) nr. 1093/2010 wordt als volgt gewijzigd:

1.  in artikel 4 wordt punt 2 vervangen door:"

"(2) "bevoegde autoriteiten":

   (i) bevoegde autoriteiten als omschreven in [...] punt 40 van artikel 4, lid 1, van Verordening (EU) nr. 575/2013 van het Europees Parlement en de Raad, in Richtlijn 2007/64/EG, en als bedoeld in Richtlijn 2009/110/EG;
   (ii) wat de Richtlijnen 2002/65/EG en 2005/60/EG betreft, de autoriteiten die de naleving van de voorschriften van deze richtlijnen door de kredietinstellingen en financiële instellingen moeten garanderen,
   (iii) wat depositogarantiestelsels betreft, organen die depositogarantiestelsels beheren ingevolge Richtlijn [DGS] of, ingeval de activiteit van het depositogarantiestelsel door een particuliere onderneming wordt beheerd, de overheidsinstantie die ingevolge die richtlijn toezicht houdt op die stelsels; en
   (iv) wat artikel 62, lid 5, artikel 65, lid 5, artikel 66, lid 3, artikel 67, lid 4, en artikel 70, lid 4, betreft, de afwikkelingsautoriteiten als omschreven in artikel 3 van Richtlijn [BRRD] en de gemeenschappelijke afwikkelingsraad die bij Verordening (EU) nr. ../... van het Europees Parlement en de Raad is opgericht.

"

2.  in artikel 25 wordt het volgende lid ingevoegd:"

“(1bis) De Autoriteit kan collegiale toetsingen van de uitwisseling van informatie en van de gezamenlijke activiteiten van de gemeenschappelijke afwikkelingsraad en nationale afwikkelingsautoriteiten van lidstaten die niet aan het GAM deelnemen, in de afwikkeling van grensoverschrijdende groepen organiseren en voeren, teneinde de resultaten doeltreffender en samenhangender te maken. De Autoriteit ontwikkelt te dien einde methoden om objectieve beoordeling en vergelijking mogelijk te maken.”.

"

3.  in artikel 40, lid 6, wordt de volgende derde alinea toegevoegd:"

„Om binnen het toepassingsgebied van artikel 62, lid 5, artikel 65, lid 5, artikel 66, lid 3, artikel 67, lid 4, en artikel 70, lid 4, op te treden, is de uitvoerend directeur van de Europese afwikkelingsraad een waarnemer bij de raad van toezichthouders.”.

"

Artikel 85

Vervanging van nationale afwikkelingsfinancieringsregelingen

Vanaf de in artikel 88, tweede alinea, bedoelde datum van toepassing vervangt het Fonds de afwikkelingsfinancieringsregeling van de deelnemende lidstaten krachtens titel VII van Richtlijn [BRRD.].

Artikel 86

Vestigingsovereenkomst en voorwaarden voor de exploitatie

1.  De nodige bepalingen betreffende de huisvesting van de afwikkelingsraad in de gastlidstaat en de door die lidstaat ter beschikking te stellen installaties, alsook de specifieke regels die in de gastlidstaat gelden voor de uitvoerend directeur, de leden van de afwikkelingsraad in zijn plenaire vergadering, de personeelsleden van de afwikkelingsraad en hun gezinsleden, worden vastgesteld in een vestigingsovereenkomst tussen de afwikkelingsraad en de gastlidstaat, die wordt gesloten nadat de afwikkelingsraad in zijn plenaire vergadering daarmee heeft ingestemd, doch uiterlijk binnen twee jaar na de inwerkingtreding van deze verordening.

2.  De gastlidstaat zorgt ervoor dat de afwikkelingsraad in optimale omstandigheden kan werken, onder andere door het aanbieden van meertalig onderwijs met een Europese dimensie en degelijke vervoersverbindingen.

Artikel 87

Aanvang van de activiteiten van de afwikkelingsraad

1.  De afwikkelingsraad wordt volledig operationeel op 1 januari 2015.

2.  De Commissie is ermee belast de afwikkelingsraad op te richten en voorlopig te laten functioneren, totdat hij voldoende operationele capaciteit heeft om zelf zijn begroting uit te voeren. Met dat doel:

(a)  kan de Commissie, in afwachting dat de uitvoerend directeur zijn taken aanvat na overeenkomstig artikel 53 door de Raad te zijn benoemd, een ambtenaar van de Commissie aanwijzen die ad interim de functie van uitvoerend directeur zal vervullen en de aan de uitvoerend directeur opgedragen taken zal uitvoeren;

(b)  kan de uitvoerend directeur ad interim, in afwijking van artikel 46, lid 1, onder i), en totdat een in artikel 46, lid 2, , bedoeld besluit is vastgesteld, de bevoegdheden van het tot aanstelling bevoegd gezag uitoefenen;

(c)  kan de Commissie de afwikkelingsraad bijstand verlenen, met name door ambtenaren van de Commissie te detacheren om de activiteiten van de afwikkelingsraad te verrichten onder de verantwoordelijkheid van de uitvoerend directeur ad interim of de uitvoerend directeur;

(d)  ontvangt de Commissie de in artikel 62, lid 5, onder d), bedoelde jaarlijkse bijdragen namens de afwikkelingsraad.

3.  De uitvoerend directeur ad interim kan alle betalingen binnen de kredieten van de begroting van de afwikkelingsraad toestaan en kan contracten sluiten, waaronder contracten tot aanstelling van personeelsleden.

Artikel 88

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

De artikelen 7 tot en met 23 en de artikelen 25 tot en met 37 zijn van toepassing vanaf 1 januari 2015.

Artikel 24 is van toepassing vanaf 1 januari 2016.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan …,

Voor het Europees Parlement Voor de Raad

De voorzitter De voorzitter

(1)* Amendementen: nieuwe of vervangende tekst staat in vet en cursief, schrappingen zijn met het symbool ▐ aangegeven.
(2) Advies van 6 november 2013 (nog niet in het Publicatieblad bekendgemaakt).
(3) Advies van 17 oktober 2013 (nog niet in het Publicatieblad bekendgemaakt).
(4) Standpunt van het Europees Parlement van ....
(5)Richtlijn 2014/.../EU van het Europees Parlement en de Raad betreffende de totstandbrenging van een kader voor het herstel en de afwikkeling van kredietinstellingen en beleggingsondernemingen en tot wijziging van de Richtlijnen 77/91/EEG, 82/891/EEG, 2001/24/EG, 2002/47/EG, 2004/25/EG, 2005/56/EG, 2007/36/EG en 2011/35/EU en Verordening (EU) nr. 1093/2010 (PB L ...)
(6) Verordening (EU) nr. 1093/2010 van het Europees Parlement en de Raad van 24 november 2010 tot oprichting van een Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Bankautoriteit), tot wijziging van Besluit nr. 716/2009/EG en tot intrekking van Besluit 2009/78/EG van de Commissie (PB L 331 van 15.12.2010, blz. 12).
(7)Verordening (EU) nr. 1024/2013 van de Raad van 15 oktober 2013 waarbij aan de Europese Centrale Bank specifieke taken worden opgedragen betreffende het beleid inzake het prudentieel toezicht op kredietinstellingen (PB L 287 van 29.10.2013, blz. 63).
(8) Richtlijn 94/19/EG van het Europees Parlement en de Raad van 30 mei 1994 inzake de depositogarantiestelsels. PB L 135 van 31.5.1994, blz. 5-14.
(9) Verordening (EU) nr. 575/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 betreffende prudentiële vereisten voor kredietinstellingen en beleggingsondernemingen en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 648/2012, PB L 176 van 27.6.2013, blz. 1.
(10) Richtlijn 2013/36/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 betreffende toegang tot het bedrijf van kredietinstellingen en het prudentieel toezicht op kredietinstellingen en beleggingsondernemingen, tot wijziging van Richtlijn 2002/87/EG en tot intrekking van de Richtlijnen 2006/48/EG en 2006/49/EG, PB L 176 van 27.6.2013, blz. 338.
(11)Richtlijn 94/18/EG van het Europees Parlement en de Raad van 30 mei 1994 tot wijziging van Richtlijn 80/390/EEG tot coördinatie van de eisen gesteld aan de opstelling van, het toezicht op en de verspreiding van het prospectus dat gepubliceerd moet worden voor de toelating van effecten tot de officiële notering aan een effectenbeurs, met betrekking tot de verplichting tot het publiceren van een prospectus. PB L 135 van 31.5.1994, blz. 1.
(12) Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2012 tot vaststelling van de financiële regels van toepassing op de algemene begroting van de Unie (PB L 298 van 26.10.2012, blz. 1).
(13)PB 17 van 6.10.1958, blz. 385.
(14)Verordening (EG) nr. 45/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2000 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door de communautaire instellingen en organen en betreffende het vrije verkeer van die gegevens, PB L 8 van 12.1.2001, blz. 1.
(15)Richtlijn 95/46/EG van het Europees Parlement en de Raad van 24 oktober 1995 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens, PB L 281 van 23.11.1995, blz. 31.

Juridische mededeling - Privacybeleid