ࡱ > q bjbjt+t+ 0 A A * : ] B B B R b b b v v v v 8 4 v T
p r
L
L ( $
! " r u b >
> > b b
> b
b
v v b b b b > b b
, A97hv v EUROPEES PARLEMENT
20042009Zittingsdocument
DEFINITIEVE VERSIE
A6-0060/2005
{21/03/2005}21.3.2005
***I
VERSLAG
over het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot oprichting van een financieel instrument voor ontwikkelingssamenwerking en economische samenwerking
(COM(2004)0629 C6-0128/2004 2004/0220(COD))
{DEVE}Commissie ontwikkelingssamenwerking
Rapporteur: Gay Mitchell
Rapporteur voor advies (*) : David Martin, Commissie internationale handel
(*) Nauwere samenwerking tussen commissies - artikel 47 van het Reglement
TITLE \* MERGEFORMAT PR_COD_1rej
Verklaring van de gebruikte tekens * RaadplegingsprocedureMeerderheid van de uitgebrachte stemmen
**I Samenwerkingsprocedure (eerste lezing)Meerderheid van de uitgebrachte stemmen
**II Samenwerkingsprocedure (tweede lezing)Meerderheid van de uitgebrachte stemmen voor de goedkeuring van het gemeenschappelijk standpunt
Meerderheid van de leden van het Parlement voor de verwerping of amendering van het gemeenschappelijk standpunt
*** InstemmingMeerderheid van de leden van het Parlement, behalve in de in de artikelen 105, 107, 161 en 300 van het EG-Verdrag en in artikel 7 van het EU-Verdrag bedoelde gevallen
***I Medebeslissingsprocedure (eerste lezing)Meerderheid van de uitgebrachte stemmen
***II Medebeslissingsprocedure (tweede lezing)Meerderheid van de uitgebrachte stemmen voor de goedkeuring van het gemeenschappelijk standpuntMeerderheid van de leden van het Parlement voor de verwerping of amendering van het gemeenschappelijk standpunt
***III Medebeslissingsprocedure (derde lezing)Meerderheid van de uitgebrachte stemmen voor de goedkeuring van de gemeenschappelijke ontwerptekst
(De aangeduide procedure is gebaseerd op de door de Commissie voorgestelde rechtsgrondslag.)
Amendementen op wetstekstenDoor het Parlement aangebrachte wijzigingen worden in vet cursief aangegeven. De markering in mager cursief is een aanwijzing voor de technische diensten en betreft passages in de wetstekst waarvoor een correctie wordt voorgesteld (bijvoorbeeld aperte fouten of weglatingen ineentaalversie). Dergelijke correcties moeten worden goedgekeurd doordebetrokken technische diensten.
INHOUD
Blz.
TOC \t "PageHeading;1;PageHeading;1;PageHeading;1;PageHeading;1" ONTWERPWETGEVINGSRESOLUTIE VAN HET EUROPEES PARLEMENT PAGEREF _Toc100456314 \h 5
TOELICHTING 6
ADVIES van de Commissie buitenlandse zaken PAGEREF _Toc100456315 \h 11
ADVIES van de Commissie internationale handel PAGEREF _Toc100456316 \h 14
ADVIES van de Begrotingscommissie PAGEREF _Toc100456317 \h 17
PROCEDURE 20
(*) Nauwere samenwerking tussen commissies - artikel 47 van het Reglement
ONTWERPWETGEVINGSRESOLUTIE VAN HET EUROPEES PARLEMENT
over het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot oprichting van een financieel instrument voor ontwikkelingssamenwerking en economische samenwerking
(COM(2004)0629 C6-0128/2004 2004/0220(COD))
(Medebeslissingsprocedure: eerste lezing)
Het Europees Parlement,
gezien het voorstel van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad (COM(2004)0629),
gelet op artikel 251, lid 2 en de artikelen179, lid 1 en 181 bis, lid 2 op grond waarvan het voorstel door de Commissie bij het Parlement is ingediend (C60128/2004),
gelet op artikel 51 van zijn Reglement,
gezien het verslag van de Commissie ontwikkelingssamenwerking en de adviezen van de Commissie buitenlandse zaken, de Commissie internationale handel en de Begrotingscommissie (A6-0060/2005)(STD@_ANumber$$0030(STD@_Year,
1. verwerpt het voorstel van de Commissie;
2. verzoekt de Commissie haar voorstel in te trekken en de nodige stappen te ondernemen om een nieuw voorstel in te dienen waarin rekening wordt gehouden met de zorgen van het Parlement;
3. verzoekt zijn Voorzitter het standpunt van het Parlement te doen toekomen aan de Raad en de Commissie.
TOELICHTING
De Commissievoorstellen voor een reeks verordeningen ter rationalisatie van de rechtsinstrumenten met betrekking tot het externe beleid zijn onderverdeeld in geografische en thematische instrumenten en toegevoegde elementen.
De Commissie ontwikkelingssamenwerking is bijzonder bezorgd over het Commissievoorstel tot oprichting van een enkel financieringsinstrument voor ontwikkelingssamenwerking en economische samenwerking (DCECI). Het DCECI zou in de plaats komen van 16 bestaande verordeningen.
Het Parlement deelt volledig de gevoelens van de Commissie dat er behoefte bestaat aan een doeltreffend Europees ontwikkelingsbeleid en is eveneens van mening dat de bestaande structuur moet worden gerationaliseerd en dat het Parlement een rol moet spelen bij het tot stand brengen van alle nodige hervormingen, alsmede van nieuwe instrumenten, zo daaraan behoefte bestaat. De Commissie ontwikkelingssamenwerking is bereid nauw en op constructieve wijze samen te werken met Commissie en Raad om een hervorming van de structuur tot stand te brengen.
Indien echter de nu voorgestelde verordening zou worden goedgekeurd, zou dit vergaande gevolgen hebben voor zowel het beleids- als het begrotingsbeheer.
De voorgestelde verordening stuit op twee problemen:
- rol en bevoegdheden van het Parlement worden gemarginaliseerd (voorgestelde procedures);
- het fuseren tot een onnatuurlijk verbond van twee beleidsterreinen (economische samenwerking en ontwikkelingssamenwerking) met totaal afwijkende doelstellingen en werkmethodes, wat ten koste zal gaan van de ontwikkelingssamenwerking.
1) De Commissie houdt staande dat de voorgestelde instrumenten worden ingegeven door beleidsoverwegingen. Dit mag gelden voor andere voorstellen, maar het is moeilijk om achter het DCECI-voorstel enige beleidslijn voor ontwikkelingssamenwerking of economische samenwerking te ontwaren:
- het huidige ontwikkelingsbeleid, zoals dat is vastgelegd in de verklaring over het ontwikkelingsbeleid van november 2000, ontbreekt duidelijk - ja, het voorstel gaat zelfs tegen zowel geest als letter van die verklaring in;
- aangezien de verklaring van november 2000 momenteel wordt herzien en het debat pas begonnen is, kan de nieuwe verklaring duidelijk geen ondersteuning zijn van het onderhavige wetsvoorstel.
De Commissie moet duidelijk de beleidsdoeleinden vastleggen die ten grondslag liggen aan dit instrument en daarover met het Parlement van gedachten wisselen.
2) Het DCECI-voorstel heeft betrekking op een breed scala aan landen, zowel ontwikkelingslanden als gendustrialiseerde landen, terwijl de Grondwet en het EG-Verdrag het fundament bieden voor een afzonderlijk ontwikkelingsbeleid voor ontwikkelingslanden. Het moet het Parlement zorgen baren dat het DCECI bepalingen bevat die geen onderscheid maken tussen deze beide beleidsterreinen en in tegenspraak zijn met de beginselen die zijn vastgelegd in het EG-Verdrag en de Grondwet.
Het DCECI-voorstel werkt sterk de indruk dat het een "restant"-functie moet vervullen en alles omvatten wat niet in andere verordeningen geregeld wordt, waardoor de Commissie in staat wordt gesteld een breed gamma aan activiteiten te ondernemen in alle landen die niet onder andere geografische instrumenten vallen.
Als gevolg daarvan is de enige geografische beperking van de werkingssfeer een negatieve lijst, waarin landen zijn opgenomen, die er niet onder vallen (lidstaten, landen die in aanmerking komen voor communautaire bijstand in het kader van de pre-toetredingsmaatregelen of de nabuurschaps- en partnerschapsinstrumenten, en internationale maatregelen in een multilaterale kaders).
3) Bronnen bij de Commissie beweren dat een "economisch en ontwikkelingsinstrument" nodig is om economische activiteiten in ontwikkelingslanden te vergemakkelijken. In 2001 echter hebben zijzelf middels de rechtsgrondslag voor ontwikkelingssamenwerking (art. 179 VEU) een verordening voorgesteld voor samenwerking met Azi en Latijns-Amerika waarin een bepaling was opgenomen om de economische samenwerking en de handel te bevorderen, de wederzijdse investeringen uit te breiden, en de integratie van Azi en Latijns-Amerika in het multilaterale handelssysteem en de tenuitvoerlegging van de WTO-overeenkomsten, te bevorderen. De Commissie was er toen duidelijk van overtuigd dat de rechtsgrondslag voor ontwikkelingssamenwerking kon dienen voor activiteiten in de economische sector in de ontwikkelingslanden. Zelfs als het nieuwe artikel 181 bis inzake economische samenwerking vereist is voor economische maatregelen in ontwikkelingslanden, hoeft niets de Commissie ervan te weerhouden afzonderlijke instrumenten voor te stellen voor ontwikkelingslanden en gendustrialiseerde landen.
4) In het voorstel wordt geen algemene doelstelling genoemd. In plaats daarvan wordt een onvolledige lijst gepresenteerd, waarin, in zeer algemene termen, de sectoren worden genoemd die voor bijstand in aanmerking kunnen komen. Dit wordt gepresenteerd als: o.a. ontwikkelingssamenwerking, economische, financile, wetenschappelijke en technische samenwerking en alle andere vormen van samenwerking met partnerlanden en regio's, alsmede internationale maatregelen ter bevordering van de doelstellingen van interne EU-beleidspunten in het buitenland. Terwijl Commissie, Parlement en Raad er herhaaldelijk op hebben aangedrongen dat de Millenniumdoelstellingen voor ontwikkeling de kern moeten vormen van het communautaire ontwikkelingsbeleid, worden ze niet als doelstelling genoemd (ze worden in het DCECI-voorstel slechts genoemd in een overweging - wat geen rechtskracht heeft). Binnen de zeer ruime definities van de doelstellingen, zouden besluiten over te steunen sectoren kunnen worden genomen zonder verwijzing naar het Parlement. Het onderhavige voorstel laat derhalve in het ongewisse of de Commissie van de haar in deze tekst toegekende, zeer ruime bevoegdheden, gebruik zou maken om de fundamentele doelstellingen van de ontwikkelingssamenwerking (b.v. armoedebestrijding door middel van de millenniumdoelstellingen) na te streven.
Het voorstel bevat een gedetailleerde lijst van 31 sectoren waarop maatregelen betrekking kunnen hebben, maar de term o.a. in de inleiding maakt deze lijst onvolledig. De laatstgenoemde sector, die wordt aangeduid als "alle andere terreinen waarop doeleinden kunnen worden bereikt die zijn opgenomen in de artikelen 177 tot 181 bis van het Verdrag", opent de deur voor activiteiten in andere sectoren die niet in de lijst zijn opgenomen.
Als gevolg daarvan omvat het voorstel in beleidstermen een mengeling van doelstellingen en beleidslijnen (zoals het aanmoedigen van de handel tussen de Europese Gemeenschap en de gendustrialiseerde landen, de beheersing van asiel- en migratiestromen, maar ook antiterreurmaatregelen, die diverse malen worden genoemd in het financieel memorandum en dan ook vermoedelijk vallen onder het kopje "onder andere" in de wetstekst).
5) In de financile toewijzing worden geen middelen vrijgemaakt voor gerichte beleidsdoelstellingen en het ene specifieke budget waarover wordt gesproken is dat wat overeenkomt met het Europees Ontwikkelingsfonds voor ACS-landen. Afgezien hiervan biedt het voorstel ruimte voor overdracht van middelen, dus is het niet mogelijk de financile toewijzing voor ontwikkelingssamenwerking te scheiden van die voor andere doelstellingen, zoals het economisch beleid. Deze toewijzingen worden vastgelegd door programmadocumenten waarover het Parlement niets te zeggen zou hebben. Hoewel de invoering van afzonderlijke begrotingslijnen tijdens de jaarlijkse begrotingsprocedure tot de mogelijkheden behoort, blijven overdrachten binnen hetzelfde begrotingshoofdstuk ook mogelijk zonder parlementaire instemming. Het Parlement moet zich grote zorgen maken over de implicaties van dergelijke bepalingen.
6) Een aantal gevolgen van het voorgestelde DCECI zijn bijzonder ernstig en voor het Parlement onaanvaardbaar. Het voorstel geeft Commissie en Raad bijzonder uitgebreide uitvoeringsbevoegdheden die zich uitstrekken tot het uitstippelen van beleid en het beheren van de middelen. Dit gaat ten koste van de bevoegdheden die thans door het Parlement worden uitgevoerd in het kader van de medebeslissingsprocedure en van de bevoegdheden in het kader van de jaarlijkse begrotingsprocedure.
Het is onduidelijk in hoeverre het Parlement zijn huidige invloed in het kader van de jaarlijkse begrotingsprocedure kan blijven uitoefenen. De Commissie heeft nog geen enkele indicatie gegeven over het karakter van de voorstellen die zij gaat presenteren over de begrotingsstructuur in het kader van de nieuwe financile vooruitzichten. Momenteel hebben veel begrotingslijnen rechtstreeks betrekking op de programma's die moeten worden vervangen en ondergebracht in het DCECI. Hoewel de Commissie heeft laten doorschemeren dat zij niet zal proberen een enkele begrotingslijn voor te stellen die correspondeert met de DCECI-verordening, probeert zij al enkele jaren de bestaande begrotingsstructuur te vereenvoudigen door vermindering van het aantal lijnen voor ontwikkelingssamenwerking. Het Parlement moet derhalve uiterst waakzaam zijn om de afbrokkeling van zijn bevoegdheden te voorkomen.
Thans zijn de meeste initiatieven op het terrein van het ontwikkelingsbeleid gebaseerd op afzonderlijke, via de medebeslissingsprocedure tot stand gekomen verordeningen, die meestal voor een beperkte periode gelden en vervolgens worden getoetst, waarna een nieuwe verordening wordt goedgekeurd. Op deze wijze kan het Parlement, regelmatig, invloed uitoefenen op het vaststellen van doelstellingen voor iedere beleidssector, op de werkingssfeer en op de toe te passen methodes. Het onderhavige voorstel echter zou zelf als rechtsgrondslag dienen voor alle toekomstige maatregelen, of die nu in het kader van nieuwe of bestaande initiatieven worden genomen, waardoor nieuwe wetgeving overbodig wordt. Periodieke wetgeving zou de weg vrijmaken voor een comitologieprocedure, waarbij alleen Commissie en Raad betrokken zijn, en waarin strategiedocumenten en andere programmeringsdocumenten worden goedgekeurd. Het effect ervan zou zijn dat aan de wetgevende bevoegdheid van het Parlement met n pennenstreek een einde zou worden gemaakt. Verder zou de voorgestelde verordening voor onbepaalde tijd van kracht blijven, en bevat zij een bepaling dat toetsing alleen op initiatief van de Commissie plaatsvindt. Het Parlement wordt het op deze wijze onmogelijk gemaakt zijn verloren bevoegdheden te herwinnen.
7) De Commissie beschouwt de lopende herziening van de verklaring over de ontwikkelingssamenwerking wellicht als middel om een ontwikkelingsorintatie toe te voegen aan de allesomvattende bestuurlijke bepalingen van het DCECI-voorstel. Dit is echter een beleidsvoornemen zonder rechtskracht dat, zoals eerder vermeld, in het onderhavige voorstel in het geheel geen rol speelt. Een dergelijk beleidsvoornemen zou dan ook een povere compensatie zijn voor het afschaffen van de medebeslissingsbevoegdheden.
8) In het kader van de voorgestelde verordening wordt raadpleging van het maatschappelijk middenveld over geografische en thematische programma's door de Commissie "zo mogelijk" overwogen, waardoor haar toezegging over participatie van het maatschappelijk middenveld bij hulpprogramma's van de EU op losse schroeven komt te staan en de basis voor de participatie van particuliere actoren in het kader van de overeenkomst van Cotonou wordt ondermijnd. Dit is onaanvaardbaar.
9) De Commissie geeft toe dat de structuur van de onder hoofdstuk 4 voorgestelde instrumenten (alle externe activiteiten van de EU) tot gevolg heeft dat in het kader van hoofdstuk 4 van de nieuwe financile vooruitzichten een nauwkeurig cijfer voor de officile ontwikkelingshulp niet kan worden gegeven, aangezien dit afhankelijk is van de toekomstige programmering van de middelen in het kader van de diverse instrumenten. Dit is grotendeels te wijten aan het feit dat in het DCECI de financile helderheid inzake de voor ontwikkelingssamenwerking beschikbare middelen, ontbreekt.
Conclusies
De secretaris-generaal van de VN, Kofi Annan, heeft gezegd dat, om redenen van onbaatzuchtigheid en om redenen van gezond eigen belang, de behoeften van de derde wereld bovenaan de politieke agenda moeten worden geplaatst. Het Parlement zou dan ook ingenomen zijn met een betrokkenheid van de Unie bij de derde wereld die tegelijk doeltreffender, efficinter, genereuzer en gerichter is. Als men economische samenwerking met onderontwikkelde landen verbindt en ontwikkelingssamenwerking met de armste landen, wordt echter onvoldoende rekening gehouden met de behoeften van de derde wereld en spelen op plichtsbesef gebaseerde onbaatzuchtigheid en gezond eigenbelang evenmin een rol. Teneinde onze doelstellingen te bereiken, moeten hervormingen die noodzakelijk zijn, tot stand worden gebracht; die hervormingen moeten echter gepaard gaan met het afleggen van verantwoording en met doorzichtigheid.
De voorgestelde verordening komt niet tegemoet aan bovengenoemde overwegingen, met name wat betreft doorzichtigheid, die te maken heeft met democratische controle. Bovendien is het leggen van verbanden tussen ontwikkelingssamenwerking en economische samenwerking met gendustrialiseerde landen onnodig en ongewenst.
Het is volkomen duidelijk dat veel van de problemen die vanuit ontwikkelingsperspectief door deze ontwerpverordening worden opgeroepen, een rechtstreeks gevolg zijn van de tweeslachtige aard van de tekst. De krachtproef van het fuseren van twee verschillende en uiteenlopende pakketten van doelstellingen en instrumenten tot een enkele verordening heeft nadelige gevolgen voor de ontwikkelingssamenwerking. De reden daarvan is dat de meeste, internationaal aanvaarde en goedgekeurde beste praktijken in ontwikkelingssamenwerking, met dit voorstel worden verlaten. Dit 'acquis' van 35 jaar ontwikkelingssamenwerking is een onderdeel geworden van het rechtskader dat het ontwikkelingsbeleid van de Unie reguleert en dat aansluit bij het beleid van de meeste donorlanden. Het heeft betrekking op concentratie, samenhang, cordinatie, harmonisatie, eigendom voor de ontvangers en betrokkenheid van alle belanghebbenden. De Commissie doet een poging zich buiten dit kader te begeven en verzwakt daardoor in ernstige mate de aandacht voor het ontwikkelingsbeleid in de verordening.
Er bestaat grote onevenwichtigheid tussen de wens van de Commissie tot een grotere flexibiliteit te komen op het niveau van het micro-management (die volstrekt begrijpelijk is) en de behoefte aan het afleggen van verantwoording en aan een openhartig en doorzichtig democratisch debat over de strategien en prioriteiten van het hulpbeleid van de Unie. De verdediging van de democratische rol en van de invloed van het Parlement moeten worden beschouwd als waardevolle doelstellingen op zichzelf. Die kan ook vruchten afwerpen voor de totstandkoming van de wijzigingen in het Commissiepakket die het Parlement nodig acht. Het afleggen van verantwoording tegenover de gekozen vertegenwoordigers van de Europese burgers mag niet wijken voor belangen van bedrijfsvoering en doeltreffendheid. Een aanvaardbaar evenwicht tussen beide beginselen is haalbaar en moet worden gevonden.
De voorgestelde verordening staat zo haaks op het ontwikkelingsbeleid dat het Europees Parlement voorstaat en tast door haar aard de bevoegdheden van het Parlement zozeer aan, dat ze onamendabel is.
Derhalve wordt voorgesteld dat de Commissie deze ontwerpverordening intrekt en vervangt door toekomstgerichte voorstellen die aansluiten bij de huidige opvattingen over ontwikkelingssamenwerking en de bevoegdheden en de prerogatieven van het Europees Parlement onverlet laten. In de eerste plaats moet het Parlement erop staan dat de Commissie, bij het concipiren van voorstellen die de onderhavige ontwerpverordening moeten vervangen, rekening houdt met de zorgen van het Parlement waaraan in dit verslag uiting wordt gegeven.
{15/03/2005}15.3.2005
ADVIES van de {AFET}Commissie buitenlandse zaken
aan de {DEVE}Commissie ontwikkelingssamenwerking
inzake het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot invoering van een financieringsinstrument voor ontwikkelingssamenwerking en economische samenwerking(COM(2004)0629 C60128/2004 2004/0220(COD))
Rapporteur voor advies: Irena Belohorsk
BEKNOPTE MOTIVERING
Na zorgvuldig bestuderen van het voorstel van de Europese commissie voor een verordening tot invoering van een financieringsinstrument voor economische en ontwikkelingsamenwerking moet ik als rapporteur tot het besluit komen dat het voorstel in zijn huidige vorm onaanvaardbaar is. Een aantal ideen in het voorstel zijn bijzonder belangwekkend en als ze naar behoren uitgevoerd worden, zouden ze de beleidsvoering van de Europese Unie bij haar buitenlands optreden een nieuwe dynamiek kunnen verlenen en veel concretere resultaten opleveren, en als zodanig verdienen ze op een later tijdstip een ernstig debat . Maar als het voorgesteld instrument aangenomen wordt zoals het er nu uitziet, dan zou het de bevoegdheden van het Europees Parlement wezenlijk uithollen. Ik stel de commissie daarom voor om tegen het voorstel te stemmen, en meer in het bijzonder om de volgende redenen:
De Europese Commissie stelt "een nieuw kader voor de planning en de uitvoering van de hulp" voor "om de communautaire buitenlandse hulp doelmatiger te maken", en ze legt verschillende nieuwe financile instrumenten voor om dat streefdoel te bereiken. De nieuwe verordening die nu voor onze commissie ligt, "is het derde algemene instrument voor de rechtstreekse ondersteuning van (het) Europese buitenlands beleid." (De andere zijn: de pre-toetredingsteun, het Europees nabuurschaps- en partnerschapsinstrument, en het stabiliteitsinstrument). Maar het is duidelijk dat de vier nieuwe verordeningen op externe financile instrumenten als deel van een totaal pakket gezien en behandeld moeten worden.
De Commissie buitenlandse zaken erkent dat het van belang is om over een rationele en geconsolideerde benadering te beschikken zodat de buitenlandse hulpverlening beter gecordineerd kan worden. Maar ze vestigt er ook de aandacht op dat de instrumenten zoals voorgesteld de beleidsbepalende functie van het Europees Parlement aanzienlijk zouden uithollen. De uiteindelijke uitkomst zou zijn dat het Europees Parlement zijn democratische functie in de beleidsbepalende procedure voor de toewijzing van middelen op specifieke programma's, niet meer kan vervullen. Het is absoluut noodzakelijk dat het Europees Parlement in staat is om de bevoegdheden uit te oefenen die de verdragen het toekennen en daarmee alle nieuwe financieringsinstrumenten van grotere rechtmatigheid, meer democratisch toezicht en doorzichtigheid voorziet.
Een ander - en niet onbelangrijk - punt dat zorgen baart, is dat de nieuwe verordeningen in het tijdsverloop alle mogelijkheden open laten. Artikel 26 van het voorstel voor een verordening dat we hier bespreken (het financieringsinstrument voor economische en ontwikkelingsamenwerking) heeft het over een mogelijkheid van herziening, maar dat is niet meer dan een mogelijkheid ("De Commissie legt het Europees Parlement en de Raad vr 31december 2011 voorstellen met betrekking tot de toekomst van deze verordening voor, en indien nodig de wijzigingen die zij passend acht.") Wat nodig is, dat is een duidelijke vastlegging van een vaste toepassingsperiode voor de verordening, zodat het Europees Parlement volledig aan de herziening van het instrument kan meewerken wanneer het afloopt - of: herziening van de instrumenten wanneer ze aflopen.
Aangezien die onderdelen duidelijk allesbehalve bevredigend zijn, stelt de Commissie buitenlandse zaken voor om zich aan te sluiten bij het standpunt van de commissie ten principale, de Commissie ontwikkelingsamenwerking, en voor te stellen dat het Europees Parlement het voorstel van de Europese Commissie verwerpt. Tegelijkertijd roept ze de Europese Commissie op om het volledig 'pakket' onverwijld te herzien en daarbij volledig rekening te houden met de opmerkingen van het Europees Parlement.
WETGEVINGSVOORSTEL
De Commissie buitenlandse zaken doet de aanbeveling om het voorstel van de Europese Commissie te verwerpen.
PROCEDURE
TitelVoorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot invoering van een financieringsinstrument voor ontwikkelingssamenwerking en economische samenwerkingDocument- en procedurenummersCOM(2004)0629 C60128/2004 2004/0220(COD)Commissie ten principale DEVEMedeadviserende commissie Datum benoemingAFET26.1.2005Nauwere samenwerkingneeRapporteur voor advies Datum benoemingIrena Belohorsk30.11.2004Behandeling in de Commissie15.3.2005Datum goedkeuring amendementen15.3.2005Uitslag e i n d s t e m m i n g v o o r :
t e g e n :
o n t h o u d i n g e n : 3 8
0
0 B i j d e e i n d s t e m m i n g a a n w e z i g e l e d e n V i t t o r i o E m a n u e l e A g n o l e t t o , M o n i k a B e Ho v , A n d r B r i e , E l m a r B r o k , P a u l M a r i e C o t e a u x , S i m o n C o v e n e y , R y s z a r d C z a r n e c k i , G i o r g o s D i m i t r a k o p o u l o s , A n n a E l z b i e t a F o t y g a , M a ciej Marian Giertych, Ana Maria Gomes, Jelko Kacin, Bogdan Klich, Joost Lagendijk, Cecilia Malmstrm, Willy Meyer Pleite, Francisco Jos Milln Mon, Annemie Neyts-Uyttebroeck, Justas Vincas Paleckis, Tobias Pflger, Jos Ignacio Salafranca Snchez-Neyra, G y r g y S c h p f l i n , U r s u l a S t e n z e l , I s t v n S z e n t - I v n y i , K o n r a d S z y m a Ds k i , C h a r l e s T a n n o c k , J a n M a r i n u s W i e r s m a , J o s e f Z i e l e n i e c B i j d e e i n d s t e m m i n g a a n w e z i g e v a s t e p l a a t s v e r v a n g e r s I r e n a B e l o h o r s k , M a r i e l l e D e S a r n e z , r p d D u k a - Z l y o m i , A n n e l i J t t e e n m k i, Tunne Kelam, Doris Pack, Athanasios Pafilis, Jzef Pinior, Aloyzas Sakalas, Inger SegelstrmBij de eindstemming aanwezige plaatsvervangers (art.178, lid2)
{14/03/2005}14.3.2005
ADVIES van de {INTA}Commissie internationale handel
aan de {DEVE}Commissie ontwikkelingssamenwerking
inzake het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot invoering van een financieringsinstrument voor ontwikkelingssamenwerking en economische samenwerking(COM(2004)0629 C60128/2004 2004/0220(COD))
Rapporteur voor advies(*): David Martin
(*) Nauwere samenwerking tussen commissies - artikel 47 van het Reglement
BEKNOPTE MOTIVERING
Na zorgvuldige bestudering van het voorstel van de Commissie voor een verordening tot invoering van een financieringsinstrument voor ontwikkelingssamenwerking en economische samenwerking moet de rapporteur voor advies tot de slotsom komen dat het voorstel in zijn huidige vorm onaanvaardbaar is, omdat goedkeuring van het voorgestelde instrument zou leiden tot een aanzienlijke beperking van de bevoegdheden van het Parlement.
De rapporteur voor advies steunt weliswaar de algehele doelstelling van een vereenvoudiging en rationalisering van de wetgevingsinstrumenten voor het externe beleid, maar is van mening dat het nieuwe voorstel van de Commissie een ernstige aantasting inhoudt van de bevoegdheden die het Parlement momenteel overeenkomstig de Verdragen uitoefent in het kader van de medebeslissingsprocedure en de jaarlijkse begrotingsprocedure.
De vier nieuwe voorstellen voor externe financieringsinstrumenten, die volgens de denkwijze van de Commissie zelf als pakket moeten worden gezien, betekenen een zeer aanzienlijke besnoeiing van de rol van het Parlement.
In hun huidige vorm maken de nieuwe instrumenten het onmogelijk dat het Parlement zijn democratische rol speelt bij het uitstippelen van het beleid met het oog op de toewijzing van middelen aan concrete programma's.
Voorts heeft de nieuwe verordening, anders dan vroeger gebruikelijk was, een open einde, zodat het Parlement niet zou kunnen deelnemen aan toekomstige herzieningen van de instrumenten. Het Parlement moet de mogelijkheid houden om regelmatig en volwaardig mee te beslissen over de doelstellingen, het toepassingsgebied en de werkwijze van de verschillende instrumenten. Een vaste toepassingsperiode is daarom een vereiste.
Kortom, het is ten behoeve van een effectievere externe bijstand van de Gemeenschap beslist noodzakelijk dat het Europees Parlement gebruik kan blijven maken van de bevoegdheden die hem op grond van de Verdragen zijn toegekend, om zo te zorgen voor een grotere legitimiteit van de nieuwe financile instrumenten, een betere democratische controle en meer transparantie.
Om al deze redenen stelt de Commissie internationale handel voor het voorstel van de Commissie te verwerpen.
De Commissie internationale handel verzoekt de Commissie onverwijld samen met het Parlement de nodige stappen te ondernemen met het oog op indiening van een nieuw pakket financile instrumenten waarin de wensen van het Parlement in aanmerking worden genomen.
WETGEVINGSVOORSTEL
De Commissie internationale handel beveelt aan het voorstel van de Commissie te verwerpen.
PROCEDURE
TitelVoorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot invoering van een financieringsinstrument voor ontwikkelingssamenwerking en economische samenwerkingDocument- en procedurenummersCOM(2004)0629 C60128/2004 2004/0220(COD)Commissie ten principale DEVEMedeadviserende commissie Datum benoemingINTA26.1.2005Nauwere samenwerkingjaRapporteur voor advies Datum benoemingDavid Martin16.11.2004Behandeling in de Commissie22.2.200514.3.2005Datum goedkeuring amendementen14.3.2005Uitslag eindstemmingvoor:
tegen:
onthoudingen:16
0
0Bij de eindstemming aanwezige ledenDaniel Caspary, Franoise Castex, Bla Glattfelder, Jacky Henin, Sajjad Karim, Caroline Lucas , E r i k a M a n n , D a v i d M a r t i n , J a v i e r M o r e n o S n c h e z , G e o r g i o s P a p a s t a m k o s , P e t e r `ea s t n , R o b e r t S t u r d y , J o h a n V a n H e c k e e n Z b i g n i e w Z a l e s k i B i j d e e i n d s t e m m i n g a a n w e z i g e v a s t e p l a a t s v e r v a n g e r s J o r g o C h a t z i m a r k a k i s e n P i e r r e J o n c k h e e r B i j d e e i n d s t e m m i n g aanwezige plaatsvervangers (art.178, lid2)
{16/03/2005}16.3.2005
ADVIES van de {BUDG}Begrotingscommissie
aan de {DEVE}Commissie ontwikkelingssamenwerking
inzake het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot invoering van een financieringsinstrument voor ontwikkelingssamenwerking en economische samenwerking(COM(2004)0629 - C60128/2004 - 2004/0220(COD))
Rapporteur voor advies: Reimer Bge
BEKNOPTE MOTIVERING
1. De rapporteur voor advies stelt vast dat het onderhavige voorstel voor een verordening een stuk "machtigingswetgeving" is (d.w.z. sterk gericht op de procedure en slechts verwijzend naar andere documenten waarin het beleid daadwerkelijk wordt geformuleerd). Het Parlement lijkt weinig invloed te hebben op de feitelijke formulering van het beleid. Het toepassingsgebied van de verordening is ruim en omvat 16 bestaande verordeningen, gaande van armoedebestrijding in Afrika tot bevordering van de handel met gendustrialiseerde landen.
2. Uit het oogpunt van parlementair toezicht, duidelijke doelstellingen en transparantie acht de rapporteur voor advies dit een twijfelachtige aanpak, hoewel het aan de commissies ten principale is om zich daarover uit te spreken. De rapporteur voor advies merkt niettemin op dat het voorstel zeer ernstige bezorgdheid heeft gewekt bij de voor extern beleid bevoegde commissies.
3. Het voorgestelde instrument werkt op vier verschillende niveaus:
Het in artikel 24 voorgestelde financile kader op basis van medebeslissing met een referentiebedrag van 44.229 miljoen euro voor de periode 2007-2013, waarvan 23.572 voor de ACS-landen (opneming van het EOF in de begroting). Dit kader komt in de plaats van de afzonderlijke budgetten voor de huidige 16 verordeningen (sommige op basis van medebeslissing, andere niet).
Een "strategisch niveau", waarop geografische en thematische programma's zullen worden opgesteld (door de Commissie in overleg met de lidstaten) en strategiedocumenten zullen worden aangenomen.
Indicatieve meerjarenprogramma's (met in de regel een looptijd van 3 jaar), waarin de planning op de middellange termijn en de prioritaire terreinen worden vastgelegd. Deze programma's bevatten voorts de indicatieve financile toewijzingen, zowel globaal als per prioritair terrein.
Jaarlijkse actieplannen, gebaseerd op bovenstaande niveaus. Hierin worden de doelstellingen en de beheersprocedures gedetailleerd vastgelegd, evenals het totaalbedrag van de geplande financile middelen.
4. In artikel 14 van het voorstel wordt bepaald dat "De begrotingsvastleggingen [plaatsvinden] op basis van de besluiten die door de Commissie krachtens artikel 7, lid1, artikel 8, lid 1, en artikel 11, lid 2, zijn genomen". Dit betekent: in overeenstemming met de strategiedocumenten (art. 7, lid 1) de indicatieve meerjarenplannen (art. 8, lid 1) en andere ondersteunende maatregelen (art. 11, lid 2). Het Parlement heeft bij het opstellen hiervan geen stem in het kapittel.
5. De rapporteur voor advies heeft vastgesteld dat de bevoegde commissies zich grote zorgen maken over de invloed van het Parlement. Ook zijn er twijfels gerezen over de vraag of de begrotingsbevoegdheden van het Parlement dit gevoelde gebrek aan invloed op het beleid kunnen/moeten compenseren. De rapporteur voor advies is niet van zins op deze weg verder te gaan, omdat er grenzen zijn aan wat redelijkerwijs gedaan kan worden via de jaarlijkse begroting. Bijvoorbeeld: als het Parlement zou besluiten begrotingskredieten toe te wijzen aan een specifieke prioriteit, zouden er toch nog serieuze uitvoeringsproblemen kunnen ontstaan als de Commissie van oordeel zou zijn dat dit niet in overeenstemming is met de letter en de doelstellingen van de wetgevingstekst. Dit zorgt voor ernstige interpretatieproblemen omdat, zoals hierboven reeds opgemerkt, de verordening zelf slechts een kader vormt en niet het feitelijke beleid bevat.
6. De rapporteur voor advies kan niet anders dan concluderen dat het gevaarlijk zou zijn om alleen maar te hopen dat het Parlement zijn begrotingsbevoegdheden kan gebruiken als "redmiddel" wanneer zich een ernstig probleem voordoet met de wetgevingstekst zoals voorgesteld.
7. Het feit dat het Parlement te weinig wordt betrokken bij beleidskeuzes leidt er derhalve toe dat de rapporteur zijn steun uitspreekt voor het ontwerpverslag van de commissie ten principale, waarin het voorstel voor een verordening wordt afgewezen en de Commissie wordt verzocht met nieuwe voorstellen te komen.
8. Tot slot moet eraan worden herinnerd dat de ontwerpgrondwet het Europees Parlement nieuwe bevoegdheden zal toekennen in de periode die onder het volgende financile kader valt. Daarom is de rapporteur voor advies vastbesloten elke juridische verbintenis te verwerpen die in de toekomst de wetgevende en begrotingsprerogatieven van het Parlement zou kunnen ondermijnen.
WETGEVINGSVOORSTEL
De Begrotingscommissie beveelt aan het voorstel van de Commissie te verwerpen.
PROCEDURE
TitelVoorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot invoering van een financieringsinstrument voor ontwikkelingssamenwerking en economische samenwerkingDocument- en procedurenummersCOM(2004)0629 - C60128/2004 - 2004/0220(COD)Commissie ten principale DEVEMedeadviserende commissie Datum benoemingBUDG26.1.2005Nauwere samenwerkingneeRapporteur voor advies Datum benoemingReimer Bge31.1.2005Behandeling in de Commissie15.3.2005Datum goedkeuring amendementen15.3.2005Uitslag eindstemmingvoor:
tegen:
onthoudingen:14
0
0Bij de eindstemming aanwezige ledenReimer Bge, Den Dover, Brbara Dhrkop Dhrkop, Markus Ferber, Salvador Garriga Polledo, Dariusz Maciej Grabowski, Catherine Guy-Quint, Anne Elisabet Jensen, Janusz Lewandowski, Jan Mulder, Lszl Surjn, Kysti Tapio Virrankoski, Ralf WalterBij de eindstemming aanwezige vaste plaatsvervangersJacek Emil Saryusz-WolskiBij de eindstemming aanwezige plaatsvervangers (art.178, lid2)
PROCEDURE
TitelVoorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot oprichting van een financieel instrument voor ontwikkelingssamenwerking en economische samenwerkingDocument- en procedurenummersCOM(2004)0629 C6-0128/2004 2004/0220(COD)Rechtsgrondslagart. 251, lid 2, 179, lid 1 en 181A, lid 2 EGReglementsartikel(en)art. 51Datum indiening bij EP1.10.2004Commissie ten principale Datum bekendmakingDEVE26.1.2005Medeadviserende commissie(s) Datum bekendmakingINTA26.1.2005FEMM26.1.2005LIBE26.1.2005BUDG26.1.2005AFET26.1.2005Geen advies Datum besluitFEMM16.3.2005LIBE21.2.2005Nauwere samenwerkingDatum bekendmaking INTA24.2.2005Rapporteur(s) Datum benoemingGay Mitchell6.1.2004Vervangen rapporteur(s)Vereenvoudigde procedure Datum besluitart. 43. lid 1/art. 43, lid 20.0.0000Betwisting rechtsgrondslag Datum JURI-adviesWijziging financile voorzieningen Datum BUDG-adviesRaadpleging Europees Economisch en Sociaal Comit Datum EP-besluitRaadpleging Comit van de regio's Datum EP-besluitBehandeling in de commissie18.1.200521.2.2005Datum goedkeuring16.3.2005Uitslag eindstemmingvoor:
tegen:
onthoudingen:33
0
0Bij de eindstemming aanwezige ledenAlessandro Battilocchio, M a r g r i e t u s v a n d e n B e r g , D a n u t B u d r e i k a i t , N i r j D e v a , F e r n a n d o F e r n n d e z M a r t n , M i c h a e l G a h l e r , H l n e G o u d i n , J a n a H y b ak o v , F i l i p A n d r z e j K a c z m a r e k , G l e n y s K i n n o c k , W o l f g a n g K r e i s s l - D r f l e r , "i r t s V a l d i s K r i s t o v s k i s , M a r i a M a r t e n s , M i g u e l A n g e l M a r t nez Martnez, Gay Mitchell, Luisa Morgantini, Jzef Pinior, Jos Ribeiro e Castro, Toomas Savi, Pierre Schapira, Frithjof Schmidt, Jrgen Schrder, Mara Elena Valenciano Martnez-Orozco, Anna Zborsk en Jan Zahradil.Bij de eindstemming aanwezige vaste plaatsvervangersMarie-Hlne Aubert, Ana Maria Gomes, Fiona Hall, Manolis Mavrommatis, Miloslav Ransdorf, Anne Van Lancker, Gabriele ZimmerBij de eindstemming aanwezige plaatsvervangers (art.178, lid 2) Javier Moreno Snchez.Datum indiening A621.3.2005A6-0060/2005Opmerkingen
Nog niet in het PB gepubliceerd.
Fiche technique 37.
PE 353.674v02-00 PAGE \* MERGEFORMAT 20/ NUMPAGES \* MERGEFORMAT 20 RR\561100NL.doc
NL
RR\561100NL.doc PAGE \* MERGEFORMAT 20/ NUMPAGES \* MERGEFORMAT 20 PE 353.674v02-00
NL
RR\561100NL.doc PE 353.674v02-00
NL NL
! ' ( @ K ] i j s & 3 @ H T ]
@ A Z
t t
j UmH mH 6mH
6B*mH mH 0J 5mH0J j U0J mHS " ' ) . / @ j 4 ^ $
E : $$l 4 F R $ " ' ) . / @ j 4 ^ @ A c
t u r
s
t
u
v
w
, x
d e R # - : , Q z f f & [" &