VERSLAG     
DOC 82kPDF 143k
19.4.2007
PE 386.339v02-00 A6-0151/2007

met een ontwerpaanbeveling van het Europees Parlement aan de Raad betreffende de onderhandelingen over het kaderbesluit ter bestrijding van racisme en vreemdelingenhaat

(2007/2067(INI))

Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken

Rapporteur: Martine Roure

ONTWERPAANBEVELING VAN HET EUROPEES PARLEMENT AAN DE RAAD
 ONTWERPAANBEVELING (B6-0076/2007)
 PROCEDURE

ONTWERPAANBEVELING VAN HET EUROPEES PARLEMENT AAN DE RAAD

betreffende de onderhandelingen over het kaderbesluit ter bestrijding van racisme en vreemdelingenhaat

(2007/2067(INI))

Het Europees Parlement,

–   gezien de ontwerpaanbeveling aan de Raad, ingediend door Martine Roure namens de PSE-Fractie, betreffende de onderhandelingen over het kaderbesluit ter bestrijding van racisme en vreemdelingenhaat (B6-0076/2007),

–   onder verwijzing naar zijn stellingname van 4 juli 2002 inzake de bestrijding van racisme en vreemdelingenhaat(1),

–   gezien het gemeenschappelijk optreden 96/443/JBZ ter bestrijding van racisme en vreemdelingenhaat,

–   gezien het voorstel van de Commissie voor een kaderbesluit van de Raad betreffende de bestrijding van racisme en vreemdelingenhaat (COM(2001)0664)(2),

–   gezien het voorstel van de Raad van 2005, genaamd "Compromis van Luxemburg"(3) ,

–   gezien het voorstel van de Raad van januari 2007(4),

–   gezien het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten van 16 december 1966, inzonderheid artikel 20, lid 2,

–   gezien het Internationaal Verdrag inzake de uitbanning van alle vormen van rassendiscriminatie van 21 december 1965,

–   gezien het Aanvullend Protocol bij het Verdrag inzake de bestrijding van strafbare feiten verbonden met elektronische netwerken van 28 januari 2003 betreffende de strafbaarstelling van handelingen van racistische of xenofobische aard verricht via computersystemen(5),

–   gelet op artikel 114, lid 3 en artikel 94 van zijn Reglement,

–   gezien het verslag van de Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken (A6-0151/2007),

A. overwegende dat in de jaarlijkse rapporten van het EUMC (Europees Waarnemingscentrum voor racisme en vreemdelingenhaat), de vergelijkende rapporten over racistische misdrijven en de twee recente rapporten over antisemitisme en islamofobie is aangetoond dat racistische misdrijven in alle lidstaten een blijvend en constant probleem zijn; overwegende dat naar schatting meer dan 9 miljoen personen in 2004 het slachtoffer zijn geworden van een racistisch misdrijf,

B.  overwegende dat 2007 is uitgeroepen tot het Europees Jaar van gelijke kansen voor iedereen en dat in dit jaar bijzondere aandacht moet worden besteed aan de bestrijding van alle vormen van discriminatie,

C. overwegende dat een evenwicht moet worden bewaard tussen de eerbiediging van de vrijheid van meningsuiting en de bestrijding van racisme en vreemdelingenhaat,

D. overwegende dat een strafrechtelijk beleid op dit gebied wellicht noodzakelijk is maar dat rekening moet worden gehouden met het feit dat in een cultuur die is gebaseerd op rechten en vrijheden het strafrecht slechts minimaal en pas in laatste instantie moet worden ingezet; overwegende voorts dat het wetgevingsbeleid op dit gebied moet worden gewogen in het licht van de waarden die op het spel staan en met name in het licht van het conflict tussen de vrijheid van meningsuiting en het recht van ieder menselijk wezen op gelijke behandeling en respect,

E.  overwegende dat vrijheid van meningsuiting en van vereniging moet worden beschermd, tenzij deze wordt gebruikt ter verheerlijking van het gebruik van dwang, geweld of haat, bedoeld is om aan te zetten of aanleiding te geven tot wederrechtelijke gedragingen en waarschijnlijk aanleiding geeft tot dergelijke gedragingen,

F.  overwegende dat er in alle lidstaten weliswaar wetgeving bestaat ter bestrijding van racisme en vreemdelingenhaat maar dat de verschillen in deze regelgeving groot zijn; dat deze verscheidenheid noopt tot een zekere mate van harmonisering op Europees niveau om racisme en vreemdelingenhaat over de grenzen en in Europa in het algemeen beter te kunnen bestrijden,

G. overwegende dat racisme en vreemdelingenhaat in de gehele Europese Unie krachtig moeten worden bestreden, in de eerste plaats en vooral door scholing en een permanente sociale en politieke dialoog om de pleitbezorgers van racisme en vreemdelingenhaat te isoleren en hun argumenten te ontmaskeren,

H. overwegende dat ondanks enkele jaren van onderhandelingen de Raad nog altijd niet tot een akkoord is gekomen over dit voorstel voor een kaderbesluit,

I.   overwegende dat het Duits voorzitterschap, na een reeks consultaties waaruit de overtuiging is voortgekomen dat alle nationale delegaties tot een akkoord willen komen, het voornemen kenbaar heeft gemaakt de onderhandelingen over het kaderbesluit betreffende de bestrijding van racisme weer te willen oppakken en de goedkeuring van dit kaderbesluit tot een van de prioriteiten van het voorzitterschap heeft gemaakt,

J.   overwegende dat de huidige tekst het resultaat is van vele jaren onderhandelen en moet dienen als uitgangspunt voor uitgebreidere Europese wetgeving op dit gebied,

K. overwegende dat het Europees Parlement zijn advies van 4 juli 2002 heeft gebaseerd op het oorspronkelijke voorstel van de Commissie uit 2001 en dat de huidige tekst tot stand is gekomen na moeizame onderhandelingen en bijgevolg grondig afwijkt van de oorspronkelijke; derhalve van mening dat het opnieuw moet worden geraadpleegd over de thans in de Raad besproken tekst,

L.  overwegende dat goedkeuring van dit kaderbesluit zal leiden tot annulering van gemeenschappelijk optreden 96/443/JBZ en het kaderbesluit derhalve niet minder ambitieus mag zijn,

1.  doet, in aanmerking genomen dat het Duits voorzitterschap de Raad heeft voorgesteld de onderhandelingen voort te zetten op basis van een op 15 januari 2007 ingediende tekst, de Raad de volgende aanbevelingen:

a)  een krachtig politiek signaal geven ten gunste van een Europa van de burgers en zorgen voor een maximale bescherming van de grondrechten door een derde mislukking met dit voorstel voor een kaderbesluit te voorkomen;

b)  ervoor zorgen dat de bestrijding van racisme en vreemdelingenhaat vooral verloopt via scholing die is gericht op vreedzaamheid, geweldloosheid en eerbiediging van fundamentele rechten en via een interconfessionele en interculturele dialoog op EU-niveau;

c)  ervoor zorgen dat dit kaderbesluit een Europese toegevoegde waarde krijgt in vergelijking met het gemeenschappelijk optreden van 1996 en niet blijft beperkt tot een verzameling van diverse nationale standpunten;

d)  samen met de Commissie de bestaande wetgeving en verdragsbepalingen op het gebied van antidiscriminatie- en antiracisme actiever toepassen en de omzetting en tenuitvoerlegging van het kaderbesluit door elke lidstaat op de voet volgen en daarover aan het Europees Parlement verslag uitbrengen; erop toezien dat de Commissie inbreukprocedures instelt tegen lidstaten die de wetgeving niet uitvoeren,

e)  erkennen dat sommige lidstaten de ontkenning of grove bagatellisering van genocide, misdaden tegen de menselijkheid of oorlogsmisdrijven strafbaar hebben gesteld,

f)   in de definitieve tekst van het kaderbesluit de definitie opnemen van een racistisch en xenofoob delict die reeds in het Commissievoorstel voor een kaderbesluit inzake de bestrijding van racisme en vreemdelingenhaat(6) stond en volgens welke "het leiden, steunen van of deelnemen aan de activiteiten van een racistische of xenofobe groep, met als doel bij te dragen aan de criminele activiteiten van de organisatie," als een strafbaar feit wordt beschouwd,

g)  een scherper omlijnde en duidelijker definitie geven van de uitzonderingen en de mogelijkheden om bepaalde gedragingen van het strafrecht uit te sluiten, met name met betrekking tot gedragingen die zijn gericht tegen een op grond van godsdienst gedefinieerde groep of een lid van een dergelijke groep;

h)  het begrip verstoring van de openbare orde uitsluiten van de uitzonderingen omdat dit begrip niet precies is gedefinieerd;

i)   de mogelijkheid om van het beginsel van de dubbele strafbaarheid af te wijken handhaven om wederzijdse rechtshulp tussen de lidstaten bij de vervolging van racistische en xenofobe gedragingen en de bestrijding van grensoverschrijdende racistische bewegingen als essentieel onderdeel van het compromis mogelijk te maken;

j)   een non-regressieclausule opnemen, zoals die in artikel 6 van Richtlijn 2000/43/EG van de Raad van 29 juni 2000 houdende toepassing van het beginsel van gelijke behandeling van personen ongeacht ras of etnische afstamming(7), om te voorkomen dat het kaderbesluit bij de tenuitvoerlegging leidt tot afzwakking van de bestaande bescherming;

k)  ervoor zorgen dat de uitvoering van het kaderbesluit niet indruist tegen enige verplichting uit hoofde van het genoemde Internationaal Verdrag inzake de uitbanning van alle vormen van rassendiscriminatie;

l)   onder auspiciën van het Bureau van de Europese Unie voor de grondrechten een observatiegroep opzetten die moet toezien op soortgelijke delicten in de lidstaten en hierover gegevens moet verzamelen, opslaan en klasseren;

m) zorgen voor een goede tenuitvoerlegging van het kaderbesluit door in de rapportage van de Commissie het advies van het Bureau voor de grondrechten en van de betrokken NGO's op te nemen overeenkomstig het model in Richtlijn 2000/43/EG;

n)  een allesomvattend wettelijk kader ter bestrijding van elke vorm van racisme en vreemdelingenhaat creëren door te zorgen voor snelle goedkeuring van een allesomvattende richtlijn inzake de bestrijding van discriminatie (overeenkomstig artikel 13 van het Verdrag) en daarin voorzien in doeltreffende, evenredige en afschrikkende strafrechtelijke sancties voor alle vormen van discriminatie, alsmede in administratieve sancties, reclasseringssancties zoals verplichte scholing en gemeenschapstaken, of boetes die voor publieke figuren en vertegenwoordigers van de overheid zwaarder zouden moeten zijn op grond van het feit dat hun status moet worden beschouwd als een verzwarende omstandigheid;

o)  in aanmerking nemen dat er geen hiërarchie zou moeten bestaan tussen de gronden voor discriminatie die worden genoemd in artikel 13 van het Verdrag en dat deze vormen van discriminatie dienovereenkomstig dezelfde aandacht van de Raad verdienen; haat- en geweldsmisdrijven die zijn gebaseerd op deze gronden of op een combinatie van deze gronden (meervoudige discriminatie) eveneens onder de reikwijdte van de strafrechtelijke aansprakelijkheid brengen;

2.  verzoekt zijn Voorzitter deze aanbeveling te doen toekomen aan de Raad en - ter informatie - aan de Commissie, alsmede aan de parlementen en regeringen van de lidstaten.

(1)

PB C 271 E van 12.11.2003, blz. 558.

(2)

PB C 75 E van 26.3.2002, blz. 269.

(3)

Documenten 8994/1/05 REV 1 DROIPEN 24 en 8994/1/05 REV ADD 1 DROIPEN 24.

(4)

Document 5118/07 DROIPEN 1.

(5)

Verdragen van de Raad van Europa, STCE nr. 189.

(6)

COM(2001)0664.

(7)

PB L 180 van 19.7.2000, blz. 22.


ONTWERPAANBEVELING (B6-0076/2007) (2.3.2007)

ingediend overeenkomstig artikel 114, lid 1 van het Reglement

door Martine Roure

namens de PSE-Fractie

over de onderhandelingen over het kaderbesluit ter bestrijding van racisme en vreemdelingenhaat

Het Europees Parlement,

–   gezien zijn verslag van 4 juli 2002(1)

–   gezien het gemeenschappelijk optreden 96/443/JBZ ter bestrijding van racisme en vreemdelingenhaat,

–   gezien het voorstel van de Commissie voor een kaderbesluit van de Raad betreffende de bestrijding van racisme en vreemdelingenhaat (COM(2001)0664)(2),

–   gelet op artikel 114, lid 1 van zijn Reglement,

A. overwegende dat in de jaarlijkse rapporten van het EUMC (Europees Waarnemingscentrum voor racisme en vreemdelingenhaat), de vergelijkende rapporten over racistische misdrijven en de twee recente rapporten over antisemitisme en islamofobie is aangetoond dat racistische misdrijven in alle lidstaten een blijvend en constant probleem zijn en dat naar schatting meer dan 9 miljoen personen in 2004 het slachtoffer zijn geworden van een racistisch misdrijf,

B.  overwegende dat er in alle lidstaten weliswaar wetgeving bestaat ter bestrijding van racisme en vreemdelingenhaat maar dat de verschillen in deze regelgeving groot zijn; dat deze verscheidenheid noopt tot een harmonisering op Europees niveau om racisme en vreemdelingenhaat over de grenzen en in Europa in het algemeen beter te kunnen bestrijden,

C. overwegende dat ondanks enkele jaren van onderhandelingen de Raad nog altijd niet tot een akkoord is gekomen over dit voorstel voor een kaderbesluit,

D. overwegende dat het Duits voorzitterschap het voornemen kenbaar heeft gemaakt de onderhandelingen over het kaderbesluit betreffende de bestrijding van racisme weer te willen oppakken en de goedkeuring van dit kaderbesluit tot een van de prioriteiten van het voorzitterschap heeft gemaakt,

E.  overwegende dat de huidige tekst het resultaat is van vele jaren onderhandelingen en moet dienen als uitgangspunt voor uitgebreidere Europese wetgeving op dit gebied,

F.  overwegende dat het Europees Parlement zijn advies van 4 juli 2002 heeft gebaseerd op het oorspronkelijke voorstel van de Commissie uit 2001 en dus opnieuw moet worden geraadpleegd over de thans in de Raad besproken tekst,

G. overwegende dat goedkeuring van dit kaderbesluit zal leiden tot annulering van gemeenschappelijk optreden 96/443/JBZ en het kaderbesluit derhalve niet minder ambitieus mag zijn,

1.  beveelt de Raad het volgende aan:

a)  een krachtig politiek signaal geven ten gunste van een Europa van de burgers en zorgen voor een maximale bescherming van de grondrechten door middel van de goedkeuring van dit kaderbesluit,

b)  ervoor zorgen dat dit kaderbesluit een Europese toegevoegde waarde krijgt in vergelijking met het gemeenschappelijk optreden van 1996,

c)  een duidelijker definitie geven van de uitzonderingen en de mogelijkheden om bepaalde gedragingen van het strafrecht uit te sluiten,

d)  de mogelijkheid om van het beginsel van de dubbele strafbaarheid af te wijken handhaven om wederzijdse rechtshulp tussen de lidstaten bij de vervolging van racistische en xenofobe gedragingen mogelijk te maken,

e)  een non-regressieclausule opnemen om te voorkomen dat het kaderbesluit bij de tenuitvoerlegging leidt tot afzwakking van de bestaande bescherming,

f)   een allesomvattend wettelijk kader ter bestrijding van racisme en vreemdelingenhaat creëren door te zorgen voor snelle goedkeuring van een horizontale richtlijn inzake de bestrijding van discriminatie overeenkomstig artikel 13 EGV waarin wordt voorzien in doeltreffende, evenredige en afschrikkende strafrechtelijke sancties;

2.  verzoekt zijn Voorzitter deze aanbeveling te doen toekomen aan de Raad en - ter informatie - aan de Commissie, alsmede aan de parlementen en regeringen van de lidstaten.

(1)

Verslag-Ceyhun, T5-363/2002, PB C 271 E van 12.11.2003, blz. 379.

(2)

PB C 75 E van 26.3.2002, blz. 269.


PROCEDURE

Titel

Ontwerpaanbeveling van het Europees Parlement aan de Raad betreffende de onderhandelingen over het kaderbesluit ter bestrijding van racisme en vreemdelingenhaat

Procedurenummer

2007/2067(INI)

Basisontwerpaanbeveling(en)

B6-0076/2007

 

 

Commissie ten principale
  Datum bekendmaking

LIBE
26.4.2007

Datum besluit opstelling verslag

20.3.2007

Medeadviserende commissie(s)
  Datum bekendmaking

 

 

 

 

 

Geen advies
  Datum besluit

 

 

 

 

 

Nauwere samenwerking
  Datum bekendmaking

 

 

 

 

 

Rapporteur(s)
  Datum benoeming

Martine Roure
20.3.2007

 

Vervangen rapporteur(s)

 

 

Behandeling in de commissie

20.3.2007

11.4.2007

 

 

 

Datum goedkeuring

11.4.2007

Uitslag eindstemming

+:

–:

0:

47

0

1

Bij de eindstemming aanwezige leden

Alexander Alvaro, Roberta Angelilli, Alfredo Antoniozzi, Philip Bradbourn, Mihael Brejc, Kathalijne Maria Buitenweg, Michael Cashman, Giuseppe Castiglione, Giusto Catania, Mladen Petrov Chervenyakov, Carlos Coelho, Fausto Correia, Panayiotis Demetriou, Agustín Díaz de Mera García Consuegra, Giovanni Claudio Fava, Kinga Gál, Patrick Gaubert, Roland Gewalt, Elly de Groen-Kouwenhoven, Adeline Hazan, Lívia Járóka, Ewa Klamt, Magda Kósáné Kovács, Stavros Lambrinidis, Jaime Mayor Oreja, Dan Mihalache, Viktória Mohácsi, Claude Moraes, Javier Moreno Sánchez, Martine Roure, Inger Segelström, Søren Bo Søndergaard, Károly Ferenc Szabó, Adina-Ioana Vălean, Ioannis Varvitsiotis, Manfred Weber

Bij de eindstemming aanwezige vaste plaatsvervangers

Inés Ayala Sender, Edit Bauer, Gérard Deprez, Maria da Assunção Esteves, Luis Herrero-Tejedor, Sophia in 't Veld, Ona Juknevičienė, Sylvia-Yvonne Kaufmann, Jean Lambert, Jörg Leichtfried, Marian-Jean Marinescu, Witold Tomczak

Bij de eindstemming aanwezige plaatsvervangers (art. 178, lid 2)

 

Datum indiening

19.4.2007

 

Opmerkingen (slechts in één taal beschikbaar)

...

Laatst bijgewerkt op: 10 mei 2007Juridische mededeling