аЯрЁБс > ўџ ] _ ўџџџ Z [ \ џџџџџџџџџџџџџџџџџџџџџџџџџџџџџџџџџџџџџџџџџџџџџџџџџџџџџџџџџџџџџџџџџџџџџџџџџџџџџџџџџџџџџџџџџџџџџџџџџџџџџџџџџџџџџџџџџџџџџџџџџџџџџџџџџџџџџџџџџџџџџџџџџџџџџџџџџџџџџџџџџџџџџџџџџџџџџџџџџџџџџџџџџџџџџџџџџџџџџџџџџџџџџџџџџџџџџџџџџџџџџџџџџџџџџџџџџџџџџџџџџџџџџџџџџџџџџџџџџџџџџџџџџџџџџџџџџџџџџџџџџџџџџџџџџџџџџџџџџџџџџџџџџџџџџџџџџџџџџџџџџџџџџџџџџџџџџџџџџџџџџџџџџџџџџџџџџџџџџџџџџџџџџџџџџџџџџџџџџџџџџџџџџџџџџџџџџџџџџџџџџџџџџџџџџџџџџџџџџџџџџџџџьЅС q П B bjbjt+t+ 0Ў A A k G џџ џџ џџ ] 2
2
2
B
8 > d Ђ l ЧЯ Ж j : Є L № № № Ы W , 8Я :Я :Я :Я :Я :Я :Я $ }а є qв ъ ^Я i Ы Ы ^Я е № № л j е е е L № № ($ Ћ * b z R
b Д b 8Я е к е Џ ъ $ ($ № \ poЊnFhХ ч ю $ EUROPEES PARLEMENT
20042009Zittingsdocument
DEFINITIEVE VERSIE
A6-0160/2005
{26/05/2005}26.5.2005
*
VERSLAG
over het voorstel voor een besluit van de Raad betreffende de uitwisseling van informatie en de samenwerking op het gebied van strafbare feiten van terroristische aard
(15599/2004 C60007/2004 2004/0069(CNS))
{LIBE}Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken
Rapporteur: Antoine Duquesne
TITLE \* MERGEFORMAT PR_CNS_art93am
Verklaring van de gebruikte tekens * RaadplegingsprocedureMeerderheid van de uitgebrachte stemmen
**I Samenwerkingsprocedure (eerste lezing)Meerderheid van de uitgebrachte stemmen
**II Samenwerkingsprocedure (tweede lezing)Meerderheid van de uitgebrachte stemmen voor de goedkeuring van het gemeenschappelijk standpunt
Meerderheid van de leden van het Parlement voor de verwerping of amendering van het gemeenschappelijk standpunt
*** InstemmingMeerderheid van de leden van het Parlement, behalve in de in de artikelen 105, 107, 161 en 300 van het EG-Verdrag en in artikel 7 van het EU-Verdrag bedoelde gevallen
***I Medebeslissingsprocedure (eerste lezing)Meerderheid van de uitgebrachte stemmen
***II Medebeslissingsprocedure (tweede lezing)Meerderheid van de uitgebrachte stemmen voor de goedkeuring van het gemeenschappelijk standpuntMeerderheid van de leden van het Parlement voor de verwerping of amendering van het gemeenschappelijk standpunt
***III Medebeslissingsprocedure (derde lezing)Meerderheid van de uitgebrachte stemmen voor de goedkeuring van de gemeenschappelijke ontwerptekst
(De aangeduide procedure is gebaseerd op de door de Commissie voorgestelde rechtsgrondslag.)
Amendementen op wetstekstenDoor het Parlement aangebrachte wijzigingen worden in vet cursief aangegeven. De markering in mager cursief is een aanwijzing voor de technische diensten en betreft passages in de wetstekst waarvoor een correctie wordt voorgesteld (bijvoorbeeld aperte fouten of weglatingen in een taalversie). Dergelijke correcties moeten worden goedgekeurd door de betrokken technische diensten.
INHOUD
Blz.
TOC \t "PageHeading;1;PageHeading;1;PageHeading;1" ONTWERPWETGEVINGSRESOLUTIE VAN HET EUROPEES PARLEMENT PAGEREF _Toc105294546 \h 5
TOELICHTING 20
ADVIES VAN DE COMMISSIE BUITENLANDSE ZAKEN 27
ADVIES van de Commissie juridische zaken 32
PROCEDURE 35
ONTWERPWETGEVINGSRESOLUTIE VAN HET EUROPEES PARLEMENT
over het voorstel voor een besluit van de Raad betreffende de uitwisseling van informatie en de samenwerking op het gebied van strafbare feiten van terroristische aard
15599/2004 C60007/2004 2004/0069(CNS))
(Raadplegingsprocedure)
Het Europees Parlement,
gezien de tekst van de Raad (15599/2004),
gezien het voorstel van de Commissie aan de Raad (COM(2004)0221),
gelet op artikel 34, lid 2, letter c) van het EUVerdrag,
gelet op artikel 39, lid 1 van het EUVerdrag, op grond waarvan het Parlement door de Raad is geraadpleegd (C60007/2004),
gelet op de artikelen 93 en 51 van zijn Reglement,
gezien het verslag van de Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken en de adviezen van de Commissie buitenlandse zaken en de Commissie juridische zaken (A60160/2005),
1. hecht zijn goedkeuring aan de tekst van de Raad, als geamendeerd door het Parlement;
2. verzoekt de Commissie haar voorstel krachtens artikel 250, lid 2 van het EGVerdrag dienovereenkomstig te wijzigen;
3. verzoekt de Raad, wanneer deze voornemens is af te wijken van de door het Parlement goedgekeurde tekst, het Parlement hiervan op de hoogte te stellen;
4. wenst opnieuw te worden geraadpleegd ingeval de Raad voornemens is ingrijpende wijzigingen aan te brengen in de ter raadpleging voorgelegde tekst;
5. verzoekt zijn Voorzitter het standpunt van het Parlement te doen toekomen aan de Raad en de Commissie.
Door de Raad voorgestelde tekstAmendementen van het ParlementAmendement 1
Overweging 3 bis (nieuw)
(3 bis) Het is noodzakelijk een grote mate van vertrouwen te creыren tussen de wetshandhavingsautoriteiten van de lidstaten onderling en met Europol en Eurojust; het ontbreken hiervan heeft tot dusverre een efficiыnte uitwisseling van informatie en inlichtingen belemmerd. Deze maatregelen dienen o.a. het volgende te omvatten:- invoering van gemeenschappelijke normen voor gegevensbescherming in het kader van de derde pijler onder het gezag van een onafhankelijke gemeenschappelijke controle-autoriteit; - verstrekking aan de politiediensten van een handboek met goede praktijken waarin hun verantwoordelijkheden en taken op het gebied van gegevensbescherming op eenvoudige en praktische wijze uiteen worden gezet;- invoering van minimumnormen voor strafrecht en strafprocesrecht;- verlening van algemene jurisdictie aan het Hof van Justitie in het kader van de derde pijler;- waarborging van volledige parlementaire controle.Amendement 2
Overweging 5
(5) Aangezien de doelstellingen van het voorgestelde optreden door de lidstaten alleen niet voldoende kunnen worden bereikt en zij derhalve, gezien de noodzakelijke wederkerigheid, beter door de Unie kunnen worden bereikt, kan de Unie overeenkomstig het subsidiariteitsbeginsel maatregelen nemen. Overeenkomstig het evenredigheidsbeginsel gaat dit besluit niet verder dan wat nodig is om deze doelstellingen te bereiken.(5) Aangezien de doelstellingen van het voorgestelde optreden door de lidstaten alleen niet voldoende kunnen worden bereikt en zij derhalve, gezien de noodzakelijke wederkerigheid, beter door nauwere samenwerking tussen de lidstaten en door de Unie kunnen worden bereikt, kan de Unie overeenkomstig het subsidiariteitsbeginsel maatregelen nemen. Overeenkomstig het evenredigheidsbeginsel gaat dit besluit niet verder dan wat nodig is om deze doelstellingen te bereiken.Motivering
70% van de via Europol uitgewisselde informatie wordt op bilaterale basis uitgewisseld en met dit amendement wordt deze realiteit onderkend.
Amendement 3
Overweging 5 bis (nieuw)
(5 bis) Dit besluit past mutatis mutandis hetzelfde niveau van gegevensbescherming toe als in het kader van de eerste pijler is vastgesteld door Richtlijn 95/46/EG en het stelt in het kader van de derde pijler een gemeenschappelijke controle-autoriteit in belast met de bescherming van gegevens van persoonlijke aard die volledig onafhankelijk haar taken vervult en rekening houdend met deze specifieke eigenschap de Europese instellingen moet adviseren en met name moet bijdragen aan de homogene toepassing van de nationale regels die ter uitvoering van dit besluit worden vastgesteld. Amendement 4
Overweging 5 ter (nieuw)
(5 ter) De lidstaten zijn vastberaden verdere stappen te ondernemen naar een snelle ratificatie van alle internationale verdragen en protocollen inzake de bestrijding van terrorisme, waaronder ook de protocollen tot wijziging van het Europol-Verdrag, en zij zullen zich ervoor blijven beijveren dat de desbetreffende internationale instrumenten in verband met terrorismebestrijding universeel door derde landen worden geratificeerd en dat door die landen hulp en technische steun bij de uitvoering van die instrumenten wordt geboden.Motivering
De ratificatie van de protocollen tot wijziging van het Europol-Verdrag is noodzakelijk om de taken van Europol te kunnen verruimen en de samenwerking bij de uitwisseling van informatie met derde landen, zoals de VS, mogelijk te maken. De EU dient de universele ratificatie te bevorderen van de desbetreffende internationale overeenkomsten door kandidaat-landen en derde landen, die moeite hebben met de aanpak van terroristische activiteiten, alsook het bieden van hulp en technische steun bij de uitvoering daarvan.
Amendement 5
Artikel 1 bis, titel (nieuw)
Artikel 1 bis
Uitwisseling van informatie betreffende strafbare feiten van terroristische aard tussen politiediensten en andere wetshandhavingsautoriteitenAmendement 6
Artikel 1 bis, lid 1 (nieuw)
1. Elke lidstaat ziet erop toe dat alle relevante informatie die met betrekking tot strafbare feiten van terroristische aard berust bij of zonder gebruik van dwangmiddelen toegankelijk is voor zijn politiediensten en andere wetshandhavingsautoriteiten, overeenkomstig dit besluit aan de politiediensten en andere bevoegde wetshandhavingsautoriteiten van de andere lidstaten kan worden verstrekt.Amendement 7
Artikel 1 bis, lid 2 (nieuw)
2. Elke lidstaat ziet erop toe dat voor het verstrekken van informatie aan de politiediensten en andere bevoegde wetshandhavingsautoriteiten van de andere lidstaten geen striktere voorwaarden worden toegepast dan de op nationaal niveau toepasselijke voorwaarden voor het verstrekken van en het verzoeken om informatie.Amendement 8
Artikel 1 bis, lid 3 (nieuw)
3. De informatie wordt op verzoek van een politiedienst of andere bevoegde wetshandhavingsautoriteit overeenkomstig het nationale recht verstrekt in het kader van een onderzoek naar strafbare feiten van terroristische aard.Amendement 9
Artikel 2, titel
Uitwisseling van informatie betreffende strafbare feiten van terroristische aardVerstrekking van informatie betreffende strafbare feiten van terroristische aard aan Europol en EurojustAmendement 10
Artikel 2, lid 2
2. Elke lidstaat wijst een of meer, indien zijn rechtsstelsel daarin voorziet nationale terrorismecorrespondent voor Eurojust of een bevoegde rechterlijke of andere instantie aan, die overeenkomstig de nationale wetgeving toegang heeft tot alle relevante gegevens over strafprocedures en strafrechtelijke veroordelingen voor strafbare feiten van terroristische aard, en die deze gegevens kan verzamelen, en die deze aan Eurojust toezendt overeenkomstig lid 4 bis.2. Elke lidstaat wijst een of meer, indien zijn rechtsstelsel daarin voorziet nationale terrorismecorrespondent voor Eurojust of een bevoegde rechterlijke of andere instantie aan, die overeenkomstig de nationale wetgeving toegang heeft tot alle relevante gegevens over strafprocedures en strafrechtelijke veroordelingen voor strafbare feiten van terroristische aard, en die deze gegevens kan verzamelen, en die deze aan Eurojust toezendt overeenkomstig lid 5.Amendement 11
Artikel 2, lid 3
3. Elke lidstaat neemt de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat ten minste de door de bevoegde instantie verzamelde gegevens als bedoeld in de leden 4 en 4 bis betreffende strafrechtelijke onderzoeken naar respectievelijk vervolgingen en veroordelingen voor strafbare feiten van terroristische aard die twee of meer lidstaten treffen of kunnen treffen, worden verstrekt aan:3. Elke lidstaat neemt de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat ten minste de door de bevoegde instantie verzamelde gegevens als bedoeld in de leden 4 en 5 betreffende strafrechtelijke onderzoeken naar respectievelijk vervolgingen en veroordelingen voor strafbare feiten van terroristische aard die twee of meer lidstaten treffen of kunnen treffen, worden verstrekt aan:Amendement 12
Artikel 2, lid 4, letter d bis (nieuw)
d bis) gegevens over veroordelingen wegens strafbare feiten van terroristische aard en over de specifieke omstandigheden van deze strafbare feiten; indien veroordelingen in eerste aanleg herroepen worden in (hoger) beroep, dienen deze veranderde gegevens door de aangezochte staat onverwijld te worden doorgegeven aan de verzoekende staat;Motivering
Een veroordeling wordt pas definitief wanneer de in het nationale recht vastgestelde beroepstermijnen zijn verstreken. Deze periode, die varieert naargelang de nationale rechtsstelsels en de werklast van de rechters, kan soms tamelijk lang duren. Efficiency dient prioriteit te krijgen bij de bestrijding van het terrorisme en daarom moet het mogelijk zijn dat gegevens over veroordelingen wegens strafbare feiten van terroristische aard worden verstrekt zodra het oorspronkelijke vonnis is gewezen, zonder dat wordt gewacht tot alle rechtsmiddelen zijn uitgeput, aangezien een te lange termijn het gevaar met zich meebrengt dat men niets met deze gegevens kan doen. Deze gegevens zijn overigens niet vertrouwelijk, aangezien vonnissen in strafzaken in beginsel in het openbaar worden gewezen (art. 6, lid 1 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden).
Amendement 13
Artikel 2, lid 4, letter d ter (nieuw)
d ter) opgelegde straffen en relevante informatie over de tenuitvoerlegging ervan;Amendement 14
Artikel 2, lid 4, letter d quater (nieuw)
d quater) ontzettingen die met de veroordeling gepaard gaan;Amendement 15
Artikel 2, lid 4, letter d quinquies (nieuw)
d quinquies) gerechtelijke antecedenten;Motivering
Het is van fundamenteel belang dat ook Europol en Eurojust toegang krijgen tot gegevens betreffende straffen, tenuitvoerleggingen, ontzettingen en gerechtelijke antecedenten van personen of groepen die aan een strafrechtelijk onderzoek worden onderworpen. Er moet met klem op worden gewezen dat de verstrekking van deze gegevens uiteindelijk zo spoedig mogelijk gestalte dient te krijgen in de vorm van invoering van een Europees register van veroordelingen en ontzettingen, aangezien dit van fundamenteel belang is voor de strijd tegen het terrorisme en de bestrijding van alle vormen van zware criminaliteit en omdat dit absoluut onontbeerlijk is voor de goede werking van de nationale wetshandhavingsautoriteiten, van Europol en van Eurojust. Daarom moeten deze gegevens in afwachting van de invoering van het Europees strafregister expliciet worden gerangschikt onder de gegevens die aan Europol en Eurojust moeten worden verstrekt.
Amendement 16
Artikel 2, lid 4 bis, letter c)
c) gegevens over definitieve veroordelingen wegens strafbare feiten van terroristische aard en de specifieke omstandigheden van deze strafbare feiten;c) gegevens over veroordelingen wegens strafbare feiten van terroristische aard en de specifieke omstandigheden van deze strafbare feiten; wanneer veroordelingen in eerste aanleg herroepen worden in (hoger) beroep, dienen deze veranderde gegevens door de aangezochte lidstaat onverwijld te worden doorgegeven aan de verzoekende lidstaat;Amendement 17
Artikel 2, lid 4 bis, letter c) bis (nieuw)
c bis) opgelegde straffen en relevante informatie over de tenuitvoerlegging ervan;Amendement 18
Artikel 2, lid 4 bis, letter c) ter (nieuw)
c ter) ontzettingen die met de veroordeling gepaard gaan;Amendement 19
Artikel 2, lid 4 bis, letter c) quater (nieuw)
c quater) gerechtelijke antecedenten;Motivering
Het is van fundamenteel belang dat ook Europol en Eurojust toegang krijgen tot gegevens betreffende straffen, tenuitvoerleggingen, ontzettingen en gerechtelijke antecedenten van personen of groepen die aan een strafrechtelijk onderzoek worden onderworpen. Er moet met klem op worden gewezen dat de verstrekking van deze gegevens uiteindelijk zo spoedig mogelijk gestalte dient te krijgen in de vorm van invoering van een Europees register van veroordelingen en ontzettingen, aangezien dit van fundamenteel belang is voor de strijd tegen het terrorisme en de bestrijding van alle vormen van zware criminaliteit en omdat dit absoluut onontbeerlijk is voor de goede werking van de nationale wetshandhavingsautoriteiten, van Europol en van Eurojust. Daarom moeten deze gegevens in afwachting van de invoering van het Europees strafregister expliciet worden gerangschikt onder de gegevens die aan Europol en Eurojust moeten worden verstrekt.
Amendement 20
Artikel 2 bis (nieuw)
Artikel 2 bisVerificatie en uitwissing van informatie over strafbare feiten van terroristische aard(1) Europol en Eurojust verifiыren om de drie jaar of de krachtens artikel 2 verstrekte gegevens actueel zijn.(2) Na drie jaar worden de krachtens artikel 2 verstrekte gegevens door Europol en Eurojust gewist voorzover zij geen verband houden met lopende onderzoeken. (3) Bij uitzondering kan deze termijn worden verlengd. Europol en Eurojust zorgen ervoor dat zij over een passende procedure beschikken om deze uitzonderingsgevallen te beoordelen.Motivering
Europol en Eurojust dienen de beschikbare gegevens regelmatig te verifiыren en de gegevens die niet langer verband houden met lopende onderzoeken te wissen. Deze praktijk wordt al toegepast door Europol.
Amendement 21
Artikel 3 bis (nieuw)
Artikel 3 bisBevoegdheid van het Hof van JustitieIedere lidstaat aanvaardt de rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen, dat bevoegd is om bij wijze van prejudiciыle beslissing een uitspraak te doen over de rechtsgeldigheid en de uitlegging van het onderhavige besluit, overeenkomstig artikel 35, lid 2, van het Verdrag betreffende de Europese Unie.Amendement 22
Artikel 4
Elke lidstaat neemt de nodige maatregelen om te waarborgen dat de verzoeken om rechtshulp en de verzoeken om erkenning en tenuitvoerlegging van rechterlijke beslissingen van een andere lidstaat met betrekking tot strafbare feiten van terroristische aard met spoed worden behandeld en voorrang krijgen.Elke lidstaat neemt de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat alle relevante gegevens die voorkomen in documenten, dossiers, bestanden, voorwerpen of andere bewijsstukken die tijdens een strafrechtelijk onderzoek of een strafrechtelijke procedure in verband met strafbare feiten van terroristische aard in beslag genomen of verbeurd verklaard zijn, met inachtneming van de nationale wetgeving en de desbetreffende internationale rechtsinstrumenten onmiddellijk toegankelijk zijn voor of worden verstrekt aan de autoriteiten van andere betrokken lidstaten, wanneer desbetreffende gegevens noodzakelijk worden geacht om daar een onderzoek in te leiden, alsook wanneer daar onderzoek loopt dan wel vervolging is ingesteld in verband met strafbare feiten van terroristische aard.Amendement 23
Artikel 4, alinea 1 bis (nieuw)
Indien informatie niet onverwijld kan worden verstrekt, geeft de bevoegde autoriteit onmiddellijk een indicatie van de termijn waarbinnen deze kan worden verstrekt; deze termijn kan niet langer zijn dan 12 uur of, ingeval van informatie die formaliteiten vereist of voorafgaand contact met andere autoriteiten, 48 uur in dringende gevallen en 10 werkdagen in andere gevallen.Amendement 24
Artikel 4, alinea 1 ter (nieuw)
De in alinea 1 bis vastgestelde termijnen beginnen te lopen vanaf de ontvangst van het verzoek om informatie door de bevoegde autoriteit van de aangezochte lidstaat.Motivering
De doeltreffendheid van het onderhavige voorstel is in sterke mate afhankelijk van de termijnen waarbinnen de gevraagde gegevens worden uitgewisseld. Bij de bestrijding van zware criminaliteit, en meer nog bij de bestrijding van het terrorisme, is snelheid van fundamenteel belang: te laat verstrekte informatie wordt vaak informatie waar men niets mee kan doen. Voor het verstrekken van gegevens over strafbare feiten moeten derhalve strikte, maar realistische termijnen worden vastgesteld. In dit verband is het nuttig onderscheid te maken tussen gegevens die onmiddellijk beschikbaar zijn bij politiediensten of andere bevoegde diensten, voor de verstrekking waarvan een maximumtermijn van 12 uur voldoende is en gegevens waarvan de verkrijging de vervulling van administratieve formaliteiten of andere formaliteiten hetzij voorafgaand contact met andere diensten of instanties (b.v. gegevens uit het strafregister) vereist en voor de verstrekking waarvan een termijn van 48 uur in dringende gevallen en van 10 werkdagen in andere gevallen passend lijkt.
Amendement 25
Artikel 4 bis (nieuw)
Artikel 4 bisSpontane uitwisseling van informatieOnverminderd de toepassing van de artikelen 2 en 3 verstrekken de politiediensten of andere bevoegde wetshandhavingsautoriteiten zonder dat hun daarom werd verzocht informatie aan de politiediensten of andere bevoegde wetshandhavingsautoriteiten van andere betrokken lidstaten indien er serieuze feitelijke redenen zijn om aan te nemen dat deze informatie kan bijdragen aan voorkѓmen, onderzoeken of opsporen van misdrijven of criminele activiteiten die verband houden met een strafbaar feit van terroristische aard.De verstrekking van informatie overeenkomstig de eerste alinea wordt beperkt tot hetgeen als relevant en noodzakelijk wordt beschouwd voor het succesvol voorkѓmen, onderzoeken of opsporen van het betrokken misdrijf of de betrokken criminele activiteit.De serieuze feitelijke redenen om over te gaan tot spontane uitwisseling van informatie overeenkomstig de eerste alinea worden duidelijk gemotiveerd aangegeven door de desbetreffende politiediensten of de andere bevoegde wetshandhavingsautoriteiten.Amendement 26
Artikel 4 ter (nieuw)
Artikel 4 ter
Weigering om informatie te verstrekken
Een bevoegde dienst mag slechts weigeren informatie te verstrekken indien deze aantoont dat er serieuze feitelijke redenen zijn om aan te nemen dat:
a) de verstrekking van de informatie de wezenlijke veiligheidsbelangen van de aangezochte lidstaat zou schaden,
b) de verstrekking van de informatie het welslagen van een lopend onderzoek in gevaar zou brengen,
c) de gevraagde informatie duidelijk niet in verhouding staat tot of relevant is voor de doeleinden waarvoor deze wordt gevraagd.Amendement 27
Artikel 4 quater (nieuw)
Artikel 4 quaterBeginselen inzake inzameling en verwerking van de gegevens1. De informatie en de inlichtingen, met inbegrip van gegevens van persoonlijke aard, die worden uitgewisseld of meegedeeld uit hoofde van dit besluit moeten:a) juist, adequaat en relevant zijn voor het doel waarvoor zij worden ingezameld en achteraf worden verwerkt;b) uitsluitend worden ingezameld en verwerkt met als doel de uitvoering van wettelijke taken mogelijk te maken;Gegevens betreffende aspecten van het privщleven alsook gegevens betreffende niet verdachte personen mogen slechts in geval van absolute noodzaak en onder strikte voorwaarden worden ingezameld.2. De integriteit en de vertrouwelijkheid van de uit hoofde van het onderhavige besluit meegedeelde gegevens worden in alle fasen van de uitwisseling en de verwerking ervan gewaarborgd. De informatiebronnen worden beschermd.Amendement 28
Artikel 4 quinquies (nieuw)
Artikel 4 quinquiesRecht van toegang van de betrokken persoon tot de gegevensDe persoon op wie de ingezamelde gegevens betrekking hebben moet:a) worden geяnformeerd over het bestaan van gegevens die op hem betrekking hebben, behalve in geval van ernstig beletsel;b) kosteloos toegang hebben tot de gegevens die op hem betrekking hebben en het recht hebben onjuiste gegevens te corrigeren, behalve wanneer deze toegang een risico inhoudt voor de veiligheid of de openbare orde of inbreuk kan maken op de rechten en de vrijheden van derden dan wel lopende onderzoeken kan belemmeren;c) in geval van misbruik van de gegevens in de zin van dit artikel, kosteloos over een recht van verzet beschikken dat hem de mogelijkheid biedt de wettelijkheid te herstellen en in voorkomend geval schadevergoeding te ontvangen in geval van niet-naleving van de in dit artikel genoemde beginselen.Amendement 29
Artikel 4 sexies (nieuw)
Artikel 4 sexiesGemeenschappelijke controleautoriteit belast met de bescherming van de persoonsgegevens1. Er wordt een gemeenschappelijke controleautoriteit ingesteld, belast met de bescherming van persoonsgegevens, hierna "autoriteit" genoemd.De autoriteit heeft raadgevende bevoegdheid en is onafhankelijk.2. De autoriteit is samengesteld uit een vertegenwoordiger van de door iedere lidstaat aangewezen controleautoriteit(en), een vertegenwoordiger van de voor de instellingen opgerichte controleautoriteit(en), de Europese controleur voor gegevensbescherming en de communautaire organen, alsook een vertegenwoordiger van de Commissie.Ieder lid van de autoriteit wordt aangewezen door de instelling of de autoriteit(en) die hij vertegenwoordigt. Wanneer een lidstaat meerdere controleautoriteiten heeft aangewezen, benoemen deze een gemeenschappelijke vertegenwoordiger. Hetzelfde geldt voor de autoriteiten die voor de communautaire instellingen en organen zijn opgericht.3. De autoriteit neemt haar besluiten bij eenvoudige meerderheid van de vertegenwoordigers van de controleautoriteiten.4. De autoriteit kiest een voorzitter. De duur van zijn mandaat bedraagt twee jaar. Het mandaat is hernieuwbaar.5. De autoriteit wordt bijgestaan door het Secretariaat voor de gemeenschappelijke controleautoriteiten belast met gegevensbescherming, ingesteld door het besluit van de Raad van 17 oktober 2000.Het secretariaat wordt binnen de kortst mogelijke termijn overgeheveld naar de Commissie.Amendement 30
Artikel 4 septies (nieuw)
Artikel 4 septiesTaken van de gemeenschappelijke controleautoriteit belast met de bescherming van de persoonsgegevens1. De autoriteit heeft tot taak: a) de behandeling van alle vraagstukken met betrekking tot de uitvoering van de nationale bepalingen die ter uitvoering van het onderhavige besluit worden vastgesteld;b) het adviseren van de Commissie over het beschermingsniveau in de Europese Unie;c) advies te verstrekken over alle voorstellen tot wijziging van het onderhavige besluit, alle voorstellen voor aanvullende of specifieke maatregelen ter bescherming van de rechten en vrijheden van natuurlijke personen ten aanzien van de verwerking van persoonsgegevens, alsook over alle andere voorstellen voor Europese wetgeving die een impact hebben op deze rechten en vrijheden;d) advies te verstrekken over de Europese gedragscodes.2. Indien de autoriteit vaststelt dat tussen de wetgevingen en praktijken van de lidstaten verschillen ontstaan die een risico kunnen inhouden voor de gelijkwaardige bescherming van personen ten aanzien van de verwerking van persoonsgegevens in de Europese Unie, stelt zij de Commissie hiervan in kennis.3. De autoriteit kan op eigen initiatief aanbevelingen formuleren over alle vraagstukken betreffende de bescherming van personen ten aanzien van de verwerking van persoonsgegevens inde derde pijler.4. De autoriteit doet haar adviezen en aanbevelingen toekomen aan de Commissie.5. In het kader van de uitoefening van haar taken beschikt de autoriteit over een inspectiebevoegdheid en een effectieve handelingsbevoegdheid, op grond waarvan zij in voorkomend geval alle nodige maatregelen kan nemen om gegevens die in strijd met de artikelen 9 bis en 9 ter zijn ingezameld te corrigeren, tijdelijk of definitief de verwerking ervan te verbieden of ze te wissen.6. Iedereen kan bij de autoriteit een verzoek om bescherming van zijn rechten en vrijheden ten aanzien van de verwerking van persoonsgegevens indienen.De betrokken persoon wordt in kennis gesteld van het aan zijn verzoek gegeven gevolg.7. De Commissie informeert de autoriteit over het gevolg dat zij aan de adviezen en aanbevelingen van de autoriteit heeft gegeven. Zij stelt daartoe een verslag op, dat zij ook aan het Europees Parlement en de Raad doet toekomen. Dat verslag wordt openbaar gemaakt.8. De autoriteit stelt jaarlijks een verslag op over de stand van de bescherming van natuurlijke personen ten aanzien van de verwerking van de persoonsgegevens in de derde pijler, en doet dat verslag toekomen aan het Europees Parlement, de Raad en de Commissie. Dat verslag wordt openbaar gemaakt.Amendement 31
Artikel 5 bis (nieuw)
Artikel 5 bis
Verslagen van Europol en Eurojust
Europol en Eurojust brengen jaarlijks verslag uit aan het Europees Parlement en de Raad.Motivering
Met het oog op de complexiteit van strafbare feiten die verband houden met terrorisme, is het noodzakelijk de band tussen Europol, Eurojust en de EU-besluitvormers nauwer aan te trekken. Door verslag uit te brengen aan de Raad en het Europees Parlement kan ervoor gezorgd worden dat het antiterrorismebeleid van de EU en het parlementaire toezicht op de organen doeltreffender worden.
TOELICHTING
1. Inleiding
Na de tragische aanslagen van 11 september 2001 in de Verenigde Staten is de bestrijding van het terrorisme uitgegroeid tot een van de prioriteiten van de Europese Unie. Uit de aanslagen die Spanje op 11 maart 2004 zo zwaar hebben getroffen, is echter gebleken dat de dreiging van terroristische daden op Europees grondgebied of tegen Europese belangen nog volop aanwezig is.
Het drama in Spanje heeft helaas aangetoond dat de op een empirische logica gebaseerde werkmethode die de Europese Unie sinds 2001 heeft toegepast, thans zijn grenzen heeft bereikt. Dit betekent dat het dringend noodzakelijk is van aanpak te veranderen. De Europese Unie moet proactief optreden en niet alleen maar reageren. Zij dient verder stelselmatiger te werk te gaan en permanent toe te zien op de samenhang van haar wetgeving. Dit betekent dat een echte politieke koers moet worden gevolgd die is gebaseerd op duidelijke uitgangspunten.
In dit verband kan men verwijzen naar drie richtsnoeren voor het doen en denken van de Raad en de Commissie.
In de eerste plaats zijn middelen en capaciteit nodig om nauwkeurig de doelen vast te stellen die men wil bestrijden. Terrorisme is namelijk geen homogeen geheel: er bestaan verschillende soorten terrorisme. Wil men deze naar behoren bestrijden, dan moet men deze onderscheiden en kennen.
In de tweede plaats impliceert een doeltreffende reactie eveneens een moderne en realistische benadering van het verschijnsel terrorisme, d.w.z. een aanpak waarbij rekening wordt gehouden met de vaak zeer nauwe banden tussen de verschillende terroristische organisaties, maar ook tussen het terrorisme en de zware georganiseerde criminaliteit.
In de derde plaats vereist de nagestreefde samenhang dat wildgroei van rechtsinstrumenten ter bestrijding van het terrorisme wordt voorkomen en dat wordt gestreefd naar uniformering en vereenvoudiging van de bestaande normen.
Wildgroei is namelijk een bron van verwarring en ondoeltreffendheid. Zo is bijvoorbeeld bekend dat de onderlinge koppeling tussen en de veelheid van in Europees verband beschikbare instrumenten de zaken veel ingewikkelder maken voor politieagenten die ter plaatse gegevens uitwisselen.
In dit verband zou een stelselmatige evaluatie van het gevoerde beleid en de behaalde resultaten het niet alleen mogelijk maken de tekortkomingen en gebreken te signaleren, maar ook vast te stellen welke maatregelen doeltreffend zijn gebleken.
Wat dit betreft vormt de analyse van de werkzaamheden van Europol en Eurojust sinds hun oprichting zonder meer een goed uitgangspunt. Het is bekend dat het functioneren van deze organen momenteel niet volledig bevredigend is. De Europese Raad van 4 en 5 november 2004 heeft de noodzaak van deze analyse overigens duidelijk onderstreept en uitdrukking gegeven aan de wens dat Eurojust en Europol vaker worden ingeschakeld, waarbij de coіrdinator van de EU voor de bestrijding van het terrorisme - wiens rol en exacte bevoegdheden overigens nader moeten worden omschreven - de opdracht heeft gekregen de vooruitgang op dit gebied te bevorderen en de lidstaten is verzocht toe te zien op volledige samenwerking met Europol en Eurojust.
Tenslotte zal een grotere betrokkenheid van de actoren in het veld bij het uitstippelen van de strategie ongetwijfeld een betere afstemming van de in de toekomst te nemen maatregelen mogelijk maken. Zo zijn goed inzicht in de behoeften en het rekening houden met het verwachtingspatroon van de politiediensten absoluut noodzakelijk voor een goede samenwerking tussen deze diensten, met name in het kader van Europol. De ervaring leert namelijk dat de nationale politiediensten Europol maar al te vaak geen informatie verstrekken zoals dat zou moeten, omdat zij zich niet bewust zijn van de eventuele meerwaarde ervan voor de vervulling van hun taak.
In dit verband zijn concrete en overtuigende antwoorden absoluut noodzakelijk. Met het oog hierop zou het zeker nuttig zijn op basis van de belangrijkste beginselen voor de uitwisseling van informatie (doelgerichtheid, evenredigheid en weldra ook beschikbaarheid), maar ook rekening houdend met de behoeften van de politiediensten in het veld, de goedkeuring te overwegen van een code of handboek voor goede praktijken ten behoeve van de politieambtenaren waarin hun op eenvoudige en duidelijke wijze wordt uitgelegd hoe zij dienen te handelen, met name op het gebied van gegevensbescherming.
2. Het voorstel voor een besluit van de Raad en het ontwerpkaderbesluit van het Koninkrijk Zweden
a) Strekking van de desbetreffende teksten
Het initiatief van de Commissie gaat uit van de gedachte dat de aanhoudende dreiging van het terrorisme doeltreffender optreden noodzakelijk maakt. De bestrijding van het terrorisme vereist enerzijds dat de lidstaten aan Europol en/of Eurojust stelselmatig inlichtingen in welke vorm dan ook verstrekken over alle personen die in verband worden gebracht met terroristische activiteiten en anderzijds dat de lidstaten onderling informatie terzake uitwisselen, "met inachtneming van de nationale wetgeving en de desbetreffende internationale rechtsinstrumenten".
Het ontwerp van het Koninkrijk Zweden gaat uit van de vaak voorkomende "verticale" benadering van criminaliteitsbestrijding waarbij maatregelen uitsluitend worden genomen naar gelang het soort delict, ongeacht het feit of dit al dan niet onder de georganiseerde criminaliteit valt. Deze benadering kan resulteren in een situatie waarin de verschillen tussen de bevoegdheidsgebieden, de voorwaarden voor samenwerking en de nationale wetgevingen of procedures uiteindelijk reыle belemmeringen vormen voor het verzamelen en uitwisselen van informatie op het niveau van de Unie.
Het Koninkrijk Zweden wenst derhalve voorrang te geven aan een horizontale benadering waarbij de nadruk ligt op de bestrijding van criminaliteit als zodanig en minder aandacht wordt besteed aan de specifieke bevoegdheden van de nationale diensten die criminaliteit bestrijden. Doel is een gemeenschappelijk en vereenvoudigd juridisch kader voor de uitwisseling van informatie te creыren dat van toepassing is op alle nationale wetshandhavingsdiensten. In dit systeem moeten de krachtens de nationale wetgeving aan een dienst verleende bevoegdheden om criminaliteit op te sporen, te voorkomen en te onderzoeken door de overige lidstaten worden erkend en deze dienst moet de mogelijkheid hebben om zonder andere formaliteiten dan die welke in het kaderbesluit zijn bepaald, informatie en inlichtingen bij de andere lidstaten op te vragen en te verkrijgen. Dit gemeenschappelijk juridisch kader heeft enkel betrekking op de uitwisseling van informatie op politieel vlak en niet op de samenwerking op justitieel gebied.
b) Complementariteit tussen de voorstellen van de Commissie en de Zweedse regering
Technisch gezien geeft de tekst van de Commissie de voorkeur aan de centrale verstrekking van informatie aan Europol en Eurojust, terwijl het voorstel van het Koninkrijk Zweden niets over centralisatie zegt, maar de uitwisseling van informatie aanzienlijk sneller wil laten verlopen.
Het voordeel van de tekst van de Commissie is dat het toepassingsgebied voor de uitwisseling van informatie wordt uitgebreid tot alle strafbare feiten van terroristische aard in de zin van kaderbesluit 2002/475/JBZ, zonder dat deze wordt beperkt tot de lijst van personen en organen als bedoeld in de bijlage bij het gemeenschappelijk standpunt 2001/931/GBVB. Men kan zich echter afvragen of deze tekst meerwaarde biedt. Het mechanisme dat de Commissie wil invoeren neemt namelijk in grote lijnen reeds elders bestaande verplichtingen over, met name in het kader van de Europol-overeenkomst en het besluit van de Raad tot oprichting van Eurojust.
Zo wordt in artikel 4 van de Europol-overeenkomst al bepaald dat de lidstaten binnen hun politiediensten een nationale eenheid moeten aanwijzen die dient als verbindingsorgaan tussen de nationale diensten en Europol. Deze nationale eenheid moet toegang hebben tot alle "betrokken nationale gegevens" die zij moet actualiseren en doorgeven aan Europol. Onder de "betrokken nationale gegevens" als bedoeld in artikel 4 vallen zeker ook de strafbare feiten van terroristische aard als bedoeld in het voorstel van de Commissie, aangezien Europol krachtens artikel 2 van de overeenkomst uitdrukkelijk is belast met de behandeling van "strafbare feiten die zijn gepleegd of wellicht zullen worden gepleegd in het kader van terroristische activiteiten die gericht zijn tegen het leven, de lichamelijke integriteit en de persoonlijke vrijheid, alsmede tegen goederen".
Verder wordt in artikel 12 van het besluit van de Raad tot oprichting van Eurojust al bepaald dat iedere lidstaat een of meer nationale correspondenten kan installeren of aanwijzen waarbij het volgende wordt opgemerkt: "Deze installatie of aanwijzing is een zeer belangrijke prioriteit inzake terrorisme". Evenals in het voorstel van de Commissie wordt in de artikelen 9 en 12 van het statuut van Eurojust verwezen naar het nationale recht voor wat betreft de bepaling van de aard en omvang van de gerechtelijke bevoegdheden die aan de nationale leden op eigen grondgebied zijn verleend.
Op het eerste gezicht lijkt het voorstel van het Koninkrijk Zweden bepaald interessant in vergelijking met de systemen die zijn ontwikkeld in de Europol-overeenkomst, het statuut van Eurojust en het initiatief van de Commissie. Aangezien dit voorstel voorziet in direct contact tussen gespecialiseerde diensten zonder aanvullende voorwaarden in vergelijking met die welke intern bestaan voor wat betreft de contacten tussen wetshandhavingsautoriteiten, kunnen een aantal problemen worden opgelost die verband houden met de gerechtelijke organisatie van elke lidstaat. Informatie kan derhalve sneller circuleren, hetgeen uiteraard van fundamenteel belang is voor de bestrijding van elke vorm van criminaliteit.
Zonder twijfel kunnen ook vraagtekens worden geplaatst bij de meerwaarde van de Zweedse tekst, aangezien de overeenkomst tot uitvoering van het akkoord van Schengen reeds voorziet in een mechanisme voor politiыle samenwerking dat globaal genomen op dezelfde gedachten stoelt.
Op grond van artikel 39 van deze overeenkomst verbinden de overeenkomstsluitende partijen zich er namelijk toe dat "hun politiediensten elkaar, met inachtneming van het nationale recht binnen de grenzen van hun bevoegdheden, wederzijds bijstand verlenen ten behoeve van de voorkoming en opsporing van strafbare feiten ...". Op grond van artikel 46 kan iedere overeenkomstsluitende partij met inachtneming van het nationale recht in individuele gevallen, zonder een daartoe strekkend verzoek, de betrokken overeenkomstsluitende partij "informatie meedelen die voor de ontvangende overeenkomstsluitende partij ter verlening van bijstand bij de bestrijding van toekomstige strafbare feiten, ter voorkoming van strafbare feiten of ter afwending van gevaar voor de openbare orde en veiligheid van belang kunnen zijn".
Bij de analyse van de teksten komen echter aanzienlijke verschillen naar voren. Zo beperkt artikel 39 de samenwerking tussen politiediensten tot gevallen waarin "het doen of behandelen van een verzoek naar nationaal recht niet aan de justitiыle autoriteiten is voorbehouden", een beperking die niet is opgenomen in de Zweedse tekst die zich in artikel 4 tot het volgende beperkt: "De lidstaten zien erop toe dat de informatie en inlichtingen die berusten bij of zonder het gebruik van dwangmiddelen toegankelijk zijn voor bevoegde wetshandhavingsinstanties, overeenkomstig dit kaderbesluit aan bevoegde wetshandhavingsinstanties van andere lidstaten kunnen worden verstrekt".
Krachtens artikel 46, lid 2 geschiedt de informatie-uitwisseling met een betrokken partij "door de tussenkomst van een aan te wijzen centrale instantie". De directe uitwisseling van informatie, d.w.z. de uitwisseling tussen diensten, het uitgangspunt in het door Zweden voorgestelde systeem, is hier slechts bij hoge uitzondering, namelijk "in bijzonder spoedeisende gevallen" toegestaan, en op voorwaarde dat de centrale instantie hiervan zo spoedig mogelijk in kennis wordt gesteld.
De in de artikelen 39 en 46 van de overeenkomst van Schengen opgenomen regeling maakt derhalve niet dezelfde flexibiliteit bij het verstrekken van informatie mogelijk als de Zweedse tekst en laat vooral het risico bestaan van belemmeringen die verband houden met het interne rechtsstelsel van de overeenkomstsluitende partijen: zo is zelfs in spoedeisende gevallen directe verstrekking van informatie niet mogelijk als sprake is van "afwijkende bepalingen van het nationale recht".
Het voorstel van het Koninkrijk Zweden lijkt derhalve echte meerwaarde te bieden in vergelijking met het bestaande recht. Verder moet een ander voordeel van het voorgestelde systeem worden onderstreept, namelijk de vaststelling van een termijn (in dit geval twaalf uur) voor het doorgeven van de gevraagde informatie. De excessieve duur van de procedure vormt namelijk een van de obstakels waarmee men in de praktijk wordt geconfronteerd, met name in het kader van Europol.
Zelfs als men ervan uitgaat dat de meerwaarde van de Zweedse tekst in vergelijking met het systeem van de artikelen 39 en 46 van de overeenkomst ter uitvoering van het akkoord van Schengen uiteindelijk betrekkelijk gering is, moet worden onderstreept dat de Zweedse tekst tenminste het voordeel biedt dat het beginsel van samenwerking tussen wetshandhavingsdiensten wordt uitgebreid tot de 25 lidstaten die niet alle overeenkomstsluitende partij bij het akkoord van Schengen zijn.
Gezien het bovenstaande en de grote belangen die op het spel staan, lijkt het nuttig gebruik te maken van de voordelen van de twee systemen, nl. het systeem van de Commissie resp. dat van het Koninkrijk Zweden. Een doeltreffend beleid inzake verstrekking van informatie tussen lidstaten vereist zowel de mogelijkheid van snelle bilaterale uitwisseling van informatie tussen gespecialiseerde diensten, zonder dat deze uitwisseling verlamd dreigt te worden door problemen die verband houden met de bijzondere kenmerken van de interne gerechtelijke organisatie van de lidstaten, alsook de mogelijkheid om het doorgeven van de belangrijkste informatie naar Europol en/of Eurojust stelselmatig te waarborgen.
De hier voorgestelde cumulatieve benadering past bij de vooruitzichten welke zijn geschetst door de Europese Raad van 4 en 5 november 2004. Deze heeft expliciet uiting gegeven aan de wens dat de uitwisseling van informatie in het kader van de bestrijding van het terrorisme met ingang van 1 januari 2008 gebaseerd moet zijn op het beginsel van beschikbaarheid op grond waarvan een wetshandhavingfunctionaris in een lidstaat in de gehele Unie informatie die hij voor de uitoefening van zijn taak nodig heeft, kan verkrijgen van een andere lidstaat en dat de betrokken wetshandhavinginstantie in een andere lidstaat die informatie voor het aangegeven doel beschikbaar stelt, rekening houdend met het belang van lopende onderzoeken in die lidstaat.
De Europese Raad heeft de Commissie overigens verzocht uiterlijk eind 2005 voorstellen in te dienen met het oog op het beginsel van beschikbaarheid. Dat is dщ gelegenheid om te beginnen met de onontbeerlijke uniformering van de bestaande normen.
c) Verplichting om informatie te verstrekken
In het Zweedse voorstel worden expliciet de redenen genoemd waarom een wetshandhavinginstantie mag weigeren informatie te verstrekken. In de tekst van de Commissie is dit niet het geval.
Als in de teksten geen verplichting wordt opgenomen om informatie aan Europol te verstrekken, zou het zeker passend zijn - wil men ervoor zorgen dat het systeem van uitwisseling van informatie voldoende doeltreffend is - naar het voorbeeld van het Zweedse voorstel te voorzien in een bepaling waarin de nadruk wordt gelegd op de verplichting van de lidstaten om elke weigering om informatie te verstrekken te motiveren.
d) Onderscheid tussen informatie en inlichtingen
Zowel de door de Commissie als door Zweden voorgestelde tekst, zoals deze is opgesteld en beargumenteerd, beperkt zich uitdrukkelijk tot het verstrekken van informatie op politieel en justitieel gebied, d.w.z. bestaande informatie. In dit verband moet echter ook aandacht worden besteed aan het vraagstuk van opsporen van informatie, d.w.z. de activiteit van de inlichtingendiensten ("intelligence"). Het verzamelen en uitwisselen van inlichtingen is namelijk absoluut van fundamenteel belang bij de bestrijding van het terrorisme: informatie welke voortvloeit uit gerechtelijke procedures of politieel onderzoek komt maar al te vaak te laat.
Afgezien van de uitwisseling van informatie op politieel gebied moet derhalve de nadruk worden gelegd op de absolute noodzaak eveneens instrumenten te ontwikkelen waarmee het verstrekken van inlichtingen ("intelligence") kan worden vergemakkelijkt, met name in het kader van de invoering van een systeem van vroegtijdige waarschuwing.
e) Bescherming van persoonsgegevens
In ons huidige positieve recht bestaat een groot aantal bepalingen die kunnen worden toegepast op het gebied van de gegevensbescherming, met name de overeenkomst van de Raad van Europa ter bescherming van personen in verband met de geautomatiseerde verwerking van persoonsgegevens van 28 januari 1981 die in zekere zin een minimumregeling vormt. Verder bestaat er een aantal bepalingen ter zake in de Europol-overeenkomst of, voor de lidstaten die gebonden zijn aan het akkoord van Schengen, de bepalingen inzake de gegevensbescherming in de overeenkomst van Schengen.
Het voorstel voor een besluit van de Raad bevat geen enkele specifieke maatregel ter zake. De Zweedse tekst bepaalt ter zake het volgende: "Elke lidstaat ziet erop toe dat de regels en normen inzake gegevensbescherming (...) worden toegepast bij de procedure inzake de uitwisseling van informatie ...".
Gezien de algemene doelstelling inzake samenhang moet de aandacht van de Commissie in het bijzonder worden gevestigd op de noodzaak om initiatief te ontplooien met het oog op de harmonisatie van de bestaande regels inzake de bescherming van persoonsgegevens.
3. Het Europees register van strafrechtelijke veroordelingen
Zowel in haar mededeling als in de toelichting bij het voorstel voor een besluit van de Raad verwijst de Commissie naar het nut om een Europees register van strafrechtelijke veroordelingen en ontzettingen van rechten op te zetten (i.e. het Europese strafregister). In dit verband kondigt de Commissie slechts het volgende aan: de Commissie "gaat verder met haar analyse van deze problematiek en zal naar de meest geschikte oplossingen zoeken; op grond daarvan zal zij een voorstel indienen met het oog op de oprichting van een dergelijk register". Vanaf 2004 zal zij hiertoe overleg plegen met de lidstaten. De Commissie heeft deze thematiek echter niet overgenomen in de vier mededelingen over de bestrijding van het terrorisme die zij op 20 oktober 2004 heeft gepubliceerd; de Europese Raad van 4 en 5 november 2004 heeft een en ander evenmin aan de orde gesteld.
Eenieder kent het fundamentele belang van een Europees strafregister - en de actualiteit herinnert ons hier voortdurend aan - zowel voor de bestrijding van het terrorisme als voor de bestrijding van alle vormen van zware criminaliteit. Helaas moet echter worden vastgesteld dat concrete vorderingen op dit gebied uiterst bescheiden zijn, hoewel er alle reden is zich te verheugen over het feit dat in het Coreper onlangs een politiek akkoord is bereikt over een ontwerptekst die de uitwisseling van informatie tussen strafregisters moet vergemakkelijken. Het Luxemburgse voorzitterschap heeft de lidstaten overigens tijdens de Raad JBZ van 25 februari 2005 opgeroepen hun parlementaire reserves ten aanzien van deze tekst te laten varen, zodat deze zo spoedig mogelijk kan worden goedgekeurd.
Het is in ieder geval absoluut noodzakelijk dat de Commissie werkelijk prioriteit verleent aan de verwezenlijking van deze doelstelling en een en ander opneemt in een nauwkeurig en strak tijdschema. Afgezien van het overduidelijke strategische belang ervan zien de burgers van de Unie terecht uit naar deze maatregel.
4. Transparantie ter zake van bankrekeningen en rechtspersonen
In de mededeling van de Commissie wordt gesteld dat de invoering van rechtsinstrumenten die de registratie in de lidstaten van bankrekeningen mogelijk maken om de identiteit van rekeninghouders te achterhalen, samen met de ontwikkeling van maatregelen ter verbetering van de transparantie van rechtspersonen, absoluut noodzakelijk is om de infiltratie van criminele groeperingen en terroristische organisaties tegen te gaan. De Commissie heeft dit punt opnieuw opgenomen in haar mededeling van 20 oktober 2004 inzake de bestrijding van de financiering van het terrorisme. De Commissie stelt in dit verband voor de financiыle inlichtingendiensten vrije toegang te verlenen tot de databases van de banken. De informatie blijft gecodeerd, behalve wanneer deze betrekking heeft op een persoon of een groep personen die ervan worden verdacht banden te onderhouden met een terroristische beweging.
Afgezien van de belangrijke vragen die door deze voorstellen worden opgeworpen voor wat betreft de bescherming van persoonsgegevens, zij erop gewezen dat evenals bij de problematiek van het Europees strafregister de precieze modaliteiten en het operationele tijdschema nog niet zijn vastgesteld. Ook in dit geval moet de Commissie werkelijk prioriteit aan dit dossier verlenen en nauwkeurige tijdschema's vaststellen.
{01/04/2005}1.4.2005
ADVIES VAN DE COMMISSIE BUITENLANDSE ZAKEN
aan de {LIBE}Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken
inzake het voorstel voor een beschikking van de Raad betreffende de uitwisseling van informatie en de samenwerking op het gebied van strafbare feiten van terroristische aard(COM(2004)0221 15599/2004 C60007/2004 2004/0069(CNS))
Rapporteur voor advies: Istvсn Szent-Ivсnyi
BEKNOPTE MOTIVERING
Sinds de gebeurtenissen van 11 september vinden er in Europa en de rest van de wereld alarmerende en ingrijpende veranderingen plaats op het gebied van de veiligheid en normen inzake burger- en internationale mensenrechten. Deze veranderingen grepen plaats in het kader van de bestrijding van het terrorisme, maar van de vele maatregelen hebben er maar weinig succes geboekt bij de bestrijding van het terrorisme of de verbetering van de veiligheid (zie b.v. de terroristische aanslagen in Madrid). Deze maatregelen hebben veeleer betrekking op de herformulering van rechten en normen, de uitbreiding van de controles en het opleggen van beperkingen.
Uw rapporteur begroet het ontwerpbesluit van de Raad als een belangrijke stap op weg naar een betere coіrdinatie van de bestrijding van het terrorisme door de EU-autoriteiten, Europol en Eurojust en de verantwoordelijke autoriteiten van de lidstaten. Uw rapporteur constateert echter dat het ontwerpbesluit maar een van de reeks wettelijke maatregelen vormt die noodzakelijk zijn om een effectieve samenwerking op grote schaal mogelijk te maken. Hij is tevens van mening dat het belangrijk is een goed evenwicht te scheppen tussen de bestrijding van het terrorisme enerzijds en de mensenrechten anderzijds, en is in dit opzicht van mening dat in dit wetsvoorstel een bepaling moet worden opgenomen over gegevensbescherming bij de uitwisseling en het gebruik van informatie.
De rapporteur dient derhalve amendementen in ter staving van het standpunt van het Parlement dat de uitwisseling van informatie over strafbare feiten van terroristen in de lidstaten van de EU niet mag worden uitgesloten van een voortdurende en doeltreffende samenwerking binnen de EU-instellingen, tussen de EU en haar lidstaten, kandidaat-landen en toekomstige lidstaten, alsook tussen de EU en de VS, waarbij de internationale normen inzake gegevensbescherming in acht moeten worden genomen.
AMENDEMENTEN
De Commissie buitenlandse zaken verzoekt de ten principale bevoegde Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken onderstaande amendementen in haar verslag op te nemen:
Door de Commissie voorgestelde tekstAmendementen van het Parlement
Amendement 1
Overweging 5
(5) Gezien de noodzakelijke wederkerigheid kunnen de doelstellingen van het overwogen optreden niet voldoende door de lidstaten worden verwezenlijkt en is het beter dat overeenkomstig het subsidiariteitsbeginsel maatregelen op het niveau van de Unie worden genomen. Overeenkomstig het evenredigheidsbeginsel gaat dit besluit niet verder dan wat nodig is om deze doelstellingen te bereiken.(5) Gezien de noodzakelijke wederkerigheid kunnen de doelstellingen van het overwogen optreden niet voldoende door de lidstaten worden verwezenlijkt en kunnen zij beter worden bereikt door nauwere samenwerking tussen de lidstaten en, met inachtneming van het subsidiariteitsbeginsel, door de Unie. Overeenkomstig het evenredigheidsbeginsel gaat dit besluit niet verder dan wat nodig is om deze doelstellingen te bereiken.Motivering
70% van de via Europol uitgewisselde informatie wordt op bilaterale basis uitgewisseld en met dit amendement wordt deze realiteit onderkend.
Amendement 2
Overweging 5 bis (nieuw)
(5 bis) De lidstaten zijn vastberaden verdere stappen te ondernemen naar een snelle ratificatie van alle internationale verdragen en protocollen inzake de bestrijding van terrorisme, waaronder ook de protocollen tot wijziging van het Europol-Verdrag, en zij zullen zich ervoor blijven beijveren dat de desbetreffende internationale instrumenten in verband met terrorismebestrijding universeel door derde landen worden geratificeerd en dat door die landen hulp en steun bij de uitvoering van die instrumenten wordt geboden.Motivering
De ratificatie van de protocollen tot wijziging van het Europol-Verdrag is noodzakelijk om de taken van Europol te kunnen verruimen en de samenwerking bij de uitwisseling van informatie met derde landen, zoals de VS, mogelijk te maken. De EU dient de universele ratificatie te bevorderen van de desbetreffende internationale overeenkomsten door kandidaat-landen en derde landen, die moeite hebben met de aanpak van terroristische activiteiten en het bieden van hulp en technische steun bij de uitvoering daarvan.
Amendement 3
Artikel 2, lid 6
6. Elke lidstaat neemt de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat alle relevante gegevens die voorkomen in documenten, dossiers, bestanden of andere bewijsstukken die tijdens een strafrechtelijk onderzoek of een strafrechtelijke procedure in verband met strafbare feiten van terroristische aard in beslag genomen of verbeurd verklaard zijn, onmiddellijk toegankelijk zijn voor of ter beschikking worden gesteld van de autoriteiten van andere betrokken lidstaten, met inachtneming van de nationale wetgeving en de desbetreffende internationale rechtsinstrumenten, wanneer daar een onderzoek loopt of kan worden ingeleid dan wel een vervolging is ingesteld in verband met strafbare feiten van terroristische aard.6. Elke lidstaat neemt de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat alle relevante gegevens die voorkomen in documenten, dossiers, bestanden of andere bewijsstukken die tijdens een strafrechtelijk onderzoek of een strafrechtelijke procedure in verband met strafbare feiten van terroristische aard in beslag genomen of verbeurd verklaard zijn, onmiddellijk toegankelijk zijn voor of ter beschikking worden gesteld van de autoriteiten van andere betrokken lidstaten, met inachtneming van de nationale wetgeving en de desbetreffende internationale rechtsinstrumenten, wanneer daar een onderzoek loopt of kan worden ingeleid dan wel een vervolging is ingesteld in verband met strafbare feiten van terroristische aard; de lidstaten die zulke informatie ontvangen verbinden zich ertoe die informatie te beschermen volgens dezelfde normen van vertrouwelijkheid als in het land van herkomst gelden, en de staat van herkomst onmiddellijk in kennis stellen van verwante informatie waarover zijzelf beschikken. Motivering
Er moet op kunnen worden vertrouwd dat informatie behoorlijk wordt beveiligd en dat de doorgifte van informatie geen eenrichtingverkeer is.
Amendement 4
Artikel 4 bis (nieuw)
Artikel 4 bis
Mensenrechten en fundamentele vrijheden
De lidstaten zien erop toe dat het verstrekken en uitwisselen van informatie uit hoofde van deze beschikking, en het gebruik ervan, plaatsvinden in overeenstemming met de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden, waaronder ook de vastgestelde normen en voorschriften inzake gegevensbescherming en de bescherming van personen tegen het misbruik van gegevens.Amendement 5
Artikel 5 bis (nieuw)
Artikel 5 bis
Verslagen van Europol en Eurojust
Europol en Eurojust stellen jaarverslagen op die zij aan de Raad en het Europees Parlement voorleggen.Motivering
Met het oog op de complexiteit van strafbare feiten die verband houden met terrorisme, is het noodzakelijk de band tussen Europol, Eurojust en de EU-besluitvormers nauwer aan te trekken. Door verslag uit te brengen aan de Raad en het Europees Parlement kan ervoor gezorgd worden dat het antiterrorismebeleid van de EU en het parlementaire toezicht op de organen doeltreffender worden.
Amendement 6
Artikel 5 ter (nieuw)
Artikel 5 ter
Haalbaarheidsstudie
De Commissie voert een haalbaarheidsstudie uit over de bereidheid en capaciteit van de kandidaat-landen en Europese nabuurlanden om deel te nemen aan de uitwisseling van informatie over strafbare feiten van terroristische aard, en neemt de noodzakelijke stappen om hun deelname in de hand te werken.Motivering
Gekeken moet worden of en hoe Bulgarije, Kroatiы, Roemeniы en Turkije bij de uitwisseling van informatie over strafbare feiten van terroristische aard kunnen worden betrokken ten einde het toepassingsgebied van de samenwerking te vergroten en de kandidaat-landen voor te bereiden op de taken waarmee zij als lidstaten zullen worden belast. Ook geografisch moet de studie een ruimere opzet hebben, zodat zij ook de bereidheid en mogelijkheden van de Europese nabuurlanden tot samenwerking op dit gebied omvat.
PROCEDURE
TitelVoorstel voor een beschikking van de Raad betreffende de uitwisseling van informatie en de samenwerking op het gebied van strafbare feiten van terroristische aardDocument- en procedurenummers(COM(2004)0221 - 15599/2004 C6-0007/2004 2004/0069(CNS))Commissie ten principale LIBEMedeadviserende commissieAFET15.9.2004Nauwere samenwerking NeeRapporteur voor advies Datum benoemingIstvсn Szent-Ivсnyi13.9.2004Behandeling in de Commissie15.3.200529.3.2005Datum goedkeuring amendementen30.3.2005Uitslag eindstemmingvoor:
tegen:
onthoudingen:49
4
1Bij de eindstemming aanwezige ledenVittorio Emanuele Agnoletto, Angelika Beer, Andrщ Brie, Philip Claeys, Simon Coveney, Ryszard Czarnecki, Vщronique De Keyser, Giorgos Dimitrakopoulos, Camiel Eurlings, Alfred Gomolka, Klaus Hфnsch, Richard Howitt, Toomas Hendrik Ilves, Bogdan Klich, Helmut Kuhne, Joost Lagendijk, Vytautas Landsbergis, Francisco Josщ Millсn Mon, Pierre Moscovici, Baroness Nicholson of Winterbourne, Raimon Obiols i Germр, Alojz Peterle, Tobias Pflќger, Bernd Posselt, Michel Rocard, Raќl Romeva i Rueda, Josщ Ignacio Salafranca Sсnchez-N e y r a , J a c e k E m i l S a r y u s z - W o l s k i , G i t t e S e e b e r g , M a r e k M a c i e j S i w i e c , K o n r a d S z y m a Ds k i , C h a r l e s T a n n o c k , I n e s e V a i d e r e , G e o f f r e y V a n O r d e n , A r i V a t a n e n , L u i s Y a ё e z - B a r n u e v o G a r c э a , J o s e f Z i e l e n i e c B i j d e e i n d s t e m m i n g a a n w e z i g e v a s t e p l a a t s v e r v a n g e r s L a i m a L i u c i j a A n d r i k i e n , C a r l o s C a r n e r o G o n z с l e z , A l e x a n d r a D o b o l y i , С r p с d D u k a - Z ѓ l y o m i , H щ l ш n e F l a u t r e , K i n g a G с l , J a r o m э r K o h l э
e k , P a s q u a l i n a N a p o l e t a n o , D o r i s P a c k , A t h a n a s i o s P a f i l i s , R i h a r d s P +k s , A l o y z a s S a k a l a s , A n d e r s S a m u e l s e n , I n g e r S e g e l s t r і m , C s a b a S с n d o r T a b a j d i B i j d e e i n d s t e m m i n g a a n w e z i g e p l a a t s v e r v a n g e r s ( a r t . 1 7 8 , l i d 2 ) C h r i s t o f e r F j e l l n e r , B r o n i s Ba w G e r e m e k
<