Index 
 Vorige 
 Volgende 
 Volledige tekst 
Door het Parlement aangenomen teksten
DOC 50k PDF 93k
Dinsdag 7 juni 2005 - Straatsburg Definitieve uitgave
Voorkomen van, zich voorbereiden op en beantwoorden van terroristische aanvallen
P6_TA(2005)0220 A6-0166/2005

Aanbeveling van het Europees Parlement aan de Europese Raad en de Raad betreffende het voorkomen van, het zich voorbereiden op en het beantwoorden van terroristische aanvallen (2005/2043(INI))

Het Europees Parlement ,

-   gezien de door Alexander Nuno Alvaro namens de ALDE-Fractie ingediende ontwerpaanbeveling aan de Raad over een geïntegreerd beleid op het EU-niveau met het oog op het voorkomen van, het zich voorbereiden op en het beantwoorden van terroristische aanvallen van diverse aard, alsook het opvangen van de gevolgen ervan (B6-0081/2005),

-   gelet op titel V van het Verdrag betreffende de Europese Unie,

-   gelet op titel VI van het Verdrag betreffende de Europese Unie, met name de artikelen 29, 30, 31, 32, 34, 39 en 42,

-   gelet op het Verdrag tot vaststelling van een Grondwet voor Europa, met name de artikelen I-43 en III-284,

-   gezien de twaalf VN-conventies inzake de bestrijding van het terrorisme,

-   gelet op het Statuut van Rome van het Internationaal Strafhof, dat op 17 juli 1998 door de Diplomatieke Conferentie van Algemeen Gevolmachtigden van de Verenigde Naties is aangenomen,

-   gezien het actieplan ter bestrijding van het terrorisme, dat op 21 september 2001 door de buitengewone Europese Raad van Brussel is goedgekeurd,

-   gezien de verklaringen van de op 19 oktober 2001 te Gent gehouden informele bijeenkomst van staatshoofden en regeringsleiders,

-   gezien de conclusies van de Europese Raad van Laken van 14 en 15 december 2001,

-   gezien het Kaderbesluit van de Raad 2002/187/JBZ van 28 februari 2002 betreffende de oprichting van Eurojust om de strijd tegen ernstige vormen van criminaliteit te versterken(1) ,

-   gezien het Kaderbesluit van de Raad 2002/584/JBZ van 13 juni 2002 betreffende het Europees aanhoudingsbevel en de procedures van overlevering tussen de lidstaten(2) ,

-   gezien het Kaderbesluit van de Raad 2002/475/JBZvan 13 juni 2002 inzake terrorismebestrijding(3) ,

-   gezien het Kaderbesluit van de Raad 2002/465/JBZvan 13 juni 2002 inzake gemeenschappelijke onderzoeksteams(4) ,

-   gezien het Kaderbesluit 2003/577/JBZ van de Raad van 22 juli 2003 inzake de tenuitvoerlegging in de Europese Unie van beslissingen tot bevriezing van voorwerpen of bewijsstukken(5) ,

-   gezien de conclusies van het Voorzitterschap van de Europese Raad van Brussel van 25 en 26 maart 2004,

-   gezien de verklaring van het Voorzitterschap van de Europese Raad van 25 maart 2004 betreffende de bestrijding van terrorisme,

-   gezien de conclusies van de Europese Raad van Brussel van 17 en 18 juni 2004,

-   gezien het door de Europese Raad op de bijeenkomst van 17 en 18 juni 2004 genoteerde herziene actieplan van de EU ter bestrijding van het terrorisme,

-   gezien de conclusies van het Voorzitterschap van de Europese Raad van Brussel van 4 en 5 november 2004,

-   gezien het Haags Programma: versterking van de vrijheid, veiligheid en rechtvaardigheid in de Europese Unie(6) , dat door die Europese Raad is goedgekeurd,

-   gezien de conclusies van het Voorzitterschap van de Europese Raad van Brussel van 16 en 17 december 2004,

-   gezien de mededelingen van de Commissie betreffende het voorkomen en de bestrijding van terrorismefinanciering door maatregelen om informatie-uitwisseling, transparantie en traceerbaarheid van financiële transacties te verbeteren (COM(2004)0700), Terrorismebestrijding: paraatheid en beheersing van de gevolgen (COM(2004)0701), en Terrorismebestrijding: bescherming van kritieke infrastructuur (COM(2004)0702),

-   gezien de mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement over bepaalde maatregelen die op het gebied van de bestrijding van terrorisme en andere ernstige vormen van criminaliteit moeten worden genomen, met name om de uitwisseling van informatie te verbeteren (COM(2004)0221),

-   gezien het ontwerpkaderbesluit betreffende de vereenvoudiging van de uitwisseling van informatie en inlichtingen tussen de wetshandhavingsautoriteiten van de lidstaten van de Europese Unie, met name ten aanzien van zware misdrijven, zoals terroristische daden (10215/04),

-   gelet op artikel 114, lid 3 en artikel 94 van zijn Reglement,

-   gezien het verslag van de Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken (A6-0166/2005),

A.   overwegende dat de Europese instellingen en het vermogen van de lidstaten om terroristische aanvallen te voorkomen de belangrijkste prioriteiten van de Europese Unie zijn betreffende het zich voorbereiden op en het beantwoorden van terroristische aanvallen,

B.   overwegende dat het terrorisme niet afdoende kan worden aangepakt door een lange algemene lijst van voorstellen voor maatregelen op te stellen,

C.   overwegende dat terrorismebestrijding, al dan niet als reactie op terroristische aanvallen, te allen tijde de bescherming van de mensenrechten en de eerbiediging van de fundamentele vrijheden dient te impliceren, als essentieel element en symbool van de identiteit van onze instellingen, en dat noodwetgeving in overeenstemming dient te zijn met de eisen inzake eerbiediging van de mensenrechten, fundamentele vrijheden en gegevensbescherming,

D.   overwegende dat de strijd tegen het terrorisme specifieke strategieën vereist voor elke terroristische organisatie, waardoor rekening moet worden gehouden met de strategie van dergelijke organisaties wanneer nieuwe middelen voor het voeren van die strijd worden uitgedacht,

E.   overwegende dat het diffuse en onvoorspelbare karakter van terroristische organisaties altijd in hun voordeel werkt, aangezien niemand met zekerheid het precieze doel van hun activiteit kent of de omvang van de steun die zij genieten, en dat het met het oog op de doeltreffende bestrijding ervan van essentieel belang is deze organisaties te begrijpen alsook de sociale context waarin zij hun voedingsbodem en steun vinden,

F.   overwegende dat deze organisaties niet door grenzen of specifieke geografische gebieden worden begrensd, vaak misbruik maken van het gebrek aan transparantie in "falende en gefaalde staten" en in staat zijn om tegelijkertijd in verschillende landen verwoestende gevolgen te hebben,

G.   overwegende dat, bij de inschatting van de bedreigingen voor de Unie, het terrorisme in al zijn verschijningen een opkomend fenomeen is dat nog te weinig wordt begrepen wat betreft zijn operationele structuur en de timing en het ritme van de aanslagen,

H.   overwegende dat een sterk pleidooi voor pluralisme, diversiteit, mensenrechten en vreedzame dialoog de beste manier is ter voorkoming en voor het herstel van radicalisering en schadelijke sociale polarisatie die vaak onderdeel en gevolg van het terrorisme zijn,

I.   overwegende dat preventie moet zijn gebaseerd op informatie, een voortdurend openbaar debat over de terroristische dreiging, een collectieve afwijzing van terrorisme als politieke strategie en een analyse van de door sommigen aangevoerde redenen ter rechtvaardiging van een weigering om terrorisme af te wijzen, in het besef dat er altijd een noodzaak bestaat om te voorkomen dat onnodig alarm wordt geslagen en de ware aard van de bedreiging onjuist wordt voorgesteld,

J.   overwegende dat het zichzelf ziet als het belangrijkste Europese forum vormt voor een dialoog met de samenleving en tussen de verschillende EU-instellingen en daarom in staat zou moeten zijn informatie te delen inzake terroristische organisaties en hun modus operandi en de inspanningen van de Unie om ze te bestrijden,

K.   overwegende dat de EU om het terrorisme aan te pakken een Europees politiek project moet opzetten en in de praktijk brengen dat door Europese burgers gemakkelijk kan worden geïdentificeerd en de interne en externe veiligheid bevordert, en niet alleen een lijst van algemene maatregelen moet opstellen,

L.   overwegende dat een politieke reactie alleen kan plaatsvinden indien er preventie is, aangezien de reactie op Europees niveau anders alleen maar inadequaat en ongeorganiseerd kan zijn,

M.   overwegende dat het interne en externe veiligheidsbeleid van de EU coherent moet zijn en daarom in de werking van de instellingen moet worden weerspiegeld,

1.   beveelt de Europese Raad en de Raad het volgende aan:
   A) met betrekking tot preventie:
   a) de bestaande lijst van gedetailleerde en algemene initiatieven ter bestrijding van het terrorisme te veranderen in een uitgebreid en coherent politiek project voor de strijd tegen het terrorisme en zijn wortels, zowel binnen als buiten de Unie,
   b) de huidige inspanningen volledig te ondersteunen en, indien nodig en indien van toepassing, nieuwe instrumenten en platforms te scheppen om de diagnose en uitwisseling van informatie wat betreft terroristische organisaties en hun modus operandi, tussen de politie en tussen de inlichtingendiensten te kunnen bevorderen, met inachtneming van de principes voor gegevensbescherming,
   c) toe te zien op de rol van financiële instellingen bij de overboeking van geld om te voorkomen dat verdachte financiële transacties ter financiering van terroristische activiteiten worden gebruikt,
   d) alle relevante instrumenten te ontwikkelen voor de uitwisseling van informatie betreffende verdachte terroristen en hun organisaties met derde landen en internationale organisaties, waarbij de privé-sfeer en bescherming van persoonsgegevens moeten worden gerespecteerd,
   e) een forum in het leven te roepen voor informatie-uitwisseling tussen alle Europese instellingen, op basis van halfjaarlijkse bijeenkomsten ter bevordering van de uitwisseling van, in dit geval, gegevens over de strategie en de modus operandi van de terroristische organisaties, en niet zozeer van operationele informatie, en van de inspanningen van de Unie ter bestrijding van deze organisaties,
   f) omvangrijke preventieve actie te voeren op basis van een dialoog tussen culturen en godsdiensten met het oog op de bevordering van wederzijdse bewustwording en begrip,
   g) zijn uitdrukkelijke steun te verlenen aan het proefproject dat door het Parlement is opgestart, om de uitwisseling van informatie tussen de politiediensten te vergemakkelijken, daarbij met de EU-wetgeving inzake gegevensbescherming rekening houdend,
   h) de toenemende specialisering van Europol en Eurojust in de bestrijding van terrorisme aan te moedigen, hun rol bij de diagnose en bij de activering van de Europese mechanismen voor informatie-uitwisseling tussen de EU-politieautoriteiten en de lidstaten te versterken en het wederzijdse vertrouwen in de Europese mechanismen voor informatie-uitwisseling tussen de EU-politieautoriteiten en de lidstaten te bevorderen,
   i) te waarborgen dat de opleiding en de specialisatiecursussen van de Europese Politieacademie zich grondig met alle vormen van terrorisme bezighouden, gezien het belang daarvan voor de toekomst van de Unie,
   j) afgevaardigden van het Parlement, om te waarborgen dat deze van niet-operationele informatie op de hoogte zijn, te laten deelnemen aan de tweemaal jaarlijks gehouden bijeenkomsten van de hoofden van het SCIFA, het CATS, Europol, Eurojust, het EBA, de CPTF en het SITCEN,
   k) Europse wetgeving te bevorderen die als doel heeft een maximale controle te bieden van de omleiding en voorraad van chemische precursors die voor de vervaardiging van explosieven kunnen worden gebruikt;
   B) met betrekking tot beantwoorden:
   a) verder werken aan de ontwikkeling van de procedures en maatregelen die automatisch na een aanslag dienen te worden toegepast,
   b) het bureau van de Europese coördinator voor antiterrorisme voorzien van alle middelen die het nodig heeft om een reactie op een terroristische aanslag te bepalen en coördineren, waarbij er voor wordt gezorgd dat de reactie zo volledig en effectief mogelijk is; bij de reactie zal er ook rekening mee worden gehouden dat noodzakelijke zorg aan slachtoffers en hun families wordt verleend;
   c) zijn steun verlenen aan de volgende bijstandsmaatregelen ten behoeve van de slachtoffers van terrorisme:
   - de oprichting van een Europese eenheid ter ondersteuning van slachtoffers van terrorisme, dat bij de Commissie is ondergebracht en voor de EU-instellingen als referentie- en contactpunt dient,
   - ondersteuning voor het initiatief van de Commissie, het Solidariteitsfonds op het terrorisme toepassen en het als instrument voor de schadeloosstelling van slachtoffers gebruiken,
   - consolidatie van het proefproject voor de ondersteuning van de slachtoffers van terrorisme door een permanente begrotingsrubriek te creëren;
   d) communautaire programma's ondersteunen die bescherming bieden aan slachtoffers die getuigen zijn van terreurdaden;

2.   verzoekt zijn Voorzitter deze aanbeveling te doen toekomen aan de Europese Raad, de Raad en - ter informatie - aan de Commissie, de regeringen en parlementen van de lidstaten, de Raad van Europa alsmede de Verenigde Naties en haar gespecialiseerde organen.

(1) PB L 63 van 6.3.2002, blz. 1.
(2) PB L 190 van 18.7.2002, blz. 1.
(3) PB L 164 van 22.6.2002, blz. 3.
(4) PB L 162 van 20.6.2002, blz. 1.
(5) PB L 196, 2.8.2003, blz. 45.
(6) PB C 53, 3.3.2005, blz. 1.

Laatst bijgewerkt op: 22 februari 2006 Juridische mededeling