Index 
 Vorige 
 Volgende 
 Volledige tekst 
Door het Parlement aangenomen teksten
DOC 73k PDF 111k
Woensdag 6 juli 2005 - Straatsburg Definitieve uitgave
Rol van vrouwen in Turkije
P6_TA(2005)0287 A6-0175/2005

Resolutie van het Europees Parlement over de rol van vrouwen in het sociale, economische en politieke leven in Turkije (2004/2215(INI))

Het Europees Parlement ,

-   gezien het periodiek verslag 2004 en de aanbeveling van de Europese Commissie over de vorderingen van Turkije op de weg naar toetreding van 6 oktober 2004 (COM(2004)0656) en onder verwijzing naar zijn resolutie(1) van 15 december 2004 over dit verslag,

-   gezien het besluit van de Europese Raad van 17 december 2004 om met Turkije onderhandelingen over toetreding tot de Europese Unie aan te knopen,

-   gezien het acquis communautaire op het gebied van de rechten van de vrouw en gendergelijkheid,

-   gelet op artikel 45 van zijn Reglement,

-   gezien het verslag van de Commissie rechten van de vrouw en gendergelijkheid (A6-0175/2005),

A.   overwegende dat Turkije vanaf 3 oktober 2005 onderhandelingen over toetreding tot de Europese Unie zal aanknopen, overeenkomstig de besluiten van de Europese Raad van december 2004,

B.   overwegende dat het Verdrag inzake de uitbanning van alle vormen van discriminatie van vrouwen (CEDAW)(2) een onderdeel van het internationale recht vormt en voorrang heeft op het Turkse nationale recht, zoals wordt erkend in artikel 90 van de Turkse grondwet; en overwegende dat Turkije sinds 1985 bij het CEDAW partij is, evenals - sinds 2002 - bij het bijbehorende Facultatief Protocol,

C.   overwegende dat kandidaten die tot de Europese Unie willen toetreden, het acquis communautaire moeten overnemen,

D.   overwegende dat de rechten van de vrouw en gendergelijkheid een onderdeel van het acquis communautaire vormen,

E.   overwegende dat de recente wetswijzigingen in Turkije op het gebied van de rechten van de vrouw in belangrijke mate tegemoetkomen aan de tenuitvoerlegging van het acquis, hoewel het een groot probleem blijft om deze hervormingen en veranderingen in praktijk om te zetten en in praktische resultaten te doen resulteren,

F.   overwegende dat het nieuwe Wetboek van Strafrecht op 1 juni 2005 in werking is getreden en dat dit voorbeeld van vooruitgang op wetgevingsgebied nu in de praktijk ten uitvoer moet worden gelegd,

G.   overwegende dat in het bovenvermeld periodiek verslag met betrekking tot de situatie van de vrouw o.a. vooral de volgende terreinen van zorg worden vermeld: geweld tegen vrouwen, en met name huiselijk geweld en ere- en gewoontemisdrijven, een hoge graad van analfabetisme, een laag percentage vrouwen in het parlement en in plaatselijke vertegenwoordigende organen, een geringe arbeidsparticipatie van vrouwen en de nog steeds courante discriminatie op de arbeidsmarkt,

H.   overwegende dat de economische en sociale onderontwikkeling in sommige stads- en plattelandsgebieden in het algemeen en in achtergebleven gebieden van Turkije in het bijzonder, alsook migratie en daaraan gerelateerde problemen zoals armoede en ontbering die in de binnensteden voorkomen de problemen van vrouwen in die gebieden nog verergeren en hun positie - die tevens wordt verzwakt door de heersende patriarchale sociale structuren - ondermijnen,

I.   overwegende dat pas geboren kinderen in Turkije in enkele regio's niet onmiddellijk worden geregistreerd en dat door de praktijk van registratie achteraf de leeftijd van jonge vrouwen willekeurig kan worden vastgesteld, zodat minderjarige meisjes meerderjarig kunnen worden verklaard om een uithuwelijking "de facto" te legitimeren,

J.   overwegende dat in 2003 en 2004 honderden gevallen van foltering aan de Turkse overheidsorganen en mensenrechtenorganisaties werden gemeld en overwegende dat de lidstaten van de Europese Unie in 2003 ruim 2000 verzoeken om politiek asiel van Turkse burgers (onder wie veel vrouwen) hebben aanvaard,

K.   overwegende dat Koerdische vrouwen bij gebrek aan een geïntegreerde strategie ter verbetering van hun economische, sociale en culturele voorzieningen, van oudsher gebukt gaan onder een opeenhoping van problemen (analfabetisme, zwakke gezondheid, armoede, uitsluiting, enz.),

L.   overwegende dat aan de bestaande situatie van negatieve discriminatie ten aanzien van vrouwen soms het best met tijdelijke positieve discriminatiemaatregelen kan worden verholpen - zoals o.a. ook is voorzien door het CEDAW - en dat er een absolute behoefte bestaat aan vrouwelijke rolmodellen in leidinggevende en besluitvormingsfuncties, ook op het hoogste niveau,

M.   overwegende dat de Turkse regering de onderhandelingen met de Commissie over deelname aan het Daphne II-programma(3) ter bestrijding van geweld tegen vrouwen nog niet heeft afgerond, en niet bereid lijkt te zijn om daaraan enigerlei eigen financiële bijdrage te leveren,

N.   overwegende dat volgens UNICEF naar schatting elk jaar tussen de 600 000 en 800 000 meisjes die de schoolplichtige leeftijd hebben bereikt, er ofwel door hun families van worden weerhouden naar school te gaan ofwel niet over de infrastructuur beschikken om scholen op het platteland te kunnen bezoeken,

O.   overwegende dat er een ernstig gebrek is aan precieze informatie omtrent de situatie van de vrouw in Turkije, vooral waar het geweld tegen vrouwen betreft, en dat de bestaande gegevens nog niet alle problemen in verband met vrouwenrechten omvatten,

P.   overwegende dat de participatie van vrouwen op de Turkse arbeidsmarkt een gestage achteruitgang kent,

Q.   overwegende dat de deelname van vrouwen aan besluitvormingsorganen in Turkije verontrustend laag is, aangezien slechts 4,4 % van de parlementsleden en ca. 1 % van de vertegenwoordigers in plaatselijke bestuurslichamen vrouw is, en dat hun numerieke participatie in economische en politieke besluitvorminscentra gering is,

R.   overwegende dat de economische onafhankelijkheid van vrouwen een doorslaggevende factor is om voor hun rechten te kunnen opkomen,

S.   overwegende dat het veertiental opvangtehuizen in Turkije voor vrouwelijke slachtoffers van geweld niet in de behoeften van een bevolking van nagenoeg 70 miljoen mensen kan voorzien, en dat zelfs de beperkte mogelijkheden die door de wet worden geboden - d.w.z. één opvangtehuis per gemeente van meer dan 50 000 inwoners - onvoldoende worden benut,

T.   overwegende dat de politie op 6 maart 2005 een demonstratie in verband met de Internationale Vrouwendag met geweld uiteen heeft gedreven en de vrouwelijke demonstranten heeft gearresteerd,

1.   onderstreept dat de naleving van de mensenrechten, met inbegrip van de rechten van de vrouw, een sine qua non voor toetreding tot de Europese Unie is en roept de Commissie op om de kwestie van de mensenrechten, met inbegrip van de rechten van de vrouw bovenaan op de agenda voor de onderhandelingen met Turkije te plaatsen;

2.   wijst er met nadruk op dat de Turkse regering de wettelijke registratie van huwelijken en geboorten op het gehele grondgebied zorgvuldig moet handhaven en waar nodig moet invoeren om te garanderen dat iedere man en vrouw het volle recht op het burgerschap verwerft en in staat wordt gesteld volledig gebruik te maken zijn/haar mensenrechten, zoals de toegang tot onderwijs en gezondheidszorg;

3.   verzoekt de Commissie er bij de toetredingsonderhandelingen met Turkije naar te streven dat pas geboren kinderen onmiddellijk worden geregistreerd, zodat elke vorm van misbruik wordt voorkomen, met name dat de leeftijd van jonge meisjes bij Turkse familierechtbanken op verzoek achteraf wordt verhoogd, om hen officieel meerderjarig te laten verklaren en op deze wijze strafvervolging wegens uithuwelijking te omzeilen;

4.   prijst de Turkse regering en het Turkse parlement wegens de recente wetgevende hervormingen, o.a. op het niveau van de grondwet, het burgerlijk wetboek, het wetboek van strafrecht en de arbeidswetgeving met betrekking tot de situatie van de vrouw; geeft uiting aan zijn bezorgdheid over het feit dat er onvoldoende vooruitgang is geboekt bij de toepassing en tenuitvoerlegging van de wetgeving op het gebied van vrouwenrechten, en verwacht derhalve concrete genderbewuste maatregelen, programma's en projecten ter uitvoering daarvan, evenals een constant toezicht op de tenuitvoerlegging van de wetgeving, bijvoorbeeld door regelmatig een evaluatie van de genderspecifieke gevolgen daarvan op te maken;

5.   feliciteert de Turkse regering eveneens met de recente wetswijzigingen waardoor op eremoorden levenslange gevangenisstraf komt te staan en waardoor ook medeplichtigheid bij een eremoord strafbaar wordt gesteld; neemt met voldoening kennis van en hecht zijn goedkeuring aan de erkenning van verkrachting binnen het huwelijk als een misdrijf, en roept de regeringen van de lidstaten op dit voorbeeld te volgen;

6.   onderstreept het belang van een volledige en effectieve tenuitvoerlegging van de nieuwe wetgeving en roept de Turkse regering op ervoor te zorgen dat het Turkse Directoraat-generaal voor de positie van de vrouw een duidelijk mandaat krijgt en over voldoende financiële middelen en personeel kan beschikken;

7.   roept de Turkse regering tevens op om door te gaan met de noodzakelijke hervormingen en de correcte tenuitvoerlegging daarvan, ter bescherming en eerbiediging van de in het land levende minderheden, met name de Koerdische gemeenschappen in het zuidoosten van Turkije, waar de situatie met betrekking tot de rechten van vrouwen nog steeds zorgen blijft baren (analfabetisme, sociale uitsluiting, lage beroepsparticipatie, armoede, enz.) en verzoekt de Turkse regering met de burgemeesters in die regio's samen te werken aan de opstelling van gerichte programma's ter bevordering van gelijke kansen en ter ondersteuning van vrouwenrechten;

8.   benadrukt dat de regering, met de hulp van het bevoegde directoraat-generaal en in samenwerking met non-gouvernementele vrouwenorganisaties moet aansturen op een totaalstrategie met kwalitatieve en kwantitatieve doelstellingen ter waarborging van de rechten van de vrouw, die de mensenrechten van vrouwen en hun rechten als individu ten volle eerbiedigt en erkent - ongeacht hun traditionele rol als echtgenoten en moeders - en waarvoor zij zich politiek ten volle wil inzetten, en onderstreept dat de regering conform artikel 10 van de grondwet een beleid van gendermainstreaming moet voeren ter vergroting van de bewustwording omtrent vrouwenvraagstukken en ter bescherming van de rechten van de vrouw, en dat zij op nationaal en lokaal niveau een genderbegroting moet opmaken en geregeld projecten met betrekking tot de rechten van de vrouw moet initiëren en ontwikkelen;

9.   erkent de positieve rol die de burgermaatschappij bij de uitvoering van de recente wetgevende hervormingen heeft vervuld en onderkent dat de gehele politieke klasse, de burgermaatschappij, de religieuze gemeenschappen en de media dienen te worden geïnformeerd en gemobiliseerd om democratische veranderingen te kunnen verwezenlijken;

10.   roept de Commissie evenals de Turkse regering op om de rol van vrouwenrechtenorganisaties als partners van de regering te erkennen, om hen te steunen en van voldoende financiële middelen te voorzien en te zorgen dat zij conform de EU-praktijk onafhankelijk kunnen optreden;

11.   roept de Turkse regering op om een zinvolle dialoog met de burgermaatschappij te blijven voeren, om waar mogelijk samen te werken, om deze samenwerking via officiële en stabiele structuren en instellingen te bestendigen en om NGO's te betrekken bij het onderhandelingsproces over de toetreding tot de EU;

12.   onderstreept het belang van gestructureerde samenwerking tussen sociale partners en tussen Turkse NGO's en NGO's in de Europese Unie, b.v. in de vorm van uitwisselingsprogramma's en door samenkoppeling van dergelijke organisaties;

13.   stelt zich op het standpunt dat er in het kader van het Europees initiatief voor democratie en mensenrechten, in de financiële vooruitzichten van de EU voor 2007–2013 voldoende middelen voor NGO's in Turkije moeten worden uitgetrokken;

14.   roept de Commissie op om in het licht van de derde pijler van haar toetredingsstrategie en in samenwerking met de Turkse regering binnen de Turkse samenleving de discussie over de rechten van de vrouw aan te zwengelen en te ondersteunen door vooral in plattelands- en achtergebleven gebieden debatten te organiseren over met name geweld, analfabetisme en het recht op onderwijs;

15.   veroordeelt het buitensporig gebruik van geweld door politiemensen tijdens betogingen en verwelkomt de recente toezegging van de regering om strikt de hand te houden aan de rondzendbrief van het Ministerie van Binnenlandse Zaken van 17 augustus 2004 over het voorkomen en bestraffen van mogelijk buitensporig gebruik van geweld door de veiligheidsdiensten; dringt er bij de regering op aan om het bewustzijn over vrouwenrechten te verhogen en overeenkomstig de volgende paragraaf opleidingen te verzorgen;

16.   is van oordeel dat de rechten van de vrouw in de praktijk nog steeds onvoldoende worden beschermd, vooral met betrekking tot geweld tegen vrouwen, en spoort de regering ertoe aan om meer aandacht aan de tenuitvoerlegging van de wetgeving te besteden, o.a. door met spoed opvangtehuizen op te richten, initiatieven vanuit de burgermaatschappij te steunen en adequate middelen op nationale en gemeentelijke begrotingen uit te trekken voor opvangtehuizen van zowel overheid als NGO's, alsmede verplichte opleidingen voor ambtenaren, politie- en justitiemensen, medisch en onderwijzend personeel te organiseren;

17.   roept de Turkse regering op gemeentewet nr. 5215 inzake opvangtehuizen te wijzigen, zodat de oprichting van meerdere opvangtehuizen in alle gemeenten met meer dan 50 000 inwoners verplicht wordt, alle opvangtehuizen conform internationale normen worden gebouwd en onderhouden en NGO's die opvang en soortgelijke faciliteiten verlenen, worden geholpen en gesteund;

18.   erkent dat Turkije reeds een begin heeft gemaakt met de tenuitvoerlegging van de bewuste wetgeving en dat er al een aantal individuele projecten zijn opgezet; erkent tevens de positieve rol die de Commissie in verband met deze projecten heeft gespeeld;

19.   roept de regering van Turkije op meer crèches op te richten om de participatie van vrouwen op de arbeidsmarkt te verhogen;

20.   juicht de recente aankondiging van de regering dat vóór eind 2005 een vijftal extra opvangtehuizen hun deuren zullen openen toe als een eerste stap;

21.   dringt er bij de Turkse regering op aan serieus na te denken over deelname aan het Daphne II-programma ter bestrijding van geweld tegen vrouwen;

22.   veroordeelt gevallen van polygamie, gedwongen huwelijken, gewoonte- en eremisdrijven en geweld tegen vrouwen in het algemeen, met inbegrip van ongewenste intimiteiten op het werk, en verzoekt de Turkse regering als geheel en individuele kabinets- en parlementsleden in het bijzonder om hetzelfde te doen, naar manieren te zoeken om dergelijke misdrijven te voorkomen en daaraan paal en perk te stellen, gewoonte- en eremisdrijven even streng te bestraffen en daarop georiënteerde bewustmakingscampagnes te organiseren en daaraan mee te werken, en om campagnes van NGO's betreffende dergelijke aangelegenheden financieel te ondersteunen;

23.   verzoekt de regering met aandrang maatregelen te treffen om tijdens processen wegens geweld tegen vrouwen de veiligheid van slachtoffers van geweld en getuigen te garanderen;

24.   verwelkomt het strafbaar stellen van onvrijwillige maagdelijkheidstests en onvrijwillig genitaal onderzoek, neemt notitie van de uitzondering die daarop wordt gemaakt in geval van een rechterlijk bevel, maar onderstreept dat zelfs wanneer er zo'n rechterlijk bevel voorhanden is, de toestemming van de betrokken vrouwen een absolute voorwaarde dient te zijn;

25.   roept de regering op om vrouwen die slachtoffer van geweld zijn geweest of het dreigen te worden, degelijke, gemakkelijk toegankelijke gezondheidszorg en juridische bijstand en bescherming te verlenen, en om telefonische hulplijnen open te stellen waarop vrouwen gewelddaden kunnen melden en om steun kunnen vragen;

26.   feliciteert de Turkse regering met de recente wetswijzigingen, waardoor op eremoorden levenslange gevangenisstraf komt te staan en waardoor ook medeplichtigheid bij een eremoord strafbaar wordt gesteld; neemt met voldoening kennis van de erkenning van verkrachting binnen het huwelijk als een misdrijf en dringt er bij de Turkse regering op aan erop toe te zien dat de beoogde strafrechtelijke sancties daadwerkelijk worden toegepast; roept de lidstaten op eremisdrijven op hun grondgebied tegen te gaan;

27.   verzoekt de Commissie steun te verlenen voor de uitvoering van onafhankelijke, uitgebreide prevalentieonderzoeken aan de hand waarvan o.a. betrouwbare gegevens kunnen worden verstrekt over met name de graad van analfabetisme bij vrouwen, de problemen in verband met de arbeidsparticipatie van vrouwen, alsmede geweld tegen vrouwen en vooral huiselijk geweld en eremisdrijven, teneinde de bevoegde autoriteiten te helpen de nodige maatregelen te treffen;

28.   dringt er bij Turkije, dat partij is bij het CEDAW en het bijbehorende Facultatief Protocol, op aan het twaalfde Aanvullend Protocol bij het Europees Verdrag voor de rechten van de mens(4) , dat over de voorkoming van discriminatie handelt, te ratificeren;

29.   stelt voor dat de politieke partijen hun structuur evalueren en adequate strategieën bepalen, om een beter evenwicht tussen mannen en vrouwen in verkozen organen tot stand te brengen, met inbegrip van positieve maatregelen, zoals quota;

30.   spoort de politieke partijen in Turkije ertoe aan vrouwen binnen de partijhiërarchie een grotere rol toe te bedelen buiten de traditioneel voor vrouwen gereserveerde sectoren, hen leidende functies binnen de organisatiestructuur van de partij te geven en het bewustzijn omtrent het belang van vrouwenparticipatie in de politiek te verhogen, en op zoek te gaan naar vrouwelijke kandidaten voor politieke functies en deze op te leiden en te ondersteunen, en is van mening dat dergelijke initiatieven zouden kunnen worden ondersteund door samenwerking met Europese politieke partijen, waarbij op grote schaal zou kunnen worden overgegaan tot onderlinge uitwisseling van ervaringen en gezichtspunten;

31.   juicht het voorstel toe voor de oprichting van een over volledige wetgevingsbevoegdheden beschikkende Commissie rechten van de vrouw en gendergelijkheid in het Turkse parlement; dringt erop aan dat de daartoe benodigde wetgeving zo snel mogelijk wordt aangenomen en nodigt deze commissie uit om geregeld met de Commissie rechten van de vrouw en gendergelijkheid van het Europees Parlement samen te werken;

32.   roept het Turkse parlement op om ook vrouwelijke parlementsleden zitting te laten nemen in de delegatie in de Gemengde Parlementaire Commissie EU-Turkije;

33.   herhaalt zijn oproep aan de Turkse overheidsinstanties zich krachtiger in te spannen om het recht van vrouwen op onderwijs te garanderen en te waarborgen dat vrouwen voor wie vrije toegang tot het onderwijs wordt belemmerd als gevolg van problemen die voortvloeien uit hun familiale, sociale of culturele milieu, over hun rechten worden geïnformeerd, en stelt voor dat de Turkse regering het recht op primair en secundair onderwijs garandeert en meer financiële steun toekent aan ouders in met name plattelands- en achtergebleven gebieden, zodat zij ertoe worden aangemoedigd hun kinderen - en vooral hun dochters - naar school te laten gaan, gelet op de hoge graad van analfabetisme onder vrouwen;

34.   roept de Turkse regering op om vooral in plattelands- en achtergebleven gebieden de nodige maatregelen ter bestrijding van analfabetisme te treffen, met name door het organiseren van voorlichtings- en bewustmakingscampagnes over het belang van onderwijs en de potentiële bijdrage van het onderwijs aan de economie en de samenleving, waarbij in het bijzonder de aandacht moet uitgaan naar onderwijs voor meisjes;

35.   is van oordeel dat bevordering van gendergevoelig onderwijs en van de schoolplicht voor vrouwelijke leerlingen/studentes wier familie voornamelijk in afgelegen gebieden woont, hun sociale standaard zal verhogen en de samenleving gevoeliger zal maken voor gendervraagstukken, en steunt derhalve het meer gendergevoelig maken van het onderwijs, door bijvoorbeeld de leerstof in de zin van artikel 5 van het CEDAW te herzien, en roept de regering op ervoor te zorgen dat jongens en meisjes over vrouwenrechten en gendergelijkheid worden onderwezen;

36.   roept de Commissie en de regering van Turkije op om mediacampagnes (op radio en tv) te lanceren die de aandacht vestigen op het belang van respect voor de rechten van de vrouw en op de positieve effecten daarvan op de samenleving en de werkplek;

37.   benadrukt dat Turkije het acquis communautaire op het stuk van gelijke beloning, gelijke kansen en gelijke behandeling van mannen en vrouwen in het beroepsleven en op de arbeidsmarkt volledig moet naleven en vrouwen een betere toegang moet verschaffen tot de arbeidsmarkt en tot permanente educatie, o.a. door bestrijding van discriminatie en door beroeps- en gezinsleven beter op elkaar af te stemmen;

38.   roept de Turkse regering op informatie te verstrekken over de situatie met betrekking tot de rechten van vrouwen die in familiebedrijven, in de landbouw of illegaal werkzaam zijn;

39.   roept de Turkse regering op om uitwisselingen te bevorderen tussen scholen, verenigingen en andere organen die jonge Europeanen en Turkse mensen van beide geslachten bijeenbrengen;

40.   roept de Commissie en de Turkse regering op door te gaan met de organisatie en ondersteuning van - o.a. door NGO's opgezette - werkgelegenheidsprojecten voor vrouwen en spoort de Turkse regering ertoe aan nationale actieplannen inzake vrouwen en werkgelegenheid op te zetten, zoals thans in de lidstaten gebruikelijk is;

41.   roept de vakbonden en de andere sociale partners in de Europese Unie en in Turkije op samen te werken om de participatie van vrouwen op de Turkse arbeidsmarkt en het aantal vrouwen in leidinggevende functies te verhogen;

42.   benadrukt zijn voornemen om de situatie van de vrouw in Turkije op de voet te volgen en om hierover via zijn Commissie rechten van de vrouw en gendergelijkheid jaarlijks verslag uit te brengen, en dringt erop aan bij de Commissie hetzelfde te doen;

43.   roept de Commissie op in haar eerste verslag aan de Europese Raad in december 2005 over het tempo van de hervormingen – waarin tevens het bestek zal worden opgemaakt van de bij de onderhandelingen gemaakte vorderingen – systematisch en uitvoerig aandacht te besteden aan de tot dan toe geboekte vooruitgang bij de aanpassing en tenuitvoerlegging van de wetgeving inzake de bevordering van de rechten van vrouwen;

44.   verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad en de Commissie, de regeringen van de lidstaten, de secretaris-generaal van de Raad van Europa en de regering en het parlement van Turkije.

(1) Aangenomen teksten, P6_TA(2004)0096.
(2) http://www.un.org/womenwatch/daw/cedaw/.
(3) PB L 143 van 30.4.2004, blz.1.
(4) http://www1.umn.edu/humanrts/euro/z31prot12.html.

Laatst bijgewerkt op: 28 februari 2006 Juridische mededeling