Resolutie van het Europees Parlement over de start van de onderhandelingen met Turkije
Het Europees Parlement
,
– onder verwijzing naar zijn resolutie van 15 december 2004 over het periodiek verslag 2004 en de aanbeveling van de Commissie
over de vorderingen van Turkije op de weg naar toetreding(1)
alsmede zijn eerdere resoluties terzake die tussen 18 juni 1987 en 15 december 2004 zijn goedgekeurd,
– onder verwijzing naar zijn resolutie van 6 juli 2005 over de rol van vrouwen in het sociale, economische en politieke leven
in Turkije(2)
,
– gezien de conclusies van de bijeenkomst van de Europese Raad op 17 december 2004,
– gezien het ontwerpkader voor de toetredingsonderhandelingen met Turkije zoals voorgelegd door de Commissie op 29 juni 2005,
– gezien de besluiten van de Europese Raad over de aanvang van de toetredingsonderhandelingen met Turkije,
– onder verwijzing naar zijn resolutie van 21 april 2004 over Cyprus(3)
,
– gelet op artikel 103, lid 4 van zijn Reglement,
A. overwegende dat de Commissie heeft geconcludeerd dat Turkije in voldoende mate aan de politieke criteria van Kopenhagen voldoet
en heeft aanbevolen om met toetredingsonderhandelingen te beginnen,
B. overwegende dat de Europese Raad in 2002 heeft besloten dat de Europese Unie onverwijld toetredingsonderhandelingen zal beginnen
indien Turkije aan de politieke criteria van Kopenhagen voldoet,
C. overwegende dat het Europees Parlement op 15 december 2004 van oordeel was dat het aanbeveling verdient toetredingsonderhandelingen
te beginnen mits overeengekomen wordt dat in de eerste fase van de onderhandelingen prioriteit wordt gegeven aan de volledige
tenuitvoerlegging van de politieke criteria; dat derhalve de agenda van de onderhandelingen op ministerieel niveau begint
met de beoordeling van de nakoming van de politieke criteria, met name op het gebied van de mensenrechten en volledige fundamentele
vrijheden zowel in theorie als in praktijk, terwijl tegelijkertijd de gelegenheid wordt geboden om andere hoofdstukken op
de agenda van de onderhandelingen te plaatsen,
D. overwegende dat het Europees Parlement bij die gelegenheid, niettegenstaande zijn respect voor de democratische wil van de
Grieks-Cypriotische gemeenschap, met spijt heeft vastgesteld dat zij geen oplossing heeft kunnen bereiken, en een beroep heeft
gedaan op de Turkse overheid om haar constructieve houding vol te houden bij het vinden van een regeling voor de kwestie Cyprus
die tot een eerlijke oplossing leidt, waarover moet worden onderhandeld op basis van het plan-Annan en de beginselen waarop
de EU is gebaseerd, en te komen tot een vroegtijdige terugtrekking, overeenkomstig de desbetreffende resoluties van de VN,
van haar troepen overeenkomstig een specifiek tijdschema; overwegende dat het uiting heeft gegeven aan zijn mening dat een
dergelijke terugtrekking van Turkse troepen de noodzakelijke stap voorwaarts is op de weg naar een verdere vermindering van
de spanningen, naar hervatting van de dialoog tussen de partijen en naar voorbereiding van een blijvende oplossing; overwegende
dat het bij de Turkse autoriteiten heeft aangedrongen op erkenning van de Republiek Cyprus; overwegende dat het de aandacht
van de Turkse autoriteiten heeft gevestigd op het feit dat de betrokken onderhandelingen intergouvernementele onderhandelingen
zijn tussen Turkije enerzijds en de 25 lidstaten van de EU, waaronder de Republiek Cyprus, anderzijds; overwegende dat het
opmerkt dat het openen van onderhandelingen kennelijk de erkenning van Cyprus door Turkije impliceert,
E. overwegende dat het Europees Parlement de Turkse autoriteiten eveneens heeft verzocht alle bestaande beperkingen af te schaffen
voor schepen onder Cypriotische vlag die bij handel met een lidstaat van de EU zijn betrokken,
F. overwegende dat de Europese Raad op 17 december 2004 heeft geconcludeerd dat Turkije in voldoende mate voldoet aan de criteria
van Kopenhagen om op 3 oktober 2005 met toetredingsonderhandelingen te beginnen, mits het zes resterende stukken wetgeving
in werking doet treden en, overeenkomstig zijn eigen toezeggingen, het protocol ondertekent dat de Overeenkomst van Ankara
tot de tien nieuwe lidstaten uitbreidt en overwegende dat de Europese Unie zich moet houden aan eerder gedane toezeggingen,
G. overwegende dat Turkije op 1 juni 2005 zoals vereist de zes resterende stukken wetgeving in werking heeft doen treden,
H. overwegende dat Turkije op 29 juli 2005 het protocol heeft ondertekend dat de Overeenkomst van Ankara uitbreidt tot de tien
nieuwe lidstaten maar, tegelijkertijd met het protocol, een verklaring uitgaf volgens welke de ondertekening, ratificatie
en tenuitvoerlegging van dit protocol op geen enkele wijze erkenning inhoudt van de Republiek Cyprus waarnaar in dit protocol
wordt verwezen,
I. overwegende dat Turkije tegelijkertijd het embargo handhaaft op schepen onder Cypriotische vlag alsmede op schepen die Turkije
binnenvaren vanuit havens in de Republiek Cyprus door hun de toegang tot Turkse havens te weigeren, en ten aanzien van Cypriotische
vliegtuigen door hun overvliegrechten en landingsrechten in Turkse luchthavens te weigeren,
J. overwegende dat de Turkse autoriteiten nog steeds niet zijn ingegaan op de verzoeken van het Europees Parlement in zijn resolutie
van 18 juni 1987(4)
over de Armeense aangelegenheden,
K. overwegende dat een democratisch en economisch stabiel Turkije gans Europa zeer ten goede zou komen,
L. overwegende dat Turkije alleen door het tonen van de bereidheid tot overneming van de waarden van de EU door vastberaden
tenuitvoerlegging en voortgezette hervormingen in staat zal zijn om de onomkeerbaarheid van het hervormingsproces te verzekeren
en om de nodige steun te verkrijgen van de gezamenlijke publieke opinie in de EU,
M. overwegende dat het vermogen van de Europese Unie om de uitbreiding tot een goed einde te brengen, een eerste vereiste is,
als onderdeel van de criteria van Kopenhagen, en dat de Europese Unie derhalve harerzijds moet tonen in staat te zijn tot
politieke en institutionele hervormingen,
1. merkt op dat de Commissie en de Raad van mening zijn dat Turkije officieel voldoet aan de laatste voorwaarden voor het beginnen
van toetredingsonderhandelingen op 3 oktober 2005, namelijk de inwerkingtreding van de zes resterende stukken wetgeving en
de ondertekening, overeenkomstig zijn eigen toezeggingen, van het protocol dat de Overeenkomst van Ankara tot de tien nieuwe
lidstaten uitbreidt; is van mening dat zowel op dit als op andere punten de tenuitvoerlegging nog moet geschieden;
2. betreurt ten zeerste dat Turkije ernstige twijfel heeft doen rijzen aan zijn bereidheid om volledig uitvoering te geven aan
alle bepalingen van het protocol door tegelijkertijd, tezamen met het protocol, een verklaring uit te geven volgens welke
de ondertekening, ratificatie en tenuitvoerlegging van het protocol geen enkele erkenning inhoudt van de Republiek Cyprus
waarnaar in het protocol wordt verwezen; herinnert de Commissie eraan het Parlement op de hoogte te stellen van het antwoord
van de Turkse regering op de vraag of de unilaterale verklaring deel uitmaakt van het ratificatieproces in het Turkse parlement;
3. benadrukt dat deze unilaterale verklaring van Turkije geen deel uitmaakt van het Protocol en geen juridische gevolgen heeft
voor Turkije's verplichtingen uit hoofde van het Protocol; en dat deze verklaring niet ter ratificatie aan het Turkse parlement
mag worden voorgelegd;
4. herinnert Turkije eraan dat, wanneer het beperkingen handhaaft ten aanzien van schepen die onder Cypriotische vlag varen
en schepen die Turkije binnenvaren vanuit havens in de Republiek Cyprus door hun de toegang tot Turkse havens te weigeren,
en ten aanzien van Cypriotische vliegtuigen door hun overvliegrechten en landingsrechten in Turkse luchthavens te weigeren,
Turkije de Overeenkomst van Ankara en de daaraan verbonden Douane-unie schendt, ongeacht het Protocol, aangezien deze praktijken
in strijd zijn met het beginsel van het vrij verkeer van goederen; dringt er derhalve bij Turkije op aan alle bepalingen van
het Protocol volledig ten uitvoer te leggen;
5. roept Turkije op de genocide op de Armeniërs te erkennen; acht deze erkenning onontbeerlijk voor toetreding tot de Europese
Unie;
6. verzoekt de Commissie om eind 2006 een algehele beoordeling op te stellen van de tenuitvoerlegging van de uitgebreide Overeenkomst
van Ankara en beklemtoont dat niet-tenuitvoerlegging van deze overeenkomst ernstige gevolgen heeft voor het onderhandelingsproces
en zelfs kan leiden tot stopzetting van het onderhandelingsproces; verlangt derhalve dat de tenuitvoerlegging van de Douane-unie
als een van de eerste hoofdstukken wordt behandeld in de toetredingsonderhandelingen in 2006;
7. respecteert weliswaar de democratische wil van de Grieks-Cypriotische gemeenschap, maar stelt nogmaals met spijt vast dat
zij geen oplossing heeft kunnen bereiken, en doet een beroep op de Turkse overheid om haar constructieve houding vol te houden
bij het vinden van een regeling voor de kwestie Cyprus die tot een eerlijke oplossing leidt, waarover moet worden onderhandeld
op basis van het plan-Annan en de beginselen waarop de EU is gebaseerd, en om te komen tot een vroegtijdige terugtrekking,
overeenkomstig de desbetreffende resoluties van de VN, van haar troepen overeenkomstig een specifiek tijdschema; acht een
dergelijke terugtrekking van Turkse troepen een noodzakelijke stap voorwaarts op de weg naar een verdere vermindering van
de spanningen, naar hervatting van de dialoog tussen de partijen en naar voorbereiding van een blijvende oplossing; herhaalt
zijn oproep aan alle partijen op Cyprus om de besprekingen onder auspiciën van de VN over een alomvattende regeling van het
conflict te hervatten;
8. beklemtoont dat een snelle normalisering van de betrekkingen tussen Turkije en alle lidstaten van de EU, inclusief de erkenning
door Turkije van de Republiek Cyprus, een noodzakelijk bestanddeel van het toetredingsproces vormt; beklemtoont dat de erkenning
door Turkije van de Republiek Cyprus op generlei wijze onderwerp van de onderhandelingen kan vormen; verzoekt de Turkse autoriteiten
de betrekkingen tussen Turkije en alle EU-lidstaten te normaliseren en de Republiek Cyprus zo snel mogelijk te erkennen en
beklemtoont dat niet-erkenning ernstige gevolgen heeft voor het onderhandelingsproces en zelfs tot stopzetting ervan kan leiden;
9. verzoekt de Raad gedane beloften na te komen en een eind te maken aan het isolement van de Turks-Cypriotische gemeenschap;
dringt er op aan dat de Raad onder het huidige voorzitterschap van het VK hernieuwde pogingen in het werk stelt om een overeenkomst
te bereiken over het financiële hulppakket en over regelingen ter facilitering van de handel met betrekking tot Noord-Cyprus
zodat de EU haar eigen verplichtingen nakomt met betrekking tot de Turks-Cypriotische gemeenschap;
10. verwelkomt de goedkeuring en inwerkingtreding op 1 juni 2005 van zes belangrijke wetgevingsinstrumenten, die door de Europese
Raad in december 2004 werden beschouwd als een voorwaarde voor het starten van onderhandelingen; merkt op dat er bezorgdheid
blijft bestaan over bepaalde elementen van de goedgekeurde wetten; is met name bezorgd over de aanklachten van de openbare
aanklager tegen Orhan Pamuk die in strijd zijn met het Europees Verdrag voor de bescherming van de rechten van de mens en
de fundamentele vrijheden en verzoekt de Turkse regering de vrijheid van meningsuiting te waarborgen en het wetboek van strafrecht
te herzien met name ten aanzien van artikel 301, lid 1; uit tevens zijn bezorgdheid over artikel 305 van het wetboek van strafrecht,
dat 'handelingen tegen het fundamenteel nationaal belang' strafbaar stelt, en een decreet ter uitvoering van het verenigingsrecht
waarin een aantal beperkingen gehandhaafd wordt met inbegrip van voorafgaande vergunning voor buitenlandse financiering; merkt
tevens op dat er ook ernstige bezorgdheid blijft bestaan over de ontoereikende wetgevingsvoorstellen inzake de werking van
religieuze gemeenschappen (wet inzake stichtingen);
11. dringt erop aan dat het onderhandelingskader de politieke prioriteiten moet weerspiegelen die het Europees Parlement heeft
genoemd in zijn vroegere resoluties waarin Turkije wordt opgeroepen tot volledige naleving van de volgende politieke criteria:
stabiele instellingen die een garantie vormen voor de democratie, de rechtstaat, de mensenrechten en de eerbiediging en bescherming
van minderheden; vraagt derhalve dat elke onderhandelingsvergadering op ministerieel niveau wordt voorafgegaan door een evaluatie
van de politieke criteria zowel in theorie als in de praktijk, om zo een permanente druk op de Turkse autoriteiten uit te
oefenen om het tempo van de nodige hervormingen aan te houden; vindt bovendien dat een volledig programma van duidelijke doelstellingen,
tijdschema's en termijnen moeten worden vastgelegd voor de naleving van de politieke criteria;
12. verzoekt de Raad volledig alle elementen te respecteren van het kader voor onderhandelingen zoals vastgelegd in de conclusies
van de bijeenkomst van de Europese Raad van 17 december 2004; beklemtoont in dit verband met name dat het gezamenlijke doel
van de onderhandelingen toetreding is, dat deze onderhandelingen een proces met een open einde zijn waarvan het resultaat
niet van tevoren kan worden gegarandeerd en dat indien, rekening houdend met alle criteria van Kopenhagen, de kandidaat-lidstaat
niet in staat is alle verplichtingen van lidmaatschap volledig waar te maken, moet worden gezorgd dat de betrokken kandidaat-lidstaat
volledig in de Europese structuren wordt verankerd met zo sterk mogelijke banden;
13. verzoekt in dit verband de Raad en de Commissie jaarlijks verslag uit te brengen aan het Europees Parlement en aan de nationale
parlementen van de EU-lidstaten over de door Turkije gemaakte vorderingen wat betreft de nakoming van de politieke criteria
en om in dit verslag alle recente in dat jaar gemelde en aangetoonde gevallen van marteling op te nemen alsmede het aantal
Turkse asielzoekers dat gedurende dat jaar door de EU-lidstaten is geaccepteerd;
14. verzoekt de Commissie om, zodra de onderhandelingen over de diverse hoofdstukken zijn begonnen, ingeval van een ernstige
en voortdurende schending van de beginselen van de vrijheid, democratie, naleving van de mensenrechten en fundamentele vrijheden,
de rechten van minderheden en de rechtsstaat, en na raadpleging van het Europees Parlement, te adviseren tot opschorting van
de onderhandelingen, overeenkomstig het Verdrag betreffende de Europese Unie;
15. merkt op dat de budgettaire gevolgen van de toetreding van Turkije tot de EU alleen ten volle kunnen worden beoordeeld zodra
de parameters voor de financiële onderhandelingen met Turkije zijn vastgesteld in het licht van de financiële vooruitzichten
voor na 2014;
16. beklemtoont dat de aanbeveling van de Commissie om te onderhandelen over lange overgangsperiodes, specifieke regelingen op
terreinen zoals het structuurbeleid en landbouw alsmede permanente waarborgen voor het vrij verkeer van werknemers in de toetredingsonderhandelingen
geen nadelige gevolgen mag hebben voor de inspanningen van Turkije om zich aan het acquis communautaire aan te passen;
17. beklemtoont dat het starten van onderhandelingen het beginpunt zal zijn van een langdurig proces dat uiteraard een proces
met een open eind is en dat niet "a priori" en automatisch tot toetreding leidt; beklemtoont echter dat het doel van de onderhandelingen
het Turkse EU-lidmaatschap is maar dat het verwezenlijken van deze ambitie afhangt van de inspanningen van beide zijden; toetreding
is derhalve niet het automatisch gevolg van het begin van de onderhandelingen;
18. beklemtoont dat het Verdrag van Nice geen acceptabel uitgangspunt is voor verdere besluiten inzake de toetreding van eventuele
andere nieuwe lidstaten en dringt er derhalve op aan dat de nodige hervormingen ten uitvoer worden gelegd in het kader van
het grondwettelijk proces;
19. herinnert eraan dat, overeenkomstig de conclusies van de Europese Raad van Kopenhagen in 1993, het vermogen van de Unie om
Turkije te absorberen en tegelijkertijd het momentum van de Europese integratie vast te houden een belangrijke overweging
is in het algemeen belang van zowel de Unie als Turkije; steunt de Commissie om tijdens de onderhandelingen toezicht uit
te oefenen op het vermogen van de Unie om Turkije op te nemen en herinnert daarom de Commissie aan zijn verzoek, dat is opgenomen
in de laatste resolutie van het Europees Parlement over de vorderingen van Turkije op de weg naar toetreding die is aangenomen
op 15 december 2004, om de follow-up van de impactstudie voor 2005 te krijgen, die nuttige informatie kan geven over dit belangrijke
aspect van de kwestie;
20. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad en de Commissie, de secretaris-generaal van de Raad
van Europa, de Voorzitter van het Europese Hof voor de rechten van de mens en de regering en het parlement van Turkije.