Index 
 Vorige 
 Volgende 
 Volledige tekst 
Door het Parlement aangenomen teksten
DOC 102k
Woensdag 26 oktober 2005 - Straatsburg Definitieve uitgave
Strijd tegen de georganiseerde misdaad *
P6_TA(2005)0405 A6-0277/2005

Wetgevingsresolutie van het Europees Parlement over het voorstel voor een kaderbesluit van de Raad ter bestrijding van georganiseerde criminaliteit (COM(2005)0006 – C6-0061/2005 – 2005/0003(CNS))

(Raadplegingsprocedure)

Het Europees Parlement ,

–   gezien het voorstel van de Commissie (COM(2005)0006)(1) ,

–   gelet op artikel 34, lid 2, onder b) van het EU-Verdrag,

–   gelet op artikel 39, lid 1 van het EU-Verdrag, op grond waarvan het Parlement door de Raad is geraadpleegd (C6-0061/2005),

–   gelet op de artikelen 93 en 51 van zijn Reglement,

–   gezien het verslag van de Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken en de adviezen van de Commissie buitenlandse zaken en de Commissie juridische zaken (A6-0277/2005),

1.   hecht zijn goedkeuring aan het Commissievoorstel, als geamendeerd door het Parlement;

2.   verzoekt de Commissie haar voorstel krachtens artikel 250, lid 2 van het EG-Verdrag dienovereenkomstig te wijzigen;

3.   verzoekt de Raad, wanneer deze voornemens is af te wijken van de door het Parlement goedgekeurde tekst, het Parlement hiervan op de hoogte te stellen;

4.   wenst opnieuw te worden geraadpleegd ingeval de Raad voornemens is ingrijpende wijzigingen aan te brengen in het voorstel van de Commissie;

5.   verzoekt zijn Voorzitter het standpunt van het Parlement te doen toekomen aan de Raad en de Commissie.

Door de Commissie voorgestelde tekst   Amendementen van het Parlement
Amendement 1
Overweging 3
(3)  In punt 3.3.2 van het Haags Programma wordt de onderlinge aanpassing van het materieel strafrecht toegespitst op gebieden van ernstige criminaliteit met een grensoverschrijdende dimensie en wordt prioriteit gegeven aan die vormen van criminaliteit die met name genoemd worden in de verdragen. De nationale definities van strafbare feiten die verband houden met de deelneming aan een criminele organisatie dienen dus op elkaar afgestemd te worden. Anderzijds zouden ten aanzien van natuurlijke personen en rechtspersonen die dergelijke strafbare feiten hebben gepleegd of ervoor verantwoordelijk zijn, straffen moeten worden vastgesteld die in overeenstemming zijn met de ernst van dergelijke strafbare feiten.
(3)  In punt 3.3.2 van het Haags Programma wordt de onderlinge aanpassing van het materieel strafrecht toegespitst op gebieden van ernstige criminaliteit met een grensoverschrijdende dimensie en wordt prioriteit gegeven aan die vormen van criminaliteit die met name genoemd worden in de verdragen. De nationale definities van strafbare feiten die verband houden met de deelneming aan een criminele organisatie dienen dus op elkaar afgestemd te worden. Het staat de lidstaten echter vrij ook andere verenigingen als criminele organisaties aan te merken, bijv. die welke niet zijn gericht op het verkrijgen van financiële of andere materiële voordelen of die strafbare feiten plegen die strafbaar zijn gesteld met een vrijheidsstraf of met een vrijheidsbenemende maatregel met een maximum van minder dan vier jaar. Anderzijds zouden ten aanzien van natuurlijke personen en rechtspersonen die dergelijke strafbare feiten hebben gepleegd of ervoor verantwoordelijk zijn, straffen moeten worden vastgesteld die in overeenstemming zijn met de ernst van dergelijke strafbare feiten.
Amendement 2
Overweging 4
(4)  Het leiden van een criminele organisatie dient specifiek strafbaar te worden gesteld en er moeten bepalingen worden opgenomen die de samenwerking tussen de justitiële autoriteiten en de coördinatie van hun optreden via Eurojust bevorderen.
(4)  Het bevorderen, oprichten, organiseren of leiden van een criminele organisatie dient specifiek strafbaar te worden gesteld en er moeten bepalingen worden opgenomen die de samenwerking tussen de justitiële autoriteiten en de coördinatie van hun optreden via Eurojust bevorderen.
Amendement 3
Overweging 4 bis (nieuw)
(4 bis) In afwachting van de aanneming van een derde pijler instrument voor gegevensbescherming, dient samenwerking tussen Interpol en Europol te worden ontwikkeld voor de uitwisseling van informatie ten behoeve van onderzoek naar transnationale georganiseerde criminaliteit.
Amendement 4
Overweging 4 ter (nieuw)
(4 ter) In afwachting van de aanneming van het Kaderbesluit .../.../... van ... betreffende het Europees bewijsverkrijgingsbevel ter verkrijging van voorwerpen, documenten en gegevens voor gebruik in strafprocedures 1 , dienen de lidstaten de wederzijdse erkenning van tegen plegers van transnationaal georganiseerde criminaliteit verkregen bewijs te bevorderen.
____________
1 PB L ...
Amendement 5
Overweging 5 bis (nieuw)
(5 bis) Gezien het feit dat de ontwikkeling en structurering van zeer performante en mobiele internationale criminele netwerken de onderzoeken afremmen en teneinde beter te reageren op dit verschijnsel en de doeltreffendheid van de samenwerking tussen de lidstaten te doen toenemen, is het zinvol na te denken over de wijzen waarop, op het niveau van de lidstaten, gecoördineerde initiatieven voor de ontwikkeling van aangepaste instrumenten kunnen worden bevorderd, zoals speciale onderzoeks- en infiltratiemethoden en -technieken en een regeling voor spijtoptanten, die in sommige lidstaten al bestaat.
Amendement 6
Overweging 6 bis (nieuw)
(6 bis) Dit kaderbesluit zal naar verwachting een basis bieden om derde landen ertoe te bewegen soortgelijke regelingen in te voeren. De lidstaten dienen een voorbeeld te geven door hun vastbeslotenheid krachtig te laten blijken.
Amendement 7
Overweging 7 bis (nieuw)
(7 bis) Criminele organisaties overschrijden ongestraft en met aanzienlijk eigen voordeel de interne grenzen van de Europese Unie, terwijl politieagenten dat niet kunnen omdat hun bevoegdheden beperkt zijn tot uitsluitend hun lidstaat van herkomst (uitgezonderd in bepaalde kortetermijnsituaties).
Amendement 8
Overweging 8
(8)  Dit kaderbesluit is in overeenstemming met de grondrechten en neemt de beginselen in acht die zijn neergelegd in het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, met name in de artikelen 6 en 49,
(8)  Dit kaderbesluit is in overeenstemming met de grondrechten, zoals die worden gewaarborgd door het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden en zoals zij uit de gemeenschappelijke constitutionele tradities van de lidstaten voortvloeien, als beginselen van gemeenschapsrecht.
De Unie neemt de beginselen in acht die zijn neergelegd in artikel 6, lid 2, van het Verdrag betreffende de Europese Unie en weerspiegeld zijn in het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, in het bijzonder in hoofdstuk VI daarvan. Niets in dit kaderbesluit kan zo worden uitgelegd dat het een beperking of belemmering ten doel zou hebben van rechten of fundamentele vrijheden, zoals het stakingsrecht, de vrijheid van vergadering, vereniging of meningsuiting, waaronder het recht om, voor de verdediging van zijn belangen, tezamen met anderen vakbonden op te richten dan wel zich daarbij aan te sluiten, en het daarmee samenhangende recht van betoging.
Amendement 44
Overweging 8 bis (nieuw)
(8 bis)Voor het onderhavige kaderbesluit gelden de waarborgen waarin is voorzien door het voorstel voor een kaderbesluit betreffende bepaalde procedurele rechten in strafprocedures binnen de gehele Europese Unie 1 , dat momenteel bij de Raad ter tafel ligt.
_____________
1 COM(2004)0328.
Amendement 9
Artikel 1, lid 1
In de zin van dit kaderbesluit wordt onder criminele organisatie verstaan een sinds enige tijd bestaande, gestructureerde vereniging van meer dan twee personen, die in overleg optreden om feiten te plegen die strafbaar zijn gesteld met een vrijheidsstraf of met een vrijheidsbenemende maatregel met een maximum van ten minste vier jaar of met een zwaardere straf, met als doel om direct of indirect financieel of ander materieel voordeel te verkrijgen.
In de zin van dit kaderbesluit wordt onder criminele organisatie verstaan een gestructureerde vereniging van meer dan twee personen, die in overleg optreden om feiten te plegen die strafbaar zijn gesteld met een vrijheidsstraf of met een vrijheidsbenemende maatregel met een maximum van ten minste vier jaar of met een zwaardere straf, met als doel om direct of indirect financieel of ander materieel voordeel te verkrijgen.
Amendement 10
Artikel 1, alinea 2
Met "gestructureerde vereniging" wordt gedoeld op een niet toevallig tot stand gekomen vereniging met het oog op een onverwijld te plegen strafbaar feit en waarbij niet noodzakelijkerwijs sprake is van formeel afgebakende taken van de leden, noch van continuïteit in de samenstelling of een ontwikkelde structuur.
Met "gestructureerde vereniging" wordt gedoeld op een niet toevallig tot stand gekomen vereniging met het oog op een of meerdere onverwijld en in onderling overleg te plegen strafbare feiten en waarbij niet noodzakelijkerwijs sprake is van formeel afgebakende taken van de leden, noch van continuïteit in de samenstelling of een structuur van hiërarchische aard .
Amendement 45
Artikel 1 bis (nieuw)
Artikel 1 bis
Preventie en criminaliteitsbestrijding
De lidstaten zorgen voor versterking van de rol van Europol als inlichtingenorgaan op het gebied van criminaliteit, zodat zij in staat wordt gesteld de lidstaten overeenkomstig haar taak te voorzien van informatie en inlichtingen, ter verkrijging van doelmatigere resultaten in de preventie en bestrijding van georganiseerde criminaliteit.
De rol van Europol kan alleen versterkt worden op voorwaarde dat het een orgaan van de Europese Unie wordt en onderworpen wordt aan de democratische controle van het Europees Parlement.
Amendement 12
Artikel 2, alinea 1, letter a)
a) het leiden van een criminele organisatie;
a) het bevorderen, oprichten, organiseren of leiden van een criminele organisatie;
Amendement 13
Artikel 2, letter b)
b) de gedragingen van een persoon die opzettelijk en met kennis van het oogmerk en van de algemene criminele activiteit van de organisatie of van het voornemen van de criminele organisatie om de betreffende strafbare feiten te plegen, actief deelneemt aan de in artikel 1 bedoelde activiteiten van de organisatie, zelfs indien hij niet deelneemt aan de feitelijke uitvoering van de betrokken strafbare feiten en zelfs indien deze niet worden uitgevoerd, of aan de andere activiteiten van de organisatie, onder andere door gegevens of middelen te verstrekken, nieuwe deelnemers te rekruteren of de activiteiten in enigerlei vorm te financieren, wetende dat deze deelneming bijdraagt aan de criminele activiteiten van de organisatie.
b) de gedragingen van een persoon die opzettelijk en met kennis van het oogmerk en van de algemene criminele activiteit van de organisatie of van het voornemen van de criminele organisatie om de betreffende strafbare feiten te plegen, actief deelneemt aan de in artikel 1 bedoelde activiteiten van de organisatie, zelfs indien hij niet deelneemt aan de feitelijke uitvoering van de betrokken strafbare feiten en zelfs indien deze niet worden uitgevoerd, of aan de andere activiteiten van de organisatie, onder andere door gegevens of middelen te verstrekken, tot criminele activiteiten aan te zetten, nieuwe deelnemers te rekruteren of de activiteiten in enigerlei vorm te financieren, wetende dat deze deelneming bijdraagt aan de criminele activiteiten van de organisatie.
Amendement 14
Artikel 2, lid 1 bis (nieuw)
1 bis. Dit kaderbesluit kan geen afbreuk doen aan de verplichting tot eerbiediging van de grondrechten en van de fundamentele rechtsbeginselen, zoals die zijn neergelegd in artikel 6 van het Verdrag betreffende de Europese Unie.
Amendement 15
Artikel 3, lid 2 bis (nieuw)
2 bis. Iedere lidstaat zorgt ervoor dat aan personen die schuldig zijn bevonden aan strafbare feiten als bedoeld in artikel 2, behalve de in lid 1 en 2 vastgelegde straffen, ook straffen kunnen worden opgelegd als:
a) inbeslagname van de goederen die gebruikt werden of bestemd waren voor het plegen van het betreffende strafbare feit en goederen die daarvan de prijs, opbrengst, winst of het voorwerp vormen;
b) inbeslagname van goederen, instrumenten en producten die zijn voortgekomen uit het plegen van het betreffende strafbare feit;
c) vernietiging van goederen;
d) publicatie van rechterlijke uitspraken;
e) een tijdelijk of permanent verbod om een beroeps- of bedrijfsactiviteit uit te oefenen;
f) ontzetting uit of onverkiesbaarheid voor een politieke functie of openbaar ambt.
Amendement 16
Artikel 3, lid 2 ter (nieuw)
2 ter. Iedere lidstaat zorgt ervoor dat de strafbare feiten als bedoeld in artikel 2 strafbaar worden gesteld met vrijheidsstraffen die hoger zijn dan de in lid 1 voorziene vrijheidsstraffen, indien
a) de criminele organisatie terroristische doelen nastreeft;
b) de criminele organisatie mensenhandel bedrijft;
c) de criminele organisatie maffiose kenmerken heeft, d.w.z. van de intimiderende macht van de binding aan de vereniging, met de daaruitvolgende voorwaarde van onderwerping en zwijgplicht, gebruikt om misdrijven te plegen, om direct of indirect de leiding of tenminste de controle over economische activiteiten, concessies, vergunningen, overheidsopdrachten en diensten te verkrijgen of zichzelf of anderen onrechtvaardige geldelijke of andere voordelen te verschaffen, of om bij verkiezingen de vrije uitoefening van het stemrecht te belemmeren of te hinderen, of voor zichzelf of anderen stemmen te werven.
Amendement 17
Artikel 3, lid 2 quater (nieuw)
2 quater. De lidstaten zorgen ervoor dat de opbrengsten uit de georganiseerde criminaliteit in beslag mogen worden genomen of mogen worden vernietigd.
Amendement 18
Artikel 4, punt a)
a) afziet van zijn criminele activiteiten, en
a) afziet van zijn criminele activiteiten, zijn bereidheid toont om terug in de maatschappij te integreren, en
Amendement 19
Artikel 4, punt b), streepje 1
– de gevolgen van het strafbare feit te voorkomen of te beperken ;
– de gevolgen van het strafbare feit uit te sluiten, te beëindigen of te verzachten ;
Amendement 20
Artikel 4, punt b), streepje 2
– de andere daders te identificeren of hen voor het gerecht te brengen ;
– de verantwoordelijken voor de strafbare feiten zoals bedoeld in artikel 2 te identificeren of aan te houden ;
Amendement 21
Artikel 4, punt b), streepje 3
– bewijs te vergaren;
– bewijs te vergaren in verband met de strafbare feiten als bedoeld in artikel 2 ;
Amendement 24
Artikel 5, lid 1, inleidende formule
1.  Iedere lidstaat zorgt ervoor dat rechtspersonen aansprakelijk kunnen worden gesteld voor een van de in artikel 2 bedoelde strafbare feiten, wanneer deze feiten te hunnen voordele zijn gepleegd door personen die hetzij individueel, hetzij als lid van een orgaan van de rechtspersoon optreden en die in de rechtspersoon een leidende functie bekleden op grond van:
1.  Iedere lidstaat zorgt ervoor dat rechtspersonen aansprakelijk kunnen worden gesteld voor een van de in artikel 2 bedoelde strafbare feiten voor het plegen waarvan de organisatie is opgericht, wanneer deze feiten te hunnen voordele zijn gepleegd door personen die hetzij individueel, hetzij als lid van een orgaan van de rechtspersoon optreden en die in de rechtspersoon een leidende functie bekleden op grond van:
Amendement 25
Artikel 5, lid 1, punt a)
a) de bevoegdheid om de rechtspersoon te vertegenwoordigen;
a) de bevoegdheid om de rechtspersoon, ook de facto, te vertegenwoordigen;
Amendement 26
Artikel 5, lid 1, punt b)
b) de bevoegdheid om namens de rechtspersoon beslissingen te nemen;
b) de bevoegdheid om namens de rechtspersoon, ook de facto, beslissingen te nemen;
Amendement 27
Artikel 5, lid 3
3.  De aansprakelijkheid van rechtspersonen krachtens de leden 1 en 2 sluit strafvervolging van natuurlijke personen die een in artikel 2 bedoeld strafbaar feit plegen of daaraan medeplichtig zijn , niet uit.
3.  De aansprakelijkheid van rechtspersonen krachtens de leden 1 en 2 sluit strafvervolging van natuurlijke personen die een in artikel 2 bedoeld strafbaar feit plegen met het oog waarop de organisatie is opgericht , niet uit.
Amendement 28
Artikel 6, punt b)
b) een tijdelijk of permanent verbod op het uitoefenen van commerciële activiteiten ;
b) een tijdelijk of permanent verbod op het uitoefenen van bedrijfsactiviteiten ;
Amendement 29
Artikel 6, punt e bis) (nieuw)
e bis) de inbeslagname van de goederen en instrumenten die hebben gediend of bestemd waren ertoe te dienen om het strafbare feit zoals bedoeld in artikel 2 te plegen of de goederen die daarvan de prijs, opbrengst, winst of het voorwerp vormen;
Amendement 30
Artikel 6, punt e ter) (nieuw)
e ter) vernietiging van goederen;
Amendement 31
Artikel 6, punt e quater) (nieuw)
e quater) publicatie van gerechtelijke uitspraken.
Amendement 32
Artikel 7, alinea's 2 en 3
Wanneer meer dan één lidstaat rechtsmacht heeft over een in artikel 2 bedoeld strafbaar feit en elk van deze lidstaten op grond van dezelfde feiten een vervolging kan instellen, bepalen de betrokken lidstaten in onderling overleg welke lidstaat de daders zal vervolgen, teneinde de vervolging zo mogelijk in één lidstaat te concentreren. Daarbij maken de lidstaat eventueel gebruik van Eurojust.
Wanneer meer dan één lidstaat rechtsmacht heeft over een in artikel 2 bedoeld strafbaar feit en elk van deze lidstaten op grond van dezelfde feiten een vervolging kan instellen, bepalen de betrokken lidstaten in onderling overleg welke lidstaat de daders zal vervolgen, teneinde de vervolging zo mogelijk in één lidstaat te concentreren. Daarbij maken de lidstaat eventueel gebruik van Eurojust. Indien de lidstaten niet binnen twee maanden tot een gezamenlijk besluit kunnen komen, beslist Eurojust.
De mate van betrokkenheid wordt achtereenvolgens bepaald door de volgende factoren:
De mate van betrokkenheid wordt achtereenvolgens bepaald door de volgende factoren:
a) het strafbare feit is gepleegd op het grondgebied van de lidstaat;
a) het strafbare feit is gepleegd op het grondgebied van de lidstaat;
b) de dader is een onderdaan of ingezetene van de lidstaat;
b) de slachtoffers zijn afkomstig uit de lidstaat;
c) de slachtoffers zijn afkomstig uit de lidstaat;
c) de dader is een onderdaan of ingezetene van de lidstaat;
d) de dader is aangetroffen op het grondgebied van de lidstaat.
d) de dader is aangetroffen op het grondgebied van de lidstaat.
Amendement 33
Artikel 7, alinea 3, punt d bis) (nieuw)
d bis) de lidstaat die als eerste een strafvervolging heeft ingesteld.
Amendement 34
Artikel 8, lid 1
1.  De lidstaten zorgen ervoor dat ten aanzien van de strafbare feiten die onder dit kaderbesluit vallen, ook een onderzoek of vervolging kan worden ingesteld zonder dat het slachtoffer van die feiten een klacht indient of aangifte doet, in ieder geval indien de feiten op het grondgebied van de lidstaat zijn begaan.
1.  De lidstaten zorgen ervoor dat ten aanzien van de strafbare feiten die onder dit kaderbesluit vallen, ook een onderzoek of vervolging kan worden ingesteld, op de meest efficiënte wijze en onder eerbiediging van de mensenrechten, zonder dat het slachtoffer van die feiten een klacht indient of aangifte doet, in ieder geval indien de feiten op het grondgebied van de lidstaat zijn begaan.
Amendement 35
Artikel 8, lid 2
2.  Naast de maatregelen die zijn voorgeschreven door Kaderbesluit 2001/220/JBZ van de Raad van 15 maart 2001 inzake de status van het slachtoffer in de strafprocedure, neemt iedere lidstaat indien nodig alle mogelijke maatregelen om in het kader van de strafprocedure te zorgen voor bijstand aan de familie van het slachtoffer .
2.  Naast de maatregelen die zijn voorgeschreven door Kaderbesluit 2001/220/JBZ van de Raad van 15 maart 2001 inzake de status van het slachtoffer in de strafprocedure, neemt iedere lidstaat indien nodig alle mogelijke maatregelen om in het kader van de strafprocedure te zorgen voor bescherming en bijstand aan het slachtoffer en zijn familie.
Amendement 36
Artikel 8 bis (nieuw)
Artikel 8 bis
Unit Ernstige en georganiseerde criminaliteit en Unit Vordering activa
Elke lidstaat richt een Unit Ernstige en georganiseerde criminaliteit en een Unit Vordering activa op, die de coördinatie op nationaal niveau moeten garanderen en als exclusief contactpunt moeten opereren.
Amendement 37
Artikel 8 ter (nieuw)
Artikel 8 ter
Bescherming van getuigen en personen die aan justitie medewerking verlenen
De lidstaten zorgen ervoor dat degenen die terzake dienende informatie verstrekken ter voorkoming, opheldering en/of bestraffing van door criminele organisaties gepleegde misdrijven, ongeacht of zij getuige of dader zijn overeenkomstig artikel 4, passend worden beschermd tegen het gevaar van vergelding, bedreigingen en rechtstreekse intimidatie van henzelf of hun gezinsleden.
Amendement 38
Artikel 8 quater (nieuw)
Artikel 8 quater
Internationale samenwerking
De lidstaten treffen passende maatregelen om de internationale samenwerking te garanderen, in het bijzonder ook door vorming van gemeenschappelijke onderzoeksteams.
Amendement 39
Artikel 10, lid 1 bis (nieuw)
1 bis. De lidstaten verzamelen statistieken over de in artikel 2 genoemde strafbare feiten en doen deze toekomen aan de Commissie, die vanaf 2006 geharmoniseerde en vergelijkbare statistieken zal opmaken.
Amendement 40
Artikel 10, lid 2
2.  Uiterlijk op (…) delen de lidstaten het secretariaat-generaal van de Raad en aan de Commissie de tekst mee van de bepalingen waarmee de verplichtingen die dit kaderbesluit hun oplegt, worden omgezet in hun nationale recht. Op basis van een verslag dat is opgesteld aan de hand van deze informatie en op basis van een schriftelijk verslag van de Commissie gaat de Raad uiterlijk op (…) na of de lidstaten de maatregelen hebben genomen die nodig zijn om aan dit kaderbesluit te voldoen.
2.  Uiterlijk op (…) delen de lidstaten het secretariaat-generaal van de Raad en aan de Commissie de tekst mee van de bepalingen waarmee de verplichtingen die dit kaderbesluit hun oplegt, worden omgezet in hun nationale recht. Op basis van een verslag dat is opgesteld aan de hand van deze informatie en op basis van een schriftelijk verslag van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad gaan het Europees Parlement en de Raad uiterlijk op (…) na of de lidstaten de maatregelen hebben genomen die nodig zijn om aan dit kaderbesluit te voldoen.

(1) Nog niet in het PB gepubliceerd.

Laatst bijgewerkt op: 1 september 2006 Juridische mededeling