Index 
 Vorige 
 Volgende 
 Volledige tekst 
Procedure : 2005/2193(INI)
Stadium plenaire behandeling
Documentencyclus : A6-0147/2006

Ingediende teksten :

A6-0147/2006

Debatten :

PV 18/05/2006 - 4
CRE 18/05/2006 - 4

Stemmingen :

PV 18/05/2006 - 5.9
Stemverklaringen
Stemverklaringen
Stemverklaringen

Aangenomen teksten :

P6_TA(2006)0223

Door het Parlement aangenomen teksten
DOC 69kPDF 125k
Donderdag 18 mei 2006 - Straatsburg Definitieve uitgave
Natuurrampen - regionale-ontwikkelingsaspecten
P6_TA(2006)0223A6-0147/2006

Resolutie van het Europees Parlement over natuurrampen (branden, droogtes en overstromingen) –regionale-ontwikkelingsaspecten (2005/2193(INI))

Het Europees Parlement ,

–   gezien de mededeling van de Commissie getiteld "Het reactievermogen van de EU op rampen en crisissituaties in derde landen versterken" (COM(2005)0153),

–   onder verwijzing naar zijn resolutie van 16 november 2005 over de zege in de strijd tegen de wereldwijde klimaatverandering(1) ,

–   gezien de mededeling van de Commissie over de verbetering van het communautair mechanisme voor civiele bescherming (COM(2005)0137),

–   gezien het voorstel van de Commissie voor een beschikking van de Raad tot vaststelling van een communautair mechanisme voor civiele bescherming (herschikking), (COM(2006)0029),

–   gezien de mededeling van de Commissie getiteld "Overstromingsrisicobeheer – Preventie van, bescherming tegen en verzachting van de gevolgen van overstromingen" (COM(2004)0472),

–   gezien het voorstel van de Commissie voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad over overstromingsbeoordeling en –beheer (COM(2006)0015),

–   gezien het voorstel van de Commissie voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot oprichting van het Solidariteitsfonds van de Europese Unie (COM(2005)0108),

–   gelet op de artikelen 2 en 6 van het EG-Verdrag, waarin wordt bepaald dat de eisen inzake milieubescherming moeten worden geïntegreerd in andere beleidsgebieden van de Gemeenschap, met het oog op het bevorderen van duurzame ontwikkeling,

–   gezien het wetenschappelijk verslag van het instituut voor het duurzaam milieu dat deel uitmaakt van het Gemeenschappelijk Onderzoekscentrum van de Commissie over klimaatverandering en de Europese waterdimensie(2) ,

–   gezien het Protocol van Kyoto bij het VN-Raamverdrag inzake klimaatverandering van 11 december 1997 en de ratificatie van dit Protocol door de Europese Gemeenschap op 25 april 2002,

–   gezien Verordening (EG) nr. 2152/2003 van het Europees Parlement en de Raad van 17 november 2003 inzake de bewaking van bossen en milieu-interacties in de Gemeenschap (Forest Focus)(3) ,

–   gezien Verordening (EG) nr. 1698/2005 van de Raad van 20 september 2005 inzake steun voor plattelandsontwikkeling uit het Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling (ELFPO)(4) ,

–   gezien Verordening (EG) nr. 1260/1999 van de Raad van 21 juni 1999 houdende algemene bepalingen inzake de Structuurfondsen(5) ,

–   gezien Verordening (EG) nr. 1164/94 van de Raad van 16 mei 1994 tot oprichting van een Cohesiefonds(6) , gewijzigd bij Verordeningen (EG) nr. 1264/1999(7) en (EG) nr. 1265/1999(8) ,

–   gezien Verordening (EG) nr. 1784/1999 van het Europees Parlement en de Raad van 12 juli 1999 betreffende het Europees Sociaal Fonds(9) ,

–   gezien de mededeling van de Commissie over een bosbouwstrategie voor de Europese Unie (COM(1998)0649),

–   gezien het voorstel van de Commissie voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende het financieel instrument voor het milieu LIFE+ (COM(2004)0621),

–   onder verwijzing naar zijn resolutie van 8 september 2005 over natuurrampen (branden en overstromingen) in Europa die zomer(10) ,

–   gelet op artikel 45 van zijn Reglement,

–   gezien het verslag van de Commissie regionale ontwikkeling (A6-0147/2006),

A.   overwegende dat door natuurrampen in de Europese Unie volgens VN-cijfers sinds 1980 65 000 mensen zijn omgekomen en economische kosten ter hoogte van 124 200 miljoen EUR zijn veroorzaakt,

B.   overwegende dat de stortregens in augustus 2005 de ernstigste overstromingen in Europa sinds 2002 hebben veroorzaakt en aan 70 mensen het leven hebben gekost,

C.   overwegende dat in 2005 opnieuw duizenden hectaren bos door branden zijn verwoest en, wat nog ernstiger is, 30 burgers en brandweerlieden om het leven zijn gekomen, en dat de uitzonderlijke droogte heeft geholpen en nog steeds helpt dit fenomeen te verergeren en zich in de getroffen regio's en landen jaar na jaar voordoet,

D.   overwegende dat de bosbranden verschrikkelijke menselijke drama's teweegbrengen door het verlies van huizen, landbouwproducten en honderden dieren,

E.   overwegende dat de droogte van 2005 van bijzonder grote intensiteit en bijzonder lange duur was, met name in het zuiden en westen van Europa, en nagenoeg het gehele grondgebied van Portugal en grote delen van Spanje, Frankrijk en Italië heeft getroffen,

F.   overwegende dat natuurrampen een catastrofaal korte- en langetermijneffect op de economie van de regio's hebben, vooral in de minder welvarende gebieden die onder de convergentiedoelstelling vallen of de gebieden met een natuurlijke handicap, met negatieve gevolgen voor de infrastructuur, het economische potentieel, de werkgelegenheid, het natuurlijk en cultureel erfgoed, het milieu en het toerisme, hetgeen zich vertaalt in nadelige gevolgen voor de economische en sociale samenhang,

G.   overwegende dat droogte en aanhoudende branden het verwoestijningsproces van grote gebieden in Zuid-Europa bespoedigen, met name in de mediterrane bosgebieden en grote bosgebieden met eensoortige, niet inheemse en zeer brandgevoelige populaties, waardoor de levenskwaliteit van de getroffen bevolking ernstig wordt aangetast omdat zij niet over voldoende water beschikt voor haar basis- en overlevingsbehoeften, met als gevolg het verlies van alle oogsten en daardoor speculatie met de prijzen van diervoeders,

H.   overwegende dat natuurrampen zich voordoen wanneer een kwetsbaar gebied door extreme weersomstandigheden wordt getroffen en dat het derhalve nodig is de gevoeligheid van deze regio's te verminderen, met het oog op het feit dat extreme klimatologische fenomenen steeds frequenter zullen optreden,

I.   overwegende dat het van essentieel belang is dat de maatregelen in kwestie perfect aansluiten op de synergieën die tot stand zijn gekomen in het kader van het Europees nabuurschapsbeleid, in het bijzonder met de landen van het EUROMED-partnerschap die een soortgelijke situatie meemaken,

J.   overwegende dat ultraperifere regio's wegens hun geografische ligging blootgesteld zijn aan natuurrisico's van bijzondere aard en intensiteit, met name cyclonen, aardbevingen, vulkaanuitbarstingen of zelfs tsunami's,

K.   overwegende dat het effect van natuurrampen kan worden verergerd door sommige factoren die in verband staan met menselijke activiteiten, zoals intensieve landbouw met het traditionele gebruik van vuur als landbouwinstrument, ontbossing, de sterk verminderde natuurlijke capaciteit van de rivierbeddingen om het water van overstromingen vast te houden, en sterke verstedelijking in risicogebieden, evenals de massale trek naar de bergen door een verstedelijkte bevolking bij wijze van vrijetijdsbesteding,

L.   overwegende dat droogte een doorslaggevende rol speelt bij de verspreiding van bosbranden, die de voornaamste oorzaak vormen voor de teruggang van de bossen in Europa,

M.   overwegende dat het gemeenschappelijk landbouwbeleid met zijn opeenvolgende hervormingen de concentratie van de productie in de hand heeft gewerkt en op die manier heeft bijgedragen aan de geleidelijke verwoestijning van het platteland en het verdwijnen van de landbouwactiviteit, en het risico van bosbranden en de gevolgen van de droogte heeft doen toenemen,

N.   overwegende dat het fenomeen van bosbranden tevens wordt verergerd door de toenemende leegloop van het platteland en het stopzetten van de landbouw en de traditionele plattelandsactiviteiten, het ontoereikende onderhoud van de bossen, het bestaan van grote bosarealen met slechts één boomsoort, de beplanting met ongeschikte boomsoorten, het gebrek aan een behoorlijk preventiebeleid met passende instrumenten en financiële middelen op communautair niveau en te lichte straffen voor opzettelijke brandstichting,

O.   overwegende dat de Europese Unie de specificiteit moet erkennen van de natuurrampen die zich gewoonlijk in het Middellandse-Zeegebied voordoen, zoals droogte en branden, en de instrumenten waarover de Unie beschikt met het oog op preventie, onderzoek, risicobeheersing, civiele bescherming en solidariteit moet aanpassen,

P.   overwegende dat Europa de maatregelen ter bestrijding van de gevolgen van klimaatverandering moet versterken, waarvoor inspanningen door de lokale, regionale, nationale en Europese autoriteiten, maar ook van de kant van de bevolking, de bedrijfswereld en de vervoerssector vereist zijn,

Q.   overwegende dat de preventieve maatregelen van de Europese Unie ter bestrijding van alle vormen van natuurrampen versterkt moeten worden door, waar nodig, gezamenlijke strategische richtsnoeren in te voeren om te zorgen voor een betere coördinatie tussen de lidstaten en voor een grotere operationaliteit van en coördinatie tussen de verschillende Gemeenschapsinstrumenten (structuurfondsen, het toekomstig solidariteitsfonds van de Europese Unie (SFEU), het ELFPO en het toekomstige financiële instrument voor het milieu Life+, alsmede het toekomstige instrument voor snelle respons en paraatheid bij ernstige noodsituaties),

R.   overwegende dat het communautaire optreden nog steeds lacunes vertoont, die nog worden versterkt door de diversiteit en ontwikkeling van de nationale mechanismen tegen natuurrampen,

S.   overwegende dat de structuurfondsen een gewichtiger rol dienen te spelen bij de financiering van maatregelen die erop zijn gericht natuurrampen te bestrijden en hun gevolgen aan te pakken, en dat het speciaal hiervoor bedoelde Gemeenschapsinstrument, het SFEU, in de praktijk ondoeltreffend is gebleken, hetgeen dan ook de reden is om dit voorstel tot herziening te doen,

T.   overwegende dat preventieve maatregelen de door overstromingen veroorzaakte materiële schade aan huizen, infrastructuur en productieactiviteiten verminderen, getuige het voorbeeld van de Alpenregio's, waar de overstromingen van 2005 ondanks hun grotere dimensie veel minder schade teweegbrachten dan die van 2002,

U.   overwegende dat de communautaire brandpreventiemaatregelen zich desalniettemin uitsluitend beperken tot het plattelandsontwikkelingsbeleid en tot nu toe duidelijk ontoereikend zijn gebleken, hetgeen de behoefte duidelijk maakt aan een specifiek communautair programma voor de bescherming van het bosbestand dat kan beschikken over passende financiële middelen, gericht is op de beheersing van de risico's van bosbranden en rekening houdt met de specificiteit van het bos in de lidstaten,

V.   overwegende dat intensieve voorlichtingscampagnes over duurzaam gebruik van water de waterconsumptie aanmerkelijk kunnen reduceren en zo de gevolgen van ernstige droogtesituaties kunnen lenigen,

W.   overwegende het gebrek aan coördinatie tussen de bevoegde overheidsinstanties en het feit dat preventie, rampenbeheersing en bijstand aan rechtstreeks getroffen gebieden en slachtoffers de drie belangrijkste actiepunten van de Europese Unie vormen, en dat zij op deze terreinen een actievere rol dient te spelen, namelijk op het vlak van preventie,

X.   overwegende dat er sprake is van duidelijke ontevredenheid bij de bevolking, grote sectoren van de maatschappij, NGO's en vertegenwoordigers van het maatschappelijke middenveld,

1.   is van oordeel dat de Commissie een voorstel dient voor te leggen voor het opstellen van een Europese strategie ter bestrijding van natuurrampen, met inbegrip van een alomvattende risicopreventie, en een gemeenschappelijk technisch actieprotocol voor de Europese Unie voor elk type ramp en voor elk bosecosysteem;

2.   erkent de specificiteit van de natuurrampen die zich gewoonlijk in verscheidene lidstaten voordoen, zoals droogte en bosbranden in het Middellandse Zeegebied, en verzoekt de Commissie de communautaire instrumenten betreffende preventie, risicobeheersing, civiele bescherming en solidariteit aan te passen om beter op dergelijke rampen in te kunnen spelen;

3.   acht het noodzakelijk om in alle lidstaten een gedetailleerde inventaris op te maken van de plaatsen die het gevoeligst zijn voor langdurige droogte en branden, alsook van de middelen die ter beschikking staan, zodat een preventiestrategie kan worden uitgestippeld en een echt doeltreffende coördinatie en actie in het veld mogelijk worden;

4.   acht het bijgevolg noodzakelijk dat in dat voorstel maatregelen worden opgenomen met het oog op een rationeel en efficiënt gebruik van het water door de grote waterverbruikers, met name de landbouwsector, de steden en de industrie; pleit voor de toepassing van de beginselen van "de verbruiker betaalt" en "de vervuiler betaalt" om een rationeler waterbeheer en betere controle en toezicht op het afvalwater te waarborgen;

5.   is van oordeel dat deze strategie bijzondere aandacht moet besteden aan geïsoleerde gebieden met een lage bevolkingsdichtheid en een dalende bevolking, berg- en grensgebieden, perifere en ultraperifere gebieden, evenals de minst begunstigde regio's die onder de convergentiedoelstelling vallen;

6.   stelt vast dat regionale en lokale autoriteiten in heel de EU zich meer en meer bewust worden van de problematiek van natuurrampen en wijst op de onvervangbare rol van regionale en lokale actoren bij de preventie en de bestrijding van rampen en het verlichten van de gevolgen van natuurrampen voor de mens;

7.   benadrukt dat het noodzakelijk is de acties van de structuurfondsen voor de preventie en het beheer van natuurrampen bij te stellen en deze met de andere bestaande Gemeenschapsinstrumenten te coördineren ten behoeve van de bestrijding van dergelijke rampen; dringt erop aan dat in de komende financiële vooruitzichten 2007-2013 de nodige flexibiliteit moet worden gewaarborgd wat betreft de herverdeling van de beschikbare middelen tussen de verschillende fondsen, teneinde hun operationaliteit in het geval van rampen te verhogen;

8.   dringt er bij de Commissie op aan om via het SFEU en andere communautaire instrumenten de nodige middelen ter beschikking te stellen om het leed en de materiële noden van alle slachtoffers en hun directe familieleden van natuurrampen te lenigen;

9.   wijst erop dat maatregelen ter voorkoming en bestrijding van branden en overstromingen in de nieuwe programmeringsperiode in aanmerking komen voor steun uit de structuurfondsen en roept de Raad bijgevolg op hiermee rekening te houden en in zijn gemeenschappelijke standpunten een lijn te volgen die daarmee overeenstemt;

10.   benadrukt dat herstelmaatregelen met financiële steun van de Europese Unie ook maatregelen moeten omvatten om nieuwe rampen te voorkomen;

11.   stelt voor dat de Raad zich moet buigen over de meest doeltreffende maatregelen om op de rechtstreekse en onvermijdelijke noden bij een brandramp te anticiperen en doeltreffend het hoofd te bieden;

12.   acht het onontbeerlijk dat in het volgende financieel kader 2007-2013 een communautair programma voor de bescherming van het bosbestand tegen branden wordt ontworpen, dat als doel heeft het bevorderen van acties met het oog op de bewustmaking voor en de preventie en de beheersing van de risico's van bosbranden en over adequate financiële middelen moet beschikken en complementair moet zijn aan het landbouw- en het structuurbeleid;

13.   wijst erop dat het bestaan van een uitgebreid netwerk van kleine en middelgrote landbouwbedrijven en een landbouwbeleid dat duurzamere productiemethoden bevordert, met name wat het water- en bodemgebruik betreft, de gevolgen van de droogte en de bosbranden zou kunnen helpen beperken;

14.   merkt op dat de doelstelling "territoriale samenwerking" sinds het besluit van de Europese Raad van Brussel van 15 en 16 december 2005 over de financiële perspectieven 2007-2013 sterk is beknot, met name wat betreft de transnationale en interregionale dimensie ervan; roept de Commissie op te waarborgen dat in de lopende onderhandelingen voldoende middelen worden uitgetrokken om ervoor te zorgen dat de tenuitvoerlegging van maatregelen ter voorkoming van natuurrampen en onder Interreg vallende maatregelen ter bestrijding van de gevolgen van natuurrampen niet wordt verijdeld; onderstreept ook dat het belangrijk is samen te werken met aangrenzende derde landen, met name op het gebied van overstromingen en branden;

15.   is van oordeel dat de Commissie een voorstel dient voor te leggen voor een richtlijn inzake bosbrandpreventie en bosbrandbeheer in de Europese Unie, teneinde de bestaande communautaire en nationale middelen ter bestrijding van dat fenomeen optimaal te benutten, naar het voorstel voor een richtlijn over overstromingsbeoordeling en -beheer; is tevens van oordeel dat zij een soortgelijk voorstel voor droogterisicopreventie en -beheer dient voor te leggen en nodigt haar uit te bekijken of het mogelijk is een Europees observatorium voor droogte en verwoestijning op te richten, geïntegreerd in het zevende kaderprogramma van de Europese Gemeenschap voor activiteiten op het gebied van onderzoek, technologische ontwikkeling en demonstratie (2007-2013) (COM(2005)0119);

16.   is van oordeel dat het Europees Parlement in de strijd tegen natuurrampen in de lidstaten om te beginnen in de gaten moet houden waar en wanneer er onvoldoende middelen en uitrusting zijn, evenals alert moet zijn op alle andere relevante problemen;

17.   vraagt de Commissie onverwijld een mededeling op te stellen over preventie, beheer en risicobeoordeling van aardbevingen, net zoals voor de andere natuurrampen (overstromingen, branden, droogte);

18.   verzoekt de Commissie om in samenwerking met de lidstaten, de regionale en plaatselijke autoriteiten en andere belangstellende organen voorbeelden van goede praktijken te verzamelen en te verspreiden inzake maatregelen om natuurrampen te voorkomen en effectief te bestrijden;

19.   roept de Raad en de lidstaten op het onderzoek naar rampenpreventie in de context van het voornoemde zevende kaderprogramma, dat momenteel het goedkeuringsproces doorloopt, te versterken en daarbij bijzondere aandacht te besteden aan de verbetering van waarschuwingssystemen en systemen voor het verzamelen en in real time doorsturen van gegevens;

20.   stelt vast dat een start is gemaakt met de proeffase van het opzetten van het systeem voor de wereldwijde monitoring van milieu en veiligheid (Global Monitoring of Environment and Security, GMES), dat de Europese Unie in staat moet stellen de voorspelling, monitoring en evaluatie van natuurrampen te verbeteren, en dringt erop aan de financiële middelen voor het initiatief te verhogen en het toepassingsgebied van het actieprogramma uit te breiden tot alle natuurrampen die zich in de lidstaten voordoen;

21.   roept ertoe op het GALILEO-systeem onmiddellijk van start te laten gaan, dat moet bijdragen tot een verbetering van de mogelijkheden van de Europese Unie om op extreme weersomstandigheden te anticiperen, deze te voorspellen en te begrijpen; roept er voorts toe op alle andere mogelijke voorzieningen en middelen in te zetten om brandhaarden te detecteren en het verspreiden van brand op doeltreffende wijze te voorkomen;

22.   betreurt het feit dat het verslag van de Commissie over de tenuitvoerlegging van de bosbouwstrategie van de EU (COM(2005)0084) geen speciale aandacht besteed aan branden en daarmee voorbijgaat aan het feit dat deze de belangrijkste oorzaak voor de teruggang van de bossen vormen; roept deze lidstaten derhalve op deze tekortkoming te verhelpen en vraagt de Commissie om de nodige maatregelen te voorzien in het bosactieplan dat zij binnenkort zal presenteren en waarin zij aandacht moet besteden aan de eventuele oprichting van een Europees fonds tegen bosbranden of fonds voor het Europees bosbestand als ondersteuning van de maatregelen voor het behoud en herstel van berg- en bosgebieden, zoals bepaald in het netwerk Natura 2000;

23.   stelt voor dat lidstaten maatregelen tegen de droogte en verwoestijning en ter preventie van bosbranden en overstromingen moeten opnemen in hun plannen voor plattelandsontwikkeling en tot de uitvoering daarvan moeten worden verplicht, waarbij de deelname van boeren aan de herbebossing met gepaste soorten, het schoon houden van de bossen, de strijd tegen de erosie en een beter gebruik van het water moet worden aangemoedigd, aangezien boeren de belangrijkste behoeders van het landschap zijn; roept er derhalve toe op de steun voor de instandhouding van brandstroken waarin Verordening (EG) nr. 1257/1999 van de Raad van 17 mei 1999 inzake steun voor plattelandsontwikkeling uit het Europees Oriëntatie- en Garantiefonds voor de Landbouw (EOGFL)(11) voorziet, te handhaven, alsook een betere steun te blijven verlenen aan maatregelen om het rendement van bossen te bevorderen zodat de ontbossing van minder rendabele berggebieden, zoals in het mediterrane gebied, kan worden tegengegaan (met bijzondere aandacht voor de instandhouding van gecombineerde landbouw-, bosbouw- en weideformaties);

24.   roept de Commissie op tot de ontwikkeling van voorlichtings- en onderwijscampagnes inzake preventieve en bestrijdende maatregelen waarover met de lidstaten overeenstemming is bereikt, teneinde de risico's en de gevolgen van natuurrampen, met name in de gebieden met de hoogste risico's, te verminderen door het publiek ervan bewust te maken dat het nodig is het milieu en de natuurlijke hulpbronnen te beschermen door zich onder meer van risicovolle landbouw- of recreatiepraktijken te onthouden; vraagt ook aan de Commissie dat zij het houden van rampoefeningen bevordert, zodat de negatieve gevolgen bij het uitbreken van rampen tot een minimum beperkt kunnen worden;

25.   dringt er bij de Commissie op aan in het kader van de Europese programma's voor opleiding en uitwisseling van beste professionele praktijken te werken aan een specifiek programma voor de professionals en deskundigen op het gebied van brandbestrijding, zodat zij zich ook kunnen toeleggen op preventie, instandhouding, verbetering en herstel van berggebieden ten einde de arbeidszekerheid en -veiligheid te bevorderen; dringt er bij de Commissie voorts op aan de mogelijkheid te bestuderen om een Europees evaluatie- en erkenningssysteem in te voeren, zowel voor de brandbestrijdingsteams als voor de kwalificaties en de opleiding van het personeel;

26.   verzoekt de Commissie formules te bestuderen en aan het Parlement en de Raad voor te leggen voor de invoering van dwingende maatregelen om het ontstaan van branden door onachtzaamheid of kwaad opzet tegen te gaan (gerechtelijke en politiële maatregelen, kwalificatie als milieudelict, enz.);

27.   betreurt het feit dat de brandpreventiemaatregelen in het kader van het programma "Forest Focus" geen deel uitmaken van de prioriteiten binnen het toekomstige LIFE+-programma; verzoekt de Commissie en de Raad deze maatregelen in het toekomstige programma op te nemen en hiervoor de nodige financiële middelen uit te trekken;

28.   verzoekt de Commissie, rekening houdend met het feit dat de afgelopen jaren in vele gebieden het bosbestand zeer ernstige schade heeft geleden, mechanismen in het leven te roepen die het herstel van het bosbestand in deze gebieden kunnen garanderen door het aanplanten van autochtone soorten en zo ervoor te zorgen dat doelstellingen als het herstel van het ecosysteem en het voorkomen van nieuwe rampen beschouwd worden als van algemeen en niet van louter particulier belang, zodat de impact van de natuurrampen op de klimaatverandering eveneens kan worden beperkt;

29.   neemt nota van het voornoemde voorstel van de Commissie voor een beschikking tot vaststelling van een communautair mechanisme voor civiele bescherming (COM(2006)0029), met name van de daarin voorgestelde verbetering van het WIC (waarnemings- en informatiecentrum) en van de daarnaast beoogde mogelijkheid de transportkosten van interventies uit Gemeenschapsmiddelen te financieren; roept de Commissie op dit voorstel zo spoedig mogelijk goed te keuren en het instrument in overweging te nemen, en met name de concrete maatregelen in het veld, te versterken, en verzoekt haar zo goed mogelijk gebruik te maken van de beschikbare middelen;

30.   roept de lidstaten en de Commissie op gezamenlijk te werken aan een sterke verbetering van de coördinatie en verspreiding van informatie over bestaande middelen waarop in geval van rampen een beroep kan worden gedaan, door geharmoniseerde procedures te formuleren, in het bijzonder om te waarborgen dat de allernoodzakelijkste noodmaatregelen kunnen worden genomen om ervoor te zorgen dat onmiddellijk gedurende een beperkte periode grond- en luchtapparatuur ter bestrijding van bosbranden ter beschikking kan worden gesteld;

31.   herinnert eraan dat het Parlement zich in zijn resolutie van 4 september 2003 over de gevolgen van de hete zomer(12) gunstig opstelde tegenover de oprichting van een Europese burgerbescherming en verzoekt de Commissie om ten aanzien van deze doelstelling het subsidiariteitsbeginsel ten volle te eerbiedigen; is van oordeel dat een dergelijk Europees instrument gedurende de hele zomer in staat van alertheid moet zijn, wanneer Europa en met name de mediterrane landen constant met brandgevaar worden geconfronteerd, en dat elke lidstaat aan dit Europese instrument een bijdrage moet leveren in de vorm van uitrusting, middelen en personeel;

32.   verzoekt de lidstaten en de regionale en plaatselijke autoriteiten de administratieve en geografische barrières voor de civiele bescherming uit de weg te ruimen en te ijveren voor meer flexibiliteit en betere operationaliteit van reddingsteams (brandweer, medische urgenties, politie, reddingsteams in bergen, op zee en in mijnen) in aan elkaar grenzende gebieden;

33.   benadrukt het belang van het SFEU als het belangrijkste instrument dat de Europese Unie in staat moet stellen om snel te reageren op grote rampen als overstromingen, branden of droogte, maar ook cyclonen, aardbevingen, vulkaanuitbarstingen of zelfs tsunami's; dringt er met klem bij de Commissie en de Raad op aan de voorstellen van het Europees Parlement tot herziening van het fonds over te nemen, met name wat de grotere aandacht voor alle slachtoffers van natuurrampen en hun directe familieleden betreft;

34.   dringt erop aan dat de Raad het toekomstig SFEU, meer in het bijzonder wat de termijnen en de in aanmerking komende acties betreft, aanpast aan de specificiteit van de natuurrampen in de lidstaten, zoals bosbranden, droogtes en overstromingen;

35.   is van mening dat het toekomstige SFEU de mogelijkheid moet blijven bieden om op te treden in geval van rampen die weliswaar ernstig zijn maar niet het vereiste minimumniveau bereiken, en om hulp te bieden in buitengewone omstandigheden, wanneer een groot deel van de bevolking van een specifiek gebied getroffen wordt door een ramp met ernstige en langdurige gevolgen voor de levensomstandigheden;

36.   wijst er niettemin op dat het nodig is tevens andere bestaande instrumenten te mobiliseren, zoals regionale overheidssteun of leningen van de Europese Investeringsbank, teneinde natuurrampen waar mogelijk te voorkomen en de door natuurrampen veroorzaakte schade te kunnen herstellen;

37.   dringt erop aan de instelling van een fonds voor landbouwrampen te onderzoeken om het inkomensverlies te vergoeden dat het gevolg is van het productieverlies van de boeren die het slachtoffer zijn van natuurrampen;

38.   verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie, de regeringen en parlementen van de lidstaten die gebieden omvatten die in 2005 door natuurrampen zijn getroffen, de regionale en lokale autoriteiten van die gebieden, alsmede aan het Comité van de Regio's.

(1) Aangenomen teksten, P6_TA(2005)0433.
(2) http://ies.jrc.cec.eu.int/fileadmin/Documentation/Reports/Inland_and_Marine_Waters/Pubs/Climate_Change_and_the_European_Water_Dimension_2005.pdf.
(3) PB L 324 van 11.12.2003, blz.1.
(4) PB L 277 van 21.10.2005, blz. 1.
(5) PB L 161 van 26.6.1999, blz. 1.
(6) PB L 130 van 25.5.1994, blz. 1.
(7) PB L 161 van 26.6.1999, blz. 57.
(8) PB L 161 van 26.6.1999, blz. 62.
(9) PB L 213 van 13.8.1999, blz. 5.
(10) Aangenomen teksten, P6_TA(2005)0334.
(11) PB L 160 van 26.6.1999, blz. 80.
(12) PB C 76 E van 25.3.2004, blz. 382.

Laatst bijgewerkt op: 9 november 2006Juridische mededeling