Index 
 Vorige 
 Volgende 
 Volledige tekst 
Procedure : 2005/2244(INI)
Stadium plenaire behandeling
Documentencyclus : A6-0210/2006

Ingediende teksten :

A6-0210/2006

Debatten :

PV 06/07/2006 - 3
CRE 06/07/2006 - 3

Stemmingen :

PV 06/07/2006 - 6.17
Stemverklaringen

Aangenomen teksten :

P6_TA(2006)0319

Door het Parlement aangenomen teksten
DOC 122kPDF 171k
Donderdag 6 juli 2006 - Straatsburg Definitieve uitgave
Migratie en ontwikkeling
P6_TA(2006)0319A6-0210/2006

Resolutie van het Europees Parlement over migratie en ontwikkeling (2005/2244(INI))

Het Europees Parlement ,

–   gezien de mededeling van de Commissie aan de Raad, het Europees Parlement, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's, getiteld "Migratie en ontwikkeling: een aantal concrete ideeën" (COM(2005)0390),

–   gezien het voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad over gemeenschappelijke normen en procedures in de lidstaten voor de terugkeer van onderdanen van derde landen die illegaal op hun grondgebied verblijven (COM(2005)0391),

–   gezien de mededelingen van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement getiteld "Prioritaire acties om een antwoord te bieden op de uitdagingen van de migratie – Eerste follow-up van Hampton Court" (COM(2005)0621), "EU-strategie voor de aanpak van het tekort aan gezondheidswerkers in ontwikkelingslanden" (COM(2005)0642) en "Thematisch programma voor de samenwerking met derde landen op het gebied van migratie en asiel" (COM(2006)0026),

–   gezien punt IV van de conclusies van het voorzitterschap van de Europese Raad van Brussel van 15 en 16 december 2005, getiteld "Migratie: globale aanpak",

–   onder verwijzing naar de resoluties A/RES/58/208, A/RES/59/241 en A/RES/60/205 van de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties waarin tijdens haar 61e zitting in 2006 een dialoog op hoog niveau is gepland over het vraagstuk van de internationale migratie en ontwikkeling,

–   gezien de Partnerschapsovereenkomst tussen de leden van de groep van Staten in Afrika, het Caribisch gebied en de Stille Oceaan (ACS) enerzijds en de Europese Gemeenschap en haar lidstaten anderzijds, ondertekend te Cotonou op 23 juni 2000 (Overeenkomst van Cotonou)(1) , gewijzigd op 25 juni 2005(2) in Luxemburg, en met name artikel 13 over migratie,

–   gezien de verklaring en het actieplan van Brussel die op 13 april 2006 door de eerste vergadering van de met asiel-, migratie- en mobiliteitskwesties belaste ACS-ministers zijn goedgekeurd,

   gezien het Verdrag van de Verenigde Naties tegen grensoverschrijdende georganiseerde misdaad en de bijhorende protocollen,

–   gezien Besluit nr. 4/2005 van de ACS-EG-Raad van ministers van 13 april 2005 betreffende het gebruik van de reserve van de middelen voor langetermijnontwikkeling van het negende Europees Ontwikkelingsfonds(3) ,

–   gezien het verslag van de Secretaris-generaal van de Verenigde Naties, getiteld "World Survey on the Role of Women in Development: Women and International Migration" (A/59/287/Add.1),

–   gezien het verslag van de Wereldbank, getiteld "Global Economic Prospects 2006: Economic Implications of Remittances and Migration"(4) ,

–   gezien het verslag van oktober 2005 van de Wereldcommissie voor internationale migratie, getiteld "Migration in an Interconnected World: New Directions for Action"(5) ,

–   gezien het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, met name de artikelen 18, 19 en 21,

–   gezien de in 2005 door de lidstaten gedane toezeggingen, met name dat:
   de EU en haar lidstaten het door de VN vastgestelde streefcijfer van 0,70% van het BNI van de EU tegen 2015 zullen halen, waardoor de bijdrage van de EU aan de millenniumdoelstellingen voor ontwikkeling van 33 miljard euro in 2003 tegen 2015 zal oplopen tot meer dan 84 miljard EUR (conclusies van het voorzitterschap van de Europese Raad van Brussel, 16 en 17 juni 2005),
   de EU en andere donoren hun hulp aan Afrika zullen verdubbelen en dat Afrika derhalve tegen 2010(6) kan rekenen op 25 miljard USD aan ODA (communiqué van Gleneagles, op 8 juli 2005 door de G8 afgegeven),

–   gezien aanbeveling nr. 151 van de IAO betreffende migrerende werknemers,

–   gezien de gemeenschappelijke verklaring van de Raad en de regeringsvertegenwoordigers van de lidstaten verenigd in de Raad, van het Europees Parlement en de Commissie over ontwikkelingsbeleid, getiteld "Europese consensus"(7) van 20 december 2005, waarin het algemene actiekader van de Gemeenschap inzake ontwikkeling is vastgelegd,

–   gezien de verklaring van Wenen van 12 mei 2006 op de 4e top Europese Unie/Latijns-Amerika,

–   onder verwijzing naar zijn resoluties van 17 november 2005 over een ontwikkelingsstrategie voor Afrika(8) , van 15 november 2005 over de sociale dimensie van de globalisering(9) , van 26 oktober 2005 over de EU-aanpak van het beheer van economische migratiestromen(10) , van 9 juni 2005 over de samenhang tussen legale en illegale immigratie en de integratie van migranten(11) en van 12 april 2005 over de rol van de Europese Unie in de verwezenlijking van de millenniumdoelstellingen voor ontwikkeling (MDG's)(12) ,

–   gezien Verordening (EG) nr. 2836/98 van de Raad van 22 december 1998 over de integratie van genderkwesties in ontwikkelingssamenwerking(13) ,

–   gelet op artikel 45 van zijn Reglement,

–   gezien het verslag van de Commissie ontwikkelingssamenwerking en het advies van de Commissie buitenlandse zaken, de Commissie werkgelegenheid en sociale zaken, de Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken en de Commissie rechten van de vrouw en gendergelijkheid (A6-0210/2006),

A.   overwegende dat 40% van de 175 miljoen migranten (3% van de wereldbevolking) in ontwikkelingslanden leeft,

B.   overwegende dat migratie geen nieuw fenomeen is, maar voor de internationale gemeenschap een belangrijk politiek thema is geworden door de omvang van het fenomeen in het kader van de mondialisering en het feit dat alle internationale actoren zich ervan bewust worden,

C.   overwegende dat immigratie sinds de jaren tachtig aanzienlijk is toegenomen zonder dat er op het niveau van de Europese Unie echter een gemeenschappelijk en coherent antwoord is geformuleerd,

D.   overwegende dat de Europese Unie immigranten uit vrijwel alle ontwikkelingslanden ontvangt, dat veel van die immigranten afkomstig zijn uit Azië, Afrika en Latijns-Amerika en dat de omvang van dit fenomeen de komende jaren waarschijnlijk niet zal afnemen,

E.   overwegende dat gemeenschappelijke acties van formaat door de internationale gemeenschap om op de toestand in te spelen op zich laten wachten,

F.   overwegende dat de internationale gemeenschap een globaal antwoord dient te geven op het migratievraagstuk en dat de Europese Unie tot op heden geen algemeen politiek antwoord heeft geformuleerd en zich ook niet met de middelen heeft uitgerust die noodzakelijk zijn om deze problematiek aan te pakken,

G.   overwegende dat er geen gemeenschappelijk beleid is inzake de regeling van migratiestromen, hetgeen de lidstaten in staat stelt unilaterale besluiten te nemen waardoor het moeilijk wordt een coherent, gemeenschappelijk standpunt in te nemen,

H.   overwegende dat een oplossing voor het fenomeen van de immigratie ligt in een zo breed mogelijke consensus binnen de Europese Unie,

I.   gezien de dialoog op hoog niveau over internationale migratie en ontwikkeling die op 14 en 15 september 2006 tijdens de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties zal plaatsvinden,

J.   overwegende dat de Afrikaanse Unie migratie tot hoofdthema van haar optreden heeft gemaakt, onder de bescherming van de voorzitter van de Commissie van de Afrikaanse Unie, de heer Alpha Oumar Konaré,

K.   overwegende dat de uiteenlopende beweegredenen en bijgevolg de verschillende categorieën migranten een hindernis vormen voor de tenuitvoerlegging van coherente en globale beleidslijnen die migratie tot een hefboom voor ontwikkeling moeten maken,

L.   overwegende dat de belangrijkste centra ter wereld van waaruit mensen migreren Azië en Latijns-Amerika zijn, maar dat Afrika opvalt door de omvang van de negatieve gevolgen van de migratiestroom,

M.   overwegende dat hoofdzakelijk de gastlanden in het noordelijk halfrond in de analyse worden opgenomen, terwijl 60% van de migranten het zuidelijk halfrond niet verlaten,

N.   overwegende het engagement om vooruitgang te boeken bij de globale dialoog en om de samenwerking inzake migratiezaken tussen de Europese Unie en Latijns-Amerika te versterken, zoals in de verklaring van Wenen is neergelegd,

O.   overwegende dat een simpele verhoging van de officiële ontwikkelingshulp geen oplossing voor het vraagstuk van de samenhang tussen migratie en ontwikkeling biedt, maar dat tevens specifieke en innoverende middelen moeten worden ontwikkeld opdat de rol van de migranten in de strijd tegen armoede en voor ontwikkeling duidelijker wordt gemaakt en wordt bevorderd,

P.   overwegende dat het zoeken naar een antwoord op dit fenomeen integraal deel moet uitmaken van de nationale en internationale strategieën inzake armoedebestrijding, opdat de millenniumontwikkelingsdoelstellingen worden verwezenlijkt,

Q.   overwegende dat het recht van de landen uit het Zuiden om een autonoom migratiebeleid te voeren, moet worden erkend en gesteund,

R.   overwegende dat voor de landen uit het Zuiden migratie het vertrek van de best opgeleide of meest ondernemende burgers betekent en dat de braindrain de verlening en de kwaliteit van diverse essentiële diensten, met name in de gezondheidszorg of het onderwijs, in het gedrang brengt,

S.   overwegende dat de braindrain wordt aangemoedigd door het selectieve toetredingsbeleid voor migranten dat in het Noorden onder de noemer "selectieve migratie" wordt toegepast en dat de kennisvlucht die veel landen uit het Zuiden treft, alleen maar verder vergroot,

T.   overwegende dat volgens de voorzitter van de Commissie van de Afrikaanse Unie, de heer Alpha Oumar Konaré, een dergelijk beleid Afrika het recht op ontwikkeling ontzegt,

U.   overwegende dat circulaire migratie, waarbij mensen heen en weer kunnen reizen tussen hun land van herkomst en hun land van bestemming, enorme ontwikkelingsmogelijkheden voor de gastlanden en de landen van herkomst biedt,

V.   overwegende dat co-ontwikkeling, die wordt omschreven als de verwezenlijking van het potentieel dat migrantengemeenschappen in de ontwikkelde landen vertegenwoordigen ten voordele van de ontwikkeling in hun land van herkomst, migratie tot een hefboom voor ontwikkeling en wederzijdse hulp tussen de volkeren maakt,

W.   overwegende dat de geldoverdracht van migranten naar hun land van herkomst belangrijke ontwikkelingsmogelijkheden biedt, dat het totaalbedrag van die overdracht wereldwijd ruimschoots de officiële ontwikkelingshulp (ODA) overstijgt en dat de financiële kostprijs en de bankkosten van dergelijke overmakingen in de meeste gevallen extreem hoog zijn, waarbij de overdracht soms onvoldoende doorzichtig is; voorts echter benadrukkend dat dit geld in de eerste plaats in de dagelijkse gezinsconsumptie wordt gestoken en dat slechts een klein deel wordt gebruikt om investeringen en de ontwikkeling te financieren,

X.   overwegende dat dergelijke overmakingen echter niet ter vervanging van de officiële ontwikkelingshulp mogen dienen of een aanleiding tot vermindering daarvan mogen vormen,

Y.   overwegende dat de wereld in 2005 bijna 9,2 miljoen vluchtelingen en 25 miljoen "ontheemden in eigen land" telde, waarvan de helft in Afrika, die geen enkele internationale bescherming genieten waardoor een ontoelaatbare slachtofferhiërarchie ontstaat,

Z.   overwegende de toename van het aantal "ecologische" vluchtelingen en ontheemden, dat volgens het Hoog Commissariaat van de Verenigde Naties voor vluchtelingen (UNHCR) over enkele jaren de 50 miljoen zal overschrijden,

AA.   overwegende dat de integratie van migranten een tweerichtingsproces is op grond van de gemeenschappelijke rechten én plichten van legale migranten en het gastland, met als doel ervoor te zorgen dat de immigranten aan de samenleving kunnen deelnemen,

AB.   overwegende dat de migranten, die het slachtoffer van mensenhandel, discriminatie en sociale onzekerheid zijn, een groep blijven die over het algemeen onvoldoende door de internationale gemeenschap en een aantal nationale wetgevingen wordt beschermd,

AC.   overwegende dat de Internationale conventie over de bescherming van de rechten van alle migrantenwerkers door geen enkele lidstaat is geratificeerd,

AD.   overwegende dat de Europese Unie sinds 1999 slechts 15 miljoen EUR (ofwel 0,5 EUR

AE.   overwegende dat de Europese Unie van de strijd tegen aan migratie verbonden mensenhandel en tegen handel in en seksuele uitbuiting van vrouwen en kinderen een prioriteit moet maken,

AF.   overwegende dat overwegende dat vrouwen 51% van alle migranten in de ontwikkelde wereld uitmaken en 46% in de ontwikkelingslanden(14) ; voorts overwegende dat onvoldoende informatie over de risico's van illegale emigratie wordt verspreid en in de wetenschap dat vrouwelijke migranten vaker het slachtoffer zijn van seksuele uitbuiting, geweld, discriminatie en uitbuiting op de werkplek; en dat ten slotte het migratiebeleid geen rekening houdt met de specifieke rol van de vrouw,

AG.   overwegende dat dankzij migratie vrouwen hun leefomstandigheden kunnen verbeteren, hun zelfstandigheid kunnen vergroten, de thuis achtergeblevenen kunnen helpen en kunnen ontsnappen aan knellende maatschappelijke banden,

AH.   echter overwegende dat vrouwen vaak worden gedwongen tot migratie door problemen zoals gedwongen huwelijken, armoede of gewapende conflicten,

AI.   overwegende dat migrerende vrouwen kwetsbaarder zijn voor seksuele uitbuiting, discriminatie, uitbuiting op het werk en "brain waste", geweld en gezondheidsrisico's, maatschappelijk isolement en mensenhandel,

AJ.   overwegende dat een groot aantal migranten zonder papieren momenteel in de EU verblijft waardoor het risico van uitbuiting op de werkplek toeneemt alsook het gevaar van blootstelling aan seksuele uitbuiting en geweld,

1.   is ervan overtuigd dat de Europese Unie een hoofdrol moet spelen om van migratie een hefboom voor ontwikkeling te maken;

2.   benadrukt dat de Unie een globale beleidsoplossing voor het vraagstuk van de samenhang tussen ontwikkeling en migratie moet bieden, met een regionale insteek en met bijzondere aandacht voor Afrika en de zuid-zuidmigratie; wenst dat het migratievraagstuk boven aan de agenda van de politieke dialoog tussen Europa en de verschillende regio's waarmee het betrekkingen onderhoudt wordt geplaatst en schaart zich achter de organisatie van een Europees-Afrikaanse top om een gezamenlijke beleidsoplossing te vinden;

3.   meent dat het Europees migratie- en ontwikkelingsbeleid eerst en vooral gebaseerd moet zijn op de beginselen van solidariteit met derde landen en gezamenlijke ontwikkeling teneinde de onderliggende beweegredenen voor migratie aan te pakken en in het bijzonder de armoede uit te bannen;

4.   herhaalt zijn steun voor de gedachte dat mobiliteit van mensen een mensenrecht moet zijn en in geen geval een verhandelbaar goed mag zijn; onderstreept dat in elk beleid terzake mobiliteit moet worden bevorderd als een kwestie van vrije keuze en niet van verplichting;

5.   benadrukt dat op Europees niveau alleen een geschikte oplossing voor het fenomeen van de immigratie kan worden gevonden indien een gemeenschappelijke strategie wordt opgesteld waarbij duidelijke doelstellingen worden bepaald, alsook welke mechanismen de lidstaten ter beschikking hebben om dit fenomeen samen en in een geest van solidariteit aan te pakken;

6.   herinnert eraan dat de strijd tegen uitbuiting en mensenhandel een plicht is voor alle lidstaten; herinnert tevens aan het bestaan van multilaterale instrumenten zoals het Verdrag van de Verenigde Naties tegen grensoverschrijdende georganiseerde misdaad, die een doeltreffend instrument kunnen zijn bij de bestrijding van mensenhandel en uitbuiting van immigranten, bij de bescherming van hun grondrechten en bij de gerechtelijke vervolging van diegenen die zich schuldig maken aan deze criminele activiteiten; dringt erop aan dat de lidstaten die dit verdrag nog niet hebben geratificeerd of ondertekend, dat zo spoedig mogelijk doen;

7.   moedigt de integratie van het migratievraagstuk in het buitenlands beleid van de EU aan, naar het voorbeeld van het Barcelona-proces;

8.   juicht het voorstel van de Raad toe om in 2006 een ministeriële vergadering van EuroMed over migratie te houden; is ook ingenomen met de Euro-Afrikaanse Top over migratie die in juli 2006 in Rabat plaatsvindt om over het vraagstuk van de migratie uit de Maghreb en Subsaharaans Afrika naar Europa te debatteren;

9.   juicht alle verdere stappen voor een beter migratiebeleid toe en beklemtoont de behoefte aan een veelomvattende benadering met een duidelijk beeld van de belangrijkste migratiebeleidsmaatregelen die moeten worden genomen, teneinde een versnipperd beleid in dezen te voorkomen;

10.   raadt de Raad aan de nodige maatregelen te nemen om de samenwerking en coördinatie tussen de verantwoordelijke migratiediensten en de verantwoordelijke ontwikkelingsdiensten in elke lidstaat te verbeteren;

11.   benadrukt dat de verhoging van de ontwikkelingshulp weliswaar noodzakelijk is, maar op zichzelf ontoereikend is om van migratie een hefboom voor ontwikkeling te maken; verzoekt de Europese Unie en de lidstaten de toezeggingen van 2005 te realiseren;

12.   raadt aan dat met migratie en haar invloed op ontwikkeling transversaal rekening wordt gehouden bij de ideeën en acties om de millenniumdoelstellingen voor ontwikkeling te realiseren; brengt in herinnering dat een globale strategie slechts zal lonen indien zowel op het niveau van de Europese Unie als op het niveau van de landen van herkomst een passend juridisch kader wordt geschapen;

13.   onderstreept dat het migratiefenomeen beter in het ontwikkelingsbeleid en ontwikkelingsplannen moet worden geïntegreerd en beveelt aan migratie op nationaal niveau in de strategiedocumenten voor armoedebestrijding (PRSP) op te nemen;

14.   erkent het belang van de diaspora bij het versterken van de relaties tussen de EU en de landen van herkomst, vooral wat migratie betreft; roept op tot nauwere samenwerking tussen instellingen in de ontwikkelingslanden en de EU-lidstaten, onder meer door gezamenlijke ontwikkelingsprojecten uit te voeren;

15.   is van oordeel dat co-ontwikkeling, die de erkenning en ondersteuning van de rol van de diaspora ten gunste van de ontwikkeling van hun landen van herkomst inhoudt, op Europese schaal ten volle moet worden erkend;

16.   benadrukt dat migratie alleen een hefboom voor ontwikkeling kan worden als de Europese Unie twee prioritaire instrumenten hanteert:
   - een specifiek fonds met een voldoende flexibel en reactief beheer waarmee vooral co-ontwikkelingsprogramma's worden gefinancierd,
   - een garantiefonds om het voortbestaan van de microprojecten van migranten te waarborgen en hun invloed op ontwikkeling te maximaliseren;

17.   is van mening dat het AENEAS-programma, net als zijn opvolger vanaf 2007, voor een ontwikkelingsstrategie moet worden aangewend, in het bijzonder via financiering van co-ontwikkelingsprogramma's, en dat deze doelstelling strikt dient te worden geëerbiedigd, zodat bijvoorbeeld geen fondsen aan de beveiliging van de buitengrenzen van de Unie worden besteed;

18.   onderstreept dat dit programma de doeltreffendheid van de beheersystemen voor migratiestromen en voor hulp aan de landen van herkomst en de transitlanden moet verbeteren; beveelt hiertoe de volgende kenmerken voor het programma aan:
   - verschillende kredietlijnen (co-ontwikkeling, studies, veiligheid, enz.) met de mogelijkheid geïntegreerde projecten met meerdere kredietlijnen te financieren,
   - criteria voor projectkeuze en regels met betrekking tot het type en het bedrag van de toe te kennen hulp,
   - een comité voor projectselectie dat binnen een vooraf bepaald kader volledig autonoom kan beslissen,
   - een herziening van de aan de NGO's opgelegde regels inzake de storting van garantiefondsen;

19.   stelt geïntegreerde regionale ontwikkelingsplannen voor die vooral op de belangrijkste migratiegebieden in Afrika zijn gericht, teneinde:
   - infrastructuurwerken (drinkwater, elektriciteit, gezondheidscentra, scholen, wegen) te financieren;
   - via gerichte begrotingssteun de operationele kosten gedeeltelijk te financieren;
ook kunnen soortgelijke acties worden ondernomen in de belangrijkste centra van waaruit mensen emigreren in Latijns-Amerika en Azië;

20.   vestigt met nadruk de aandacht op de moeilijkheden die immigranten bij geldovermakingen naar hun land van herkomst ondervinden en de hoge kosten die daarmee gemoeid zijn; onderstreept bovendien het gebrek aan transparantie van het extrabancaire systeem; bevestigt dat een veilig systeem dient te worden ingevoerd dat de bescherming van de gegevens van de afzender en de ontvanger waarborgt, teneinde gegroepeerde zendingen via gereglementeerde overmakingen aan te moedigen, in de wetenschap dat bepaalde alternatieve systemen waarop de immigranten een beroep doen, soms echte woekersystemen zijn;

21.   verzoekt de Commissie, de lidstaten en de nationale en internationale financiële instellingen beleidsmaatregelen te nemen om:
   - de overmakingen van migranten te bevorderen en te vereenvoudigen door ze goedkoper, sneller en veiliger maken, teneinde de migranten aan te zetten de formele overdrachtsystemen te gebruiken;
   - de toegang van migranten tot financiële diensten uit te breiden;
   - de geldovermakingen van migranten naar productieve investeringen te doen vloeien door de toegang tot micro-ondernemingen en KMO's te vereenvoudigen en door innovatieve financiële producten voor de diaspora, zoals het "Ontwikkelingsspaarplan", te bekijken;
   - de transparantie van de financiële transacties die langs "informele kanalen" worden verricht, zoals met name de hawala-netwerken, te waarborgen;

22.   verzoekt de Commissie een voorstel voor een reglementair kader uit te werken dat tot doel heeft de kosten te verminderen en de transparantie van de geldovermakingen van migranten naar hun land van herkomst te vergroten; herhaalt dat dergelijke geldovermakingen de tweede externe financieringsbron voor ontwikkelingslanden zijn en dat de kosten voor de overdracht kunnen oplopen tot 20% van het totaalbedrag;

23.   onderkent het belang van de rol die de KMO's bij het scheppen van banen en bij de bijdrage aan ontwikkeling spelen; dringt er bij de Commissie op aan om in samenwerking met de Europese Investeringsbank programma's te ontwikkelen die migranten ertoe aanzetten grotere bedragen in dergelijke bedrijven te investeren;

24.   verzoekt de Commissie en de lidstaten programma's uit te werken om de opgeleide personen van de diaspora te mobiliseren met het oog op ontwikkeling door de loonverschillen voor hoogopgeleide migranten die naar hun land van herkomst willen terugkeren, aan te pakken, of door "gedeelde werkregelingen" voor overheidspersoneel uit het Zuiden (leraren, onderzoekers, dokters) uit te werken; verzoekt de Commissie de experimenten met "gedeelde werkregelingen" in de lidstaten te onderzoeken;

25.   roept de Commissie en de lidstaten op te onderzoeken welke maatregelen kunnen worden genomen om de overdracht van pensioen- en socialezekerheidsrechten van naar hun land van herkomst terugkerende migranten zeker te stellen;

26.   juicht het voorstel van de Commissie toe om maatregelen te overwegen betreffende de overheveling van pensioenrechten, de erkenning van kwalificaties en de werking van mechanismen om de mobiliteit van onderzoekers en andere professionals te vergemakkelijken zodat ze desgewenst naar hun land van oorsprong kunnen terugkeren en goed kunnen reïntegreren;

27.   verzoekt de Europese Unie en de lidstaten circulaire of pendelmigratie aan te moedigen:
   - door, na overleg met de landen van herkomst, beleidsmaatregelen en programma's voor tijdelijke migratie in te voeren, zoals de toekenning van visa voor meervoudige toegang aan bepaalde personen;
   - door pensioenrechten en alle andere sociale rechten systematisch over te dragen tussen het land van herkomst en het land van bestemming en ervoor te zorgen dat de arbeidskrachten de uitkeringen daadwerkelijk ontvangen (minder dan 25% van de internationale migranten verblijft in een land dat hiervoor akkoorden heeft gesloten);

28.   juicht het voorstel van de Commissie toe om circulaire migratie te bevorderen, waarbij migranten tussen hun land van herkomst en bestemming heen en weer reizen en zo alle kennis en ervaring die ze hebben opgedaan, naar hun land van oorsprong terugvloeit; wijst erop dat het noodzakelijk is circulaire migratie te koppelen aan integratiemaatregelen voor vertrekkende en terugkerende migranten; wijst op de rol van het maatschappelijk middenveld, de NGO's en sociale partners in dit proces;

29.   juicht ook de voorstellen van de Commissie toe om een dialoog te voeren over aangelegenheden die met verblijfs- en werkvergunningen te maken hebben en om mobiliteitsprogramma's voor arbeidsmigranten in het leven te roepen met behulp waarvan de beschikbare vaardigheden van de migranten op de behoeften van het ontwikkelingsland kunnen worden afgestemd;

30.   nodigt de overheidsinstanties van het Noorden en het Zuiden uit in de opvoeding en opleiding van de burgers te investeren; herhaalt zijn steun aan doelstelling "20/20": 20% van de officiële hulp van het Noorden en 20% van de nationale begrotingen van het Zuiden worden aan sociale basisdiensten besteed;

31.   nodigt de landen uit het Zuiden uit strategieën voor "opleiding en behoud" te ontwikkelen, in het bijzonder door de sociale beroepsopleidingen opnieuw tegen het licht te houden en door de nadruk te leggen op de situatie van de vrouw, die vaak het slachtoffer is van genderdiscriminatie;

32.   verzoekt de Unie om de bevordering van fatsoenlijk werk concreet op de Europese ontwikkelingsagenda te plaatsen en om in het bijzonder:
   - in alle bilaterale akkoorden die de EU of haar lidstaten ondertekenen, clausules over de eerbiediging van de fundamentele arbeidsnormen op te nemen;
   - een controle-instrument in het leven te roepen ("bilaterale waarnemers");
   - fatsoenlijk werk als essentieel onderdeel van een negende millenniumdoelstelling voor ontwikkeling te bevorderen;
vraagt echter dat dit instrument niet door het Noorden wordt aangewend als "niet-tarifaire hindernis" voor de toegang tot hun markt;

33.   verzoekt de Europese Unie en haar lidstaten beleidsmaatregelen te nemen om de negatieve economische en sociale invloed van braindrain op de landen uit het Zuiden te verzachten:
   - door de opleiding naar sectoren met een personeelstekort te oriënteren;
   - door co-investeringsprogramma's te financieren tussen partners uit Noord en Zuid voor landen en sectoren die het hardst door de braindrain zijn getroffen;

34.   bepleit de invoering van een "Europese gedragscode" en nationale codes in de lidstaten voor de omkadering van wervingen;

35.   juicht het voornemen van de Commissie toe om een specifiek programma voor te stellen dat het tekort aan personele middelen in de gezondheidssector in Afrika zal aanpakken;

36.   is ingenomen met het plan om een uitgebreide en coherente aanpak te ontwikkelen voor het ethisch aanwerven van werknemers in sectoren die bijzonder gevoelig zijn voor de braindrain;

37.   verwelkomt de conclusies van het voorzitterschap van de Europese Raad van 15/16 december 2005 over een "globale aanpak van migratie", alsmede de recente voorstellen van de Commissie over braindrain, overmakingen, diaspora, tijdelijke/circulaire migratie, socialezekerheidsrechten, visa voor meervoudige binnenkomsten, enz.;

38.   benadrukt dat "hersencirculatie" belangrijk is om de positieve bijdrage van migratie aan ontwikkeling te versterken, als men zich bedenkt dat de ontwikkelingslanden volop bijdragen aan de uitwisseling van bekwaamheden op de arbeidsmarkt; raadt de Commissie en de lidstaten aan resoluut deze weg in te slaan door maatregelen voor te stellen:
   - ter bevordering van tijdelijke en virtuele terugkeer, op basis van de experimenten die nu door de EU worden verricht;
   - ter bevordering van institutionele partnerschappen tussen de ontwikkelingslanden en de lidstaten van de Europese Unie (onderzoeksinstellingen, universiteiten, ziekenhuizen);
   - ter bevordering van de wederzijdse erkenning van diploma's;

39.   wijst op het feit dat bepaalde beroeps- en/of academische kwalificaties van werknemers van derde landen ofwel helemaal niet worden erkend, ofwel slechts met veel moeite, wat het voor dergelijke werknemers moeilijk maakt om op gelijke voet op de arbeidsmarkt van de EU-lidstaten toe te treden; is van oordeel dat migranten die in de EU werken, toegang dienen te hebben tot opleidingsprogramma's zodat ze hun professionele competenties verder kunnen ontwikkelen;

40.   roept de Commissie op initiatieven voor te stellen die de erkenning van beroepskwalificaties vergemakkelijken en minimumnormen vast te leggen inzake de instelling van een Europees systeem voor de gelijkwaardigheid van buitenlandse diploma's;

41.   wil dat er meer rekening wordt gehouden met de specifieke rol van vrouwen in migratie en ontwikkeling en vooral dat:
   - de geslachtsdimensie in alle ontwikkelings- of co-ontwikkelingsprogramma's en -projecten inzake migratie wordt opgenomen;
   - vrouwen en vrouwenverenigingen de bevoorrechte doelgroep worden voor maatregelen om de diaspora meer verantwoordelijkheid te geven en om hun projecten financieel te ondersteunen;
   - in de landen van herkomst voorlichtingscampagnes worden georganiseerd over de voorwaarden voor wettelijke immigratie, over de rechten van migranten en over de risico's van illegale immigratie, waaronder mensenhandel, geweld en seksuele uitbuiting;

42.   verzoekt de lidstaten om de manieren te promoten waarlangs vrouwelijke migrerende werknemers socio-politieke, economische en psychologische macht, met name t.o.v. hun familieleden kunnen verwerven door de rol te versterken van op vrouwen gerichte NGO's en netwerken voor migrerende vrouwen;

43.   verzoekt de lidstaten toe te zien op toepassing van het beginsel van niet-discriminatie bij de toegang en deelname van migrerende vrouwen tot de communautaire arbeidsmarkt en garant te staan voor eerbiediging van hun sociale en economische rechten, vooral gelijke beloning;

44.   verzoekt de lidstaten speciale aandacht te schenken aan de kinderen van migrerende vrouwen opdat deze een hoog beschermingsniveau genieten en makkelijk toegang krijgen tot gezondheidszorg en onderwijs;

45.   steunt het voorstel voor de verklaring en het actieplan van Brussel die op 13 april 2006 door de met asiel-, migratie- en mobiliteitskwesties belaste ACS-ministers zijn goedgekeurd, waarbij wordt verzocht om de oprichting van een virtuele waarnemingspost voor migraties in de ACS-landen, teneinde alomvattende en onafhankelijke gegevens te verzamelen om binnen de ACS-landen oplossingen voor de uitdagingen van de migratie te vinden;

46.   is verheugd over de invoering van de ACS-EU-faciliteit voor migratie tegen eind 2006; verzoekt de Commissie echter om haar doelstellingen te verduidelijken en te waarborgen dat dit instrument niet van zijn ontwikkelingsdoelstelling wordt afgeleid;

47.   plaatst vraagtekens bij de geschiktheid en doeltreffendheid van de akkoorden en clausules voor hertoetreding waarbij de financiële en technische hulp afhankelijk wordt gemaakt van de "prestaties" van de derde landen inzake hertoetreding; onderstreept dat een dergelijk "voor wat hoort wat"-beleid de landen die migranten voortbrengen, dreigt te verarmen;

48.   verzoekt de Commissie maatregelen voor te stellen ter bevordering van de capaciteitsopbouw van de landen uit het Zuiden op het gebied van het beheer van een autonoom migratiebeleid in het kader van het Europees fonds voor migratie of de ACS-EU-faciliteit;

49.   benadrukt dat de Afrikaanse Unie en de regionale Afrikaanse organisaties een grote rol kunnen spelen bij het in goede banen leiden van de economische migratiestromen in Afrika, bijvoorbeeld via samenwerkingsakkoorden voor co-ontwikkeling tussen de Europese Unie en de landen van herkomst van de migranten of in het kader van bi- en multilaterale akkoorden, met clausules betreffende de eerbiediging van de mensenrechten en de IAO-normen, en is van mening dat de Europese Unie de initiatieven in die zin moet steunen;

50.   vindt dat het ACS-EU-partnerschap een bevoorrecht kader biedt om op grond van artikel 13 van de Overeenkomst van Cotonou gemeenschappelijke oplossingen voor het migratievraagstuk voor te stellen; verzoekt de Commissie in de lopende onderhandelingen over de Economische Partnerschapsakkoorden (EPA) of in eventuele onderhandelingen over hertoetreding de volgende doelstellingen te integreren;
   - gelijke behandeling op het gebied van sociale zekerheid voor de burgers uit de ACS-landen (hetgeen reeds in de Conventie van Lomé was opgenomen, maar waarmee tot nu toe niets was gedaan);
   - betere toegang tot visa voor een verblijf van korte duur voor burgers uit de ACS-landen en gunstiger regels inzake de mobiliteit van tijdelijke arbeidskrachten;
   - invoering van een informatieprogramma voor kandidaat-migranten naar de EU in de ACS-landen;

51.   verzoekt de Commissie samen met de betrokken landen een strategie op te stellen ter ondersteuning van de landen van bestemming en transitlanden die aanzienlijke migratiestromen te verwerken krijgen, en actieprogramma's voor migranten in de aangemerkte "migratiegebieden" en transitgebieden te bestuderen en daarbij bijzondere aandacht te schenken aan de meest kwetsbare migrantengroepen (vrouwen, ama's), met de volgende doelstellingen:
   - deze bevolkingsgroepen helpen autonoom te zijn en zich op een andere manier dan via mobiliteit te ontplooien,
   - de leefomstandigheden van migranten in transitgebieden verbeteren, met name in de Sahel (voorlichtingscentra, hulpcentra voor buitenlandse migranten),
   - acties voorstellen ter voorkoming en behandeling van seksueel overdraagbare aandoeningen (soa's) en aids in de migratiecentra en langs de migratieroutes, rekening houdend met het reële verband tussen de verspreiding van soa's en de verplaatsing van individuen;

52.   wenst dat de actieprogramma's in het bijzonder aandacht besteden aan de analyse van de psychische gevolgen van migratie en uitzetting, alsook aan de steun en psychologische begeleiding van vrouwen en kinderen die dergelijke negatieve gevolgen ondervinden;

53.   verzoekt de Unie de initiatieven van de internationale gemeenschap te steunen die tot doel hebben de begrippen politiek vluchteling, economisch vluchteling en milieuvluchteling te verduidelijken en aan elke categorie aangepaste bescherming en hulp te bieden; is van mening dat ontheemden dezelfde bescherming als vluchtelingen dienen te genieten, zoals in het Verdrag betreffende de status van vluchtelingen van 28 juli 1951 is bepaald; verzoekt de lidstaten en de internationale gemeenschap te waken over de naleving van de "richtsnoeren inzake interne verplaatsingen" (Guiding Principles on Internal Displacement) van de Verenigde Naties en beveelt aan deze normen ter bescherming van ontheemden in een internationaal verdrag te bekrachtigen;

54.   maakt zich zorgen over de financiële moeilijkheden waarmee het Hoog Commissariaat voor de vluchtelingen (UNHCR) te kampen heeft; is van mening dat de Commissie haar financiële steun voor projecten die door het UNHCR worden georganiseerd, moet opschroeven en dat de Europese Unie, die de grootste bijdrage aan de begroting van het UNHCR levert, meer druk op de andere donateurs moet uitoefenen opdat het UNHCR over voldoende middelen beschikt om zijn opdracht zo goed mogelijk uit te voeren;

55.   verzoekt de Commissie samen met het Hoog Commissariaat voor de vluchtelingen en de betrokken landen of regionale organisaties projecten te ontwikkelen voor:
   - vrijwillige terugkeeracties voor vluchtelingen en ontheemden,
   - de invoering van begeleidingsstructuren om die bevolkingsgroepen te helpen zich opnieuw in hun land te vestigen;

56.   moedigt de doorreislanden en de landen van herkomst aan actief deel te nemen aan de nieuwe aanpak van migratie en ontwikkeling;

57.   verzoekt de Commissie een dialoog aan te gaan met de landen van herkomst en deze op te roepen dat zij de praktijken verbieden die in strijd zijn met de mensenrechten zoals besnijdenis van de vrouwelijke genitaliën, gedwongen huwelijken, veelwijverij en echtscheiding zonder wederzijdse instemming;

58.   verzoekt de Commissie om een kwantitatieve en kwalitatieve evaluatie van de uitgaven en van de ontwikkelingshulpprogramma's in derde landen alsook een balans van de daarmee behaalde resultaten ten behoeve van de verbetering van de positie van de vrouw in de landen van herkomst van de migranten;

59.   verzoekt de lidstaten meer in het bijzonder na te denken over de gevolgen die door conflicten veroorzaakte verhuizingen kunnen hebben voor de maatschappelijke, fysieke en psychologische toestand van migrerende vrouwen die door het precaire karakter van hun positie, des te meer kans lopen het slachtoffer te worden van geweld;

60.   verzoekt de lidstaten en de Europese Unie ervoor te zorgen dat migrerende vrouwen die het slachtoffer zijn van geweld, volledig worden geïnformeerd over hun rechten, daadwerkelijk toegang hebben tot juridische bijstand en een onafhankelijke wettelijke status, verblijfsvergunning en werkvergunning kunnen verwerven;

61.   verzoekt de Commissie en de Raad middels de vertegenwoordigingen en ambassades ter plekke vrouwen die naar de EU willen emigreren, stelselmatig te informeren over de voorwaarden die gesteld zijn aan legale immigratie, de rechten en plichten die zij krijgen, en de principes en fundamentele waarden die de Europese maatschappijen onderbouwen;

62.   verzoekt daarom de lidstaten om ontwikkelingsbeleid en specifieke programma's te ontwikkelen opdat medische, maatschappelijke en psychologische zorg wordt verstrekt aan vrouwen die het slachtoffer zijn van door conflicten veroorzaakte verhuizingen, en aan andere vrouwelijke migranten die lijden onder de mentale, fysieke en maatschappelijke gevolgen van hun verhuizing;

63.   beklemtoont hoe belangrijk uitwisseling van goede praktijken is, zowel tussen de lidstaten onderling als met derde landen, in het bijzonder ontwikkelingslanden;

64.   betreurt het feit dat de Commissie onvoldoende rekening houdt met de genderbenadering in haar mededeling over "migratie en ontwikkeling: enkele concrete richtsnoeren"; stelt voor om een permanente interinstitutionele task force op hoog niveau in te stellen die belast is met het controleren van de ontwikkeling van een Europees immigratiebeleid vanuit een genderperspectief, in het bijzonder het ontwikkelen van genderimpactevaluatie-instrumenten alvorens maatregelen op het gebied van immigratiebeleid worden goedgekeurd;

65.   verzoekt de Raad en de Commissie EU-richtsnoeren goed te keuren en concrete doelgerichte genderdoelstellingen en indicatoren goed te keuren op het gebied van het immigratiebeleid, o.a. bewustmakingsacties op nationaal niveau, zodat de integratie van een genderperspectief in het immigratiebeleid mogelijk wordt en een regelmatige evaluatie van het beleid vanuit genderperspectief;

66.   verzoekt de Raad, de Commissie en de lidstaten een juridisch kader te creëren dat migrerende vrouwen het recht garandeert op een eigen paspoort en verblijfsvergunning en dat het mogelijk moet maken dat degene die deze documenten ontvreemdt, wordt geacht zich schuldig te maken aan een misdrijf;

67.   verzoekt de Commissie en de lidstaten de dialoog te intensiveren met de landen van herkomst van migrerende vrouwen opdat de eerbiediging van de rechten van de vrouw en gelijkheid van man en vrouw kan worden bevorderd alsook de bestrijding van armoede en economische afhankelijkheid van vrouwen;

68.   wijst erop dat migratie en integratie nauw met elkaar verbonden zijn en dat migratie alleen kan slagen en voor alle betrokken partijen positief kan uitpakken als de migratiestrategieën gepaard gaan met holistische multidimensionale integratiestrategieën;

69.   betreurt dat er sinds de top van Tampere in 1999 geen vooruitgang is geboekt op het gebied van integratie en is van mening dat de Europese Unie voortaan haar verantwoordelijkheid op dit gebied dient te nemen; verheugt zich in dit verband over de instelling van het Europees Fonds voor de integratie van onderdanen van derde landen; is voorstander van de snelle oprichting van een Europese waarnemingspost inzake migratie teneinde de inspanningen van de Europese Unie en de lidstaten op het gebied van integratie te versnellen;

70.   benadrukt dat migranten voor de gastlanden een aanwinst zijn en dringt erop aan dat deze rol beter wordt erkend en versterkt; wijst met klem op het feit dat zowel de Europese burgers als de migrantenwerkers rechten en plichten hebben die te allen tijde dienen te worden nageleefd;

71.   nodigt de lidstaten uit deze positieve aspecten in hun nationale voorlichtingscampagnes op te nemen;

72.   roept de lidstaten op een eerlijke en doorzichtige procedure aan te nemen om het voor migranten gemakkelijker te maken toegang te krijgen tot werkgelegenheid met degelijke gezondheids- en veiligheidsvoorwaarden en om te voorzien in wervingsvoorwaarden voor bedrijven;

73.   roept de Commissie en de lidstaten op verschillende jeugduitwisselingsprogramma's te ontwikkelen, in het kader van het zevende kaderprogramma van de Europese Gemeenschap voor activiteiten op het gebied van onderzoek, technologische ontwikkeling en demonstratie (2007-2013) initiatieven te ontplooien, het aanhalen van de culturele en educatieve banden met de desbetreffende landen te stimuleren, de samenwerking tussen onderwijsinstellingen in de EU en de ontwikkelingslanden te verbeteren en steun te geven aan herintegratiemaatregelen;

74.   roept de Commissie op om (in samenwerking met de lidstaten) uitwisselingsprogramma's voor studenten en jonge afgestudeerden uit ontwikkelingslanden te bevorderen en te ontwikkelen, waardoor net als bij de programma's Erasmus, Erasmus-Mundus, Comenius, Sócrates en Leonardo da Vinci (die redelijk goede resultaten hebben bereikt) de doelstellingen van tijdelijke migratie mede kunnen worden gerealiseerd en waardoor lessen en gedegen werkwijzen kunnen worden overgebracht naar de landen van herkomst van de studenten en afgestudeerden;

75.   roept de Commissie en de lidstaten op de niet-financiële, maatschappelijk-professionele bijdrage aan de ontwikkeling te verbeteren, de rol van jongeren te evalueren en de integratie en het burgerschap te verbeteren, evenals contacten te leggen tussen de desbetreffende belanghebbenden op het gebied van economische migratie, zoals niet-gouvernementele organisaties en sociale partners in landen van herkomst en bestemming;

76.   dringt er bij de Europese Unie en de lidstaten op aan het migratievraagstuk in hun betrekkingen met derde landen niet als een verlengstuk van hun restrictieve migratiebeleid te zien; verwerpt elke "externalisatie" van het migratiebeleid van de Unie en haar lidstaten waarbij de verantwoordelijkheid inzake migratievraagstukken uitsluitend op de landen uit het Zuiden wordt afgeschoven;

77.   wijst er ook op dat de beheersing van migratiestromen geen voorwaarde mag zijn voor een associatieovereenkomst;

78.   verlangt dat de Commissie en de lidstaten praktische voorstellen doen om de toegang tot legale migratiekanalen te bevorderen en aldus de illegale arbeidsmarkt en de uitbuiting waarvan arbeidsmigranten het slachtoffer zijn te bestrijden;

79.   verzoekt de lidstaten een echt toelatingsbeleid in te voeren dat op de eerbiediging van de mensenrechten en het volkenrecht gestoeld is;

80.   spoort alle EU-lidstaten aan de internationale conventie over de bescherming van de rechten van migrantenwerkers te ratificeren en hun internationale toezeggingen inzake de bescherming van migranten en hun families volledig na te komen;

81.   merkt op dat steeds meer arbeidsmigranten worden uitgebuit en roept de lidstaten op erop te letten dat de Europese en nationale arbeidswetgeving ten uitvoer wordt gelegd en alle arbeidsmigranten in wettelijk en civiel opzicht tegen misbruik en uitbuiting te beschermen;

82.   verzoekt de Unie en de lidstaten de kloof tussen de status van legale vreemdelingen in de Europese Unie en van de eigen burgers van de lidstaten te verkleinen, hun maximale rechtszekerheid te bieden en te streven naar een Europees burgerschap dat voor mensen van buiten de Gemeenschap openstaat;

83.   erkent dat het zeer belangrijk is om voor onderdanen van derde landen ten minste een gemeenschappelijk minimumniveau van rechten in heel Europa te garanderen; juicht daarom de plannen toe om de belemmeringen uit de weg te ruimen voor alle immigranten die de arbeidsmarkt van de Unie betreden;

84.   is ingenomen met het plan om een eerlijke en transparante toelatingsprocedure voor seizoensarbeiders op te stellen en deze mensen rechten te verlenen; meent dat de nodige aandacht moet uitgaan naar semi-geschoolde en laaggeschoolde migranten; is van mening dat het belangrijk is om deze bijzonder kwetsbare werknemerscategorie tegen discriminatie en uitbuiting te beschermen;

85.   verzoekt de lidstaten ervoor te zorgen dat een zelfstandige status en werkvergunning worden verleend aan de echtgeno(o)t(e) en kinderen van de belangrijkste wettelijke statushouder zodra de aanvragen voor gezinshereniging is geaccepteerd opdat hun rechten volledig zijn gewaarborgd en worden beschermd en opdat hun maatschappelijke integratie kan worden vergemakkelijkt;

86.   verzoekt de lidstaten na te denken over de benoeming van een "speciale gesprekspartner" (ombudsman) op nationaal of lokaal niveau die de verzoeken en klachten van de immigranten over hun arbeidsomstandigheden, hun rechtszekerheid of discriminerende behandeling zal behandelen; verzoekt tevens de Commissie de nationale en regionale beste werkwijzen van de lidstaten terzake te bestuderen;

87.   betreurt het dat te weinig de verbanden worden erkend tussen mensenhandel en migratie; constateert dat veel vrouwen die slachtoffer zijn van mensenhandel, geen toegang hebben tot wettelijke of maatschappelijke bescherming; verzoekt de Commissie en de lidstaten om bij hun antimensenhandelstrategie de aandacht te richten op het voorkomen en de bescherming van de slachtoffers; verzoekt de lidstaten deze vrouwen de mogelijkheid te bieden van een langdurige verblijfsvergunning;

88.   verzoekt de Commissie en de Raad binnen de Europese Unie voorrang te verlenen aan de strijd tegen aan migratie verbonden mensenhandel en hiervoor in de nodige financiële middelen te voorzien; is van mening dat het actieplan dat wordt voorbereid, deze voorrang dient te weerspiegelen, bijzondere aandacht dient te schenken aan de meest kwetsbare personen (in het bijzonder vrouwen en minderjarigen) en dient aan te dringen op de nodige samenwerking met de landen van herkomst en de transitlanden;

89.   verwacht van de Commissie dat zij bij het treffen van maatregelen tegen georganiseerde mensenhandel uit ontwikkelingslanden de slachtoffers niet als criminelen behandelt, maar dat de bestraffing van de daders voorop staat; merkt op dat veel vrouwen die de dupe van mensenhandel worden, geen toegang hebben tot wettelijke of sociale bescherming; roept de lidstaten op deze vrouwen uitzicht te bieden op een verblijfsvergunning voor een lange periode;

90.   verzoekt de Raad de aanbevelingen van onderhavige resolutie op te nemen in het gemeenschappelijk standpunt dat wordt voorbereid, met het oog op de dialoog op hoog niveau over internationale migratie en ontwikkeling die in september 2006 door de Verenigde Naties wordt georganiseerd;

91.   verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad en de Commissie, alsmede aan de regeringen van de EU-lidstaten en van de ACS-landen, de ACS-EU-Raad en de Paritaire Parlementaire Vergadering ACS-EU.

(1) PB L 317 van 15.12.2000, blz. 3.
(2) PB L 287 van 28.10.2005, blz. 4.
(3) PB L 164 van 24.6.2005, blz. 46.
(4) http://www.worldbank.org/globaloutlook
(5) www.gcim.org, oktober 2005.
(6) Ten opzichte van de niveaus van 2004 betekent dit een verdubbeling van de hulp.
(7) PB C 46 van 24.2.2006, blz. 1.
(8) Aangenomen teksten, P6_TA(2005)0445.
(9) Aangenomen teksten, P6_TA(2005)0427.
(10) Aangenomen teksten, P6_TA(2005)0408.
(11) PB C 124 E van 25.5.2006, blz. 535.
(12) PB C 33 E van 9.2.2006, blz. 311.
(13) PB L 354 van 30.12.1998, blz. 5.
(14) IAO: Preventing discrimination, exploitation and abuse of women migrant workers: an information guide - booklet 1: whz the focus on women international workers. Genève, 2003, IAO, blz. 9.

Laatst bijgewerkt op: 23 januari 2007Juridische mededeling