Index 
 Vorige 
 Volgende 
 Volledige tekst 
Procedure : 2006/2286(INI)
Stadium plenaire behandeling
Documentencyclus : A6-0456/2006

Ingediende teksten :

A6-0456/2006

Debatten :

Stemmingen :

PV 14/12/2006 - 6.34
Stemverklaringen

Aangenomen teksten :

P6_TA(2006)0602

Aangenomen teksten
DOC 50k
Donderdag 14 december 2006 - Straatsburg Definitieve uitgave
Bescherming van persoonsgegevens in het kader van de politiële en justitiële samenwerking in strafzaken
P6_TA(2006)0602A6-0456/2006

Aanbeveling van het Europees Parlement aan de Raad betreffende de evolutie van de onderhandelingen over het kaderbesluit inzake de bescherming van persoonsgegevens in het kader van de politiële en justitiële samenwerking in strafzaken (2006/2286(INI))

Het Europees Parlement,

–   gezien de ontwerpaanbeveling aan de Raad ingediend door Martine Roure namens de PSE-fractie betreffende de bescherming van de persoonsgegevens in het kader van de politiële en justitiële samenwerking in strafzaken (B6-0618/2006),

–   onder verwijzing naar zijn standpunt van 27 september 2006 over het voorstel voor een kaderbesluit van de Raad over de bescherming van persoonsgegevens die worden verwerkt in het kader van de politiële en justitiële samenwerking in strafzaken(1) (verder "voorstel voor een kaderbesluit"),

–   gezien de adviezen van de Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming betreffende dit onderwerp, van 19 december 2005(2) , en van 29 november 2006(3)

–   gelet op Verdrag 108 van de Raad van Europa tot bescherming van personen met betrekking tot de geautomatiseerde verwerking van persoonsgegevens,

–   gelet op de Overeenkomst ter uitvoering van het op 14 juni 1985 te Schengen tussen de regeringen van de staten van de Benelux Economische Unie, de Bondsrepubliek Duitsland en de Franse republiek gesloten akkoord betreffende de geleidelijke afschaffing van de controles aan de gemeenschappelijke grenzen(4) ,

–   gelet op artikel 114, lid 3 en artikel 94 van zijn Reglement,

–   gezien het verslag van de Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken (A6-0456/2006),

A.   overwegende dat de Raad zich gehouden heeft aan de toezegging die hij op 27 september 2006 heeft gedaan aan het Europees Parlement door het tempo van de beraadslagingen over het voorstel voor een kaderbesluit op te voeren, en dat hij op het punt zou staan overeenstemming over deze tekst te bereiken,

B.   overwegende dat er, ondanks de op 27 september 2006 door de Raad aan het Europees Parlement gedane toezegging in die zin, tijdens de lopende onderhandelingen in de Raad geen rekening schijnt te zijn gehouden met het bovengenoemde advies van het Parlement, dat met algemene stemmen was aangenomen,

C.   overwegende dat het Europees Parlement en de nationale parlementen niet op de hoogte zijn gehouden van het verloop van de onderhandelingen in de Raad,

D.   gelet op de terughoudende adviezen van de Europese Conferentie van de Europese Commissarissen voor de gegevensbescherming, afgeleverd op 24 januari 2006 en hun op 2 november 2006 in Londen opgestelde verklaring over de hoge normen van gegevensbescherming in het kader van de derde pijler, waarin zij aandrongen op een samenhangend kader voor de bescherming van gegevens, of die nu worden uitgewisseld binnen de lidstaten, tussen de lidstaten onderling of tussen lidstaten en derde landen,

E.   overwegende dat bij de onderhandelingen in de Raad blijkbaar geen rekening is gehouden met de adviezen van de Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming en de Conferentie van de Europese Commissarissen voor de gegevensbescherming,

F.   hevig verontrust over het verloop van de beraadslagingen in de Raad, waarbij de lidstaten blijkbaar streven naar overeenstemming op basis van de kleinste gemene deler op het gebied van gegevensbescherming; de vrees uitsprekend dat het beschermingsniveau van de gegevens wel eens lager zou kunnen uitvallen dan het niveau dat gewaarborgd wordt door Richtlijn 95/46/EG van het Europees Parlement en de Raad van 24 oktober 1995 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens(5) en door Verdrag 108 van de Raad van Europa en dat de uitvoering van deze mogelijke overeenstemming negatieve repercussies zou hebben voor het algemene beginsel van gegevensbescherming in de lidstaten van de EU, zonder dat er evenwel een voldoende beschermingsniveau wordt vastgesteld op Europees niveau,

G.   overwegende dat het voorstel voor een kaderbesluit zoals het thans bij de Raad in behandeling is, zou kunnen leiden tot verschillen in de regels voor gegevensbescherming tussen de lidstaten die partij zijn bij de Schengen-overeenkomst en de lidstaten die daar geen partij bij zijn, zodat er binnen de Europese Unie zelf geen coherente normen op het gebied van de gegevensbescherming zouden zijn,

H.   overwegende dat dit voorstel voor een kaderbesluit nauw samenhangt met de invoering van het beschikbaarheidsbeginsel, een prioriteit van het Programma van Den Haag,

I.   eraan herinnerend dat dit voorstel voor een kaderbesluit uiteindelijk voornoemd Verdrag 108 van de Raad van Europa moet vervangen, door de EU een eigen instrument te geven voor de gegevensbescherming in het kader van de politiële en justitiële samenwerking,

1.   doet de Raad onderstaande aanbevelingen:
   Algemene beginselen
   a) zorgen voor een hoog niveau van bescherming van de grondrechten van de Europese burgers waarborgen door een wetgevingskader te scheppen dat de persoonsgegevens beschermt in de domeinen die vallen onder titel VI van het EU-Verdrag,
   b) bijdragen tot een betere Europese politiële en justitiële samenwerking en het onderlinge vertrouwen tussen de bevoegde autoriteiten van de lidstaten versterken door een minimaal en geharmoniseerd niveau van gegevensbescherming zeker te stellen,
   c) ervoor zorgen dat het kaderbesluit een Europese toegevoegde waarde biedt, door een hoog niveau van gegevensbescherming te waarborgen in alle lidstaten,
   d) algemene beginselen vastleggen inzake de gegevensbescherming voor de derde pijler, door de beginselen van de communautaire richtlijnen ter zake over te nemen en daarbij bijkomende regels voor gegevensbescherming vast te leggen met inachtneming van het eigen karakter van politiële en justitiële werkzaamheden,
   e) de beginselen van doelbinding en evenredigheid waarborgen die bepalen dat elke inmenging in de persoonlijke levenssfeer van de burger noodzakelijk en verantwoord moet zijn, en dat elke latere verwerking van de gegevens het hoofddoel moet respecteren waarvoor de gegevens verzameld werden, overeenkomstig de rechtspraak van het Europees Hof voor de rechten van de mens,
   f) een ruim toepassingsgebied toekennen aan het kaderbesluit, dat tevens de bescherming van gegevens voor huishoudelijke doeleinden omvat, omdat het dezelfde doelstelling heeft als Richtlijn 95/46/EG, namelijk de burgers een hoog niveau van zekerheid verschaffen in een ruimte van vrijheid, veiligheid en rechtvaardigheid, en de verschillen tussen de beschermingsniveaus van de rechten van de burgers en tussen de beveiligingsniveaus van gegevensbestanden en -systemen die de doorzending en uitwisseling van gegevens tussen de verschillende lidstaten belemmeren, terugdringen,
   Minimumnormen voor de gegevensbescherming in het specifieke kader van de politiële en justitiële samenwerking
  g) de bestaande normen inzake gegevensbescherming niet afzwakken door een tekst aan te nemen die niet minder ver reikt dan Richtlijn 95/46/EG en Verdrag 108 van de Raad van Europa, dat rechtens bindend is voor de lidstaten, in het bijzonder:
   - het recht op informatie en inzage in de gegevens van de betrokken personen en het recht op beroep overeenkomstig artikel 5, onder a) en artikel 8 van Verdrag 108 handhaven,
   - een hoog niveau van bescherming van gevoelige gegevens handhaven, overeenkomstig de bestaande normen in de eerste pijler, zodat het beginsel van het verbod op het gebruik van bijzondere gegevenscategorieën, met een beperkt aantal afwijkingen, prevaleert; voorts een zeer hoog (hoger) niveau van gegevensbescherming garanderen met betrekking tot de verwerking van biomedische kenmerken en DNA-gegevens,
   - handhaving van het onderscheid tussen de verschillende gegevenstypen (gegevens over slachtoffers, verdachten, getuigen, etc.) teneinde te voorzien in een verschillende verwerking en verschillende en specifieke waarborgen naar gelang van het type gegevens, in het bijzonder voor wat niet-verdachten betreft,
   h) er rekening mee houden dat een te groot niveauverschil in gegevensbescherming tussen de eerste en de derde pijler niet alleen een negatieve impact zou hebben op het recht van de burgers op gegevensbescherming, maar ook op het onderlinge vertrouwen tussen de lidstaten en op de doeltreffendheid van het politiewerk,
   i) de kwaliteit van de gegevens garanderen waarbij enkel de a priori exacte gegevens doorgegeven zouden mogen worden, op voorafgaande en met redenen omklede aanvraag van de bevoegde autoriteit,
   j) de implementatie van de Europese normen voor vertrouwelijkheid van de gegevens garanderen,
   Verwerking en latere doorgifte van de gegevens
   k) specifieke grenzen en waarborgen vastleggen met betrekking tot de latere verwerking en de doorgifte van gegevens aan andere dan de bevoegde autoriteiten, onder eerbiediging van het beginsel van de doelbinding,
   l) erop aandringen dat gegevensuitwisseling met de bevoegde autoriteiten van derde landen onder het toekomstige kaderbesluit komt te vallen, teneinde een adequaat niveau van gegevensbescherming te waarborgen, zonodig via onderhandelingen over passende internationale overeenkomsten; voorts verlangen dat de kwaliteit van de van derde landen ontvangen gegevens geëvalueerd wordt, onder meer ten aanzien van de bescherming van de grondrechten,
   m) zorgen voor specifieke waarborgen voor wat betreft de doorgifte en het gebruik van gegevens verzameld door particuliere instanties en verwerkt in het kader van een overheidsfunctie; sancties (ook strafrechtelijke) invoeren voor elk misbruik van de in deze context verwerkte gegevens;
   Specifieke opmerkingen
   n) achten dat in het kader van een zo gevoelige en ongelijke relatie als tussen de burger en de overheid, de toestemming van de betrokkene op zichzelf niet beschouwd kan worden als een voldoende rechtsgrondslag om verdere verwerking van persoonsgegevens voor veiligheidsdoeleinden te rechtvaardigen, behalve in specifieke, uitzonderlijke situaties die eerder in de nationale wet omschreven en vastgelegd zijn, en eraan te herinneren dat Richtlijn 95/46/EG van toepassing blijft op iedere verdere verwerking die onder de eerste pijler valt;
   o) noodzakelijk achten dat de nationale autoriteiten voor de gegevensbescherming (uit hoofde van Richtlijn 95/46/EG) alsook van hun Europees institutioneel netwerk, "Werkgroep artikel 29", noodzakelijk bij de uitwerking van alle bestuursrechtelijke maatregelen met betrekking tot de gegevensbescherming verplicht worden geraadpleegd;
   p) het Europees Parlement en de nationale parlementen ten volle betrekken bij de lopende beraadslagingen in de Raad en het unaniem aangenomen advies van het Europees Parlement in aanmerking nemen;
   q) het voorstel voor een kaderbesluit inzake gegevensbescherming zo spoedig mogelijk goedkeuren en daarbij terdege rekening houden met het bovengenoemde advies dat het Parlement met eenparigheid van stemmen heeft aangenomen; het zeer wenselijk achten dat er een adequaat besluit inzake gegevensbescherming voor de derde pijler wordt goedgekeurd voordat het voorstel voor een besluit van de Raad over de toegang tot het visuminformatiesysteem (VIS) voor raadpleging (COM(2005)0600) en het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende het visuminformatiesysteem (VIS) (COM(2004)0835) kunnen worden goedgekeurd;
   r) in het toekomstige kaderbesluit gedetailleerde regels behouden met betrekking tot de veiligheid van de gegevens, regels die vergelijkbaar zijn met die van de Europol-overeenkomst;
   s) het voorstel voor een kaderbesluit snel goedkeuren, met aandacht voor het gegeven dat snelle beslissingen niet mogen resulteren in een afzwakking van het niveau van gegevensbescherming en dat de problematische artikelen niet simpelweg mogen worden geschrapt of vereenvoudigd;

2.   behoudt zich de mogelijkheid voor met de nationale parlementen te debatteren over zijn toekomstig advies over het voorstel voor een kaderbesluit, als de Raad zijn standpunt hierover zal hebben bepaald;

o
o   o

3.   verzoekt zijn Voorzitter deze aanbeveling te doen toekomen aan de Raad en, ter informatie, aan de Commissie, alsmede aan de parlementen en regeringen van de lidstaten en aan de Raad van Europa.

(1) Aangenomen teksten, P6_TA(2006)0370.
(2) PB C 47 van 25.2.2006, blz.27.
(3) Nog niet in het PB gepubliceerd.
(4) PB L 239 van 22.9.2000, blz. 19.
(5) PB L 281 van 23.11.1995, blz.31.

Laatst bijgewerkt op: 4 oktober 2007Juridische mededeling