Index 
 Vorige 
 Volgende 
 Volledige tekst 
Procedure : 2007/0808(CNS)
Stadium plenaire behandeling
Documentencyclus : A6-0279/2007

Ingediende teksten :

A6-0279/2007

Debatten :

PV 11/07/2007 - 5
CRE 11/07/2007 - 5

Stemmingen :

PV 11/07/2007 - 7.2
CRE 11/07/2007 - 7.2
Stemverklaringen

Aangenomen teksten :

P6_TA(2007)0328

Aangenomen teksten
DOC 46k
Woensdag 11 juli 2007 - Straatsburg Definitieve uitgave
Bijeenroeping van de Intergouvernementele Conferentie: advies van het Europees Parlement
P6_TA(2007)0328A6-0279/2007

Resolutie van het Europees Parlement van 11 juli 2007 over de bijeenroeping van de Intergouvernementele Conferentie (IGC): advies van het Europees Parlement (artikel 48 van het EU-Verdrag) (11222/2007 – C6-0206/2007 - 2007/0808(CNS))

Het Europees Parlement ,

–   onder verwijzing naar artikel 48, lid 2 van het Verdrag betreffende de Europese Unie, op grond waarvan het Parlement door de Raad werd geraadpleegd (C6-0206/2007),

–   onder verwijzing naar het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

–   onder verwijzing naar het Verdrag tot vaststelling van een grondwet voor Europa, ondertekend in Rome op 29 oktober 2004 (hierna "het grondwettelijk verdrag" genoemd),

–   onder verwijzing naar het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, dat op 7 december 2000 in Nice is ondertekend en afgekondigd,

–   onder verwijzing naar de Verklaring van Laken van 15 december 2001 over de toekomst van de Unie,

–   onder verwijzing naar de verklaring van Berlijn van 25 maart 2007 ter gelegenheid van de vijftigste verjaardag van de ondertekening van de Verdragen van Rome,

–   onder verwijzing naar zijn resoluties van 12 januari 2005 over het Verdrag tot vaststelling van een Grondwet voor Europa(1) en van 7 juni 2007 over het stappenplan voor het grondwettelijk proces van de Unie(2) ,

–   gezien de resolutie van het Europees Economisch en Sociaal Comité van 30 mei 2007 over het stappenplan voor het grondwettelijk proces van de Unie en het advies van het Comité van de regio's van 6 juni 2007 over de hervatting van het hervormingsproces van de Europese Unie in aanloop naar de Europese Raad van 21 en 22 juni 2007,

–   onder verwijzing naar de interparlementaire vergadering over de toekomst van Europa op 11 en 12 juni 2007 in Brussel,

–   onder verwijzing naar de Conclusies van het voorzitterschap van de Europese Raad, gehouden in Brussel op 21 en 22 juni 2007, waarin het mandaat voor de IGC is uiteengezet,

–   gezien het verslag van de Commissie constitutionele zaken (A6-0279/2007),

overwegende hetgeen volgt,

A.   twee jaar van bezinning over de toekomst van Europa hebben uitgewezen dat de inhoud van de vernieuwingen van het grondwettelijk verdrag op het gebied van democratie, doelmatigheid en transparantie behouden moet blijven en verbeterd moet worden om ervoor te zorgen dat de Europese Unie goed functioneert en om de rechten van de Europese burgers en de rol van de Unie in de wereld te versterken,

B.   dit standpunt wordt breed gedeeld door de nationale parlementen van de lidstaten en het Europees Parlement, wier vertegenwoordigers de basis voor deze vernieuwingen hebben gelegd in de Conventie waaraan het ontwerp van het Handvest van de grondrechten is toevertrouwd en in de Europese Conventie over de toekomst van Europa;

C.   de Europese Raad van juni 2007 is overeengekomen een IGC bijeen te roepen, met een mandaat om de meeste vernieuwingen van het grondwettelijk verdrag om te zetten in wijzigingen van de vigerende Verdragen;

D.   dat mandaat is zeer nauwkeurig omschreven en geeft tevens de IGC de mogelijkheid snel overeenstemming te bereiken over de wijziging van een aantal vernieuwingen in het grondwettelijk verdrag, zonder de inhoud van dat verdrag in gevaar te brengen;

E.   in het mandaat wordt echter afgezien van het doel om één grondwettelijk verdrag op te stellen ter vervanging van de bestaande Verdragen, van benamingen die de burgers een helder begrip zouden geven van de aard van de besluiten van de Unie, alsmede van een aantal symbolen die het voor de burgers gemakkelijker zou maken zich te identificeren met de Europese Unie, en bevat tevens een aantal opties om niet deel te nemen op bepaalde terreinen waarvoor afzonderlijke lidstaten problemen hebben opgeworpen;

F.   het mandaat is onvoldoende om de nieuwe uitdagingen aan te gaan waarmee de Unie sinds de ondertekening van het grondwettelijk verdrag is geconfronteerd;

G.   het Europees Parlement is als enige instelling van de Unie die rechtstreeks door de burgers wordt gekozen, verplicht het gemeenschappelijk belang van de Europese Unie te verwoorden om de Europese opbouw en de communautaire methode te versterken, die al meer dan 50 jaar een bron van vrede, stabiliteit en welvaart zijn;

1.   is ingenomen met de inspanningen van het Duitse voorzitterschap van de Raad om een unanieme overeenstemming te bereiken op de Europese Raad van 21 en 22 juni 2007;

2.   neemt kennis van het mandaat voor de IGC, waarover door de Europese Raad overeenstemming is bereikt; spreekt zijn voldoening uit over de nauwkeurige omschrijving van het mandaat en over het strakke tijdschema voor de afronding van de IGC, en verzoekt de lidstaten zich te houden aan de toezeggingen die zij in de Europese Raad hebben gedaan; staat positief tegenover het bijeenroepen van de IGC;

3.   betreurt het echter dat dit mandaat het verlies inhoudt van een aantal belangrijke elementen die tijdens de IGC van 2004 overeengekomen waren, zoals het concept van een grondwettelijk verdrag, de symbolen van de Unie, begrijpelijke benamingen voor de rechtshandelingen van de Unie, een duidelijke verklaring dat het Unie-recht voorrang heeft en de omschrijving van de Unie als een Unie van burgers en staten, en tevens een lange termijn inhoudt voor de invoering van andere elementen;

4.   geeft uiting aan zijn bezorgdheid over het feit dat het mandaat de mogelijkheid schept voor een steeds groter aantal vrijstellingen die bepaalde lidstaten worden toegestaan voor de uitvoering van belangrijke bepalingen van de betrokken Verdragen, hetgeen tot een verzwakking van de samenhang van de Unie kan leiden;

5.   betreurt het dat het mandaat de mogelijkheid schept voor een aantal redactionele veranderingen ten opzichte van het grondwettelijk verdrag, hetgeen een indruk wekt van wantrouwen ten aanzien van de Unie en haar instellingen, en derhalve een verkeerd signaal voor de publieke opinie afgeeft;

6.   betreurt de afnemende Europese goodwill en politieke moed van de vertegenwoordigers van de lidstaten en uit zijn bezorgdheid over de ontwikkeling van opstellingen die haaks staan op de Europese idealen van solidariteit en integratie;

7.   wijst erop dat het mandaat de mogelijkheid schept om de benaming van rechtsbesluiten te wijzigen, maar niet voorziet in enige substantiële verandering in de structuur of hiërarchie van die besluiten, en verklaart de wijzigingen in de relevante bepalingen nauwlettend te zullen controleren om erop toe te zien dat de politieke verantwoordingsplicht wordt gewaarborgd en dat zijn wetgevingsbevoegdheden behouden blijven, met name wat betreft het nauwkeurig toezicht op gedelegeerde besluiten;

8.   is niettemin verheugd over het feit dat in het mandaat veel van de substantie van het grondwettelijk verdrag behouden blijft, met name de enkele rechtspersoonlijkheid van de Unie en de afschaffing van de pijlerstructuur, de uitbreiding van de stemming met gekwalificeerde meerderheid in de Raad en de medebeslissingsprocedure van het Parlement en de Raad, de elementen van de participatiedemocratie, de wettelijk bindende status van het Handvest van de grondrechten, de versterking van de samenhang van het externe optreden van de Unie, en het pakket inzake het institutionele evenwicht;

9.   merkt op dat alle positieve resultaten, in de zin van versterking van de democratische procedures en de burgerrechten, waarbij bevoegdheden worden uitgebreid en de waarden en doelstellingen van de EU worden omschreven, uitsluitend het gevolg zijn van het werk van de Europese Conventie;

10.   is verheugd over het feit dat de economische en monetaire unie in het Verdrag betreffende de Europese Unie als doelstelling van de EU wordt erkend;

11.   is verheugd over het feit dat het mandaat voorziet in de invoering van bepaalde nieuwe onderdelen in de Verdragen, zoals de uitdrukkelijke vermelding van de klimaatsverandering en solidariteit op energiegebied;

12.   herinnert eraan dat de EU zelf aan de eigen burgers en aan de hele wereld verklaard heeft een gemeenschap van waarden te zijn, dat fundamentele rechten en vrijheden de kern zijn van deze gemeenschap van waarden, en dat deze waarden omvattend verwoord zijn in het Handvest van de grondrechten en bij vele gelegenheden erkend zijn door de Europese instellingen en alle lidstaten; meent derhalve dat als een of meer lidstaten nu niet willen deelnemen aan het Handvest van de grondrechten, dit een dramatische terugslag zou zijn en ernstige schade zou toebrengen aan de diepste identiteit van de Unie; doet derhalve een dringend beroep op alle lidstaten om nog eens een uiterste poging te doen om deze interne verdeeldheid te overbruggen en uiteindelijk een consensus te bereiken over de volledige geldigheid van het Handvest;

13.   verzoekt de IGC haar werkzaamheden af te ronden voor eind 2007, zodat het nieuwe verdrag tijdig voor de Europese verkiezingen van 2009 in werking kan treden;

14.   is verheugd over de versterking van de modaliteiten betreffende zijn deelname aan de IGC op alle niveaus, als overeengekomen door de Europese Raad van juni 2007;

15.   houdt zich het recht voor om concrete voorstellen aan de IGC te richten over specifieke kwesties binnen de reikwijdte van het mandaat;

16.   verklaart te zijner tijd te zullen ingaan op het verzoek van de Europese Raad om de kwestie van de samenstelling van het Europees Parlement te behandelen;

17.   verklaart de resultaten van de IGC nauwlettend te zullen onderzoeken om na te gaan of de hervormingen waartoe tijdens de onderhandelingen wordt besloten op bevredigende wijze stroken met zijn interpretatie van het mandaat;

18.   verzoekt de lidstaten en zijn eigen vertegenwoordigers volledige transparantie te verzekeren met betrekking tot de werkzaamheden van de IGC, met name door publicatie van alle documenten die er voor discussie worden ingediend;

19.   verklaart nogmaals zeer intensieve betrekkingen te willen blijven onderhouden met nationale parlementen en met het maatschappelijk middenveld tijdens het proces van de hervorming van de Verdragen;

20.   verzoekt de IGC, omwille van de transparantie, te verzekeren dat de resultaten van haar werkzaamheden ook worden gepubliceerd in de vorm van een ontwerp van geconsolideerde versie van de Verdragen;

21.   kondigt aan vastbesloten te zijn om, na de verkiezingen van 2009, nieuwe voorstellen in te dienen over een verdere grondwettelijke regeling voor de Unie, in overeenstemming met de clausule over de verdragsherziening(3) , daar de Europese Unie een gemeenschappelijk project is dat aan voortdurende vernieuwing onderhevig is;

22.   roept de EU-instellingen op concrete voorstellen in te dienen om de Unie-burgers opnieuw in een dialoog te betrekken gedurende de voortzetting van het grondwettelijk proces:

23.   verzoekt zijn bevoegde commissie te overwegen of het Reglement in die zin gewijzigd kan worden dat in zijn werkzaamheden en gebouwen een officieel karakter wordt verleend aan de in het grondwettelijk verdrag gekozen Europese vlag en hymne;

24.   verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie, houdende zijn advies over de bijeenroeping van de IGC te doen toekomen aan de Raad en de Commissie, alsmede aan de staatshoofden en regeringsleiders en de parlementen van de lidstaten en de Europese Centrale Bank.

(1) PB C 247 E van 6.10.2005, blz 88.
(2) Aangenomen teksten, P6_TA(2007)0234.
(3) Zie artikel IV-443 van het grondwettelijke verdrag.

Laatst bijgewerkt op: 18 maart 2008Juridische mededeling