Resolutie van het Europees Parlement van 6 september 2007 over verduurzaming van de EU-visserij op basis van de maximale duurzame opbrengst (2006/2224(INI))
Het Europees Parlement
,
– gelet op verordening (EG) nr. 2371/2002 van de Raad van 20 december 2002 inzake de instandhouding en de duurzame exploitatie van de visbestanden in het kader van het gemeenschappelijk visserijbeleid(1)
,
– gelet op het Verdrag van de Verenigde Naties van 10 december 1982 inzake het zeerecht,
– gezien de verklaring van de wereldtop over duurzame ontwikkeling die in Johannesburg is gehouden van 26 augustus tot en met 4 september 2002,
– gezien de mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement over verduurzaming van de EU-visserij op basis van de maximale duurzame opbrengst (COM(2006)0360),
– gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité(2)
over de mededeling van de Commissie,
– gelet op artikel 45 van zijn Reglement,
– gezien het verslag van de Commissie visserij (A6-0298/2007),
A. overwegende dat bij het grootste deel van de communautaire visbestanden met een grote commerciële waarde sprake is van overbevissing of van een situatie die dicht in de buurt komt van overbevissing,
B. overwegende dat de duurzaamheid van de visbestanden van essentieel belang is om de visserijactiviteit en de levensvatbaarheid van de visserijsector op lange termijn te waarborgen,
C. overwegende dat het communautaire systeem van instandhouding en beheer op basis van totaal toegestane vangsten (TAC's) en quota geen rationele exploitatie van de bestanden mogelijk heeft gemaakt, maar in tegendeel door zijn starheid en door het feit dat voor dit systeem politieke en geen biologische richtlijnen gelden, het rationeel beheer heeft belemmerd, de controle heeft bemoeilijkt en de teruggooi heeft bevorderd,
D. overwegende dat de communautaire regeling inzake instandhouding en beheer gebaseerd dient te zijn op wetenschappelijk onderzoek op visserijgebied en op betrouwbare en gedetailleerde statistische gegevens over een lange periode,
E. gezien de verschillende achtereenvolgende veranderingen en aanpassingen van het systeem voor het beheer van het gemeenschappelijk visserijbeleid (GVB), met een combinatie van de regeling inzake TAC's en quota en de regeling inzake de visserijinspanning, waarbij verschillende herstelplannen zijn opgesteld die zeer uiteenlopende resultaten hebben gehad en een aantal maatregelen zijn genomen met het oog op de sloop van de vloot die evenmin het verwachte resultaat hebben opgeleverd en negatieve gevolgen op economisch en sociaal vlak hebben gehad,
F. overwegende dat de genoemde aanpassingen in de meeste gevallen slechts hebben geleid tot een vermindering van de rentabiliteit en het concurrentievermogen van de communautaire vloot, zowel binnen de EU als op internationaal vlak, waardoor de toepassing van de wetgeving op het gebied van de visserij steeds moeilijker wordt voor een sector die wordt geconfronteerd met steeds ingewikkelder en voortdurend veranderende normen zonder ook maar de geringste kans om zijn activiteiten op middellange en lange termijn te plannen, en zonder dat een en ander aanzienlijke gevolgen heeft gehad voor de verbetering van de visbestanden,
G. overwegende dat de EU zich er op de wereldtop inzake duurzame ontwikkeling toe heeft verplicht ervoor te zorgen dat de communautaire visbestanden voor 2015 het niveau van de maximale duurzame opbrengst (MDO) bereiken,
H. overwegende dat de wetenschappelijke gemeenschap als geheel van mening is dat de oorspronkelijke formulering van het MDO-model achterhaald is vanwege de moeilijkheid om op het gebied van het beheer een theoretisch-mathematisch model toe te passen waarvoor gedetailleerde kennis van de dynamiek van de vispopulatie en lange reeksen gegevens over een aantal jaren nodig zijn om nauwkeurig te kunnen worden geformuleerd, en dat elke fout, vergissing of onzekerheid in het model onvermijdelijk leidt tot vangsten boven MDO-niveau,
I. overwegende dat in een systeem voor het beheer van de visserij rekening moet worden gehouden met een zekere mate van wetenschappelijke onzekerheid en met afwijkingen of fouten bij de definitie van een model, aangezien onder meer sprake kan zijn van fouten inzake bestandstoename of van veranderingen in het milieu, hetgeen onvermijdelijk leidt tot onjuiste vaststellingen van de MDO of tot het niet halen van de doelstelling,
J. overwegende dat wetenschappers sinds de eerste vaststellingen van de MDO nieuwe benaderingen van dit model hebben gepresenteerd waarmee zij proberen fouten te herstellen en tekortkomingen weg te werken,
K. overwegende dat de toepassing van de MDO voortvloeit uit het uiterst ingewikkelde beheer van de visserij op meerdere soorten, die de meerderheid van de door de communautaire vloot uitgeoefende visserij uitmaakt, en dat het model niet van toepassing is op de pelagische visserij,
L. overwegende dat een strikte toepassing van de MDO op korte termijn zou leiden tot een zeer aanzienlijke en soms drastische vermindering van de activiteit, de werkgelegenheid en de inkomsten van de communautaire vloot,
M. overwegende dat bij het visserijbeheer naast de gevolgen van menselijke activiteit rekening moet worden gehouden met vollediger analyses betreffende de natuurlijke en andere gevolgen gebonden aan onderlinge relaties tussen soorten, die bijdragen aan de vervuiling van het mariene milieu en de vernietiging van de mariene ecosystemen,
N. overwegende dat de communautaire vloot beslist een beheersysteem nodig heeft dat zorgt voor evenwicht tussen de visserijinspanning en de beschikbare bestanden en voor een grotere stabiliteit van de ondernemingen, en een betere planning van de activiteiten mogelijk maakt; overwegende dat een overgangsperiode naar een nieuw model financiële steunmaatregelen vereist,
1. neemt met grote belangstelling kennis van de mededeling van de Commissie, met name van het feit dat zij erkent dat het huidige beleid op het gebied van het visserijbeheer is mislukt en is verheugd over haar doelstelling een nieuw model voor het beheer te creëren dat het herstel van de bestanden, de aanpassing van de visserijinspanning aan de realiteit van de visserij en een grotere rentabiliteit en stabiliteit van de vissersvloot mogelijk maakt;
2. onderstreept dat alle toekomstige maatregelen betreffende wijziging van de huidige communautaire regeling inzake instandhouding en beheer moeten worden genomen met volledige betrokkenheid van de vissers op basis van wetenschappelijk onderzoek op visserijgebied;
3. wijst erop dat de kredieten die in zevende kaderprogramma inzake onderzoek en technologische ontwikkeling bestemd zijn voor wetenschappelijk onderzoek op visserijgebied moeten worden verhoogd, zodat een en ander kan bijdragen aan de verbetering van de communautaire regeling inzake de instandhouding van de visserij, via de ontwikkeling van theoretische modellen voor visserijbeheer, de toepassing ervan, een betere analyse van de staat van de visbestanden, de natuurlijke en de andere gevolgen verbonden aan de onderlinge relaties tussen de soorten, en via verbetering van het vistuig;
4. neemt kennis van het voornemen van de Commissie deze doelstellingen te verwezenlijken via de invoering van het MDO-concept als referentiepunt voor het visserijbeheer, maar wijst er niettemin op dat het klassieke MDO-model volgens een grote meerderheid van de wetenschappers, met inbegrip van de FAO, is overvleugeld door andere geavanceerde benaderingen waarbij rekening wordt gehouden met het ecosysteem als geheel en met onder meer milieuaspecten, onderlinge relaties tussen de bestanden en economische en sociale aspecten;
5. wijst er op dat vooraanstaande wetenschappers de afgelopen jaren nieuwe methoden hebben ontwikkeld die zijn gebaseerd op computersimulaties van de visserij die wedijveren met de MDO-benadering en deze niet als expliciete doelstelling beschouwen, waarbij rekening wordt gehouden met onzekerheden, milieufactoren en mogelijke interacties tussen soorten, en dat dergelijke methoden in beginsel zover kunnen worden uitgebreid dat specifieke sociale en economische factoren in aanmerking worden genomen;
6. waarschuwt voor de moeilijkheden bij de toepassing van het MDO-model op de visserij op meerdere soorten (die in de EU het meeste voorkomt), aangezien bij toepassing van de MDO van de belangrijkste soort de overige bestanden overbevist zouden kunnen raken, terwijl in geval van toepassing, zoals logisch lijkt, van de MDO van de soort die in de slechtste toestand verkeert, zou moeten worden afgezien van de vangst van soorten die in een goede biologische toestand verkeren, met alle daaruit voortvloeiende verliezen op economisch vlak, qua werkgelegenheid en concurrentievermogen, hetgeen overigens volledig in tegenspraak is met de onderlinge doelstelling van de maximale duurzame opbrengst;
7. betreurt derhalve dat de Commissie in haar mededeling deze aspecten niet heeft geanalyseerd en geen oplossingen heeft aangeboden en dat de toepassing van een MDO-model in het algemeen, de tekortkomingen ervan, de bijzonderheden bij de invoering en de met eventuele fouten in het model verbonden risico's niet grondiger zijn geanalyseerd; betreurt met name het ontbreken van een analyse van de ontwikkeling van het MDO-concept en van de eventuele voordelen van de verschillende benaderingen;
8. is derhalve van mening dat het voorstel inzake de invoering van het MDO-concept nog niet voldoende rijp is en dat de problemen, tekortkomingen en doelstellingen van het communautaire beleid inzake instandhouding en beheer nog grondiger en beter moeten worden geanalyseerd, ten einde, blijk gevend van politieke moed, te beslissen welke maatregelen geschikt zijn om de meest noodzakelijke veranderingen van het huidige GVB tot stand te brengen;
9. is gezien het bovenstaande hogelijk verbaasd over de maatregelen die de Commissie onlangs heeft aangekondigd met het oog op de naleving van het MDO-model, zoals de verordening betreffende TAC's en quota voor 2007(3)
, terwijl de Commissie zelf in verschillende debatten en fora heeft erkend dat er nog veel studies over de verschillende aspecten van de toepassing van de MDO nodig zijn;
10. geeft uiting aan zijn bezorgdheid over het feit dat in het kader van de ambitieuze doelstelling om de aanpak van het systeem inzake de instandhouding en het beheer van het GVB te veranderen, niet van de gelegenheid gebruik wordt gemaakt om het systeem inzake toegang tot de bestanden duidelijk te definiëren en dat de combinatie van het systeem van TAC's en quota en dat van de visserij-inspanning in stand wordt gehouden; is van mening dat de Commissie de gelegenheid niet voorbij mag laten gaan om een systeem inzake toegang tot de visbestanden tot stand te brengen dat de duurzaamheid bevordert, de teruggooi bemoeilijkt, de technische maatregelen vereenvoudigt, een einde maakt aan discriminatie en de scherpe concurrentie rond de visbestanden, zorgt voor de nodige flexibiliteit en het concurrentievermogen van de sector verbetert;
11. onderstreept dat elke verandering van het beheersysteem verplicht een regeling voor een passende en toereikende financiële compensatie dient te omvatten en dat hiervoor een beoordeling van de sociaal-economische gevolgen van het uiteindelijke voorstel vereist is en vraagt aan de Commissie om deze maatregelen gelijktijdig met het nieuwe beheersysteem te ontwikkelen en zo mogelijk te integreren;
12. wijst er met klem op dat de slechte staat van de visbestanden in de Europese wateren en de problemen van de visserijsector in de EU met zich meebrengen dat zo spoedig mogelijk maatregelen moeten worden genomen en dat verdere vertragingen slechts kunnen leiden tot meer problemen voor de visserijsector en de terugkeer naar winstgevendheid van de sector kunnen vertragen;
13. verzoekt deze maatregelen te nemen alvorens een besluit wordt genomen en verzoekt derhalve om een open debat met de meerderheid van de betrokkenen waarbij andere mogelijke benaderingen van het beheer worden geanalyseerd ten einde een zo groot mogelijke consensus te bereiken over de noodzakelijke veranderingen van het communautaire beleid inzake het visserijbeheer;
14. pleit tot slot voor de geleidelijke invoering van een systeem dat uiteindelijk kan leiden tot een visserijbeleid dat steeds meer is aangepast aan de biologische capaciteit van zich herstellende visbestanden, zodat de duurzaamheid van de communautaire visserij eerder een garantie wordt dan een zorg en aldus wordt opgevat, waar ook ter wereld communautaire visserijproducten in omloop zijn; meent dat dit systeem de stabiliteit van de vloot ten goede komt en een goede planning op ten minste steeds langere termijn mogelijk maakt, en wenst dat hieruit een stabiel systeem inzake toegang tot de visbestanden voortvloeit waarin de TAC's en quota slechts in concrete gevallen en op semi - automatische wijze hoeven te worden gewijzigd in plaats van elk jaar om redenen die niet zuiver wetenschappelijk van aard zijn;
15. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad en de Commissie.
Verordening (EG) nr. 41/2007 van de Raad van 21 december 2006 tot vaststelling, voor 2007, van de vangstmogelijkheden voor sommige visbestanden en groepen visbestanden welke in de wateren van de Gemeenschap en, voor vaartuigen van de Gemeenschap, in andere wateren met vangstbeperkingen van toepassing zijn (PB L 15 van 20.1.2007, blz. 1).