Index 
 Vorige 
 Volgende 
 Volledige tekst 
Procedure : 2001/0270(CNS)
Stadium plenaire behandeling
Documentencyclus : A6-0444/2007

Ingediende teksten :

A6-0444/2007

Debatten :

Stemmingen :

PV 29/11/2007 - 7.8
CRE 29/11/2007 - 7.8
Stemverklaringen
Stemverklaringen
Stemverklaringen

Aangenomen teksten :

P6_TA(2007)0552

Aangenomen teksten
DOC 70k
Donderdag 29 november 2007 - Brussel Definitieve uitgave
Bestrijding van racisme en vreemdelingenhaat door middel van het strafrecht *
P6_TA(2007)0552A6-0444/2007

Resolutie van het Europees Parlement van 29 november 2007 over het voorstel voor een kaderbesluit van de Raad betreffende de bestrijding van bepaalde vormen en uitingen van racisme en vreemdelingenhaat door middel van het strafrecht (11522/2007 – C6-0246/2007 – 2001/0270(CNS))

(Raadplegingsprocedure - hernieuwde raadpleging)

Het Europees Parlement ,

–   gezien het voorstel van de Raad (11522/2007),

–   gezien het voorstel van de Commissie aan de Raad (COM(2001)0664)(1) ,

–   gezien zijn standpunt van 4 juli 2002(2) ,

–   gelet op artikel 34, lid 2, letter b van het EU­Verdrag,

–   gelet op artikel 39, lid 1 van het EU­Verdrag, op grond waarvan het Parlement door de Raad geraadpleegd is (C6-0246/2007),

–   gelet op de artikelen 93 en 51 en artikel 55, lid 3 van zijn Reglement,

–   gezien het verslag van de Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken (A6-0444/2007),

1.   hecht zijn goedkeuring aan het voorstel van de Raad, als geamendeerd door het Parlement;

2.   verzoekt de Raad de tekst dienovereenkomstig te wijzigen;

3.   verzoekt de Raad, wanneer deze voornemens is af te wijken van de door het Parlement goedgekeurde tekst, het Parlement hiervan op de hoogte te stellen;

4.   wenst opnieuw te worden geraadpleegd ingeval de Raad voornemens is ingrijpende wijzigingen aan te brengen in zijn voorstel of het door een andere tekst te vervangen ;

5.   verzoekt zijn Voorzitter het standpunt van het Parlement te doen toekomen aan de Raad en de Commissie.

Tekst van de Raad   Amendementen van het Parlement
Amendement 1
Overweging 6
(6)  De lidstaten erkennen dat de strijd tegen racisme en vreemdelingenhaat diverse soorten maatregelen in een alomvattend kader vereist en niet tot de strafrechtelijke sfeer mag worden beperkt. Dit kaderbesluit is beperkt tot de bestrijding van bijzonder ernstige vormen van racisme en vreemdelingenhaat door middel van het strafrecht. Aangezien de culturele en juridische tradities van de lidstaten tot op zekere hoogte verschillend zijn, met name op dit gebied, is een volledige harmonisatie van het strafrecht ter zake vooralsnog niet mogelijk.
(6)  De lidstaten erkennen dat de strijd tegen racisme en vreemdelingenhaat diverse soorten maatregelen in een alomvattend kader vereist en niet tot de strafrechtelijke sfeer mag worden beperkt. Daartoe moet een cultuur van tolerantie worden gewaarborgd, zowel voor de staat als voor de samenleving. Dit kaderbesluit is beperkt tot de bestrijding van bijzonder ernstige vormen van racisme en vreemdelingenhaat door middel van het strafrecht. Aangezien de culturele en juridische tradities van de lidstaten tot op zekere hoogte verschillend zijn, met name op dit gebied, is een volledige harmonisatie van het strafrecht ter zake vooralsnog niet mogelijk.
Amendement 2
Overweging 6 bis (nieuw)
(6 bis)  Dit kaderbesluit legt een minimum aan harmonisering vast, en zijn reikwijdte wordt beperkt door de afwijkingen die het toestaat, o.a. die van artikel 1, lid 2.
Amendement 3
Overweging 6 ter (nieuw)
(6 ter)  Het wetgevingsbeleid moet het feit weerspiegelen dat het strafrecht in een democratische samenleving altijd het laatste redmiddel is, en rekening houden met alle belangrijke waarden, o.a het recht op vrije meningsuiting en het recht van elke persoon op gelijke behandeling en respect.
Amendement 4
Overweging 9 bis (nieuw)
(9 bis)  Als een misdrijf dat als racisme of vreemdelingenhaat te beschouwen is, in de uitoefening van een ambt of functie begaan wordt, is dat als verzwarende omstandigheid aan te merken.
Amendement 5
Artikel 1, lid 1, letter b)
b) het begaan van een onder a) bedoelde gedraging door het publiekelijk verspreiden of uitdelen van geschriften, afbeeldingen of ander materiaal;
b) het publiekelijk verspreiden of uitdelen van geschriften, afbeeldingen of ander materiaal waarvan de inhoud een gedraging in de zin van letter a, c of d vormt ;
Amendement 6
Artikel 1, lid 1, letter e)
e) voor de uitvoering van lid 1 kunnen de lidstaten ervoor kiezen enkel gedragingen te bestraffen die van dien aard zijn dat zij de openbare orde dreigen te verstoren of die bedreigend, kwetsend of beledigend zijn;
e) voor de uitvoering van het onderhavige lid kunnen de lidstaten ervoor kiezen enkel gedragingen te bestraffen die bedreigend, kwetsend of beledigend zijn;
Amendement 7
Artikel 1, lid 1, letter f)
f) voor de toepassing van lid 1 wordt met de verwijzing naar godsdienst beoogd ten minste die gedragingen te bestrijken welke als voorwendsel dienen voor handelingen tegen een groep personen, of een lid van die groep, die op basis van ras, huidskleur, afstamming dan wel nationale of etnische afkomst wordt gedefinieerd.
f) voor de toepassing van het onderhavige lid wordt met de verwijzing naar godsdienst beoogd ten minste die gedragingen te bestrijken welke als voorwendsel dienen voor handelingen tegen een groep personen, of een lid van die groep, die op basis van ras, huidskleur, afstamming dan wel nationale of etnische afkomst wordt gedefinieerd. Een lidstaat mag echter geen woord of handeling van een persoon die bedoeld zijn om rassenhaat aan te wakkeren, aan strafrechtelijke aansprakelijkheid onttrekken. De eerbied voor de vrijheid van eredienst mag de uitvoering van dit kaderbesluit niet in de weg staan.
Amendement 8
Artikel 1, lid 2
2.  Elke lidstaat kan op het tijdstip van de vaststelling van het kaderbesluit door de Raad een verklaring afleggen dat hij het ontkennen of verregaand bagatelliseren van de in lid 1, onder c) en/of d), bedoelde misdrijven alleen strafbaar zal stellen indien de in deze leden bedoelde misdrijven het voorwerp zijn van een eindbeslissing van een nationaal gerecht van die lidstaat en/of van een internationaal gerecht, dan wel een eindbeslissing van uitsluitend een internationaal gerecht .
2.  Elke lidstaat kan op het tijdstip van de vaststelling van het kaderbesluit door de Raad een verklaring afleggen dat hij het ontkennen of verregaand bagatelliseren van de in lid 1, onder c) en/of d), bedoelde misdrijven alleen strafbaar zal stellen indien de in deze leden bedoelde misdrijven het voorwerp zijn van een eindbeslissing van een nationaal gerecht van die lidstaat en/of van een internationaal gerecht.
Amendement 9
Artikel 2, lid 2
2.  Elke lidstaat neemt de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat aanzetting tot de in artikel 1, onder c) en d), bedoelde gedragingen strafbaar wordt gesteld.
2.  Elke lidstaat neemt de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat aanzetting tot de in artikel 1 bedoelde gedragingen strafbaar wordt gesteld.
Amendement 10
Artikel 5, lid 1
1.  Elke lidstaat neemt de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat rechtspersonen aansprakelijk kunnen worden gesteld voor de in de artikelen 1 en 2 bedoelde, tot hun voordeel strekkende gedragingen van personen die, als individu dan wel als lid van een orgaan van de rechtspersoon, in de rechtspersoon een leidende positie bekleden, op grond van:
(a) de bevoegdheid om de rechtspersoon te vertegenwoordigen, of
(b) de bevoegdheid om namens de rechtspersoon beslissingen te nemen, of
(c) de bevoegdheid om binnen de rechtspersoon toezicht uit te oefenen;
1.  Elke lidstaat neemt de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat rechtspersonen aansprakelijk kunnen worden gesteld voor de in de artikelen 1 en 2 bedoelde gedragingen van personen die in de rechtspersoon een leidende positie bekleden, op grond van:
(a) de bevoegdheid om de rechtspersoon te vertegenwoordigen, of
(b) de bevoegdheid om namens de rechtspersoon beslissingen te nemen, of
(c) de bevoegdheid om binnen de rechtspersoon toezicht uit te oefenen
en die in deze hoedanigheid hebben gehandeld.
Amendement 11
Artikel 5, lid 2
2.  Naast de reeds door lid 1 bestreken gevallen nemen de lidstaten de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat een rechtspersoon aansprakelijk kan worden gesteld wanneer er, als gevolg van gebrekkig toezicht of gebrekkige controle door een in lid 1 bedoelde persoon, gelegenheid is gegeven voor de in de artikelen 1 en 2 bedoelde, tot het voordeel van de rechtspersoon strekkende gedragingen van een persoon die onder diens gezag staat.
2.  Naast de reeds door lid 1 bestreken gevallen nemen de lidstaten de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat een rechtspersoon aansprakelijk kan worden gesteld wanneer er, als gevolg van gebrekkig toezicht of gebrekkige controle door een in lid 1 bedoelde persoon, gelegenheid is gegeven voor de in de artikelen 1 en 2 bedoelde gedragingen van een persoon die onder diens gezag staat en voor wiens handelingen de rechtspersoon volgens nationaal recht verantwoordelijk kan zijn.
Amendement 12
Artikel 5, lid 3
3.  De aansprakelijkheid van een rechtspersoon op grond van de leden 1 en 2 sluit strafvervolging van natuurlijke personen die als dader of medeplichtige betrokken zijn bij de in de artikelen 1 en 2 bedoelde gedragingen niet uit.
3.  De aansprakelijkheid van een rechtspersoon op grond van de leden 1 en 2 sluit strafvervolging van natuurlijke personen die als dader, aanstichter of medeplichtige betrokken zijn bij de in de artikelen 1 en 2 bedoelde gedragingen niet uit.
Amendement 13
Artikel 7 bis (nieuw)
Artikel 7 bis
Minimum voorschriften
1.  De lidstaten kunnen in de strijd tegen racisme en vreemdelingenhaat ruimere bescherming invoeren of handhaven als degene die door dit kaderbesluit geboden wordt.
2.  De uitvoering van dit kaderbesluit kan in geen geval een reden vormen om de bescherming te beperken die de lidstaten nu al bieden op de terreinen die onder dit kaderbesluit vallen.
3.  Geen enkel element van dit kaderbesluit kan zodanig geïnterpreteerd worden dat het een invloed uitoefent op een verplichting waar de lidstaten toe gehouden kunnen zijn volgens het internationale verdrag van 7 maart 1966 tot uitbanning van alle vormen van rassendiscriminatie. De lidstaten voeren dit kaderbesluit in overeenstemming met de verplichtingen in kwestie uit.
Amendement 15
Artikel 7, lid 2
2.  Met dit kaderbesluit wordt van de lidstaten niet verlangd dat zij maatregelen nemen die in tegenspraak zijn met fundamentele beginselen betreffende de vrijheid van vereniging en de vrijheid van meningsuiting, in het bijzonder de vrijheid van drukpers en de vrijheid van meningsuiting in andere media zoals die voortvloeien uit constitutionele tradities, of met bepalingen betreffende de rechten en verantwoordelijkheden van, en de procedurele waarborgen voor, de pers en andere media, indien die bepalingen betrekking hebben op het vaststellen of beperken van aansprakelijkheid.
2.  Met dit kaderbesluit wordt van de lidstaten niet verlangd dat zij maatregelen nemen die in tegenspraak zijn met hun gemeenschappelijke fundamentele beginselen betreffende de vrijheid van vereniging en de vrijheid van meningsuiting, in het bijzonder de vrijheid van drukpers en de vrijheid van meningsuiting in andere media zoals die voortvloeien uit constitutionele tradities, of met bepalingen betreffende de rechten en verantwoordelijkheden van, en de procedurele waarborgen voor, de pers en andere media, indien die bepalingen betrekking hebben op het vaststellen of beperken van aansprakelijkheid.
Amendement 16
Artikel 9, lid 1
1.  Elke lidstaat neemt de nodige maatregelen om zijn rechtsmacht te vestigen ten aanzien van de in de artikelen 1 en 2 bedoelde gedragingen, indien deze :
1.  Elke lidstaat neemt de nodige maatregelen om zijn rechtsmacht te vestigen ten aanzien van de in de artikelen 1 en 2 bedoelde gedragingen,
a) geheel of gedeeltelijk op zijn grondgebied zijn begaan; of
a) indien deze geheel of gedeeltelijk op zijn grondgebied zijn begaan; of
b) door een van zijn onderdanen zijn begaan, of
b) indien deze door een van zijn onderdanen zijn begaan, of
c) tot voordeel strekken van een rechtspersoon met hoofdkantoor op het grondgebied van die lidstaat.
c) het hoofdkantoor van de rechtspersoon die mogelijk verantwoordelijk is, zich op het grondgebied van die lidstaat bevindt .
Amendement 17
Artikel 10, lid 3
3.  Binnen drie jaar na de in artikel 10, lid 1, genoemde uiterste datum toetst de Raad dit kaderbesluit. Voor de voorbereiding van deze toetsing vraagt de Raad de lidstaten of zij moeilijkheden hebben ondervonden op het gebied van de justitiële samenwerking met betrekking tot de in artikel 1, lid 1, bedoelde delicten. Voorts kan de Raad Eurojust verzoeken een verslag in te dienen over de vraag of de verschillen tussen de nationale wetgevingen problemen hebben opgeleverd ten aanzien van de justitiële samenwerking tussen de lidstaten op dit gebied.
3.  Binnen drie jaar na de in artikel 10, lid 1, genoemde uiterste datum toetst de Raad dit kaderbesluit. Voor de voorbereiding van deze toetsing vraagt de Raad de lidstaten of zij moeilijkheden hebben ondervonden op het gebied van de justitiële samenwerking met betrekking tot de in artikel 1, lid 1, bedoelde delicten en raadpleegt hij het Europees Parlement . Bij de toetsing houdt de Raad rekening met het advies van het Europees Bureau voor de grondrechten en de niet-gouvernementele organisaties die op hetzelfde terrein werkzaam zijn. Voorts kan de Raad Eurojust verzoeken een verslag in te dienen over de vraag of de verschillen tussen de nationale wetgevingen problemen hebben opgeleverd ten aanzien van de justitiële samenwerking tussen de lidstaten op dit gebied.
Amendement 18
Artikel 12
Dit kaderbesluit is van toepassing op Gibraltar.
Dit kaderbesluit is ook van toepassing op Gibraltar.

(1) PB C 75 E van 26.3.2002, blz. 269.
(2) PB C 271 E van 12.11.2003, blz. 558.

Laatst bijgewerkt op: 9 september 2008Juridische mededeling