Index 
 Vorige 
 Volgende 
 Volledige tekst 
Procedure : 2007/2261(INI)
Stadium plenaire behandeling
Documentencyclus : A6-0149/2008

Ingediende teksten :

A6-0149/2008

Debatten :

OJ 08/05/2008 - 22

Stemmingen :

OJ 08/05/2008 - 22

Aangenomen teksten :

P6_TA(2008)0198

Door het Parlement aangenomen teksten
Donderdag 8 mei 2008 - Brussel Voorlopige uitgave
Witboek over sport
P6_TA-PROV(2008)0198A6-0149/2008

Resolutie van het Europees Parlement van 8 mei 2008 over het witboek over sport (2007/2261(INI))

Het Europees Parlement ,

–   gelet op artikel 6 van het EU-Verdrag en artikel 149 van het EG-Verdrag, zoals gewijzigd bij hetVerdrag van Lissabon, betreffende de Europese inzet op sportgebied, rekening houdend met de specifieke kenmerken van sport, zijn op vrijwilligerswerk berustende structuren en zijn sociale en educatieve functie,

–   gezien het Witboek Sport (COM(2007)0391),

–   gezien het verslag van Helsinki van december 1999 en de verklaring van Nice van december 2000 over het specifieke karakter van sport en de sociale functie daarvan in Europa,

–   gezien het initiatief van het Britse voorzitterschap ten aanzien van het Europese voetbal, dat resulteerde in het "Onafhankelijke rapport over de Europese sport" (Independent European Sport Review) van 2006,

–   gezien de jurisprudentie van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen en van het Gerecht van eerste aanleg, en de beschikkingen van de Commissie in sportgerelateerde zaken,

–   gelet op Richtlijn 2000/43/EG van de Raad van 29 juni 2000 houdende toepassing van het beginsel van gelijke behandeling van personen ongeacht ras of etnische afstamming(1) , waarbij alle vormen van rassendiscriminatie op het gebied van werk, onderwijs, sociale zekerheid, gezondheidszorg en toegang tot goederen en diensten zijn verboden,

–   gelet op Richtlijn 2000/78/EG van de Raad van 27 november 2000 tot instelling van een algemeen kader voor gelijke behandeling in arbeid en beroep(2) ,

–   onder verwijzing naar zijn resolutie van 13 juni 1997 over de rol van de Europese Unie op het gebied van sport(3) en die van 5 juni 2003 over vrouwen en sport(4) ,

–   onder verwijzing naar zijn resolutie van 29 maart 2007 over de toekomst van het professionele voetbal in Europa(5) ,

–   onder verwijzing naar zijn resolutie van 13 november 2007 over de rol van sport in het onderwijs(6) ,

–   onder verwijzing naar zijn resolutie van 14 april 2005 over de bestrijding van doping in de sport(7) ,

–   onder verwijzing naar zijn resolutie van 14 maart 2006 over de aanpak van racisme in het voetbal,(8)

–   gelet op de wereldantidopingcode van 2003 en de herziening daarvan in 2007,

–   gezien het verslag en de conclusies van de eerste Europese conferentie over sportbestuur, getiteld "The rules of the Game" (Brussel, 26-27 februari 2001),

–   gezien de in 2006 door de Commissie en de FIFA ondertekende intentieverklaring om het voetbal als instrument voor ontwikkeling te bevorderen in staten in Afrika, het Caribische gebied en de Stille Oceaan,

–   gezien de ervaringen die zijn opgedaan in het Europees Jaar van opvoeding door sport 2004, en gezien de aanbeveling van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2006 inzake sleutelcompetenties voor een leven lang leren(9) ,

–   gelet op artikel 45 van zijn Reglement,

–   gezien het verslag van de Commissie cultuur en onderwijs en de adviezen van de Commissie economische en monetaire zaken, de Commissie werkgelegenheid en sociale zaken, de Commissie interne markt en consumentenbescherming, de Commissie regionale ontwikkeling, de Commissie juridische zaken, de Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken en de Commissie rechten van de vrouw en gendergelijkheid (A6-0149/2008),

A.   overwegende de rol van sport voor de bevordering van integratie en op de potentiële bijdrage ervan aan maatschappelijke cohesie en de interne cohesie van de regio's,

B.   overwegende dat de Europese sport een onvervreemdbaar onderdeel is van de Europese identiteit, de Europese cultuur en het Europees burgerschap en overwegende dat de Europese sport wordt gedragen door de inzet en het enthousiasme van miljoenen sporters, vrijwilligers en supporters die actief zijn in een groot aantal sportclubs en –federaties, een brede beweging waaruit vele uitstekende sporters en sportploegen zijn voortgekomen en die sport tot een hooggewaardeerd onderdeel van onze samenleving heeft gemaakt, waarin sportevenementen uiterst populair zijn,

C.   overwegende dat sport weliswaar een zeer belangrijke rol speelt in de Europese samenlevingen, maar dat delen van de wedstrijdsport te kampen hebben met nieuwe problemen en uitdagingen, zoals commercie, uitbuiting van jonge spelers en sporters, doping, racisme, geweld, wedstrijdmanipulatie, corruptie, gokfraude en witwassen,

D.   overwegende dat sport een bijzondere maatschappelijke rol toekomt als instrument van sociale insluiting en integratie, overwegende dat sport een belangrijk instrument vormt voor de bevordering van interculturele dialoog, en overwegende dat sport een cruciale bijdrage levert tot de ontwikkeling en bevordering van belangrijke maatschappelijke, culturele en educatieve waarden zoals eerlijkheid, tolerantie en wederzijds respect, solidariteit, respect voor regels, teamgeest en zelfdiscipline, en dat sport in de Europese samenleving dankzij vrijwilligersorganisaties een bijzonder belangrijke rol speelt op het gebied van gezondheid, onderwijs, sociale integratie en culturele waarden;

E.   overwegende dat het optreden van de EU er volgens artikel 149 van het EG-Verdrag, zoals gewijzigd bij het Verdrag van Lissabon, op is gericht de Europese dimensie van de sport te ontwikkelen, door de eerlijkheid en de openheid van sportcompetities en de samenwerking tussen de verantwoordelijke sportorganisaties te bevorderen, en door de fysieke en morele integriteit van sportlieden, met name jonge sporters, te beschermen, overwegende dat maatregelen op EU-niveau die van andere actoren moeten aanvullen, zonder de bestaande verdeling van bevoegdheden te wijzigen,

F.   overwegende dat er met het oog op de ratificatie van het Verdrag van Lissabon en artikel 149 van dat verdrag een strategische richting moet worden gegeven aan de rol van sport in Europa en de toepassing van de Gemeenschapswetgeving op dit gebied duidelijker moet worden; overwegende dat een beleid waarbij het specifieke karakter van sport van geval tot geval wordt benaderd, voor de sportorganisaties onbevredigend is en de bestaande rechtsonzekerheid zal versterken, en in overweging van het feit dat er meer sportgerelateerde maatregelen moeten worden genomen op EU-niveau, met eerbiediging van de autonomie, het specifieke karakter en de zelfregulering van sportorganisaties,

G.   overwegende dat artikel 149 van het EG-Vedrag, zoals gewijzigd bij het Verdrag van Lissabon, de Gemeenschap oproept de eerlijkheid en de openheid van sportcompetities te bevorderen, en overwegende dat de toepassing van mededingingsregels op sport de kloof tussen sportclubs ten gunste van de rijkste of populairste zal doen toenemen, wat afbreuk doet aan het eerlijk verloop van sportcompetities en in strijd is met de doelstelling van dat artikel,

H.   overwegende dat rekening moet worden gehouden met de autonomie van sportorganisaties en representatieve structuren, zoals organen die professionele sportcompetities organiseren, evenals met het feit dat de bestuurlijke verantwoordelijkheid vooral bij de sportinstanties en, tot op zekere hoogte, bij de lidstaten en de sociale partners ligt,

I.   overwegende dat beroepssport een steeds belangrijker plaats inneemt en ertoe bijdraagt de rol van sport in de samenleving te versterken; overwegende dat het mededingingsrecht en de interne-marktregels van toepassing zijn op sport voor zover het om een economische activiteit gaat;

J.   overwegende dat sport binnen het toepassingsbereik van het EU-recht valt, met name met betrekking tot het beginsel van representatieve en participerende democratie in de besluitvormingsorganen van Europese sportinstellingen en artikel 13 van het EG-Verdrag, dat discriminatie op grond van geslacht, ras of etnische afkomst, religie of geloof, handicap, leeftijd of seksuele geaardheid verbiedt; overwegende dat er bepaalde gevallen zijn waarin sport op grond van zijn specifieke, essentiële en unieke karakter niet kan worden vergeleken met gewone economische activiteiten,

K.   overwegende dat vrijwilligersactiviteiten in de sportsector de sociale samenhang en integratie versterken en lokale democratie en actief burgerschap bevorderen en tevens een impliciete economische waarde hebben, aangezien zonder vrijwilligers veel hogere kosten aan sportactiviteiten zouden zijn verbonden en de met sport verband houdende sociale activiteiten voor een groot deel zouden verdwijnen; overwegende dat het nodig is de op vrijwilligerswerk berustende sportstructuren te bevorderen en vrijwillige diensten op het gebied van sport te stimuleren door maatregelen die erop zijn gericht de economische en maatschappelijke rol van vrijwilligers adequaat te beschermen en te erkennen,

L.   overwegende dat gebrek aan lichaamsbeweging leidt tot obesitas en chronische aandoeningen, zoals hart- en vaatziekten en diabetes, en dat de gevolgen daarvan zwaar drukken op de gezondheidsbegroting van de lidstaten,

M.   overwegende dat het aantal lesuren lichamelijke opvoeding op lagere en middelbare scholen in de afgelopen tien jaar is gedaald en dat er tussen de lidstaten grote verschillen bestaan wat betreft de beschikbare sportfaciliteiten en –uitrusting, overwegende dat sport jongeren aantrekkelijke mogelijkheden biedt om te participeren en zich persoonlijk in te zetten in de samenleving, en ertoe kan bijdragen hen uit de criminaliteit te houden,

N.   overwegende dat doping een bedreiging vormt voor het beginsel van transparante en eerlijke competitie, en de sporter tegelijkertijd onder onredelijke druk zet,

O.   overwegende dat de Wereldantidopingcode van 2003 erin geslaagd is een model te worden voor de harmonisering van de verschillende nationale wetgevingen over de hele wereld; overwegende dat de inspanningen van het Wereldantidopingagentschap (WADA) echter voornamelijk gericht zijn op topsport,

P.   overwegende dat de Unie baat zou hebben bij een beter gecoördineerde benadering van de dopingbestrijding, met name door gemeenschappelijke standpunten te formuleren ten overstaan van het WADA, de Unesco en de Raad van Europa en door de uitwisseling van informatie en goede praktijken tussen de overheden, nationale antidopingorganisaties en laboratoria,

Q.   overwegende dat er op Europees niveau weliswaar enige vooruitgang is geboekt op het gebied van gendergelijkheid, maar dat er nog steeds sprake is van ongelijkheid tussen mannen en vrouwen in de sport; overwegende dat de opleidingen voor jonge getalenteerde sporters – mannen en vrouwen – voor iedereen toegankelijk moeten zijn, en vermeden moet worden dat EU-burgers of -ingezetenen worden gediscrimineerd op grond van nationaliteit of geslacht,

R.   overwegende dat sport voor alle burgers toegankelijk moet zijn, en dat er daarom gekeken moet worden naar de specifieke behoeften van sommige groepen, zoals personen met een handicap, migranten, en kansarmen, en overwegende dat met name sporters met een handicap niet ten opzichte van niet gehandicapte sporters mogen worden gediscrimineerd waar het gaat om gelijke toegang tot sport in de lidstaten,

S.   overwegende dat sport bedoeld is voor alle burgers, ongeacht geslacht, ras, leeftijd, handicap, geloof, nationaliteit, seksuele geaardheid en sociale of economische achtergrond, dat sport een drijvende kracht kan zijn voor sociale insluiting en integratie en dat het Parlement en de Commissie altijd alle uitingen van geweld, racisme en xenofobie hebben veroordeeld,

T.   overwegende dat geweld tijdens sportevenementen een onopgelost probleem is dat verschillende vormen kan aannemen; overwegende dat grote sportevenementen aantrekkingskracht uitoefenen op prostitutie en vrouwen- en kinderhandel,

U.   overwegende dat volgens een studie die in 2006 tijdens het Oostenrijkse voorzitterschap werd gepresenteerd, sport in 2004 een toegevoegde waarde van 407 miljard EUR vertegenwoordigde, goed voor 3,7% van het BBP van de EU, en werkgelegenheid voor 15 miljoen mensen of 5,4% van de beroepsbevolking; overwegende dat sport daarmee bijdraagt aan de Lissabon-doelstellingen inzake groei en werkgelegenheid, een instrument is voor lokale, regionale en plattelandsontwikkeling en kan worden ingezet voor de ontwikkeling van het toerisme omdat het een stimulans is om de infrastructuur op te waarderen en nieuwe partnerschappen voor de financiering van sport- en vrijetijdsvoorzieningen tot stand te brengen,

V.   overwegende dat de toenemende digitale piraterij (en met name de illegale live- of heruitzending van sportevenementen) een grote bedreiging voor de sportsector vormt, hoewel dit probleem te weinig onder de aandacht komt,

W.   overwegende dat sportactiviteiten voor het allergrootste deel plaatsvinden in een non-profitstructuur, die meestal afhankelijk is van financiële steun om sportactiviteiten toegankelijk te maken voor alle burgers, overwegende dat financiële steun belangrijk is voor amateursport en sport voor iedereen, op voorwaarde dat dergelijke steun in overeenstemming met de Gemeenschapswetgeving is; overwegende dat de georganiseerde sport in bijna alle lidstaten is gebaseerd op specifieke door burgers gedragen non-profitbestuursstructuren, die in sterke mate afhankelijk zijn van vrijwilligerswerk en een specifieke vorm van rechtspersoonlijkheid of een juridische status hebben die de voorwaarde vormt voor een aantal financiële en fiscale voordelen,

X.   overwegende dat de lidstaten het begrip sport niet duidelijk hebben omschreven en zij niet hebben besloten of sport al dan niet een dienst van algemeen belang is, hetgeen sommige financiële voordelen zou kunnen rechtvaardigen (zoals fiscale lastenvermindering),

Y.   overwegende dat het aantal giften en overheidsfondsen afneemt en dat de meeste sportorganisaties zonder winstoogmerk, om te kunnen overleven en hun sociale doelstellingen doeltreffend te kunnen nastreven, inkomsten uit een of andere commerciële activiteit moeten verwerven, waardoor zij onder de EU-wetgeving vallen,

Z.   overwegende dat sportorganisaties verschillende inkomstenbronnen hebben, zoals lidgeld, ticketverkoop, reclame en sponsoring, loterijen, mediarechten, inkomstenherverdeling binnen de sportfederaties, merchandising, overheidssteun enzovoort, waarbij de inkomsten uit door de staat georganiseerde of onder vergunning geëxploiteerde loterijen of kansspelen in vele lidstaten veruit de belangrijkste inkomstenbron vormen,

AA.   overwegende dat mediarechten een grote bron van inkomsten zijn voor de beroepssport in Europa, inkomsten die onder meer worden geherinvesteerd in amateursport, faciliteiten en gemeenschapsprojecten, en dat omgekeerd sportevenementen een populaire bron van inhoud zijn voor veel mediabedrijven,

AB.   overwegende dat de bijdrage die door staatsloterijen of met overheidsvergunningen en in het algemeen belang opererende kansspelinstellingen wordt geleverd aan de financiering van amateursport onontbeerlijk wordt geacht door sportorganisaties in de Europese Unie; overwegende dat tot dusver geen andere duurzame en politiek haalbare oplossing is voorgesteld of serieus tot onderwerp van discussie is gemaakt die geschikt zou zijn om de aanzienlijke daling van de inkomsten uit deze financieringsbronnen op te vangen die te verwachten is indien ondernemingen met winstoogmerk actief zouden mogen worden in lidstaten die tot dusver een restrictief kansspelbeleid hebben gevoerd,

AC.   overwegende dat sportweddenschappen zich op ongecontroleerde wijze hebben ontwikkeld (met name grensoverschrijdende weddenschappen op internet), dat steeds meer wedstrijden worden gemanipuleerd en dat recentelijk in verschillende lidstaten gokschandalen aan het licht zijn gekomen, die een bedreiging vormen voor de integriteit van sport en sportcompetities,

AD.   overwegende dat de economische en sociale ontwikkelingen die zich in de meeste lidstaten voordoen (toenemende commercialisering, druk op de overheidsuitgaven, stijging van het aantal deelnemers en stagnering van het aantal vrijwilligers) tot nieuwe uitdagingen voor de organisatie van sport in Europa geleid,

AE.   overwegende dat nationale ploegen van essentieel belang zijn, niet alleen in termen van identiteit maar ook om de solidariteit met de amateursport te garanderen, zodat zij terecht worden ondersteund,

AF.   overwegende dat de ontwikkeling van een heuse Europese markt voor spelers en sporters en de stijging van de spelerssalarissen in sommige sporten tot een toename hebben geleid van het aantal spelersmakelaars en dat derhalve in de lidstaten een specifieke opleiding voor sportmanagers en spelersmakelaars nodig is,

AG.   overwegende dat het internationale karakter van de sportsector heeft geleid tot grensoverschrijdende corruptie, en dat bestuursorganen de Commissie zo nodig om bijstand moeten kunnen verzoeken wanneer zij zich geconfronteerd zien met grensoverschrijdende corruptie met een Europese dimensie,

AH.   overwegende dat de door de respectievelijke organisatoren van competities goedgekeurde licentiesystemen bedoeld zijn om alle clubs dezelfde basisregels inzake financieel beheer en transparantie te doen naleven, en dat deze verenigbaar moeten zijn met de mededingings- en interne-marktbepalingen en niet verder mogen gaan dan wat nodig is om het legitieme doel te bereiken, namelijk de goede organisatie van de sport,

AI.   overwegende dat de Europese sportstructuren vanwege de aard van georganiseerde sport in de regel minder goed ontwikkeld zijn dan sportstructuren op nationaal en internationaal niveau, terwijl de Europese sport doorgaans continentaal gestructureerd is, en niet op basis van de EU,

AJ.   overwegende dat het Witboek Sport herhaaldelijk gewag maakt van de integratie van sport in de Europese financieringsprogramma's en overwegende dat de Unie in het kader van haar optreden tevens rekening zal houden met aspecten van sport, teneinde de autonomie, het specifieke karakter en de zelfregulering van sportorganisaties te respecteren en sport op Europees niveau te bevorderen, overwegende dat de conclusies van een gestructureerde dialoog tussen alle belanghebbenden van groot belang zijn voor inzicht in het speciale karakter van sport,

AK.   overwegende dat de Commissie heeft besloten gezondheidsbevorderende lichaamsbeweging tot hoeksteen van haar sportgerelateerde activiteiten te maken, overwegende dat de Raad van Europa een tot voorbeeld strekkende innovatieve en doeltreffende dialoog met de sportbeweging in Europa voert waarbij in zijn vergaderingen overheidsactoren en non-gouvernementele actoren op het gebied van sport bijeen worden gebracht,

AL.   overwegende dat sociale dialoog op Europees niveau de gemeenschappelijke vragen van werkgevers en atleten helpt oplossen, onder meer via akkoorden over arbeidsverhoudingen en –voorwaarden in de sector,

AM.   overwegende dat sport voor verschillende aspecten van de Europese externe betrekkingen een rol kan spelen, als onderdeel van externe bijstandsprogramma's, als onderdeel van de dialoog met partnerlanden en in het kader van de Europese diplomatie,

AN.   overwegende dat de Europese sportorganisaties, de organisatoren van sportevenementen en alle verantwoordelijke organen milieudoelstellingen moeten hanteren om over het milieuvriendelijke karakter van hun activiteiten te waken,

Organisatie van sport

1.   is verheugd over de publicatie van het Witboek Sport en hoopt dat het als basis voor de sportwereld zal fungeren en dat de Commissie een vruchtbare en doorlopende dialoog zal gaan voeren; spreekt zijn waardering uit voor het belang dat de Commissie blijkens de goedkeuring van dit Witboek aan sport hecht;

2.   is verheugd over het feit dat de lidstaten sport in het Verdrag van Lissabon officieel hebben erkend, teneinde op dat gebied een coherent Europees beleid in te stellen, rekening houdend met haar specifieke kenmerken, haar op vrijwilligerswerk berustende structuren en haar sociale en educatieve functie, dat de Commissie in staat stelt de maatregelen van de lidstaten en de sportorganisaties te bevorderen en aan te vullen, zonder deze te reguleren; neemt kennis van het feit dat bestaande sportstructuren in Europa zijn gebaseerd op het beginsel van nationaliteit;

3.   is van mening dat de bijkomende bevoegdheden op het gebied van sport in artikel 149 van het EG-Verdrag, zoals gewijzigd door het VeRdrag van Lissabon, moeten worden uitgeoefend door de Commissie, met inachtneming van het subsidiariteitsbeginsel, met eerbiediging van de autonomie van sportorganisaties en van de bevoegde bestuursorganen en met de nodige aandacht voor het specifieke karakter van sport;

4.   vraagt de Commissie het specifieke karakter van sport naar behoren te respecteren door niet voor een ad hoc-benadering te kiezen en voor grotere rechtszekerheid te zorgen door duidelijke richtsnoeren op te stellen inzake de toepasselijkheid van de communautaire wetgeving op sport in Europa en door steun te verlenen aan studies en seminars over de concrete toepassing van het acquis communautaire op sport; verzoekt de Commissie om voor de duidelijkheid, coherentie en bekendheid van de EU-regelgeving te zorgen, zodat sportdiensten van algemeen belang hun taak kunnen vervullen en kunnen bijdragen tot een hogere levenskwaliteit voor de Europese burgers; verzoekt de Commissie bovendien de toepassing van de EU-wetgeving in overeenstemming met het EG-Verdrag regelmatig te controleren en te herzien, teneinde rekening te houden met nieuwe feiten en bestaande of opdoemende problemen aan te wijzen en op te lossen;

5.   onderschrijft het standpunt van de Commissie, dat de meeste problemen door zelfregulering kunnen worden opgelost, met inachtneming van de beginselen van goed bestuur en op voorwaarde dat de Gemeenschapswetgeving wordt nageleefd, en is van oordeel dat een gestructureerd partnerschap en een gestructureerde dialoog tussen de Commissie en de sportbeweging van essentieel belang zijn voor goed bestuur in de sportwereld en voor het voorkomen van rechtsonzekerheid, met inachtneming van de autonomie en zelfregulering van sportorganisaties; stemt in met de Commissie voor wat betreft het houden van een gestructureerde dialoog in twee delen: (a) een jaarlijks Europees sportforum, bijgewoond door alle bij sport betrokkenen en (b) thematische discussies met een beperkt aantal deelnemers;

6.   is verheugd dat de volgende instellingen bij de voorgestelde gestructureerde dialoog worden betrokken:
   - Europese sportfederaties,
   - Europese overkoepelende sportorganisaties, met name de Europese Olympische Comités, het Europese Paralympische Comité (EPC), Special Olympics en Europese niet-gouvernementele sportorganisaties,
   - nationale sportorganisaties en nationale Olympische en Paralympische Comités,
   - andere op Europees niveau vertegenwoordigde actoren op sportgebied, inclusief sociale partners,
   - andere Europese en internationale organisaties, met name de voor sport bevoegde organen van de Raad van Europa en VN-organen zoals de Unesco en de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO);

7.   stelt zich op het standpunt dat het sportorganen vrij moet staan om hun tak van sport te besturen voor zover hun regels puur betrekking hebben op sport, maar dat dergelijke regels, indien zij beperkingen inhouden, evenredig moeten zijn, d.w.z. redelijkerwijs noodzakelijk om de beoogde sportdoelstelling(en) te bereiken, binnen het kader van de EU-wetgeving;

8.   erkent de rol van de voornaamste actoren op het gebied van professionele teamsporten, namelijk de clubs als basiseenheid die spelers in dienst heeft en de belangrijkste schakel met de supporters vormt, de spelersvakbonden als vertegenwoordigers van de werknemers, de bonden als de bevoegde organisatoren van competities op nationaal niveau en als werkgeversvertegenwoordigers samen met de clubs, en de overkoepelende organen als hoeders van de sport en de spelregels; meent dat alle vier de geledingen moeten samenwerken met het oog op een gezonde, integere en solidaire sport;

9.   beveelt aan dat alle specifieke verenigingen van de verschillende personengroepen in de sportwereld (spelers, trainers/coaches, scheidsrechters enz.) naar behoren dienen te zijn vertegenwoordigd in de besluitvormingsorganen van internationale en nationale federaties;

10.   is van mening dat de financiële transacties tussen alle betrokken partijen op open en transparante wijze zouden moeten plaatsvinden - vanwege de door de transfers veroorzaakte grote kapitaalstromen – en is van mening dat het systeem zou moeten worden beheerd door het bevoegde bestuursorgaan op het gebied van de betreffende sport;

11.   benadrukt het belang van vrijwilligerswerk op sportgebied, aangezien de inzet van vrijwilligers een belangrijke factor is voor het stimuleren en bevorderen van sociale integratie en een groter bewustzijn onder jongeren; roept de lidstaten en de Commissie op vrijwilligersinitiatieven met betrekking tot sport en sportorganisaties in de context van de beleidsvorming op nationaal en Europees niveau meer te stimuleren;

12.   vraagt lidstaten en sportbesturen om de sociale en democratische rol van fans actief te stimuleren door het oprichten en ontwikkelen van supportersfederaties, en door hun betrokkenheid bij het management en beheer van de sport te bevorderen; is van mening dat het Supporters Direct-model in dit opzicht als voorbeeld van best practice kan dienen en roept de Commissie, de lidstaten en de besturen op om de verspreiding hiervan te stimuleren;

13.   verzoekt de Commissie een sterkere betrokkenheid van non-gouvernementele sportorganisaties bij de dialoog tussen de lidstaten en de Commissie te bevorderen door officiële vergaderingen samen met de non-gouvernementele sportorganisaties te organiseren, zoals de vergaderingen van ministers of sportdirecteurs of de bijeenkomsten van de Commissiewerkgroep;

14.   is ingenomen met het door Frankrijk en Nederland ondertekende memorandum over het Witboek Sport en verzoekt de Commissie de status van sport in de EU-wetgeving op een aantal specifieke punten te verduidelijken, zoals de samenstelling van sportploegen, de status van spelersagenten, audiovisuele rechten, enz.;

15.   verzoekt de Commissie om, in het kader van de nieuwe gestructureerde dialoog, zorgvuldig acht te slaan op het advies van het Comité van de Regio's en rekening te houden met zijn bijdragen op regionaal en lokaal niveau tot het toezicht op en de uitvoering van de in het Witboek Sport beschreven maatregelen;

16.   vraagt de internationale, Europese en nationale sportfederaties om in hun statuten het recht te erkennen om zich te wenden tot de gewone rechtbanken, maar geeft toe dat zelfregeling door nationale autoriteiten, bonden en competities het Europese sportmodel en de grondbeginselen voor de organisatie van sportcompetities ondersteunt en rechtvaardigt;

17.   moedigt de Commissie aan de invoering en versterking van zelfregulerende licentiestelsels op nationaal en Europees niveau te bevorderen, teneinde goed bestuur te stimuleren en gelijke mededingingsvoorwaarden te scheppen met betrekking tot financiële transparantie en stabiliteit; beveelt aan maatregelen te treffen die leiden tot financiële transparantie en kostenbeheersing in de Europese sport, om niet alleen stabiliteit, maar ook gelijke mededingingsvoorwaarden tussen Europese actoren in de sportsector te waarborgen; acht het zinvol dat organisatoren van nationale en Europese competities licenties afgeven aan profclubs, teneinde te waarborgen dat deze clubs over de vereiste structuur beschikken en aan de nodige materiële voorwaarden voldoen om deel te kunnen nemen aan competities;

18.   roept de nationale en de Europese organisatoren van sportcompetities op ervoor te zorgen dat hun procedures voor de afgifte van licenties aan sportverenigingen aan de fundamentele beginselen van financiële transparantie voldoen, geen discriminerend karakter hebben en in overeenstemming zijn met de fundamentele voorschriften en beginselen van de interne markt, teneinde verstoringen van de mededinging te voorkomen; is van mening dat sportorganisaties erop dienen toe te zien dat de transparantie- en licentievoorschriften worden nageleefd en dat bij inbreuken sancties worden opgelegd;

19.   is verheugd over het voorstel van de Commissie om een conferentie over licentiesystemen en best practices ter zake te organiseren met de UEFA, de Association of European Football Leagues (EPFL), de International Union of Professional Footballers (FIFpro), nationale verenigingen en nationale bonden die verantwoordelijk zijn voor de organisatie van professionele voetbalevenementen; verzoekt de Commissie andere betrokken representatieve verenigingen uit te nodigen op deze conferentie;

Doping

20.   verzoekt de lidstaten een gemeenschappelijke wetgevingsaanpak inzake doping overeen te komen teneinde voor een gelijke wettelijke behandeling in alle lidstaten te zorgen en gemeenschappelijke standpunten te formuleren ten overstaan van het WADA, de Unesco en de Raad van Europa; roept de lidstaten die het Verdrag tegen doping in de sport van de Unesco nog niet hebben ondertekend, dit alsnog te doen;

21.   verzoekt de Unie om, als deelnemer aan WADA, in de strijd tegen doping in eerste instantie bestaande netwerken te versterken en slechts in tweede instantie nieuwe samenwerkingsverbanden te organiseren tussen de ordehandhavers, de door WADA erkende laboratoria Europol en Interpol om tijdig en veilige informatie uit te wisselen over nieuwe dopingproducten en -praktijken;

22.   verzoekt de Commissie om de acties nr. 4 en 5 van het Pierre de Coubertin-actieplan ten uitvoer te leggen ter bevordering van de ontwikkeling van partnerschappen tussen de wetshandhavingsinstanties van de lidstaten, de door WADA erkende laboratoria en Interpol, teneinde informatie over nieuwe dopingmiddelen en –praktijken bijtijds en in een veilige omgeving te kunnen uitwisselen en de oprichting van een netwerk van nationale antidopingorganisaties van de lidstaten actief in de hand te werken en te steunen;

23.   spoort de lidstaten aan om de handel in verboden dopingproducten op dezelfde manier te behandelen als de drugshandel en hun wetgeving in die zin aan te passen; verzoekt de Commissie na te denken over een verdere uitwerking van deze in haar Witboek gedane aanbeveling;

24.   verzoekt om een beleid van preventie en bestrijding van dopinggebruik, onder meer door al te drukke kalenders die sportlieden onder druk zetten te vermijden; onderstreept de noodzaak te strijden tegen onregelmatigheden via controles, onderzoek, opsporing en een permanente longitudinale follow-up door onafhankelijke artsen, en tevens via preventie en scholing; roept de profclubs en sportorganisaties op een verklaring op te stellen waarin zij zich verplichten om doping te bestrijden en door middel van interne en externe onafhankelijke controles toe te zien op de naleving;

25.   verzoekt een actieplan ter bestrijding van doping te ontwikkelen, in de aanloop naar de volgende Olympische Spelen die gepland zijn binnen de EU (Londen 2012);

26.   verzoekt erom middelen uit het programma Volksgezondheid van het kaderprogramma voor onderzoek ter beschikking te stellen voor onderzoek naar doping;

27.   roept de lidstaten op om ervoor te zorgen dat jonge sportbeoefenaars beter worden voorgelicht en geschoold met betrekking tot dopingproducten, geneesmiddelen op recept die dergelijke producten kunnen bevatten, en de gevolgen ervan voor de gezondheid;

Onderwijs, jongeren en gezondheid

28.   benadrukt de rol die sport in het onderwijs vervult, door jongeren tolerantie en wederzijds respect, eerlijkheid en respect voor de regels van fair play bij te brengen, en op het gebied van preventieve gezondheidszorg, met name bij de bestrijding van obesitas;

29.   is verheugd over het voorstel van de Commissie om sport en lichamelijke opvoeding als een essentieel onderdeel van kwaliteitsonderwijs te bevorderen, teneinde scholen aantrekkelijker te maken en het academisch niveau te verhogen; steunt de aanbeveling van de Commissie aan de lidstaten om strategieën op nationaal niveau te ontwikkelen die er in het kader van onderwijsprogramma's op zijn gericht de lichaamsbeweging van kinderen en schoolkinderen vanaf zeer jonge leeftijd te verhogen en te versterken; benadrukt het belang van de financiering van lichaamsbeweging op scholen, aangezien lichaamsbeweging van fundamenteel belang is voor de psychische en fysieke ontwikkeling van de jonge kinderen en een belangrijk gezondheidszorginstrument is voor jonge en minder jonge mensen;

30.   roept de lidstaten op om verdere maatregelen ter bevordering van sport en lichaamsbeweging aan te moedigen, die een belangrijke factor zijn voor de verhoging van het niveau van het nationale onderwijs, en om volledig gebruik te maken van de mogelijkheden van de communautaire mobiliteitsprogramma's op alle niveaus van onderwijs, opleiding en levenslang leren;

31.   raadt de lidstaten dringend aan van het begin af aan te erkennen hoe belangrijk het is dat jonge sporters een "dubbele opleiding" krijgen, nl. een sportieve en een academische, zodat de herintreding van beroepssporters op de arbeidsmarkt aan het eind van hun carrière gewaarborgd is, waarbij bijzondere aandacht dient te worden besteed aan de opleiding van zeer jonge sporters, waarvoor een strikter toezicht nodig is alsmede een regelmatige controle van de opleiding, zodat de kwaliteit ervan kan worden gewaarborgd, alsmede lokale opleidingscentra van hoge kwaliteit om hun morele, educatieve en professionele belangen te vrijwaren;

32.   verzoekt de Commissie en lidstaten de preventieve maatregelen en de medische controles voor jonge sporters te versterken en ervoor te zorgen dat alle rechten die in het VN-Verdrag van de rechten van het kind zijn verankerd, worden geëerbiedigd;

33.   is verheugd over het voorstel van de Commissie om een Europese prijs toe te kennen aan scholen die lichaamsbeweging als onderdeel van het lespakket actief steunen en bevorderen;

34.   is het er met de Commissie over eens dat investeringen in jonge getalenteerde sporters van cruciaal belang zijn voor de duurzame ontwikkeling van sport en is van mening dat de sportbeweging voor de grote uitdaging staat om de lokale opleiding van spelers te waarborgen; meent dat de UEFA-regel inzake spelers uit eigen kweek als voorbeeld kan dienen voor andere federaties, bonden en clubs;

35.   verwijst in dit verband naar het feit dat de Unie krachtens het Verdrag van Lissabon tot taak heeft de fysieke en morele integriteit van met name jonge sporters te beschermen;

36.   roept de Commissie op de wettigheid te erkennen van maatregelen ter bevordering van spelers uit eigen kweek, zoals de vaststelling van een minimumaantal lokaal opgeleide spelers dat, ongeacht hun nationaliteit, deel moet uitmaken van de professionele ploeg van een club;

37.   verzoekt de Commissie steun te verlenen aan de maatregelen die de sportbonden nemen om jonge sporters te beschermen, met inachtneming van de specifieke kenmerken van sport, door zich openlijk uit te spreken voor een striktere toepassing van de bepaling in het reglement van de FIFA die transfers van spelers jonger dan 16 jaar binnen de EU verbiedt en door het beginsel te onderschrijven dat zegt dat een speler zijn eerste profcontract moet sluiten met de club waar hij zijn opleiding heeft gevolgd;

38.   verzoekt de Commissie en de lidstaten uitbuiting van meisjes en jongens in de sport en kinderhandel te bestrijden door een strikte toepassing van de bestaande wetten en voorschriften; stelt dat een grotere mate van rechtszekerheid, in het bijzonder wat betreft de toepassing van de regel inzake lokaal opgeleide spelers, wenselijk is;

39.   betreurt de praktijk van overheden van de lidstaten die schoolsportvelden verkopen aan projectontwikkelaars; is van oordeel dat de lidstaten ertoe moeten worden aangemoedigd te waarborgen dat kinderen genoeg faciliteiten tot hun beschikking hebben om op school aan sport en lichamelijke opvoeding te kunnen doen; verzoekt de lidstaten gratis toegang tot alle nationale en internationale competities te bevorderen voor jongeren onder de 14 jaar;

40.   gezien het feit dat bij vraagstukken ten aanzien van milieu- en gezondheidsbescherming een horizontale aanpak nodig is, beveelt aan dat de Commissie op Europese sportevenementen de bevordering van de bescherming van milieu en gezondheid aanmoedigt; is verheugd over het besluit van de Commissie om milieuvriendelijke aankopen te promoten, in het kader van haar politieke dialoog met de lidstaten en de andere betrokken partijen;

41.   erkent dat sport belangrijk is voor de bescherming van de gezondheid en beveelt om deze reden aan dat de eigenaars van de uitzendrechten de sport met dit doel bevorderen;

42.   wijst erop dat het verband tussen sport en gezondheid een belangrijke rol speelt en dat de samenwerking tussen sportorganisaties of -verenigingen en ziekenfondsen of artsen steeds vaker voorkomt, wat een enorme toegevoegde waarde betekent voor de gezondheidszorg en tegelijkertijd een financiële besparing oplevert; acht het van cruciaal belang dat jongeren door middel van Europa-wijde evenementen, zoals een "E-free Food Day", worden voorgelicht over en bewust gemaakt van het belang van gezond eten en het onderlinge verband tussen voeding en lichaamsbeweging;

43.   benadrukt het belang van lichamelijke oefening en sport bij de bestrijding van obesitas en de uitbanning van ongezonde levensgewoonten, aangezien dit fenomeen een significant positief effect heeft voor zowel de gezondheid van de burgers als voor de vermindering van de kosten van ziektekostenverzekeringen; uit evenwel zijn bezorgdheid over het feit dat de uitbreiding van werkuren en de bestaande werkomstandigheden in het algemeen de werkende bevolking ervan weerhouden voor regelmatige lichaamsbeweging te zorgen en consequenter aan sport te doen; verzoekt de Commissie om samen met de sportfederaties voor eind 2008 Europese richtsnoeren en aanbevelingen inzake lichaamsbeweging te ontwikkelen en te publiceren;

44.   verzoekt de lidstaten een kader voor Europese schoolkampioenschappen en Europese universiteitskampioenschappen op te bouwen, teneinde jongeren op het leveren van prestaties voor te bereiden en de interculturele dialoog aan te moedigen;

Sociale integratie en antidiscriminatie

45.   benadrukt dat sport een van de meest effectieve instrumenten voor sociale integratie is en als zodanig in grotere mate door de Europese Unie dient te worden bevorderd en gesteund, bijvoorbeeld via speciale programma's voor de organisatoren van Europese, nationale en regionale sport- en recreatie-evenementen; is van oordeel dat deze steunmogelijkheden met name moeten worden uitgebreid tot organisatoren van sportevenementen die integratie bevorderen en waarbij personen met een handicap zijn betrokken; is van oordeel dat in de context van het Europees Jaar van de interculturele dialoog 2008 bijzondere aandacht moet worden besteed aan de rol van sport als ultieme arena voor interculturele co-existentie en als hoeksteen van dialoog en samenwerking met derde landen;

46.   onderstreept hoe belangrijk het is om sportieve activiteiten te bevorderen, zodat de toegang tot sport voor iedereen onder gelijke kansen wordt gewaarborgd en in de opleiding van sportleraren en -assistenten alsmede in meer openbare sportinstallaties wordt geïnvesteerd;

47.   verzoekt de Commissie en de lidstaten om sport niet alleen als voorrecht van niet-gehandicapten te beschouwen, maar ook als belangrijk instrument voor de revalidatie en sociale insluiting van personen met een handicap; dringt er in dit verband bij de Commissie en de lidstaten op aan praktische maatregelen en initiatieven ter bevordering van een sterkere integratie van gehandicapte deelnemers in traditionele takken van sport te steunen;

48.   is verheugd over het initiatief van de Commissie om sportorganisaties en de lidstaten ertoe aan te moedigen sportinfrastructuur en de infrastructuur van scholen aan te passen aan de behoeften van personen met een handicap, en verzoekt erom leraren lichamelijke oefening gemakkelijker toegang te verlenen tot opleidingen in bewegings- en fysiotherapie, om hen zo in staat te stellen met gedeeltelijk gehandicapte scholieren overeenkomstig hun respectievelijke aandoeningen te werken;

49.   is verheugd over het besluit van de Commissie en de lidstaten om steun te verlenen aan verdere maatregelen ten behoeve van personen met een handicap; dringt er bij de Commissie op aan ervoor te zorgen dat sporters met een handicap in het genot komen van dezelfde rechten als sporters zonder handicap;

50.   is verheugd over het omvattende Witboek van de Commissie over sport; betreurt het echter dat het genderaspect onvoldoende in aanmerking wordt genomen, in het bijzonder met betrekking tot gelijke betaling voor gelijkwaardige prestaties en het feit dat vrouwelijke atleten minder verdienen dan hun mannelijke collega's;

51.   is verheugd over de bereidheid van de Commissie om de genderproblematiek in al haar sportgerelateerde activiteiten aan bod te laten komen, waarbij bijzondere aandacht zal gaan naar de toegang van migrantenvrouwen en vrouwen van etnische minderheden tot sport, de toegang van vrouwen tot beleidsbepalende posities in de sport en de beeldvorming van vrouwelijke sporters in de media;

52.   verzoekt de lidstaten ook waardering op te brengen voor de successen van vrouwen in sportdisciplines en onverwijld te zorgen voor een geschikte financiële beloning en wettelijke regelingen in te voeren om te voorkomen dat er wedstrijden plaatsvinden, waarbij vrouwen lagere geldpremies of andere minderwaardige prijzen krijgen;

53.   verzoekt de lidstaten te bevorderen dat er voldoende media-aandacht is voor de sportieve activiteiten van vrouwen, zodat vrouwelijke rolmodellen ontstaan en stereotypen in verband met het geslacht tot het verleden zullen gaan behoren, en vrouwen tevens de mogelijkheid krijgen om ook in sectoren die verband houden met sport carrière te maken, eveneens in leidinggevende posities;

54.   verzoekt de lidstaten om zich extra in te spannen om de sportinfrastructuur aan te passen aan de behoeften van gehandicapten, met name kinderen, maar, met het oog op de toename van de actieve levensverwachting en het belang van sport voor de bevordering van de fysieke en geestelijke gezondheid, ook aan de behoeften van ouderen en vrouwen, zodat deze infrastructuur ook voor hen toegankelijk is; vraagt de lidstaten het gebruik van openbare middelen voor de sport te controleren door na te gaan of deze middelen rechtvaardig worden verdeeld in functie van de sportieve behoeften van de twee seksen;

55.   benadrukt de bijzonder belangrijke rol van sport voor de sociale integratie van kansarme groepen, met name migranten; roept de lidstaten in dit verband op sportactiviteiten en –programma's op te nemen in initiatieven die uit het Europees Sociaal Fonds worden gefinancierd, teneinde voor de sociale integratie en participatie van kansarme groepen te zorgen;

56.   is ingenomen met het feit dat de Commissie de rol van sport als nuttig instrument voor de integratie van migranten en, meer algemeen, als instrument voor sociale integratie erkent; stelt voor de toegang tot sport en de integratie in sociale sportinfrastructuur te beschouwen als indicator voor sociale integratie en als factor voor de analyse van het fenomeen van sociale uitsluiting;

57.   wijst op het belang van de regio's en plaatselijke besturen bij prof- en breedtesportevenementen voor de ontwikkeling van de infrastructuur, het bevorderen van de sport en een gezonde levensstijl van de Europese burgers, met name van schoolplichtige jongeren;

58.   roept de sportorganisaties en de lidstaten op om de strengst mogelijke maatregelen te nemen ter bestrijding van racisme en discriminatie in de sport; beschouwt de sportarena als werkplek van de beroepssporter en verzoekt de Commissie en de lidstaten een werkplek te garanderen die vrij is van discriminatie;

59.   verzoekt de Commissie en alle lidstaten Richtlijn 2000/43/EG van de Raad van 29 juni 2000 houdende toepassing van het beginsel van gelijke behandeling van personen ongeacht ras of etnische afstamming(10) en Richtlijn 2000/78/EG van de Raad van 27 november 2000 tot instelling van een algemeen kader voor gelijke behandeling in arbeid en beroep(11) en doeltreffend om te zetten en uit te voeren;

60.   verzoekt de professionele sportorganisaties en sportverenigingen campagnes op te zetten tegen alle vormen van discriminatie, racisme en vreemdelingenhaat tijdens en na sportactiviteiten en sportwedstrijden, zowel binnen als buiten de stadion;

Sport en derde landen

61.   stelt met klem dat ontwikkeling door sport in geen geval tot massale emigratie van sporters ("muscle drain") mag leiden en verzoekt de Unie deze kwestie aan de orde te stellen in haar politieke dialoog en samenwerking met de partnerlanden;

62.   verzoekt de Commissie en de lidstaten de dialoog en de samenwerking met derde landen uit te breiden tot kwesties zoals internationale transfers van spelers, uitbuiting van minderjarige spelers, doping, het witwassen van geld via de sport, en de veiligheid tijdens grote internationale sportevenementen;

63.   roept de lidstaten op meer faciliteiten ter beschikking te stellen om accommodatie te bieden aan sporters uit derde landen, in overeenstemming met recente aankondigingen met betrekking tot cirkelmigratie, mobiliteitspartnerschappen met derde landen en het beleid inzake legale migratie van 2005;

64.   verzoekt de Commissie en de lidstaten hun acties te coördineren met de bestaande programma's van de Verenigde Naties, de lidstaten, lokale overheden, NGO's en particuliere instanties, wanneer zij de sport bekijken in het kader van het ontwikkelingsbeleid van de Europese Unie;

Politioneel aspect van sportevenementen

65.   vraagt de lidstaten, teneinde geweld, racisme en xenofobie tijdens sportmanifestaties te voorkomen en te bestrijden, politiediensten, supportersinitiatieven, lokale actiegroepen tegen geweld, deskundigen en sportbonden aan te moedigen om goede praktijken en informatie over risicosupporters uit te wisselen; roept alle betrokken partijen op een actieve rol te vervullen en voor directe en strengere sancties tegen racisme en geweld, zowel op het veld als op de tribune, te zorgen, en gebruik te maken van de ervaringen die op dit gebied op nationaal en Europees niveau door organisatoren van competities en door clubs zijn opgedaan, om te waarborgen dat door de overheden en de organisatoren van competities hoge minimumnormen worden gehanteerd in de tenuitvoerleggingsprocedures, en verzoekt hen hun veiligheidsplannen op elkaar af te stemmen; onderstreept de noodzaak om de voorwaarden te scheppen voor een algemener aanpak, waarbij alle belanghebbenden worden betrokken in een strategie die gericht is op de versterking van de niet-repressieve aspecten van het antwoord op de uitdagingen, met duidelijke nadruk op onderwijs en opleiding;

66.   verzoekt de Commissie en de lidstaten een "op inlichtingen gebaseerd beleid" van grensoverschrijdende politiesamenwerking op het gebied van sport ten uitvoer te leggen, met inbegrip van de uitwisseling van gegevens en inlichtingen tussen veiligheidsdiensten, en tegelijkertijd te waarborgen dat de de vrijheid, grondrechten en de regels inzake gegevensbescherming worden gerespecteerd;

67.   vestigt in het bijzonder de aandacht op de waardevolle ervaring die is opgedaan via de NFIP's (Nationale Informatiepunten Voetbal, verantwoordelijk voor het coördineren en vergemakkelijken van de grensoverschrijdende uitwisseling van informatie van de politie, met inbegrip van risicobeoordelingen en gegevens over risicosupporters), en op het handboek voor internationale politiesamenwerking, die een belangrijke rol kunnen spelen in dit "op inlichtingen gebaseerd beleid"; verzoekt de Commissie en de lidstaten tevens deze aanpak voor zover nodig verder te ontwikkelen en bij te werken;

68.   is verheugd over het initiatief van de Commissie ter voorkoming van geweld tijdens sportevenementen en beveelt aan om ook maatregelen te ontwikkelen voor de bestrijding van geweld in de schoolsport;

69.   verwelkomt de ontwikkeling van licentiesystemen voor clubs op nationaal en Europees niveau, en is van oordeel dat deze systemen ook moeten voorzien in voorschriften met betrekking tot het voorkomen van racisme, vreemdelingenhaat en geweld, de bescherming van minderjarigen en de eerbiediging van de grondrechten;

Economische aspecten

70.   verzoekt de Commissie en de lidstaten om wetgeving in te voeren en/of de bestaande voorschriften te versterken om bijzondere aandacht te schenken aan de naleving van de intellectuele eigendomsrechten in de commerciële communicatie, handelsmerken, namen en beeld- en mediarechten en enige andere producten in verband met de sportevenementen die de organisatoren doen plaatsvinden, en zo de sporteconomie te beschermen, onder eerbiediging van het recht van korte nieuwsverslagen overeenkomstig Richtlijn 2007/65/EG(12) ("Audiovisuele mediadiensten zonder grenzen") en de autonome en evenwichtige ontwikkeling van sport, zonder de juiste balans te verstoren tussen de legitieme belangen van sportorganisaties en de behoefte van het publiek om objectieve, informatieve en actuele informatie te verkrijgen en te creëren in de vorm van tekst, beeld en geluid; benadrukt dat het ook van belang is dat begunstigden de garantie hebben dat ze op afstand toegang hebben tot grensoverschrijdende sportevenementen binnen de EU; is van mening dat met name problemen van "ambush marketing", internetpiraterij en illegale sportweddenschappen door de lidstaten en de Europese Commissie met prioriteit moeten worden aangepakt;

71.   erkent het recht van alle media op toegang tot en verslaggeving over sportevenementen die van groot belang zijn voor het publiek, teneinde het recht van het publiek op dergelijke nieuwsberichten en informatie in nieuwsprogramma's te waarborgen; erkent het recht van de lidstaten om maatregelen te nemen om het recht op informatie te beschermen en de brede toegang van het publiek te garanderen tot televisieuitzendingen van nationale of niet-nationale sportevenementen van aanzienlijk belang voor de samenleving, zoals de Olympische Spelen, het wereldkampioenschap voetbal en het Europees kampioenschap voetbal;

72.   spreekt nogmaals zijn steun uit voor lidstaten die een lijst opstellen van evenementen van aanzienlijk belang voor de samenleving die krachtens artikel 3 bis van de reeds aangehaalde richtlijn "Audiovisuele mediadiensten zonder grenzen" op de kosteloze televisie moeten worden uitgezonden, en veroordeelt dat de FIFA in dezen processen heeft aangespannen;

73.   raadt de lidstaten en nationale sportfederaties en -bonden dringend aan om (voor zover dit nog niet is gebeurd) over te gaan tot de collectieve verkoop van mediarechten; is van mening dat er, in het belang van solidariteit, een rechtvaardige herverdeling van de inkomsten moet plaatsvinden tussen de clubs, inclusief de kleinste clubs, binnen en tussen bonden en tussen de beroeps- en amateursport, teneinde een situatie te voorkomen waarin alleen de grote clubs profiteren van de mediarechten;

74.   erkent dat de rechten op het gebied van sport dezelfde bescherming vergen als andere mediarechten; is verheugd dat de Commissie de collectieve verkoop van mediarechten als instrument beschouwt dat tot meer solidariteit in de sportsector kan bijdragen, en dat zij eraan vasthoudt solidariteitsmechanismen in het leven te roepen en te handhaven; roept de bonden die niet in dergelijke mechanismen voorzien, op om deze alsnog in te voeren; verzoekt de Commissie om te aanvaarden dat de collectieve verkoop van mediarechten principieel in overeenstemming is met de communautaire mededingingsregels, of om als alternatief een groepsvrijstelling voor de collectieve verkoop van mediarechten op sportgebied in te voeren, om aldus rechtszekerheid te creëren voor de organisatoren van sportevenementen en investeerders in de media;

75.   stelt dat de sportsector voor de onderlinge afhankelijkheid tussen concurrenten moet zorgen en de onzekerheid van wedstrijduitslagen moet waarborgen, hetgeen sportorganisaties het recht zou kunnen geven om een specifiek kader te creëren op de markten voor de organisatie en de verkoop van sportevenementen; is echter van mening dat deze specifieke eisen geen automatische vrijstelling van de communautaire mededingingsvoorschriften rechtvaardigen voor economische activiteiten die door sport worden gegenereerd;

76.   vraagt de Commissie en de lidstaten de intellectuele-eigendomsrechten (IPR) in de sportsector verdere te versterken en verlangt concrete maatregelen ter bescherming van de intellectuele-eigendomsrechten van de organisatoren van sportevenementen op de resultaten van die evenementen en die evenementen als geheel, zonder afbreuk te doen aan de vrijheid van drukpers;

77.   verzoekt de Commissie om in haar strategie voor de sector online-inhoud en de bestrijding van piraterij in die sector aandacht te besteden aan piraterij van sportrechten; verzoekt de Commissie en de lidstaten om de rechten van de sportsector in de context van de Wereldorganisatie voor de intellectuele eigendom (WIPO) en van hun dialoog met derde landen te versterken;

78.   tekent aan dat er vaak een voor de consument nadelige wanverhouding bestaat tussen het aanbod van en de vraag naar kaartjes voor belangrijke sportevenementen; benadrukt dat bij de verdeling van kaartjes volledig rekening moet worden gehouden met consumentenbelangen en dat op alle niveaus een eerlijke kaartverkoop moet worden gegarandeerd;

79.   verzoekt de Commissie en de lidstaten een Europese statistische methode te ontwikkelen om de economische impact van sport te meten als basis voor nationale statistische rekeningen over sport, die op termijn in een satellietrekening voor sport kunnen uitmonden;

80.   verzoekt de Commissie om in haar plannen voor de nabije toekomst plaats in te ruimen voor een evaluatie van de directe bijdrage van sport aan het BBP, ontwikkeling en werkgelegenheid, alsmede van de indirecte bijdrage van sport (via onderwijs, regionale ontwikkeling en de toegenomen aantrekkingskracht van de EU) aan de agenda van Lissabon;

81.   raadt de lidstaten aan om de mogelijkheden van sport voor het scheppen van nieuwe banen, het bevorderen van economische groei, en meer in het bijzonder, het revitaliseren van kansarme regio's efficiënter te gebruiken en adviseert de lidstaten en de Unie sport dienovereenkomstig te ondersteunen via de bestaande financieringsprogramma's van de EU; onderstreept in dit licht de belangrijke rol die sport op het gebied van sociale integratie kan vervullen; erkent het belang van inkomsten uit mediarechten en andere intellectuele-eigendomsrechten voor de toename van uitgaven voor stadsvernieuwings- en gemeenschapsprojecten;

82.   verzoekt de lidstaten om, gesteund door de Commissie, de uitwisseling van goede praktijken inzake de organisatie van grote sportevenementen tussen lidstaten en sportfederaties te organiseren, teneinde een duurzame economische groei, het concurrentievermogen en de werkgelegenheid te bevorderen;

83.   stelt voor een effectief mechanisme in te stellen ter bevordering van de grensoverschrijdende interregionale samenwerking voor een beter gebruik van investeringen in de infrastructuur die ten goede moet komen aan de sport; stelt voorts voor de bevordering van sport aan te moedigen door middel van de Europese groepering voor territoriale samenwerking waarin is voorzien door Verordening (EG) nr. 1082/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 5 juli 2006 betreffende een Europese groepering voor territoriale samenwerking (EGTS)(13) ;

84.   pleit voor een versterking van de solidariteit tussen professionele en amateursport, teneinde kleinere clubs aan te moedigen, schoolsport te bevorderen en de nodige lokale infrastructuur te ontwikkelen; is verheugd dat de Commissie inziet met welke specifieke uitdagingen amateur- en non-profitsportorganisaties en sportorganisaties die afhankelijk zijn van vrijwilligers, te kampen hebben en dringt erop aan dat dit gereflecteerd wordt in alle economische aspecten van het toekomstige sportbeleid;

85.   wijst op de vaak verwaarloosde amateursport; onderstreept dat het noodzakelijk is meer financiële middelen, betere arbeidsomstandigheden en andere prikkels en voordelen voor de amateursport, o.a. voor verenigingen zonder winstoogmerk, voor niet-professionele en onbezoldigde sporters, leidinggevenden, trainers/coaches en vrijwillige scheidsrechters, ter beschikking te stellen;

86.   onderstreept voorts dat ervoor moet worden gezorgd dat de staat de kosten voor de veiligheid bij amateurwedstrijden, die door instellingen zonder winstoogmerk worden georganiseerd, op zich neemt;

87.   verzoekt de Commissie het huidige systeem van overheidsfinanciering van amateursport via bijdragen van staatsloterijen en in het algemeen belang opererende erkende gokdiensten te helpen handhaven, teneinde een onafgebroken financiering van amateursport te waarborgen;

88.   ziet met belangstelling uit naar de bevindingen van het onafhankelijk onderzoek naar de manier waarop amateursport en sport voor iedereen in de lidstaten met openbare en particuliere middelen worden gefinancierd, en naar de impact van de veranderingen die zich op dit gebied voordoen;

89.   uit zijn bezorgdheid met betrekking tot de eventuele liberalisering van de markt van kansspelen en loterijen; acht het passend dat de winsten van dergelijke loterijen worden gebruikt voor doelen in het algemeen belang, waaronder de voortdurende financiering van beroeps- en amateursport; roept de Commissie en de lidstaten op reglementerende maatregelen goed te keuren die waarborgen dat sport wordt beschermd tegen ongewenste invloeden in verband met kansspelen, de eerlijkheid van sportevenementen waarborgen en de intellectuele eigendomsrechten van de organisatoren van de wedstrijden in acht nemen; roept de Commissie op een studie uit te voeren naar de mogelijke effecten op de maatschappij en de sport van een volledige deregulering van de markt voor kansspelen en loterijen, en naar de soorten controlemechanismen die ingezet kunnen worden om consumenten te beschermen;

90.   vraagt de Commissie met een voorstel te komen om voor een 'schone' sector sportweddenschappen in de Unie te zorgen, misbruik en corruptie te voorkomen en de rechten van de organisatoren van sportevenementen te eerbiedigen; vraagt de Commissie en de lidstaten om samen met sport- en gokorganisaties te onderzoeken of het mogelijk is om een werkbaar, rechtvaardig en duurzaam kader op te zetten om te waarborgen dat alle sporten in de Europese Unie gevrijwaard blijven van illegale gokactiviteiten en het vertouwen van het publiek in de integriteit van de sport behouden blijft;

91.   wijst erop dat de ongelijke belastingstelsels die van toepassing zijn in de lidstaten, de concurrentie kunnen verstoren;

92.   benadrukt evenals de Commissie de noodzaak van het behoud van de bestaande mogelijkheden om voor sportactiviteiten een verlaagd btw-tarief toe te passen, met het oog op de belangrijke sociale rol van sport en zijn verankering in lokale gemeenschappen;

93.   moedigt sportorganisaties aan een percentage van de inkomsten uit de verkoop van mediarechten en marktondernemingen met betrekking tot een specifieke sport direct te reserveren voor financiering en steun voor de vrijwilligers- en non-profitorganisaties van die sport;

94.   is van mening dat het van belang is om het specifieke karakter te erkennen van de non-profit sportorganisaties, en dat men in verband met de gemeenschapswetgeving rekening dient te houden met het verschil tussen vrijwilligersorganisaties, organisaties zonder winstoogmerk en ondernemingen die dit wel hebben; roept de lidstaten op om, samen met de Commissie, te omlijnen welke voor sportorganisaties zonder winstoogmerk de belangrijkste uitdagingen zijn en welke in wezen de aard is van door hen verstrekte diensten;

Kwesties inzake de tewerkstelling van sporters

95.   acht het onwenselijk dat beroepssporters minder rechten hebben dan andere werknemers in loondienst en vindt het daarom belangrijk dat beroepssporters een breed en transparant pakket van rechten hebben als andere werknemers, waaronder het recht om al dan niet collectieve arbeidsovereenkomsten af te sluiten of lid te worden van een vakbond en in beroep te gaan bij een gewone rechtbank;

96.   bevestigt de fundamentele toepasselijkheid van de communautaire non-discriminatiewetgeving op het gebied van sport in de Europese Unie en verzoekt de Commissie te garanderen dat eventuele derogaties als gevolg van het specifieke karakter van sport zowel wettig als beperkt in omvang zijn; is van oordeel dat het, met het oog op het specifieke karakter van sport, in bepaalde gevallen gepast, zinvol en noodzakelijk kan zijn om het beginsel van vrij verkeer gedeeltelijk en op evenredige wijze te beperken ter bevordering van sport in de lidstaten;

97.   vraagt de lidstaten erop toe te zien dat zij hun nationale wetgeving aanpassen voor de naleving van de EU-wetgeving in alle regelgeving inzake transfers in een Europese context, onder eerbiediging van het specifieke karakter van sport en andere fundamentele beginselen zoals het waarborgen van contractuele stabiliteit en de stabiliteit van competities;

98.   roept de lidstaten en sportorganisaties op geen nieuwe regels in te voeren die leiden tot discriminatie op grond van nationaliteit (zoals de 6 + 5-regel op voorstel van de FIFA, in tegenstelling tot de evenrediger en niet-discriminerende UEFA-regeling voor spelers van eigen bodem); pleit voor een politieke dialoog met de lidstaten als middel om discriminatie in de sport te bestrijden via aanbevelingen, een gestructureerde dialoog met belanghebbenden uit de sportwereld en, waar nodig, inbreukprocedures;

99.   roept de lidstaten, de Commissie en de bevoegde regelgevende instanties op een onderzoek in te stellen naar vermeende corruptie en uitbuiting bij het werven en contracteren van sporters, met name in het geval van minderjarige sporters uit landen buiten de Unie;

100.   spreekt zijn afkeuring uit over de wanpraktijken van sommige makelaars, die zelfs zijn overgegaan tot corruptie, witwassen van geld en uitbuiting van minderjarige sporters, en is van mening dat dergelijke praktijken schade berokkenen aan de sport in het algemeen; is van mening dat de huidige economische realiteit rond spelersagenten het nodig maakt dat de sportbestuursorganen op alle niveaus in overleg met de Commissie de regelgeving inzake spelersagenten verbeteren; verzoekt in dit verband de Commissie de inspanningen van sportbestuursorganen om spelersgenten te reguleren te ondersteunen, indien nodig door een voorstel voor richtlijn inzake spelersagenten te presenteren; steunt publiek-private partnerschappen met vertegenwoordigers van sportbelangen en anticorruptieautoriteiten, die kunnen bijdragen aan de ontwikkeling van doeltreffende preventieve en repressieve strategieën om dergelijke corruptie tegen te gaan;

101.   merkt op dat de erkenning van de beroepskwalificaties van agenten van spelers gedekt wordt door Richtlijn 2005/36/EG van het Europees Parlement en de Raad van 7 september 2005 betreffende de erkenning van beroepskwalificaties(14) indien het beroep aan nationale regels is onderworpen;

102.   stelt met klem dat de immigratiewetgeving altijd moet worden nageleefd bij de aanwerving van jonge buitenlandse talenten en verzoekt de Commissie het probleem van de kinderhandel aan te pakken in het kader van Kaderbesluit 2002/629/JBZ van de Raad van 19 juli 2002 inzake bestrijding van mensenhandel en/of in het kader van de uitvoering van Richtlijn 94/33/EG van de Raad van 22 juni 1994 betreffende de bescherming van jongeren op het werk(15) ;

103.   roept de lidstaten en sportverenigingen op samen te werken bij het beschermen van de geestelijke en lichamelijke gezondheid van jongeren door middel van informatie betreffende de toepasselijke wetgeving, ziektekostenverzekeringen voor sporters, de invoering van minimumnormen en de uitwisseling van beste praktijken;

104.   verzoekt de sportbestuursorganen en de clubs de strijd tegen mensenhandel aan te gaan door:
   een Europees Handvest voor solidariteit in de sport te ondertekenen, dat de ondertekenende partijen verplicht tot het naleven van goede praktijken voor wat betreft de ontdekking, de aanwerving en de ontvangst van jonge buitenlandse spelers;
   de oprichting van een solidariteitsfonds dat preventieprogramma's financiert in de landen die het meest te lijden hebben van mensenhandel;
   de herziening van artikel 19 van het reglement van de FIFA betreffende de positie en transfers van spelers met betrekking tot de bescherming van minderjarigen;

105.   verwelkomt het feit dat de Commissie de oprichting stimuleert van Europese comités voor sociale dialoog in de sportsector; spreekt zijn steun uit voor de inspanningen van werkgevers en werknemers op dit gebied en verzoekt de Commissie haar open dialoog met alle sportorganisaties over dit thema voort te zetten;

106.   onderstreept het belang van sociale dialoog, bevorderd door de Commissie, als waardevol platform ter bevordering van sociale raadpleging en stabiele betrekkingen tussen vertegenwoordigers van werkgevers en werknemers en ter waarborging van rechtszekerheid en contractuele stabiliteit in de sport; verwelkomt in dit verband het feit dat de EPFL en FIFpro, die elkaar als sociale partners erkennen, de Commissie gezamenlijk hebben verzocht formeel een Europees comité voor sociale dialoog in de sector beroepsvoetbal op te richten, met de clubs en de UEFA als gelijkwaardige deelnemers;

107.   is van mening dat spelersagenten een rol dienen te spelen in een versterkte sociale dialoog in de sportwereld, waardoor, in combinatie met betere regelgeving en een Europees licentiestelsel voor agenten, ook gevallen van wangedrag door agenten zouden worden voorkomen;

EU-financiering voor sport

108.   verzoekt voor de begroting 2009 om een speciale begrotingslijn voor voorbereidende acties op sportgebied; erkent de noodzaak om een specifiek EU-programma voor de financiering van sport door middel van voorbereidende acties voor te bereiden met ingang van 2009, aangezien artikel 149 van het EG-Vedrag, zoals gewijzigd bij het Verdrag van Lissabon, voorziet in stimulerende maatregelen op het gebied van sport, maar een dergelijk programma niet van start kan gaan vóór 2011, ervan uitgaand dat het Verdrag van Lissabon wordt geratificeerd door de 27 lidstaten;

109.   verzoekt om het proces van implementatie van de verschillende acties, genoemd in het actieplan "Pierre de Coubertin" te starten;

110.   juicht het idee toe om een programma voor een EU-sportbeleid in het leven te roepen op basis van de bepalingen van het Verdrag van Lissabon, en ziet uit naar het desbetreffende voorstel van de Commissie;

111.   verzoekt de Commissie voorbereidende acties te starten op het gebied van sociale insluiting en sport en zich daarbij te concentreren op projecten met een duidelijke Europese meerwaarde, en dringt er bij de Commissie op aan projecten te steunen die aan deze doelstelling voldoen, zoals het Special Olympics-initiatief "Samen Sporten"; verzoekt de Commissie de middelen van een eventuele toekomstige voorbereidende actie inzake sport ten dele aan de bescherming van minderjarigen te besteden;

112.   verzoekt de lidstaten en de Commissie om de mogelijkheid te overwegen steunprogramma's ten behoeve van studenten met bijzondere fysieke behoeften in het leven te roepen;

113.   verzoekt de Commissie en de lidstaten om in het kader van de strategieën voor duurzame ontwikkeling te denken aan financiering van infrastructuur en projecten in verband met sport in het kader van het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, alsook aan de mogelijkheid om gebruik te maken van nieuwe financieringsinstrumenten (JEREMIE en JESSICA, o.a.);

114.   dringt er bij de Commissie op aan om sport naar behoren te integreren in de bestaande beleidsgebieden en financieringsprogramma's van de EU en meermaals per jaar verslag te doen van de vorderingen op dit gebied;

115.   verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad en de Commissie, de regeringen en parlementen van de lidstaten alsmede de Europese, internationale en nationale sportfederaties, bonden en competities.

(1) PB L 180 van 19.7.2000, blz. 22.
(2) PB L 303 van 2.12.2000, blz. 16.
(3) PB C 200 van 30.6.1997, blz. 252.
(4) PB C 68 E van 18.3.2004, blz. 605.
(5) PB C 27 E van 31.1.2008, blz. 232.
(6) Aangenomen teksten, P6_TA(2007)0503.
(7) PB C 33 E van 9.2.2006, blz. 590.
(8) PB C 291 E van 30.11.2006, blz. 143.
(9) PB L 394 van 30.12.2006, blz. 10.
(10) PB L 303 van 2.12.2000, blz. 16.
(11) PB L 180 van 19.7.2000, blz. 22.
(12) Richtlijn 2007/65/EG van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2007 tot wijziging van Richtlijn 89/552/EEG van de Raad betreffende de coördinatie van bepaalde wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in de lidstaten inzake de uitoefening van televisieomroepactiviteiten (PB L 332 van 18.12.2007, blz. 27).
(13) PB L 210 van 31.7.2006, blz. 19.
(14) PB L 255 van 30.9.2005, blz. 22.
(15) PB L 216 van 20.8.1994, blz. 12.

Laatst bijgewerkt op: 9 mei 2008Juridische mededeling