Index 
 Vorige 
 Volgende 
 Volledige tekst 
Procedure : 2005/0237A(COD)
Stadium plenaire behandeling
Documentencyclus : A6-0331/2008

Ingediende teksten :

A6-0331/2008

Debatten :

PV 23/09/2008 - 9
CRE 23/09/2008 - 9

Stemmingen :

PV 24/09/2008 - 6.8
Stemverklaringen
Stemverklaringen
Stemverklaringen

Aangenomen teksten :

P6_TA(2008)0447

Door het Parlement aangenomen teksten
Woensdag 24 september 2008 - Brussel Voorlopige uitgave
Gemeenschappelijke voorschriften en normen voor met de inspectie en controle van schepen belaste organisaties en voor de desbetreffende werkzaamheden van maritieme instanties (herschikking) ***II
P6_TA-PROV(2008)0447A6-0331/2008

Wetgevingsresolutie van het Europees Parlement van 24 september 2008 betreffende het gemeenschappelijk standpunt, door de Raad vastgesteld met het oog op de aanneming van de richtlijn van het Europees Parlement en de Raad inzake gemeenschappelijke voorschriften en normen voor met de inspectie en controle van schepen belaste organisaties en voor de desbetreffende werkzaamheden van maritieme instanties (herschikking) (5724/2/2008 – C6-0222/2008 – 2005/0237A(COD))

(Medebeslissingsprocedure: tweede lezing)

Het Europees Parlement ,

–   gezien het gemeenschappelijk standpunt van de Raad (5724/2/2008 – C6-0222/2008)(1) ,

–   gezien zijn in eerste lezing geformuleerde standpunt(2) inzake het voorstel van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad (COM(2005)0587),

–   gelet op artikel 251, lid 2 van het EG-Verdrag,

–   gelet op artikel 62 van zijn Reglement,

–   gezien de aanbeveling voor de tweede lezing van de Commissie vervoer en toerisme (A6-0331/2008),

1.   hecht zijn goedkeuring aan het gemeenschappelijk standpunt, als geamendeerd door het Parlement;

2.   verzoekt zijn Voorzitter het standpunt van het Parlement te doen toekomen aan de Raad en de Commissie.

Gemeenschappelijk standpunt van de Raad   Amendement
Amendement 1
Gemeenschappelijk standpunt van de RaadTitel
Voorstel voor Richtlijn …/…/EG van het Europees Parlement en de Raad inzake gemeenschappelijke voorschriften en normen voor met de inspectie en controle van schepen belaste organisaties en voor de desbetreffende werkzaamheden van maritieme instanties (herschikking)
Richtlijn …/…/EG van het Europees Parlement en de Raad inzake naleving van vlaggenstaatverplichtingen en gemeenschappelijke voorschriften en normen voor met de inspectie en controle van schepen belaste organisaties en voor de desbetreffende werkzaamheden van maritieme instanties (herschikking).
Amendement 2
Gemeenschappelijk standpunt van de RaadOverweging 3
(3)  In zijn resolutie van 8 juni 1993 over een gemeenschappelijk beleid inzake de veiligheid op zee heeft de Raad de doelstelling geformuleerd om alle schepen die niet aan de normen voldoen, uit de communautaire wateren te verwijderen, en prioriteit gegeven aan een communautair actieprogramma met het oog op de effectieve en eenvormige toepassing van internationale regels beoogt door de opstelling van gemeenschappelijke normen voor classificatiebureaus.
(3)  In zijn resolutie van 8 juni 1993 over een gemeenschappelijk beleid inzake de veiligheid op zee1 heeft de Raad de doelstelling geformuleerd om alle schepen die niet aan de normen voldoen, uit de communautaire wateren te verwijderen, en prioriteit gegeven aan een communautair actieprogramma met het oog op de effectieve en eenvormige toepassing van internationale regels door de opstelling van gemeenschappelijke normen voor classificatiebureaus, die worden gedefinieerd als met inspectie en controle van schepen belaste organisaties (hierna "erkende organisaties" genoemd) .
_______________
1 PB C 271 van 7.10.1993, blz. 1.
Amendement 3
Gemeenschappelijk standpunt van de RaadOverweging 8
(8)  Vele van de over de gehele wereld bestaande classificatiebureaus garanderen in het kader van hun werkzaamheden namens de nationale overheidsdiensten geen toereikende tenuitvoerlegging van de voorschriften of voldoende betrouwbaarheid, omdat zij niet over de betrouwbare en gepaste structuren en ervaring beschikken om hun taken op zeer deskundige wijze uit te voeren.
(8)  Vele van de over de gehele wereld bestaande erkende organisaties garanderen in het kader van hun werkzaamheden namens de nationale overheidsdiensten geen toereikende tenuitvoerlegging van de voorschriften of de noodzakelijke betrouwbaarheid, omdat zij niet over gepaste structuren en ervaring beschikken om hun taken op zeer deskundige wijze uit te voeren.
Amendement 4
Gemeenschappelijk standpunt van de RaadOverweging 9
(9)  Overeenkomstig hoofdstuk II-1, deel A-1, voorschrift 3-1, van SOLAS 74 dienen de lidstaten erop toe te zien dat het ontwerp, de bouw en het onderhoud van schepen die hun vlag voeren, voldoen aan de structurele, mechanische en elektrische vereisten van classificatiebureaus die door overheidsdiensten zijn erkend. Deze bureaus zorgen derhalve voor de opstelling en uitvoering van voorschriften voor het ontwerp, de bouw, het onderhoud en de inspectie van schepen en zijn verantwoordelijk voor de inspectie van schepen namens de vlaggenstaat en voor de certificering dat deze schepen voldoen aan de eisen van de internationale verdragen voor de afgifte van de relevante certificaten. Om die taak op een bevredigende wijze te kunnen uitvoeren, behoeven zij strikte onafhankelijkheid, hooggespecialiseerde technische competentie en een nauwgezet kwaliteitsbeheer.
(9)  Voorts zorgen deze erkende organisaties voor de opstelling en uitvoering van regels voor het ontwerp, de bouw, het onderhoud en de inspectie van schepen en zijn zij verantwoordelijk voor de inspectie van schepen namens de respectieve vlaggenstaten en voor de certificering dat de bewuste schepen voldoen aan de eisen van de internationale verdragen voor de afgifte van de relevante certificaten. Om die taak op een bevredigende wijze te kunnen uitvoeren, behoeven zij strikte onafhankelijkheid, hooggespecialiseerde technische competentie en een nauwgezet kwaliteitsbeheer.
Amendement 5
Gemeenschappelijk standpunt van de RaadOverweging 13
(13)  Aangezien deze richtlijn vrijheid van dienstverrichting in de Gemeenschap waarborgt, dient de Gemeenschap dienovereenkomstig bevoegd te zijn met de derde landen waar sommige van de erkende organisaties gevestigd zijn, te onderhandelen om te zorgen voor een gelijke behandeling voor de in de Gemeenschap gevestigde erkende organisaties.
(13)  Aangezien deze richtlijn vrijheid van dienstverrichting in de Gemeenschap waarborgt, dient de Commissie bevoegd te zijn met de derde landen waar sommige van de erkende organisaties gevestigd zijn, te onderhandelen over een gelijke behandeling voor de in de Gemeenschap gevestigde erkende organisaties.
Amendement 6
Gemeenschappelijk standpunt van de RaadOverweging 15
(15)  Verschillen tussen de regelingen inzake de financiële aansprakelijkheid van de namens de lidstaten optredende erkende organisaties zouden een hinderpaal vormen voor de deugdelijke uitvoering van deze richtlijn. Teneinde bij te dragen tot een oplossing van dit probleem, is een zekere mate van harmonisatie op Gemeenschapsniveau geboden van de aansprakelijkheid wegens een door een erkende organisatie veroorzaakt ongeval ter zee , zoals vastgesteld door een rechtbank, met inbegrip van een uitspraak in een geschillenbeslechtingsprocedure.
(15)  Verschillen in de regelingen inzake de financiële aansprakelijkheid tussen de namens de lidstaten optredende erkende organisaties zouden een hinderpaal vormen voor de deugdelijke uitvoering van deze richtlijn. Teneinde bij te dragen tot een oplossing van dit probleem, is een zekere mate van harmonisatie op Gemeenschapsniveau geboden van de aansprakelijkheid wegens een door een erkende organisatie veroorzaakt ongeval, zoals vastgesteld door een rechtbank, met inbegrip van een uitspraak in een geschillenbeslechtingsprocedure.
Amendement 7
Gemeenschappelijk standpunt van de RaadOverweging 18
(18)  De lidstaten moet niettemin de mogelijkheid worden gelaten om de door hen aan een erkende organisatie verleende machtiging te schorsen of in te trekken ; zij brengen hun besluit ter kennis van de Commissie en de andere lidstaten, met vermelding van de redenen daarvoor .
(18)  De lidstaten moet niettemin de mogelijkheid worden gelaten om de door hen aan een erkende organisatie verleende machtiging te schorsen om redenen welke betrekking hebben op ernstig gevaar voor de veiligheid of het milieu . De Commissie dient in overeenstemming met een comitéprocedure onverwijld te beslissen of het nodig is een dergelijke nationale maatregel nietig te verklaren.
Amendement 8
Gemeenschappelijk standpunt van de RaadArtikel 1
Deze richtlijn heeft tot doel:
a) te garanderen dat de lidstaten zich doeltreffend en consequent kwijten van hun vlaggenstaatverplichtingen overeenkomstig internationale verdragen;
Deze richtlijn bevat voorschriften die moeten worden toegepast door de lidstaten in hun betrekkingen met organisaties die belast zijn met de inspectie, de controle en de certificatie van schepen in verband met de naleving van de internationale verdragen betreffende de veiligheid op zee en ter voorkoming van verontreiniging van de zee, waarbij tevens wordt toegewerkt naar de vrijheid van dienstverrichting. Hieronder valt ook de uitwerking en naleving van veiligheidseisen betreffende romp, machines, elektrische installaties en bedieningsapparatuur van schepen waarop de internationale overeenkomsten van toepassing zijn.
b) voorschriften vast te stellen die moeten worden toegepast door de lidstaten en de erkende organisaties die zij belast hebben met de inspectie, de controle en de certificatie van schepen in verband met de naleving van de internationale verdragen betreffende de veiligheid op zee en ter voorkoming van verontreiniging van de zee, waarbij tevens wordt toegewerkt naar de vrijheid van dienstverrichting. Dit proces omvat eveneens de uitwerking en naleving van veiligheidseisen betreffende romp, machines, elektrische en radiotelefonie-installaties en bedieningsapparatuur van schepen waarop die internationale overeenkomsten van toepassing zijn.
Amendement 9
Gemeenschappelijk standpunt van de Raad Artikel 2 – letter (c)
c) "inspecties en controles": de inspecties en controles die verplicht zijn op grond van de internationale verdragen;
c) "inspecties en controles": de inspecties en controles die verplicht zijn op grond van de internationale verdragen, alsmede op grond van deze richtlijn en andere communautaire richtlijnen betreffende de veiligheid op zee;
Amendement 10
Gemeenschappelijk standpunt van de RaadArtikel 2 – letter d)
d) het Verdrag voor de beveiliging van mensenlevens op zee van 1 november 1974 (SOLAS 74) met uitzondering van hoofdstuk XI-2 van de bijlage bij het verdrag , het Verdrag betreffende de uitwatering van schepen van 5 april 1966 en het Verdrag ter voorkoming van verontreiniging door schepen van 2 november 1973 (MARPOL), samen met de protocollen en wijzigingen daarvan, en de daarmee verband houdende codes met een verbindend karakter in alle lidstaten, in de bijgewerkte versie;
d) "internationale verdragen": het Verdrag voor de beveiliging van mensenlevens op zee van 1 november 1974 (SOLAS 74), het Verdrag betreffende de uitwatering van schepen van 5 april 1966 en het Verdrag ter voorkoming van verontreiniging door schepen van 2 november 1973 (MARPOL), het Internationaal Verdrag betreffende de meting van schepen van 1969 (Tonnage 69), het Internationaal Verdrag betreffende de normen voor zeevarenden inzake opleiding, diplomering en wachtdienst (STCW 1978), het Verdrag inzake internationale bepalingen ter voorkoming van aanvaringen op zee van 1972 (COLREG 72), samen met de protocollen en wijzigingen daarvan, en de daarmee verband houdende codes met een verbindend karakter in alle lidstaten, in de bijgewerkte versie;
Amendement 11
Gemeenschappelijk standpunt van de RaadArtikel 2 – letter d bis) (nieuw)
d bis) "vlaggenstaatcode": delen 1 en 2 van de "Code voor de toepassing van de verplichte IMO-instrumenten", aangenomen bij resolutie A.996(25) van de algemene vergadering van de IMO op 29 november 2007, in zijn meest actuele versie;
Amendement 12
Gemeenschappelijk standpunt van de RaadArtikel 2 – letter d ter) (nieuw)
d ter) "instanties": de bevoegde autoriteiten van de lidstaat waarvan het schip de vlag voert, met inbegrip van afdelingen, agentschappen en organen die belast zijn met de uitvoering van de vlaggenstaatbepalingen van de IMO-verdragen;
Amendement 13
Gemeenschappelijk standpunt van de RaadArtikel 2 – letter k
k) "klassecertificaat": een door een erkende organisatie afgegeven document waarin wordt bevestigd dat een schip, overeenkomstig de door die erkende organisatie vastgestelde en gepubliceerde regels en procedures , geschikt is voor een bepaald gebruik of een bepaalde dienst;
k) "classificatiecertificaat": een door een erkende organisatie afgegeven document waarin wordt bevestigd dat een schip, overeenkomstig de door de erkende organisatie vastgestelde en gepubliceerde regels en voorschriften , geschikt is voor een bepaald gebruik of een bepaalde dienst;
Amendement 14
Gemeenschappelijk standpunt van de RaadArtikel 3 – lid 1
1.  Op grond van hun verantwoordelijkheden en verbintenissen die zij hebben op grond van de internationale verdragen, zien de lidstaten erop toe dat hun bevoegde overheidsdiensten de bepalingen daarvan, met name die betreffende de inspectie en de controle van schepen en de afgifte van wettelijk voorgeschreven certificaten en certificaten van vrijstelling, naar behoren doen naleven overeenkomstig de internationale verdragen. De lidstaten gaan te werk overeenkomstig de desbetreffende bepalingen van de bijlage en het aanhangsel van Resolutie A.847(20) van de IMO betreffende richtlijnen ter ondersteuning van de vlaggenstaten bij de toepassing van IMO-instrumenten .
1.  Op grond van hun verantwoordelijkheden en verbintenissen die zij hebben op grond van de internationale verdragen, zien de lidstaten erop toe dat hun bevoegde overheidsdiensten de bepalingen daarvan naar behoren doen naleven overeenkomstig de internationale verdragen, in overeenstemming met de leden 1 bis tot en met 1 quater.
Amendement 15
Gemeenschappelijk standpunt van de RaadArtikel 3 – lid 1 bis (nieuw)
1 bis.  De lidstaten passen de bepalingen van de vlaggenstaatcode toe.
Amendement 16
Gemeenschappelijk standpunt van de RaadArtikel 3 – punt 1 ter (nieuw)
1 ter.  De lidstaten nemen de nodige maatregelen opdat hun instanties ten minste om de vijf jaar een onafhankelijke IMO-audit ondergaan overeenkomstig de bepalingen van Resolutie A.974(24) van de algemene vergadering van de IMO van 1 december 2005. Zij zorgen ervoor dat op basis van de bevindingen van de audit, indien nodig, een alomvattend correctieplan wordt opgesteld overeenkomstig afdeling 8 van deel II van de bijlage bij genoemde resolutie en dat dit plan tijdig en effectief wordt uitgevoerd.
Amendement 17
Gemeenschappelijk standpunt van de RaadArtikel 3 – lid 1 quater (nieuw)
1 quater.  De lidstaten nemen de nodige maatregelen betreffende de inspectie en de controle van schepen en de afgifte van wettelijk voorgeschreven certificaten en certificaten van vrijstelling overeenkomstig de internationale verdragen.
Amendement 18
Gemeenschappelijk standpunt van de RaadArtikel 3 – lid 2 – punt ii)
ii) organisaties te belasten met het volledig of gedeeltelijk uitvoeren van de onder i) bedoelde inspecties en controles,
ii) erkende organisaties de taak toe te vertrouwen van het volledig of gedeeltelijk uitvoeren van de onder (i) bedoelde inspecties en controles.
Amendement 19
Gemeenschappelijk standpunt van de RaadArtikel 3 bis (nieuw) - titel (nieuw)
Artikel 3 bis 
Vlaggenstaatverplichtingen
Amendement 20
Gemeenschappelijk standpunt van de RaadArtikel 3 bis (nieuw)
1.  Alvorens toestemming te geven voor de exploitatie van een schip waaraan het recht is verleend de vlag ervan te voeren, neemt de betrokken lidstaat de passende maatregelen om te waarborgen dat het bewuste schip aan de toepasselijke internationale voorschriften en regelgeving voldoet. Hij vergewist zich met name met alle redelijke middelen van het veiligheidsdossier van het schip. Indien nodig pleegt hij overleg met de instanties van de vorige vlaggenstaat om vast te stellen of er door genoemde instanties ontdekte tekortkomingen of veiligheidsproblemen zijn die nog moeten worden verholpen.
2.  Wanneer een vlaggenstaat informatie vraagt over een schip dat voorheen de vlag van een lidstaat voerde, verstrekt die lidstaat onverwijld bijzonderheden over nog te verhelpen tekortkomingen alsmede andere relevante veiligheidsinformatie aan de andere vlaggenstaat.
3.  Wanneer de instanties ervan in kennis worden gesteld dat een schip dat de vlag van de betrokken lidstaat voert door een havenstaat is aangehouden, zien zij erop toe dat passende corrigerende maatregelen worden genomen om het schip in overeenstemming te brengen met de toepasselijke regels en IMO-verdragen. Genoemde instanties stellen daarvoor de toepasselijke procedures vast.
Amendement 21
Gemeenschappelijk standpunt van de RaadArtikel 3 ter (nieuw)
Artikel 3 ter
De lidstaten zorgen ervoor dat ten minste de volgende gegevens betreffende de schepen die hun vlag voeren, onder de rechtstreekse controle van een overheidsinstantie worden bijgehouden en te allen tijde via passende IT-middelen rechtstreeks toegankelijk voor hen zijn:
a) scheepsgegevens (naam, IMO-nummer enz.);
b) datum van de controles, inclusief bijkomende en aanvullende controles, en van de audits;
c) identificatie van de erkende organisaties die betrokken zijn bij de certificering en classificering van het schip;
d) identificatie van het orgaan dat het schip heeft geïnspecteerd overeenkomstig de controlebepalingen van de havenstaat en de datum van de inspecties;
e) het resultaat van de controles van de havenstaat (tekortkomingen: ja / nee; tot aanhouding overgegaan: ja / nee);
f) informatie over ongevallen;
g) identificatie van de schepen die in de voorbije twaalf maanden hebben opgehouden de vlag van de betrokken lidstaat te voeren.
Op verzoek verstrekken de lidstaten bovengenoemde gegevens aan de Commissie.
Amendement 22
Gemeenschappelijk standpunt van de RaadArtikel 3 quater (nieuw)
Artikel 3 quater
1.  Elke lidstaat onderwerpt zijn prestaties als vlaggenstaat in het kader van zijn kwaliteitsbeheerssysteem doorlopend aan evaluaties en controles. Deze evaluaties hebben, voor een periode van [36] maanden betrekking op alle aspecten van het kwaliteitsbeheerssysteem ten aanzien van de operationele delen van het beheer.
De evaluatie omvat ten minste de volgende prestatie-indicatoren:
- het aantal schepen dat door havenstaten is aangehouden,
- inspectieresultaten van de vlaggenstaten, en
- prestatie-indicatoren, voor zover van toepassing, aan de hand waarvan kan worden bepaald of het personeel, de middelen en de administratieve procedures volstaan om aan de vlaggenstaatverplichtingen te voldoen,
2.  Lidstaten die overeenkomstig lid 1 bis evaluaties hebben verricht en op 1 juli van het jaar waarin de evaluaties worden voltooid, op de zwarte [of grijze] lijst in het jaarverslag van het Memorandum van overeenstemming van Parijs inzake havenstaatcontrole voorkomen, dienen uiterlijk op 1 juli van het jaar na de voltooiing van de evaluatie een verslag over hun prestaties als vlaggenstaat bij de Commissie in.
In dat verslag worden de belangrijkste redenen voor het gebrekkig presteren aangeduid; het omvat ook een plan met herstel- en correctiemaatregelen, eventueel met inbegrip van aanvullende controles, die zo snel mogelijk zullen worden uitgevoerd.
3.  Het kwaliteitsbeheersysteem wordt opgezet en gecertificeerd uiterlijk drie jaar na de inwerkingtreding van deze richtlijn.
Amendement 23
Gemeenschappelijk standpunt van de RaadArtikel 3 quinquies (nieuw)
Artikel 3 quinquies
De Commissie dient vóór eind [2010] bij het Europees Parlement en de Raad een verslag in over de haalbaarheid van de vaststelling van een Memorandum van overeenstemming betreffende vlaggenstaatverplichtingen, die tot doel heeft gelijke kansen te scheppen voor vlaggenstaten die zich hebben verbonden tot naleving van de vlaggenstaatcode en die ermee instemmen een audit te ondergaan overeenkomstig de bepalingen van resolutie A.974(24) van de algemene vergadering van de IMO van 1 december 2005.
Amendement 24
Gemeenschappelijk standpunt van de RaadArtikel 4 - titel (nieuw)
Betrekkingen met erkende organisaties
Amendement 25
Gemeenschappelijk standpunt van de Raad Artikel 4 – lid 2 – alinea 1
2.  Een lidstaat kan aan het machtigen van een in een derde staat gevestigde erkende organisatie tot gehele of gedeeltelijke uitvoering van de in artikel 3 vermelde taken de voorwaarde verbinden dat de betrokken derde staat zijnerzijds de in de Gemeenschap gevestigde erkende organisaties op basis van wederkerigheid behandelt .
2.  Een lidstaat kan aan het machtigen van een in een derde staat gevestigde erkende organisatie tot het in zijn naam uitvoeren van de in artikel 3 vermelde taken of een gedeelte daarvan de eis verbinden dat de betrokken derde staat zijnerzijds de in de Gemeenschap gevestigde erkende organisaties op basis van wederkerigheid erkent .
Amendement 26
Gemeenschappelijk standpunt van de RaadArtikel 5 – lid 2 – letter a) – alinea 1 bis (nieuw)
Derhalve, wanneer een erkende organisatie, haar inspecteurs of technisch personeel namens de administratie zorgen voor de afgifte van de voorgeschreven certificaten, gelden daarvoor dezelfde juridische waarborgen en dezelfde rechterlijke bescherming, inclusief verweermiddelen, als die waarop de administratie en haar leden zich kunnen beroepen wanneer de administratie deze voorgeschreven certificaten zelf zou hebben verstrekt;
Amendement 27
Gemeenschappelijk standpunt van de RaadArtikel 5 – lid 2 – letter b – punt ii
ii) ii) indien de overheid definitief en onherroepelijk door een rechtbank of naar aanleiding van een uitspraak in een geschillenbeslechtingsprocedure aansprakelijk wordt gesteld voor en wordt verplicht tot het schadeloos stellen van gelaedeerden in verband met persoonlijk letsel of dood in verband met een ongeval op zee waarvan voor die rechtbank bewezen is dat het veroorzaakt is door een nalatige of roekeloze handeling dan wel verzuim van de erkende organisatie, haar organen, werknemers, of anderen die namens de erkende organisatie optreden, heeft de overheid recht op schadeloosstelling door de erkende organisatie in de mate waarin genoemd persoonlijk letsel of de dood naar het oordeel van de rechtbank door de erkende organisatie werd veroorzaakt; de lidstaten kunnen het door de erkende organisatie te betalen maximumbedrag beperken, maar een dergelijke limiet moet ten minste 4 miljoen EUR bedragen;
ii) indien de overheid definitief en onherroepelijk door een rechtbank of naar aanleiding van een uitspraak in een geschillenbeslechtingsprocedure aansprakelijk wordt gesteld voor en wordt verplicht tot het schadeloos stellen van gelaedeerden in verband met persoonlijk letsel zonder dodelijke afloop in verband met een ongeval waarvan voor die rechtbank bewezen is dat het veroorzaakt is door een nalatige of roekeloze handeling dan wel verzuim van de erkende organisatie, haar organen, werknemers, of anderen die namens de erkende organisatie optreden, heeft de overheid het recht schadeloosstelling door de erkende organisatie te vorderen in de mate waarin genoemd persoonlijk letsel zonder dodelijke afloop naar het oordeel van de rechtbank door de erkende organisatie is veroorzaakt; de lidstaten kunnen het door de erkende organisatie te betalen maximumbedrag beperken, maar een dergelijke limiet moet ten minste 4 miljoen EUR bedragen, tenzij het bij vonnis of geschillenbeslechting vastgestelde bedrag lager is, in welk geval laatstgenoemd bedrag van toepassing is ;
Amendement 28
Gemeenschappelijk standpunt van de RaadArtikel 5 – lid 2 – letter b – punt iii
(iii) indien de overheid definitief en onherroepelijk door een rechtbank of naar aanleiding van een uitspraak in een geschillenbeslechtingsprodecure aansprakelijk wordt gesteld voor en wordt verplicht tot het schadeloos stellen van gelaedeerden in verband met verlies van of schade aan goederen in verband met een ongeval op zee waarvan voor die rechtbank bewezen is dat het veroorzaakt is door een nalatige of roekeloze handeling dan wel verzuim van de erkende organisatie, haar organen, werknemers, of anderen die namens de erkende organisatie optreden, heeft de overheid recht op schadeloosstelling door de erkende organisatie in de mate waarin het verlies of de schade naar het oordeel van de rechtbank door de erkende organisatie werd veroorzaakt; de lidstaten kunnen het door de erkende organisatie te betalen maximumbedrag beperken, maar een dergelijke limiet moet ten minste 2 miljoen EUR bedragen;
(iii) indien de overheid definitief en onherroepelijk door een rechtbank of naar aanleiding van een uitspraak in een geschillenbeslechtingsprodecure aansprakelijk wordt gesteld voor en wordt verplicht tot het schadeloos stellen van gelaedeerden in verband met verlies van of schade aan goederen in verband met een ongeval waarvan voor die rechtbank bewezen is dat het veroorzaakt is door een nalatige of roekeloze handeling dan wel verzuim van de erkende organisatie, haar organen, werknemers, of anderen die namens de erkende organisatie optreden, heeft de overheid het recht om schadeloosstelling door de erkende organisatie te vorderen in de mate waarin het verlies of de schade naar het oordeel van de rechtbank door de erkende organisatie werd veroorzaakt; de lidstaten kunnen het door de erkende organisatie te betalen maximumbedrag beperken, maar een dergelijke limiet moet ten minste 2 miljoen EUR bedragen, tenzij het bij vonnis of geschillenbeslechting vastgestelde bedrag lager is, in welk geval laatstgenoemd bedrag van toepassing is ;
Amendement 29
Gemeenschappelijk standpunt van de RaadArtikel 5 – lid 2 – letter e)
e) de rapportering van belangrijke gegevens betreffende de door hen geklasseerde vloot, en de wijziging, schorsing of intrekking van de klassering van vaartuigen.
e) de verplichte rapportering van belangrijke gegevens betreffende de door hen geklasseerde vloot, en de wijziging, schorsing of intrekking van de klassering van vaartuigen.
Amendement 30
Gemeenschappelijk standpunt van de RaadArtikel 8
Niettegenstaande de in de bijlage bij Verordening (EG) nr. …/…* vermelde criteria kan een lidstaat die van oordeel is dat hij een erkende organisatie niet langer kan machtigen om namens hem de in artikel 3 omschreven taken uit te voeren, die machtiging schorsen of intrekken . In dat geval stelt hij de Commissie en de andere lidstaten onverwijld in kennis van zijn met redenen omklede besluit.
Niettegenstaande de in bijlage I bij Verordening (EG) nr. …/… vermelde criteria kan een lidstaat die van oordeel is dat hij een erkende organisatie niet langer kan machtigen om namens hem de in artikel 3 omschreven taken uit te voeren, die machtiging schorsen op basis van de volgende procedure:
a) de lidstaat stelt de Commissie en de andere lidstaten, onverwijld in kennis van zijn met redenen omklede besluit;
b) de Commissie moet de redenen die door de lidstaat voor het schorsen van de machtiging welke hij aan de erkende organisatie heeft verleend worden aangevoerd, beoordelen vanuit het oogpunt van veiligheid en verontreinigingspreventie;
c) overeenkomstig de in artikel 6, lid 2 bedoelde regelgevingsprocedure stelt de Commissie de lidstaat ervan in kennis of zijn besluit tot schorsing van de machtiging al dan niet voldoende gerechtvaardigd is wegens ernstig gevaar voor de veiligheid of het milieu. Zij verzoekt de lidstaat, indien het besluit niet gerechtvaardigd is, de schorsing in te trekken. Wanneer het besluit gerechtvaardigd is en de lidstaat het aantal namens hem optredende erkende organisaties overeenkomstig artikel 4, lid 1 heeft beperkt, verzoekt de Commissie de lidstaat ter vervanging van de geschorste organisatie een nieuwe machtiging aan een andere erkende organisatie te verlenen.
Amendement 31
Gemeenschappelijk standpunt van de RaadArtikel 9 – lid 1
1.  Elke lidstaat vergewist zich ervan dat erkende organisaties de taken waartoe hij hen voor de toepassing van artikel 3, lid 2, heeft gemachtigd, daadwerkelijk uitvoeren ten genoegen van de bevoegde instantie.
1.  Elke lidstaat ziet erop toe dat de erkende organisaties de taken waartoe hij hen voor de toepassing van artikel 3, lid 2 heeft gemachtigd, daadwerkelijk uitvoeren ten genoegen van de bevoegde instantie.
Amendement 32
Gemeenschappelijk standpunt van de RaadArtikel 9 – lid 2
2.  Iedere lidstaat voert daartoe minstens om de twee jaar de in lid 1 vermelde taak uit en legt uiterlijk op 31 maart van het jaar dat volgt op het jaar waarvoor de naleving werd beoordeeld een verslag over de resultaten van die controles voor aan de andere lidstaten en de Commissie.
2.  Iedere lidstaat controleert daartoe elke namens hem optredende erkende organisatie minstens om de twee jaar en legt uiterlijk op 31 maart van het jaar dat volgt op de jaren waarin die controles werden verricht een verslag over de resultaten van die controles voor aan de andere lidstaten en de Commissie.
Amendement 33
Gemeenschappelijk standpunt van de RaadArtikel 12 - titel (nieuw)
Slotbepalingen
Amendement 34
Gemeenschappelijk standpunt van de RaadArtikel 13 – lid 1 – alinea 1
1.  De lidstaten doen de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking treden om uiterlijk ...* aan deze richtlijn te voldoen. Zij delen de Commissie die bepalingen onverwijld mede.
1.  De lidstaten doen de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking treden om uiterlijk …* te voldoen aan de artikelen […] en de punten […] van de bijlage [de artikelen of onderdelen daarvan en de punten van de bijlage waarvan de inhoud gewijzigd is ten opzichte van Richtlijn 94/57/EG] . Zij delen de Commissie de tekst van die bepalingen onverwijld mede, alsmede een tabel ter weergave van het verband tussen die bepalingen en deze richtlijn.
* 24 maanden na de datum van inwerkingtreding van deze richtlijn.
* 18 maanden na de datum van inwerkingtreding van deze richtlijn.

(1) PB C 184 van 22.7.2008, blz. 11.
(2) PB C 74 E van 20.3.2008, blz. 632.

Laatst bijgewerkt op: 26 september 2008Juridische mededeling