Index 
 Vorige 
 Volgende 
 Volledige tekst 
Procedure : 2008/0243(COD)
Stadium plenaire behandeling
Documentencyclus : A6-0284/2009

Ingediende teksten :

A6-0284/2009

Debatten :

PV 06/05/2009 - 12
CRE 06/05/2009 - 12

Stemmingen :

PV 07/05/2009 - 9.6
Stemverklaringen
Stemverklaringen

Aangenomen teksten :

P6_TA(2009)0377

Aangenomen teksten
Donderdag 7 mei 2009 - Straatsburg Voorlopige uitgave
Verzoek om internationale bescherming, in een van de lidstaten ingediend door een onderdaan van een derde land of een statenloze (herschikking) ***I
P6_TA-PROV(2009)0377A6-0284/2009

Wetgevingsresolutie van het Europees Parlement van 7 mei 2009 over het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van de criteria en instrumenten om te bepalen welke lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling van een verzoek om internationale bescherming dat door een onderdaan van een derde land of een staatloze bij een van de lidstaten wordt ingediend (herschikking) (COM(2008)0820 – C6-0474/2008 – 2008/0243(COD))

(Medebeslissingsprocedure – herschikking)

Het Europees Parlement,

–   gezien het voorstel van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad (COM(2008)0820),

–   gelet op artikel 251, lid 2, en artikel 63, alinea 1, onder a), van het EG­Verdrag, op grond waarvan het voorstel door de Commissie bij het Parlement is ingediend (C6-0474/2008),

–   gezien het Interinstitutioneel Akkoord van 28 november 2001 over een systematischer gebruik van de herschikking van besluiten(1) ,

–   gezien de brief d.d. 3 april 2009 van de Commissie juridische zaken aan de Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken overeenkomstig artikel 80 bis, lid 3, van zijn Reglement,

–   gelet op de artikelen 80 bis en 51 van zijn Reglement,

–   gezien het verslag van de Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken (A6-0284/2009),

A.   overwegende dat het betreffende voorstel volgens de adviesgroep van de juridische diensten van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie geen andere inhoudelijke wijzigingen bevat dan die welke als zodanig in het voorstel worden vermeld en dat met betrekking tot de codificatie van de ongewijzigde bepalingen van de eerdere besluiten met die wijzigingen kan worden geconstateerd dat het voorstel een eenvoudige codificatie van de bestaande besluiten behelst, zonder inhoudelijke wijzigingen,

1.   gaat akkoord met het voorstel van de Commissie zoals dit is aangepast aan de aanbevelingen van de adviesgroep van de juridische diensten van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie en zoals dit hieronder is geamendeerd;

2.   verzoekt om hernieuwde voorlegging indien de Commissie voornemens is ingrijpende wijzigingen in dit voorstel aan te brengen of dit door een nieuwe tekst te vervangen;

3.   verzoekt zijn Voorzitter het standpunt van het Parlement te doen toekomen aan de Raad en de Commissie.

Door de Commissie voorgestelde tekst   Amendement
Amendement 1
Voorstel voor een verordening
Overweging 5 bis (nieuw)
(5 bis)  Met het oog op de stapsgewijze invoering van een gemeenschappelijk Europees asielsysteem, dat op termijn moet leiden tot een gemeenschappelijke asielprocedure en tot een in de gehele Unie gelijke status voor personen aan wie asiel is toegekend, dienen in het huidige stadium de beginselen van de op 15 juni 1990 in Dublin ondertekende Overeenkomst betreffende de vaststelling van de staat die verantwoordelijk is voor de behandeling van een asielverzoek dat bij een van de lidstaten van de Europese Gemeenschappen wordt ingediend (Overeenkomst van Dublin), waarvan de uitvoering de harmonisering van het asielbeleid heeft bevorderd, te worden gehandhaafd, met dien verstande dat de wijzigingen worden aangebracht die op grond van de opgedane ervaringen noodzakelijk zijn.
Amendement 2
Voorstel voor een verordening
Overweging 6 bis (nieuw)
(6 bis)  De voor asielzaken bevoegde diensten van de lidstaten dienen concrete steun te krijgen om hun dagelijkse operationele taken te kunnen uitvoeren. In deze context zal het Europees Ondersteuningsbureau voor asielzaken een essentiële rol spelen.
Amendement 3
Voorstel voor een verordening
Overweging 15
(15)  Er dient een persoonlijk onderhoud plaats te vinden om gemakkelijker te kunnen bepalen welke lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling van een aanvraag om internationale bescherming en, waar nodig, om de aanvrager informatie te verstrekken over de toepassing van deze verordening.
(15)  Er dient een persoonlijk onderhoud plaats te vinden om gemakkelijker te kunnen bepalen welke lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling van een aanvraag om internationale bescherming en om de aanvrager informatie te verstrekken over de toepassing van deze verordening.
Amendement 4
Voorstel voor een verordening
Overweging 17 bis (nieuw)
(17 bis)  Voor de toepassing van deze verordening mag het begrip "bewaring" geen strafrechtelijke of punitieve connotatie hebben, maar moet hieronder een uitsluitend bestuursrechtelijke tijdelijke maatregel worden verstaan.
Amendement 5
Voorstel voor een verordening
Overweging 18
(18)  Bij de bewaring van asielzoekers dient het uitgangspunt te zijn dat niemand in bewaring mag worden genomen uitsluitend omdat hij internationale bescherming zoekt. De bewaring van asielzoekers dient in het bijzonder te gebeuren overeenkomstig artikel 31 van het Verdrag van Genève, en alleen in de uitzonderlijke omstandigheden en met de waarborgen die duidelijk worden beschreven in Richtlijn […/…/EG] [tot vaststelling van minimumnormen voor de opvang van asielzoekers in de lidstaten]. Bovendien dient bewaring met het oog op overdracht aan de verantwoordelijke lidstaat beperkt te blijven en te beantwoorden aan het evenredigheidsbeginsel ten aanzien van de gebruikte middelen en het beoogde doel.
(18)  Bij de bewaring van asielzoekers dient het uitgangspunt te zijn dat niemand in bewaring mag worden genomen uitsluitend omdat hij internationale bescherming zoekt. De bewaring van asielzoekers dient in het bijzonder te gebeuren overeenkomstig artikel 31 van het Verdrag van Genève in bewaringscentra die zich onderscheiden van penitentiaire inrichtingen , en alleen in de uitzonderlijke omstandigheden en met de waarborgen die duidelijk worden beschreven in Richtlijn […/…/EG] [tot vaststelling van minimumnormen voor de opvang van asielzoekers in de lidstaten]. Bovendien dient bewaring met het oog op overdracht aan de verantwoordelijke lidstaat beperkt te blijven en te beantwoorden aan het evenredigheidsbeginsel ten aanzien van de gebruikte middelen en het beoogde doel.
Amendement 6
Voorstel voor een verordening
Overweging 22
(22)  Teneinde alle personen die om internationale bescherming verzoeken in alle lidstaten een adequaat beschermingsniveau te bieden, dient dit opschortingsmechanisme ook te worden toegepast wanneer de Commissie van oordeel is dat het beschermingsniveau voor personen die om internationale bescherming vragen in een bepaalde lidstaat niet in overeenstemming is met het Gemeenschapsrecht inzake asiel, in het bijzonder wat betreft de opvangvoorzieningen en de toegang tot de asielprocedure.
(22)  Teneinde alle personen die om internationale bescherming verzoeken in alle lidstaten een adequaat beschermingsniveau te bieden, dient dit opschortingsmechanisme ook te worden toegepast wanneer de Commissie van oordeel is dat het beschermingsniveau voor personen die om internationale bescherming vragen in een bepaalde lidstaat niet in overeenstemming is met het Gemeenschapsrecht inzake asiel, in het bijzonder wat betreft de opvangvoorzieningen, de criteria voor internationale bescherming en de toegang tot de asielprocedure.
Amendement 7
Voorstel voor een verordening
Overweging 22 bis (nieuw)
(22 bis)  Toepassing van het mechanisme voor de opschorting van overdrachten is een uitzonderlijke maatregel om problemen als gevolg van bijzonder grote druk of aanhoudende bezorgdheid over de bescherming aan te pakken.
Amendement 8
Voorstel voor een verordening
Overweging 22 ter (nieuw)
(22 ter)  De Commissie moet periodiek nagaan of er vooruitgang is geboekt bij de ontwikkeling en harmonisatie op lange termijn van het gemeenschappelijk Europees asielsysteem en in hoeverre solidariteitsmaatregelen en de beschikbaarheid van een opschortingsmechanisme dit vergemakkelijken, en moet over deze vooruitgang verslag uitbrengen.
Aangezien het Dublinsysteem niet bedoeld is als mechanisme voor een billijke taakverdeling bij de behandeling van verzoeken om internationale bescherming, en aangezien bepaalde lidstaten in bijzondere mate geconfronteerd worden met migrantenstromen, met name door hun geografische ligging, is het van essentieel belang na te denken over en voorstellen te doen voor bindende instrumenten die voor meer solidariteit tussen de lidstaten en hogere beschermingsnormen zorgen. Deze instrumenten moeten het met name gemakkelijker maken om asieldeskundigen uit andere lidstaten te detacheren teneinde bijstand te bieden aan lidstaten die bijzonder onder druk komen te staan en waar vezoekers geen adequate bescherming genieten, en om personen die internationale bescherming genieten, in andere lidstaten onder te brengen wanneer de opvangvoorzieningen van een bepaalde lidstaat onvoldoende zijn, op voorwaarde dat de betrokkenen daarmee instemmen en dat hun grondrechten worden geëerbiedigd.
Amendement 10
Voorstel voor een verordening
Artikel 2 – letter i – punt iii
iii) de gehuwde minderjarige kinderen van paren zoals bedoeld onder punt i), of van de verzoeker, ongeacht of zij volgens de nationale wetgeving wettige, buitenechtelijke of geadopteerde kinderen zijn, indien het in hun belang is bij de verzoeker te verblijven;
iii) de gehuwde minderjarige kinderen van paren zoals bedoeld onder punt i), of van de verzoeker, ongeacht of zij volgens de nationale wetgeving wettige, buitenechtelijke of geadopteerde kinderen zijn en op voorwaarde dat zij niet door hun echtgenoot vergezeld zijn , indien het in hun belang is bij de verzoeker te verblijven;
Amendement 11
Voorstel voor een verordening
Artikel 2 – letter i – punt iv
iv) de vader, moeder of voogd van de verzoeker indien laatstgenoemde minderjarig en ongehuwd is, of indien hij minderjarig en gehuwd is maar het in zijn belang is om bij zijn vader, moeder of voogd te verblijven;
iv) de vader, moeder of voogd van de verzoeker indien laatstgenoemde minderjarig en ongehuwd is, of indien hij minderjarig en gehuwd is en niet door zijn echtgenoot vergezeld is, maar het in zijn belang is om bij zijn vader, moeder of voogd te verblijven;
Amendement 12
Voorstel voor een verordening
Artikel 2 – letter i – punt v
v) de minderjarige ongehuwde broers en zussen van de verzoeker, indien laatstgenoemde minderjarig en ongehuwd is, of indien de verzoeker of zijn broers en zussen minderjarig en gehuwd zijn maar een gezamenlijk verblijf in het belang van een of meer van hen is;
v) de minderjarige ongehuwde broers en zussen van de verzoeker, indien laatstgenoemde minderjarig en ongehuwd is, of indien de verzoeker of zijn broers en zussen minderjarig en gehuwd zijn en niet door hun echtgenoot vergezeld zijn, maar een gezamenlijk verblijf in het belang van een of meer van hen is;
Amendement 13
Voorstel voor een verordening
Artikel 4 – lid 1 – letter g
g) het bestaan van het recht op toegang tot de hem betreffende gegevens en van het recht te verzoeken om hem betreffende onjuiste gegevens recht te laten zetten of hem betreffende onrechtmatig verwerkte gegevens te laten verwijderen, met inbegrip van het recht op het ontvangen van informatie over de procedures om die rechten te doen gelden en van de contactgegevens van de nationale gegevensbeschermingsautoriteiten die bevoegd zijn kennis te nemen van verzoeken betreffende de bescherming van persoonsgegevens.
g) het recht op toegang tot de hem betreffende gegevens en het recht te verzoeken om hem betreffende onjuiste gegevens recht te laten zetten of hem betreffende onrechtmatig verwerkte gegevens te laten verwijderen, alsmede de procedures om die rechten te doen gelden, met inbegrip van de contactgegevens van de in artikel 33 bedoelde autoriteiten en van de nationale gegevensbeschermingsautoriteiten die bevoegd zijn kennis te nemen van verzoeken betreffende de bescherming van persoonsgegevens.
Amendement 45
Voorstel voor een verordening
Artikel 4 – lid 2 – alinea 1
2.  De in lid 1 bedoelde informatie wordt schriftelijk verstrekt, in een taal die de verzoeker redelijkerwijs geacht kan worden te begrijpen. De lidstaten maken gebruik van de overeenkomstig lid 3 voor dat doel opgestelde gemeenschappelijke brochure.
2.  De in lid 1 bedoelde informatie wordt schriftelijk verstrekt, in een taal die de verzoeker begrijpt of redelijkerwijs geacht mag worden te begrijpen. De lidstaten maken gebruik van de overeenkomstig lid 3 voor dat doel opgestelde gemeenschappelijke brochure.
Amendement 14
Voorstel voor een verordening
Artikel 4 – lid 2 – alinea 2
Indien dit nodig is om de verzoeker de informatie te doen begrijpen, wordt de informatie ook mondeling verstrekt tijdens het overeenkomstig artikel 5 gevoerde onderhoud.
Om de verzoeker de informatie te doen begrijpen, wordt de informatie ook mondeling verstrekt tijdens het overeenkomstig artikel 5 gevoerde onderhoud.
Amendement 15
Voorstel voor een verordening
Artikel 5 – lid 1
1.  De lidstaat die bepaalt welke lidstaat op grond van deze verordening verantwoordelijk is, biedt verzoekers de mogelijkheid een persoonlijk onderhoud te hebben met iemand die naar nationaal recht bevoegd is tot het voeren van een dergelijk onderhoud.
1.  De lidstaat die bepaalt welke lidstaat op grond van deze verordening verantwoordelijk is, roept de verzoekers op tot een persoonlijk onderhoud met iemand die naar nationaal recht bevoegd is tot het voeren van een dergelijk onderhoud.
Amendement 17
Voorstel voor een verordening
Artikel 6 – lid 2
2.  De lidstaten zorgen ervoor dat de niet-begeleide minderjarige bij alle procedures waarin deze verordening voorziet, wordt vertegenwoordigd en/of bijgestaan door een vertegenwoordiger. Deze vertegenwoordiger kan de vertegenwoordiger zijn zoals bedoeld in artikel 23 van Richtlijn […/…/EG] [tot vaststelling van minimumnormen voor de opvang van asielzoekers in de lidstaten].
2.  De lidstaten zorgen ervoor dat de niet-begeleide minderjarige bij alle procedures waarin deze verordening voorziet, wordt vertegenwoordigd en/of bijgestaan door een vertegenwoordiger in de zin van artikel 2, punt i), van Richtlijn 2005/85/EG . Deze vertegenwoordiger kan de vertegenwoordiger zijn zoals bedoeld in artikel 23 van Richtlijn […/…/EG] [tot vaststelling van minimumnormen voor de opvang van asielzoekers in de lidstaten].
Amendement 18
Voorstel voor een verordening
Artikel 6 – lid 4
4.  De lidstaten nemen in hun nationale recht procedures op voor het opsporen van gezinsleden of andere verwanten van de minderjarige die in de lidstaten verblijven. Zij beginnen zo snel mogelijk na de indiening van het verzoek om internationale bescherming met het opsporen van gezinsleden of andere verwanten van de minderjarige, waarbij het belang van de minderjarige wordt beschermd.
4.  De lidstaten stellen procedures vast voor het opsporen van gezinsleden of andere verwanten van de minderjarige die in de lidstaten verblijven, zo nodig met de hulp van internationale of andere relevante organisaties . Zij beginnen zo snel mogelijk na de indiening van het verzoek om internationale bescherming met het opsporen van gezinsleden of andere verwanten van de minderjarige, waarbij het belang van de minderjarige wordt beschermd.
Amendement 19
Voorstel voor een verordening
Artikel 6 – lid 5 bis (nieuw)
5 bis.  In het kader van de toepassing van deze verordening mogen de lidstaten onder de in artikel 17 van Richtlijn 2005/85/EG gestelde voorwaarden gebruik maken van medische onderzoeken om de leeftijd van niet begeleide minderjarigen te bepalen.
Wanneer gebruik wordt gemaakt van medische onderzoeken, dragen de lidstaten er zorg voor dat deze op redelijke en grondige wijze worden uitgevoerd, zoals vereist op grond van wetenschappelijke en ethische normen.
Amendement 20
Voorstel voor een verordening
Artikel 7 – lid 3
3.  Welke lidstaat volgens de in de artikelen 8 tot 12 beschreven criteria verantwoordelijk is, wordt, in afwijking van lid 2, met het oog op de naleving van het beginsel van de eenheid van het gezin en in het belang van het kind vastgesteld op grond van de situatie op het tijdstip waarop de verzoeker zijn meest recente verzoek om internationale bescherming heeft ingediend. Dit lid is van toepassing op voorwaarde dat in eerste aanleg nog geen beslissing ten gronde is genomen over de vorige verzoeken van de betrokkene.
Schrappen
Amendement 21
Voorstel voor een verordening
Artikel 8 – lid 2
2.  Indien de verzoeker een niet begeleide minderjarige is met verwanten die wettig in een andere lidstaat verblijven en die voor hem kunnen zorgen, is die lidstaat verantwoordelijk voor de behandeling van het verzoek, mits dit in het belang van de minderjarige is.
2.  Indien de verzoeker een niet begeleide minderjarige is van wie geen enkel gezinslid in de zin van artikel 2, letter i), wettig in een andere lidstaat verblijft, maar als een andere met hem verwante persoon wettig in een andere lidstaat verblijft en voor hem kan zorgen, is die lidstaat verantwoordelijk voor de behandeling van het verzoek, mits dit in het belang van de minderjarige is.
Amendement 55
Voorstel voor een verordening
Artikel 8 – lid 4
4.  Bij ontstentenis van gezinsleden of andere verwanten berust de verantwoordelijkheid voor de behandeling van het verzoek om internationale bescherming bij de lidstaat waarbij de minderjarige zijn meest recente verzoek heeft ingediend mits dit in het belang is van de minderjarige.
4.  Bij ontstentenis van gezinsleden of andere verwanten berust de verantwoordelijkheid voor de behandeling van het verzoek om internationale bescherming bij de lidstaat waarbij de minderjarige zijn verzoek heeft ingediend mits dit in het belang is van de minderjarige.
Amendement 23
Voorstel voor een verordening
Artikel 23 – lid 2 – alinea 1
2.  In geval van een volgend verzoek om internationale bescherming wordt het verzoek tot terugname van de betrokkene zo snel mogelijk ingediend en in ieder geval binnen twee maanden na ontvangst van de Eurodac-treffer overeenkomstig artikel 6, lid 5, van Verordening (EG) nr. […/…] [betreffende de instelling van "Eurodac" voor de vergelijking van vingerafdrukken ten behoeve van een doeltreffende toepassing van de Dublinverordening].
2.  In geval van een volgend verzoek om internationale bescherming wordt het verzoek tot terugname van de betrokkene zo snel mogelijk ingediend en in ieder geval binnen een maand na ontvangst van de Eurodac-treffer overeenkomstig artikel 6, lid 5, van Verordening (EG) nr. […/…] [betreffende de instelling van "Eurodac" voor de vergelijking van vingerafdrukken ten behoeve van een doeltreffende toepassing van de Dublinverordening].
Amendement 24
Voorstel voor een verordening
Artikel 23 – lid 3 – alinea 1
3.  Indien er geen volgend verzoek om internationale bescherming is en indien de verzoekende lidstaat besluit het Eurodac-systeem te raadplegen overeenkomstig artikel 13 van Verordening (EG) nr. [.../.../] [betreffende de instelling van "Eurodac" voor de vergelijking van vingerafdrukken ten behoeve van een doeltreffende toepassing van de Dublinverordening], wordt het terugnameverzoek zo snel mogelijk ingediend, en in ieder geval binnen twee maanden na ontvangst van de Eurodac-treffer overeenkomstig artikel 13, lid 4, van die verordening.
3.  Indien er geen volgend verzoek om internationale bescherming is en indien de verzoekende lidstaat besluit het Eurodac-systeem te raadplegen overeenkomstig artikel 13 van Verordening (EG) nr. [.../.../] [betreffende de instelling van "Eurodac" voor de vergelijking van vingerafdrukken ten behoeve van een doeltreffende toepassing van de Dublinverordening], wordt het terugnameverzoek zo snel mogelijk ingediend, en in ieder geval binnen een maand na ontvangst van de Eurodac-treffer overeenkomstig artikel 13, lid 4, van die verordening.
Amendement 25
Voorstel voor een verordening
Artikel 25 – lid 1
1.  Wanneer de aangezochte lidstaat instemt met de overname of de terugname van een verzoeker of een andere persoon als bedoeld in artikel 18, lid 1, onder d), stelt de verzoekende lidstaat de betrokkene in kennis van het besluit om hem over te dragen aan de verantwoordelijke lidstaat en, indien van toepassing, van het besluit om zijn verzoek om internationale bescherming niet te behandelen. Deze kennisgeving gebeurt schriftelijk, in een taal die de betrokkene redelijkerwijs geacht kan worden te begrijpen, en uiterlijk vijftien werkdagen na ontvangst van het antwoord van de aangezochte lidstaat.
1.  Wanneer de aangezochte lidstaat instemt met de overname of de terugname van een verzoeker of een andere persoon als bedoeld in artikel 18, lid 1, onder d), stelt de verzoekende lidstaat de betrokkene in kennis van het besluit om hem over te dragen aan de verantwoordelijke lidstaat en, indien van toepassing, van het besluit om zijn verzoek om internationale bescherming niet te behandelen. Deze kennisgeving gebeurt schriftelijk, in een taal die de verzoeker redelijkerwijs geacht kan worden te begrijpen, en uiterlijk vijftien werkdagen na ontvangst van het antwoord van de aangezochte lidstaat.
Amendement 26
Voorstel voor een verordening
Artikel 26 – lid 2 – alinea 1 bis (nieuw)
Die termijn bedraagt niet minder dan tien werkdagen, te rekenen vanaf de in artikel 25, lid 1, bedoelde datum van kennisgeving.
Amendement 27
Voorstel voor een verordening
Artikel 26 – lid 3
3.  Indien tegen het overdrachtsbesluit als bedoeld in artikel 25 beroep wordt ingesteld, beslist de in lid 1 bedoelde instantie van rechtswege zo spoedig mogelijk, en in ieder geval uiterlijk zeven werkdagen na de indiening van het beroep, of de betrokkene in afwachting van de uitkomst van het beroep op het grondgebied van de betrokken lidstaat mag blijven.
3.  Indien tegen het overdrachtsbesluit als bedoeld in artikel 25 beroep wordt ingesteld, beslist de in lid 1 bedoelde instantie hetzij op verzoek van de betrokkene, hetzij, bij ontstentenis van een dergelijk verzoek, ambtshalve zo spoedig mogelijk, en in ieder geval uiterlijk vijf werkdagen na de indiening van het beroep, of de betrokkene in afwachting van de uitkomst van het beroep op het grondgebied van de betrokken lidstaat mag blijven.
Amendement 28
Voorstel voor een verordening
Artikel 26 – lid 6 − alinea 1
6.  De lidstaten zorgen ervoor dat rechtsbijstand en/of vertegenwoordiging kosteloos worden verstrekt indien de betrokkene de kosten niet kan opbrengen .
6.  De lidstaten zorgen ervoor dat op verzoek gratis de noodzakelijke rechtsbijstand en/of vertegenwoordiging ter beschikking wordt gesteld overeenkomstig artikel 15, leden 3 tot en met 6, van Richtlijn 2005/85/EG .
Amendement 29
Voorstel voor een verordening
Artikel 27 – lid 2
2.  Onverminderd artikel 8, lid 2, van Richtlijn […/…/EG] [tot vaststelling van minimumnormen voor de opvang van asielzoekers in de lidstaten] mogen de lidstaten, wanneer zulks nodig blijkt op basis van de individuele beoordeling van het geval en wanneer andere , minder dwingende maatregelen niet effectief kunnen worden toegepast, een asielzoeker of een andere persoon als bedoeld in artikel 18, lid 1, ten aanzien van wie een besluit tot overdracht aan de verantwoordelijke lidstaat is genomen, alleen op een bepaalde plaats in bewaring houden indien er een risico van betekenis bestaat dat de betrokkene onderduikt.
2.  Onverminderd artikel 8, lid 2, van Richtlijn […/…/EG] [tot vaststelling van minimumnormen voor de opvang van asielzoekers in de lidstaten] mogen de lidstaten, wanneer zulks nodig blijkt op basis van de individuele beoordeling van het geval, een asielzoeker of een andere persoon als bedoeld in artikel 18, lid 1, ten aanzien van wie een besluit tot overdracht aan de verantwoordelijke lidstaat is genomen, alleen in een voorziening zonder detentiekarakter in bewaring houden indien andere, minder dwingende maatregelen niet effectief zijn gebleken en er een risico van betekenis bestaat dat de betrokkene onderduikt.
Amendement 30
Voorstel voor een verordening
Artikel 27 – lid 7 – alinea 1
7.  Bewaring op grond van lid 2 wordt schriftelijk bevolen, waarbij de feitelijke en juridische gronden voor de bewaring, en in het bijzonder de redenen waarom wordt aangenomen dat er een risico van betekenis bestaat dat de betrokkene zal onderduiken, worden vermeld, alsmede de duur van de bewaring.
7.  Bewaring op grond van lid 2 wordt schriftelijk bevolen, waarbij de feitelijke en juridische gronden voor de bewaring, en in het bijzonder de redenen waarom wordt aangenomen dat er een risico bestaat dat de betrokkene zal onderduiken, worden vermeld, alsmede de duur van de bewaring.
Amendement 32
Voorstel voor een verordening
Artikel 27 – lid 10
10.  Minderjarigen worden niet in bewaring gesteld, tenzij dit in hun eigen belang is in de zin van artikel 7 van deze verordening en volgens een individueel onderzoek van hun situatie overeenkomstig artikel 11, lid 5, van Richtlijn [.../.../EG] [tot vaststelling van minimumnormen voor de opvang van asielzoekers in de lidstaten].
10.  Minderjarigen worden niet in bewaring gesteld, tenzij dit in hun eigen belang is in de zin van artikel 6, lid 3, van deze verordening en volgens een individueel onderzoek van hun situatie overeenkomstig artikel 11, lid 5, van Richtlijn [.../.../EG] [tot vaststelling van minimumnormen voor de opvang van asielzoekers in de lidstaten].
Amendement 33
Voorstel voor een verordening
Artikel 30 bis (nieuw)
Artikel 30 bis
Wijze van uitvoering van overdrachten
1.  De lidstaat die de overdracht uitvoert, bevordert vrijwillige overdrachten door aan de verzoeker voldoende informatie te verstrekken.
2.  Als overdrachten aan de verantwoordelijke lidstaat plaatsvinden in de vorm van een gecontroleerd vertrek of onder geleide, dragen de lidstaten er zorg voor dat dit op humane wijze gebeurt, met volledige eerbiediging van de grondrechten en de menselijke waardigheid.
Amendement 34
Voorstel voor een verordening
Artikel 31 – lid 2
2.  Wanneer de Commissie van oordeel is dat de omstandigheden in een lidstaat ertoe kunnen leiden dat het beschermingsniveau voor personen die om internationale bescherming verzoeken, niet in overeenstemming is met het Gemeenschapsrecht, in het bijzonder met Richtlijn […/…/EG] tot vaststelling van minimumnormen voor de opvang van asielzoekers in de lidstaten en met Richtlijn 2005/85/EG, kan zij overeenkomstig de in lid 4 beschreven procedure besluiten alle overdrachten op grond van deze verordening aan de betrokken lidstaat op te schorten.
2.  Wanneer de Commissie van oordeel is dat de omstandigheden in een lidstaat ertoe kunnen leiden dat het beschermingsniveau voor personen die om internationale bescherming verzoeken, niet in overeenstemming is met het Gemeenschapsrecht, in het bijzonder met Richtlijn […/…/EG] tot vaststelling van minimumnormen voor de opvang van asielzoekers in de lidstaten, Richtlijn 2005/85/EG en Richtlijn 2004/83/EG , kan zij overeenkomstig de in lid 4 beschreven procedure besluiten alle overdrachten op grond van deze verordening aan de betrokken lidstaat op te schorten.
Amendement 35
Voorstel voor een verordening
Artikel 31 – lid 3
3.  Wanneer een lidstaat vreest dat de omstandigheden in een andere lidstaat ertoe kunnen leiden dat het beschermingsniveau voor personen die om internationale bescherming verzoeken, niet in overeenstemming is met het Gemeenschapsrecht, in het bijzonder met Richtlijn […/…/EG] tot vaststelling van minimumnormen voor de opvang van asielzoekers in de lidstaten en met Richtlijn 2005/85/EG, kan hij verzoeken alle overdrachten op grond van deze verordening aan de betrokken lidstaat op te schorten.
3.  Wanneer een lidstaat vreest dat de omstandigheden in een andere lidstaat ertoe kunnen leiden dat het beschermingsniveau voor personen die om internationale bescherming verzoeken, niet in overeenstemming is met het Gemeenschapsrecht, in het bijzonder met Richtlijn […/…/EG] tot vaststelling van minimumnormen voor de opvang van asielzoekers in de lidstaten, Richtlijn 2005/85/EG en Richtlijn 2004/83/EG , kan hij verzoeken alle overdrachten op grond van deze verordening aan de betrokken lidstaat op te schorten.
Dit verzoek wordt ingediend bij de Commissie. Het verzoek wordt gemotiveerd en bevat in het bijzonder uitvoerige informatie over de situatie in de betrokken lidstaat die wijst op een mogelijk gebrek aan overeenstemming met het Gemeenschapsrecht, in het bijzonder met Richtlijn […/…/EG] tot vaststelling van minimumnormen voor de opvang van asielzoekers in de lidstaten en met Richtlijn 2005/85/EG.
Dit verzoek wordt ingediend bij de Commissie. Het verzoek wordt gemotiveerd en bevat in het bijzonder uitvoerige informatie over de situatie in de betrokken lidstaat die wijst op een mogelijk gebrek aan overeenstemming met het Gemeenschapsrecht, in het bijzonder met Richtlijn […/…/EG] tot vaststelling van minimumnormen voor de opvang van asielzoekers in de lidstaten, Richtlijn 2005/85/EG en Richtlijn 2004/83/EG .
Amendement 36
Voorstel voor een verordening
Artikel 31 – lid 4 – letter d bis (nieuw)
d bis) een overzicht van de maatregelen, ijkpunten en tijdschema's die moeten worden vastgesteld met het oog op de beoordeling van de vooruitgang bij het vinden van een oplossing voor de overeenkomstig punt a) van dit lid geconstateerde omstandigheden.
Amendement 37
Voorstel voor een verordening
Artikel 31 – lid 7 bis (nieuw)
7 bis.  Een lidstaat zoals bedoeld in de leden 1, 2 en 3 moet tijdig doeltreffende maatregelen nemen om de situatie te verhelpen die tot de tijdelijke opschorting van de overdrachten heeft geleid.
Amendement 38
Voorstel voor een verordening
Artikel 31 – lid 8
8.  De overdrachten kunnen voor ten hoogste zes maanden worden opgeschort. Wanneer de gronden voor de maatregel na zes maanden nog steeds bestaan, kan de Commissie, op verzoek van de in lid 1 bedoelde lidstaat of op eigen initiatief, besluiten de maatregel met zes maanden te verlengen. Lid 5 is van toepassing.
8.  De overdrachten kunnen voor ten hoogste zes maanden worden opgeschort. Wanneer de gronden voor de maatregel na zes maanden nog steeds bestaan, kan de Commissie, op verzoek van de in lid 1 bedoelde lidstaat of op eigen initiatief, besluiten de maatregel met zes maanden te verlengen. De bepalingen van lid 5 zijn eveneens van toepassing.
Amendement 39
Voorstel voor een verordening
Artikel 31 – lid 9 bis (nieuw)
9 bis.  Op voorstel van de Commissie stellen het Europees Parlement en de Raad volgens de in artikel 251 van het EG-Verdrag bedoelde procedure voor alle lidstaten bindende instrumenten vast om doeltreffende steun te verlenen aan lidstaten wier nationale systeem, met name als gevolg van hun geografische ligging of demografische situatie, onder een specifieke, onevenredig grote druk staat. Deze instrumenten treden uiterlijk op 31 december 2011 in werking en voorzien in ieder geval in het volgende:
a) detachering van ambtenaren van andere lidstaten onder aegide van het Europees Ondersteuningsbureau voor asielzaken [.../.../EG], die lidstaten bijstaan die te kampen hebben met specifieke belastingen en waar de verzoekers geen adequate bescherming genieten;
b) een regeling om, in overleg met het Hoge Commissariaat voor de vluchtelingen van de VN, personen die internationale bescherming genieten, van lidstaten die onder een specifieke, onevenredig grote druk staan, over te brengen naar andere lidstaten, waarbij gewaarborgd moet worden dat dit volgens niet-discretionaire, transparante en ondubbelzinnige regels gebeurt.
Amendement 40
Voorstel voor een verordening
Artikel 31 – lid 9 ter (nieuw)
9 ter.  Dit artikel houdt op van toepassing te zijn zodra de in lid 9 bis bedoelde instrumenten in werking zijn getreden en in elk geval uiterlijk op 31 december 2011.
Amendement 41
Voorstel voor een verordening
Artikel 31 – lid 9 quater (nieuw)
9 quater.  In het kader van het toezicht en de evaluatie als bedoeld in artikel 41 herziet de Commissie de toepassing van dit artikel en brengt zij uiterlijk op 30 juni 2011 verslag uit aan het Europees Parlement en de Raad. In haar verslag gaat de Commissie na of er een gerechtvaardigde noodzaak bestaat om de toepassing van dit artikel te verlengen tot na 31 december 2011. Indien de Commissie dit gepast acht, dient zij volgens de in artikel 251 van het Verdrag bepaalde procedure een voorstel voor een dergelijke verlenging in bij het Europees Parlement en de Raad.
Amendement 44
Voorstel voor een verordening
Artikel 41 – alinea 1
Uiterlijk drie jaar na de in artikel 44, eerste alinea, genoemde datum brengt de Commissie bij het Europees Parlement en de Raad verslag uit over de toepassing van deze verordening en stelt zij eventueel de noodzakelijke wijzigingen voor. De lidstaten verstrekken de Commissie uiterlijk zes maanden vóór die datum alle gegevens die relevant zijn voor de opstelling van dit verslag.
Uiterlijk drie jaar na de in artikel 44, eerste alinea, genoemde datum en onverminderd artikel 31, lid 9 quater, brengt de Commissie bij het Europees Parlement en de Raad verslag uit over de toepassing van deze verordening en stelt zij eventueel de noodzakelijke wijzigingen voor. De lidstaten verstrekken de Commissie uiterlijk zes maanden vóór die datum alle gegevens die relevant zijn voor de opstelling van dit verslag.

(1) PB C 77 van 28.3.2002, blz. 1.

Laatst bijgewerkt op: 8 mei 2009Juridische mededeling