Index 
 Vorige 
 Volgende 
 Volledige tekst 
Procedure : 2013/2158(INI)
Stadium plenaire behandeling
Documentencyclus : A7-0091/2014

Ingediende teksten :

A7-0091/2014

Debatten :

PV 25/02/2014 - 4
CRE 25/02/2014 - 4

Stemmingen :

PV 25/02/2014 - 5.20
Stemverklaringen

Aangenomen teksten :

P7_TA(2014)0129

Aangenomen teksten
PDF 276kWORD 120k
Dinsdag 25 februari 2014 - Straatsburg
Europees semester voor economische beleidscoördinatie: sociale en werkgelegenheidsaspecten
P7_TA(2014)0129A7-0091/2014
Resolutie
 Bijlage

Resolutie van het Europees Parlement van 25 februari 2014 over het Europees semester voor economische beleidscoördinatie: sociale en werkgelegenheidsaspecten in de jaarlijkse groeianalyse 2014 (2013/2158(INI))

Het Europees Parlement,

–  gezien artikel 9 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU),

–  gezien de artikelen 145, 148 en 152, alsmede artikel 153, lid 5, van het VWEU,

–  gezien artikel 28 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie,

–  gezien de mededeling van de Commissie van 13 november 2013 over "de jaarlijkse groeianalyse 2014" (COM(2013)0800), en het ontwerp van gezamenlijk verslag over de werkgelegenheid dat daaraan als bijlage is toegevoegd,

–  gezien zijn resolutie van 23 oktober 2013 over "het Europees Semester voor economische beleidscoördinatie: uitvoering van de prioriteiten voor 2013"(1),

–  gezien de mededeling van de Commissie van 2 oktober 2013 getiteld "Versterking van de sociale dimensie van de Economische en Monetaire Unie" (COM(2013)0690),

–  gezien mondelinge vraag O-000122/2013 – B7-0524/2013 aan de Commissie, en de daarmee samenhangende resolutie van het Parlement van 21 november 2013 over de mededeling van de Commissie betreffende "Versterking van de sociale dimensie van de Economische en Monetaire Unie (EMU)"(2),

–  gezien de mededeling van de Commissie van 3 maart 2010 getiteld "Europa 2020: Een strategie voor slimme, duurzame en inclusieve groei" (COM(2010)2020),

–  gezien zijn wetgevingsresolutie van 8 september 2010 over "het voorstel voor een besluit van de Raad betreffende de richtsnoeren voor het werkgelegenheidsbeleid van de lidstaten: Deel II van de geïntegreerde richtsnoeren Europa 2020"(3),

–  gezien de mededeling van de Commissie van 18 april 2012 getiteld "Naar een banenrijk herstel" (COM(2012)0173),

–  gezien mondelinge vraag O-000120/2012 aan de Commissie en de daarmee samenhangende resolutie van het Parlement van 14 juni 2012 over "Naar een banenrijk herstel"(4),

–  gezien de mededeling van de Commissie van 23 november 2010 getiteld "Een agenda voor nieuwe vaardigheden en banen: een Europese bijdrage aan volledige werkgelegenheid" (COM(2010)0682), en de desbetreffende resolutie van het Parlement van 26 oktober 2011(5),

–  gezien de mededeling van de Commissie van 16 december 2010 met als titel "Het Europees platform tegen armoede en sociale uitsluiting: een Europees kader voor sociale en territoriale samenhang" COM(2010)0758), en de desbetreffende resolutie van het Parlement van 15 november 2011(6),

–  gezien de mededeling van de Commissie over het Initiatief "Kansen voor jongeren" (COM(2011)0933),

–  gezien zijn resolutie van 20 november 2012 over "het sociale investeringspact - een reactie op de crisis"(7),

–  gezien de mededeling van de Commissie van 20 februari 2013 getiteld "Naar sociale investering voor groei en cohesie – inclusief de uitvoering van het Europees Sociaal Fonds 2014-2020" (COM(2013)0083),

–  gezien mondelinge vraag O-000057/2013 – B7-0207/2013 aan de Commissie, en de daarmee samenhangende resolutie van het Parlement van 12 juni 2013 over de mededeling van de Commissie met als titel "Naar sociale investering voor groei en cohesie — inclusief de uitvoering van het Europees Sociaal Fonds 2014-2020"(8),

–  gezien zijn resolutie van 5 februari 2013 over betere toegang tot financiering voor kmo's(9),

–  gezien artikel 48 van zijn Reglement,

–  gezien het verslag van de Commissie werkgelegenheid en sociale zaken (A7-0091/2014),

A.  overwegende dat aan de recessie in de eurozone cijfermatig een ​​einde kwam in het tweede kwartaal van 2013, maar dat de jaarlijkse groei in de eurozone dit jaar nog kwetsbaar zal blijven en de werkloosheid nog steeds zeer hoog is; overwegende dat de duurzame groei nog aanzienlijk moet worden verbeterd, wil er sprake zijn van een langdurig herstel en om de EU de noodzakelijke impuls te geven om haar sociaaleconomische problemen te lenigen;

B.  overwegende dat het aantal werklozen in de EU het alarmerende niveau van 26,6 miljoen heeft bereikt, terwijl de langdurige werkloosheid in de meeste lidstaten nog is gestegen en zich voor de EU als geheel op een recordhoogte bevindt; overwegende dat het banenverlies het grootst is in de landen die zich gedwongen zagen tot een substantiële budgettaire hervorming;

C.  overwegende dat de jeugdwerkloosheid ongekende hoogten heeft bereikt, en voor de EU als geheel uitkomt op gemiddeld 23%, terwijl de werkloosheid onder jongeren van 16 tot 25 jaar in sommige lidstaten hoger ligt dan 50%; overwegende dat de situatie op de arbeidsmarkt met name voor jongeren bijzonder ernstig is, ongeacht hun opleidingsniveau, en dat jongeren vaak in de werkloosheid belanden of genoegen moeten nemen met onzekere dienstverbanden en onbetaalde stages, ofwel moeten emigreren; overwegende dat het economisch verlies ten gevolge van de inactiviteit van jonge mensen in de lidstaten in 2011 werd geschat op 153 miljard euro, hetgeen overeenkomt met 1,2% van het bbp van de EU; overwegende dat de buitensporig starre arbeidsmarktwetgeving in diverse lidstaten ertoe leidt dat zij niet flexibel genoeg zijn om schokken effectief te kunnen opvangen; overwegende dat de bestaande arbeidsmarktwetgeving degenen die al werk hebben in onevenredige mate beschermt en de integratie van jongeren in de arbeidsmarkt in de weg staat;

D.  overwegende dat dit de diepste en langdurigste recessie in de economische geschiedenis van de laatste 100 jaar is, maar dat een catastrofe is vermeden, terwijl de gevolgen van de crisis over vele jaren, ja zelfs decennia zijn gespreid; overwegende dat een en ander ook impliceert dat de langdurige werkloosheid nog steeds toeneemt en mogelijk zal resulteren in structurele werkloosheid; overwegende dat de segmentering van de arbeidsmarkt is blijven toenemen, dat het gemiddelde huishoudelijke inkomen in veel lidstaten achteruitgaat en dat de indicatoren voor de komende paar jaren een enigszins stijgende armoedetendens en diepere armoedeniveaus laten zien en meer sociale uitsluiting, alsook armoede onder werkenden;

E.  overwegende dat het Internationaal Monetair Fonds (IMF) er onlangs op heeft gewezen dat er ruimte is voor betere en progressievere belastingsystemen, die de ongelijkheid in de EU zouden kunnen helpen verminderen; overwegende dat de belastingdruk van arbeid naar andere vormen van duurzame belasting moet worden verlegd om de groei en de werkgelegenheid te bevorderen, om daarbij voor extra inkomsten te zorgen en de consolidatie-inspanning rechtmatiger te verdelen;

F.  overwegende dat de gevolgen van de crisis hebben geleid tot een ongekende en nog steeds toenemende divergentie in productie- en werkgelegenheidscijfers tussen de kernlanden en de perifere landen; overwegende dat de werkloosheidskloof tussen de kern en de periferie in 2012 is opgelopen tot 10 procentpunten, terwijl het verschil in 2000 nog maar 3,5 procentpunt bedroeg; overwegende dat het verschil dit jaar naar verwachting zijn maximum zal bereiken;

G.  overwegende dat voortzetting van een groeibevorderende en gedifferentieerde begrotingsconsolidatie noodzakelijk is om de houdbaarheid van de welvaartstaat en de overheidsfinanciën voor de lange termijn te waarborgen;

H.  overwegende dat economische verbeteringen derhalve moeten worden gezien als een aanmoediging om de inspanningen vastberaden voort te zetten, om te focussen op groei en werkgelegenheid, zodat de hervormingsprogramma's kunnen worden gehandhaafd om het concurrentievermogen te verbeteren en blijvend herstel te bewerkstelligen;

I.  overwegende dat de fouten in de economische groei- en werkloosheidsprognoses van de Commissie van de afgelopen jaren laten zien dat er behoefte is aan een beter prognosemodel en een andere strategie om de crisis een halt toe te roepen; overwegende dat het tempo van de begrotingsconsolidatie is vertraagd; overwegende dat er in de eurozone nog steeds bijzonder weinig banen worden gecreëerd; overwegende dat de inflatie in de eurozone volgens Eurostat onder de ECB-doelstellingen ligt;

J.  overwegende dat de nationale begrotingen en pensioenstelsels onder druk staan vanwege de demografische ontwikkelingen; overwegende dat de levensverwachting nog steeds verder toeneemt;

K.  overwegende dat de levensverwachtingscoëfficiënt bij het bepalen van de houdbaarheid van de pensioenstelsels in aanmerking moet worden genomen;

L.  overwegende dat de aandacht voor de snelheid en intensiteit van de door te voeren structuurhervormingen tijdens de crisis in de lidstaten onevenredig verdeeld was en dat er veel strengere eisen zijn gesteld aan de perifere landen dan aan de kernlanden; overwegende dat alle lidstaten hierbij evenveel energie aan de dag moeten leggen en de nodige structuurhervormingen moeten doorvoeren ter bevordering van een duurzame en evenwichtige groei en van verbetering van de werkgelegenheidssituatie in Europa;

M.  overwegende dat alle lidstaten hun potentieel en hun concurrentievermogen moeten verbeteren en dat een van de grote uitdagingen voor de eurozone op dit moment de toenemende sociaaleconomische verschillen tussen de lidstaten zijn; overwegende dat het in het belang is van alle lidstaten om ervoor te zorgen dat de werkloosheid en de sociale problemen tijdig en effectief worden aangepakt om een verdere verslechtering van de economie te voorkomen;

N.  overwegende dat de investeringen in onderwijs en opleiding, onderzoek en innovatie – cruciale terreinen voor economische groei en het creëren van nieuwe werkgelegenheid – in de EU nog altijd achterblijven bij die van haar belangrijkste economische partners en concurrenten in de rest van de wereld; overwegende dat productieve investeringen op deze terreinen essentieel zijn voor het vinden van een duurzame uitweg uit de crisis;

O.  overwegende dat steun aan ondernemers voor de lidstaten een prioriteit zou moeten zijn;

P.  overwegende dat een coherente beleidsmix van macro-economisch beleid, structuurbeleid, gezonde arbeidsmarktinstellingen, ongesegmenteerde arbeidsmarkten, in onderling overleg gesloten collectieve arbeidsovereenkomsten en goed toegeruste socialezekerheidsstelsels essentieel is voor het opvangen van conjuncturele schokken; overwegende dat een systeem dat zich richt op een snelle terugkeer op de arbeidsmarkt, met flankerende maatregelen op basis van flexizekerheid eveneens belangrijk is voor het opvangen van conjuncturele schokken;

Q.  overwegende dat de armoedecijfers sinds 2007 zijn blijven stijgen, zodat momenteel 24,2% van de EU-bevolking wordt bedreigd door armoede of sociale uitsluiting; overwegende dat de uitgaven voor sociale bescherming in bijna alle lidstaten zijn teruggebracht en overwegende dat het Comité voor sociale bescherming (SPC) ervoor waarschuwt dat steeds meer mensen worden geconfronteerd met het risico op inkomensarmoede, kinderarmoede, onvervulde medische behoeften, ernstige materiële ontbering en sociale uitsluiting;

R.  overwegende dat de Europese Unie bijna geen enkele van de Europa 2020-doelstellingen zal halen en dat de vooruitgang in de lidstaten wat betreft de doelstellingen van de Europa 2020-strategie teleurstellend is; overwegende dat de verbintenissen die zijn aangegaan in de nationale hervormingsprogramma's voor 2013 ontoereikend zijn om het leeuwendeel van de doelstellingen op EU-niveau te kunnen verwezenlijken;

S.  overwegende dat het van essentieel belang is dat de democratische verantwoording, inbreng en legitimiteit van alle bij het Europees semester betrokken partijen worden bevorderd; overwegende dat een adequate betrokkenheid van het Parlement een cruciaal onderdeel van dit proces vormt; overwegende dat de nationale parlementen de vertegenwoordigers zijn van en garant staan voor de door de burgers verworven en gedelegeerde rechten; overwegende dat bij de invoering van het Europees semester de prerogatieven van de nationale parlementen volledig moeten worden geëerbiedigd;

T.  overwegende dat het ontbreekt aan afspraken die waarborgen dat de Europese Raad het standpunt van het Europees Parlement eerbiedigt alvorens jaarlijks de prioriteiten over te nemen die door de Commissie in de jaarlijkse groeianalyse worden voorgesteld;

U.  overwegende dat het Parlement op 20-22 januari 2014 ontmoetingen op hoog niveau heeft gehad met nationale parlementariërs (Europese parlementaire week) om de jaarlijkse groeianalyse 2014 te bespreken, met inbegrip van de sociale en werkgelegenheidsaspecten ervan;

Sociale indicatoren

1.  is verheugd over het feit dat dit jaar voor het eerst het ontwerp van gezamenlijk verslag over de werkgelegenheid, dat als bijlage is toegevoegd aan de jaarlijkse groeianalyse, is voorzien van een scorebord voor werkgelegenheid en sociaal beleid, dat zal helpen de monitoring van de werkgelegenheid en de maatschappelijke ontwikkelingen in het kader van het macro-economisch toezicht binnen het Europees semester te bevorderen; is van mening dat dit van invloed moet zijn op de beleidsrichtsnoeren van het Europees semester, teneinde de sociale dimensie van de Economische en Monetaire Unie te versterken, wat niet alleen wenselijk, maar ook noodzakelijk is om zowel de crisis aan te pakken als om ernstige sociaaleconomische divergenties in de eurozone te voorkomen, hetgeen de duurzaamheid van de EMU ten goede komt; geeft uiting aan zijn diepe bezorgdheid over de beperkte rol die het Parlement bij het Europees semester is toebedeeld; betreurt het dat de Commissie en de Raad weinig voortgang hebben geboekt bij het verbeteren van de democratische controle op de richtsnoeren voor het economisch beleid; is van mening dat artikel 136 van het VWEU de Raad volgens de bestaande Verdragen in staat stelt om op aanbeveling van de Commissie en met medezeggenschap van alleen de lidstaten die de euro als munt hebben, in het kader van het Europees semester bindende economische beleidsrichtsnoeren vast te stellen voor de landen van de eurozone; onderstreept dat het bindende karakter van de economische beleidscoördinatie zou worden versterkt door gebruikmaking van een stimuleringsmechanisme; dringt aan op sluiting van een interinstitutioneel akkoord om het Parlement te betrekken bij de opstelling en goedkeuring van de jaarlijkse groeianalyse en de richtsnoeren inzake economisch beleid en werkgelegenheid;

2.  benadrukt dat er een sterke samenhang is tussen de sociale en economische prioriteiten die zijn overeengekomen in het kader van de Europa 2020-strategie; economische duurzaamheid en macro-economisch evenwicht kunnen noch op de middellange, noch op de lange termijn bereikt worden zonder versterking van en het bieden van waarborgen voor de sociale dimensie van de EMU; is van mening dat de sociale en economische aspecten van de Unie twee kanten van dezelfde medaille zijn, en dat zij beide een belangrijke rol spelen in de ontwikkeling van de EU;

3.  betreurt evenwel dat deze indicatoren niet bindend zijn gemaakt, in tegenstelling tot het scorebord voor macro-economische onevenwichtigheden; verzoekt de Commissie en de lidstaten deze situatie te beoordelen in het licht van de groeiende sociale en werkgelegenheidsonevenwichten in de EU;

4.  betreurt dat de door de Commissie voorgestelde werkgelegenheids- en sociale indicatoren niet volstaan om de werkgelegenheids- en sociale situaties in de lidstaten volledig te bestrijken; dringt erop aan dat er op het scorebord aanvullende indicatoren worden opgenomen inzake kinderarmoede, toegang tot gezondheidszorg, dakloosheid, alsmede een index voor fatsoenlijk werk, zodat een correcte beoordeling van de sociale situatie in de EU kan worden gemaakt; is van mening dat deze indicatoren, na raadpleging van het Parlement, geregeld moeten worden herzien; overwegende dat het ontbreekt aan afspraken die waarborgen dat de Europese Raad het standpunt van het Europees Parlement eerbiedigt alvorens jaarlijks de prioriteiten over te nemen die door de Commissie in de jaarlijkse groeianalyse worden voorgesteld;

Bijeenkomsten van de ministers van werkgelegenheid en sociale zaken van de Eurogroep

5.  wijst met nadruk op het belang van de aan de eurotoppen voorafgaande bijeenkomsten van de ministers van werkgelegenheid en sociale zaken van de Eurogroep, voor zover deze noodzakelijk zijn: is van mening dat gezamenlijke bijeenkomsten van de EPSCO- en de ECOFIN-Raad eveneens van cruciaal belang zijn om ervoor te zorgen dat de sociale en werkgelegenheidaspecten vollediger aan bod komen in de beraadslagingen en besluiten van de autoriteiten van de eurozone en om een bijdrage te leveren aan de bijeenkomsten van de staatshoofden en regeringsleiders van de eurozone;

De noodzaak om de interne vraag een nieuwe stimulans te geven en hoogwaardige banen te creëren door middel van productieve investeringen en een hogere productiviteit

Een pact om investeringen en productiviteit in de EU te verhogen

6.  wijst erop dat structuurhervormingen op de middellange tot lange termijn weliswaar vruchten afwerpen, maar dat de noodzaak om de interne vraag in de EU te stimuleren de Commissie en de Raad ertoe noopt investeringen te stimuleren om groei en hoogwaardige werkgelegenheid op de korte termijn te ondersteunen en het potentieel op de middellange termijn te verbeteren; merkt op dat de voornaamste doelstellingen reeds zijn gedefinieerd in de Europa 2020-strategie en in het in juni 2012 overeengekomen Pact voor groei en werkgelegenheid, maar dat de financiering daarvan moet worden opgevoerd; moedigt de lidstaten daarom aan een investeringspakket op te stellen ten belope van 2% van het bbp van de EU om te komen tot een beduidende verbetering van de conjunctuur en een gezondere toestand op de arbeidsmarkt van de lidstaten, zoals verwoord in de resolutie van het Europees Parlement van 11 september 2013 over "de bestrijding van jeugdwerkloosheid: mogelijke uitwegen"(10);

7.  onderstreept dat het concurrentievermogen van de EU voornamelijk kan worden gestimuleerd door productiviteitsverhogende investeringen in onderwijs, onderzoek en ontwikkeling, voortdurende innovatie, verdere digitalisering en cloud-diensten; beschouwt deze investeringen als de drijvende kracht die de EU tot een favoriete bestemming voor mondiaal opererende ondernemingen, tot een exporteur van producten en diensten met een hoge toegevoegde waarde en tot een verschaffer van hoogwaardige arbeidsplaatsen zou maken;

8.  constateert met bezorgdheid dat meer dan 20 lidstaten hun onderwijsuitgaven in relatieve termen (als percentage van het bbp) hebben verlaagd, waardoor hun groei en hun concurrentiepositie in gevaar komen, mede door de discrepantie tussen de vraag op de arbeidsmarkt en de feitelijke kwalificaties van de beroepsbevolking; wijst erop dat het verlagen van deze investeringen de EU structureel nog verder zal verzwakken, gezien de discrepantie tussen de toenemende behoefte aan hoogopgeleide werknemers en het feit dat een groot deel van de beroepsbevolking in veel lidstaten momenteel uit laagopgeleiden bestaat; waarschuwt dat volgens Eurostat in 2011 bijna de helft van de kinderen van ouders met een laag opleidingsniveau in de EU-27 met armoede werd bedreigd, versus 22% van de kinderen van ouders met een gemiddeld opleidingsniveau en 7% van de ouders met een hoger opleidingsniveau, waarbij Eurostat de grootste verschillen vond in Roemenië (78% van de kinderen uit een huishouden met een laag opleidingsniveau versus 2% van de kinderen uit een huishouden met een hoog opleidingsniveau), de Tsjechische Republiek (76% en 5%), Slowakije (77% en 7%), Bulgarije (71% en 2%) en Hongarije (68% en 3%);

9.  is ingenomen met het feit dat de Commissie de lidstaten er in de jaarlijkse groeianalyse voor 2014 toe oproept de langetermijninvesteringen in onderwijs-, onderzoek- en innovatie-, energie- en klimaatbeleid te handhaven of te bevorderen; acht dit echter onvoldoende om lidstaten met toch al beperkte budgetten in staat te stellen dat doel te bereiken; roept de Commissie ertoe op met een plan te komen dat die lidstaten helpt de nodige productieve investeringen te doen, bijvoorbeeld in onderwijs en O&O, gezien het potentieel van deze sectoren om groei en werkgelegenheid te genereren;

Europese fondsen

10.  wijst erop dat de Europese fondsen in deze tijd van forse budgettaire bezuinigingen en verminderde kredietverleningscapaciteit in de particuliere sector een essentiële hefboomfunctie hebben waarover de lidstaten kunnen beschikken om de economie te stimuleren en de groei- en werkgelegenheidsdoelstellingen van de Europa 2020-strategie te helpen verwezenlijken;

11.  is van mening dat het cohesiebeleid van essentieel belang is om de interne concurrentieverschillen en structurele onevenwichtigheden te verminderen; verzoekt de Commissie dringend werk te maken van de herprogrammering van niet-bestede structuurbegrotingskredieten ten gunste van jeugdwerkgelegenheidsprogramma's en mkb-bedrijven; dringt bij de Commissie aan op speciale oplossingen voor lidstaten met een zeer hoge werkloosheid, die zich gedwongen zullen zien EU-middelen terug te storten vanwege cofinancieringsproblemen;

12.  dringt bij de Commissie aan op toepassing van het "frontloading-beginsel" op de fondsen die voor de periode 2014-2020 van essentieel belang zijn voor economisch herstel, zoals het Europees Sociaal Fonds, en daarbij zorgvuldig te waken voor ongewenste effecten van frontloading zoals het risico van ambtshalve annuleringen en de gevolgen voor de betalingsprofielen van de lidstaten met de hoogste werkloosheidscijfers die in een diepgaande begrotingsconsolidatiefase verkeren, met name ten behoeve van programma's ter bevordering van economische groei, werkgelegenheid en strategische investeringen;

13.  is van mening dat minimaal 25% van de nationale cohesiefondsen moet worden gebruikt voor specifieke programma's in het kader van het Europees Sociaal Fonds ten behoeve van de lidstaten met de hoogste werkloosheids- en armoedecijfers;

Hoogwaardige banen en fatsoenlijke salarissen ter verhoging van de productiviteit

14.  dringt aan op meer aanpassingsbestendige en dynamische arbeidsmarkten, die opgewassen zijn tegen verstoringen in de economische situatie zonder dat er gedwongen ontslagen hoeven te vallen en zonder excessieve loonaanpassingen; wijst er nogmaals op dat de koopkracht van veel werknemers in de EU sterk is uitgehold, dat de gezinsinkomens zijn gedaald en de interne vraag is ingezakt, waardoor werkloosheid en sociale uitsluiting nog verder zijn aangewakkerd, met name in die lidstaten die het zwaarst door de crisis zijn getroffen; wijst erop dat het terugdringen van de arbeidskosten, dat zich direct vertaalt in lagere lonen en salarissen, niet de enige strategie kan zijn voor het herstel van het concurrentievermogen; merkt op dat in de mededeling over de jaarlijkse groeianalyse 2014 wordt benadrukt dat kernlanden met de nodige manoeuvreerruimte de lonen zouden kunnen laten stijgen als een manier om de uitgaven te stimuleren; pleit voor ambitieuze aanbevelingen ter bevordering van een evenwichtigere groei en schepping van nieuwe banen in de eurozone;

15.  constateert dat de Commissie er in haar ontwerp van gezamenlijk verslag over de werkgelegenheid 2014 op wijst dat de verlaagde loonkosten per eenheid product en de loonmatiging hebben doorgewerkt in de prijsontwikkelingen, deels als gevolg van gelijktijdige verhogingen van de indirecte belastingen en door de overheid gereguleerde prijzen;

16.  merkt op dat fatsoenlijke banen en lonen niet alleen belangrijk zijn voor de sociale cohesie en rechtvaardige verhoudingen in de samenleving, maar ook voor het behoud van een sterke economie; roept de Commissie en de lidstaten er, overeenkomstig hun respectieve bevoegdheden, toe op maatregelen te treffen om ongelijkheid aan te pakken en een fatsoenlijke salariëring te waarborgen; verzoekt de lidstaten om de armoede onder werkenden te bestrijden met behulp van arbeidsmarktbeleid dat gericht is op het waarborgen van een loon waarmee mensen met werk in hun levensonderhoud kunnen voorzien;

17.  merkt op dat vrouwen de aanjagers van de werkgelegenheidsgroei in Europa zijn, en dat er daarom meer moet worden gedaan om het productiepotentieel van de vrouwelijke beroepsbevolking volledig te benutten, door een betere uitvoering van het beleid op het gebied van gelijke kansen voor mannen en vrouwen en door de EU-middelen op dit gebied effectiever in te zetten;

18.  onderstreept dat de mogelijkheid moet worden onderzocht om de druk op de lonen via minimumloonregelingen overeenkomstig de nationale praktijken te verlichten;

19.  onderstreept dat de kwaliteit van de banen in een kennisintensieve economie essentieel is om een hoge arbeidsproductiviteit en snelle innovatie te bevorderen door middel van goed opgeleide, flexibele en toegewijde werknemers die kunnen werken onder fatsoenlijke gezondheids- en veiligheidscondities, en met een gevoel van zekerheid en redelijke werktijden;

Hervormingen ter bevordering van hoogwaardige arbeidsparticipatie

20.  verzoekt de lidstaten om nationale algemene en jeugdwerkgelegenheidsplannen te presenteren in hun nationale hervormingsplannen voor 2014; betreurt dat een significant aantal lidstaten, ondanks herhaalde verzoeken van het Parlement, in 2013 niet met dergelijke plannen zijn gekomen;

21.  betreurt dat de Raad het verzoek van het Parlement om in zijn advies voor 2013 met name aandacht te schenken aan arbeidskwaliteit, niet in acht heeft genomen; verzoekt de Commissie arbeidskwaliteit, opleiding, duale leerstelsels, toegang tot levenslang leren, de basisrechten van werknemers, alsmede ondersteuning van de mobiliteit op de arbeidsmarkt en zelfstandig ondernemerschap door vergroting van de veiligheid van werknemers op te nemen in de op de jaarlijkse groeianalyse voor 2014 gebaseerde landenspecifieke aanbevelingen;

22.  onderstreept dat de door te voeren arbeidsmarkthervormingen zich vooral moeten richten op verhoging van de arbeidsproductiviteit en -efficiëntie om zo het concurrentievermogen van de economie van de EU te verbeteren en te zorgen voor duurzame groei en nieuwe werkgelegenheid, en dat zij tegelijkertijd het Europees sociaal acquis en de beginselen daarvan strikt moeten respecteren, zowel naar de letter als naar de geest; is van mening dat de beoogde arbeidsmarkthervormingen op dusdanige wijze dienen te worden uitgevoerd dat interne flexibiliteit en de kwaliteit van de werkgelegenheid erdoor worden bevorderd;

23.  is van mening dat via structurele arbeidsmarkthervormingen moet worden gestreefd naar interne flexibiliteit met het oog op het behoud van de werkgelegenheid in economisch moeilijke tijden, en dat deze hervormingen tevens de kwaliteit van de werkgelegenheid moeten waarborgen, veiligheid moeten bieden bij de overgang van de ene baan naar de andere, er garant voor moeten staan dat werkloosheidsuitkeringen zijn gebaseerd op strikte activeringseisen en gekoppeld zijn aan re-integratiemaatregelen met behoud van voldoende prikkels om te gaan werken enerzijds en een fatsoenlijk inkomen anderzijds, moeten voorzien in de sluiting van contractuele regelingen ter bestrijding van de segmentering van de arbeidsmarkt, moeten anticiperen op economische herstructureringen en toegang tot levenslang leren moeten garanderen; is ervan overtuigd dat een concurrerende arbeidsmarkt slechts door een uitgebalanceerde flexizekerheid kan worden gewaarborgd;

24.  benadrukt het belang van een actief, alomvattend en inclusief arbeidsmarktbeleid in de huidige context; is ernstig verontrust over het feit dat diverse lidstaten, in weerwil van de toenemende werkloosheid, hebben gesneden in hun budgetten voor de financiering van een actief arbeidsmarktbeleid; verzoekt de lidstaten, in nauwe samenwerking met de sociale partners, het bereik en de effectiviteit van actieve arbeidsmarktvoorzieningen te vergroten;

25.  roept de lidstaten ertoe op om – in samenwerking met de particuliere sector en de sociale partners conform de nationale praktijken – banenplannen te ontwerpen en in te dienen, met inbegrip van specifieke maatregelen voor het scheppen van werkgelegenheid, met name in de sectoren die door de Commissie zijn aangemerkt als sectoren met een hoog potentieel, zoals de gezondheids- en socialezorgsector, de koolstofarme, hulpbronnenefficiënte economie en de ICT-sector; roept de lidstaten ertoe op om het scheppen van werkgelegenheidskansen via die banenplannen te ondersteunen, met name voor langdurig werklozen, werkloze ouderen, vrouwen en andere prioritaire groepen die bijzonder hard door de crisis zijn getroffen zoals immigranten en mensen met een handicap;

26.  onderstreept het belang van Erasmus+ en de belangrijke bijdrage die het Europees programma voor onderwijs, opleiding, jongeren, sport en talen kan leveren aan het verbeteren van de arbeidsmarktsituatie, met name die van jongeren;

27.  benadrukt het belang van nauwere samenwerking tussen openbare diensten voor arbeidsvoorziening (ODA's) voor het ontwikkelen en ten uitvoer leggen van Europa-brede, op wetenschappelijk bewijs gestoelde "benchlearning"-systemen en voor het ten uitvoer leggen van Europese arbeidsmarktinitiatieven;

Jeugdwerkloosheid

28.  constateert eens te meer met grote bezorgdheid dat de jeugdwerkloosheid nog steeds zeer hoog is; merkt op dat de situatie voor werkloze jongeren bijzonder zorgwekkend is; dringt er daarom bij de Commissie en de lidstaten op aan dringend actie te ondernemen om jongeren te integreren in de arbeidsmarkt; roept de lidstaten ertoe op werk te maken van de reeds sedert geruime tijd overeengekomen of nieuwe maatregelen om de jeugdwerkloosheid aan te pakken, en het aantal jongeren zonder werk, scholing of opleiding (zgn. NEET's) terug te dringen, onder inaanmerkingneming van de kwalitatieve aspecten van fatsoenlijk werk dat volledig voldoet aan de fundamentele arbeidsvoorwaarden;

29.  is ingenomen met het feit dat de Raad de Jeugdgarantie heeft aangenomen en dat er in het volgende meerjarig financieel kader zes miljard euro gereserveerd is voor het Jongerenwerkgelegenheidsinitiatief; verzoekt de lidstaten om de jongerengarantieregelingen met spoed te implementeren, de beschikbare middelen efficiënt te gebruiken en zich daarbij te concentreren op de jongeren die zich bevinden in de moeilijkste situaties; vindt het echter zorgelijk dat sommige regeringen niet de hiervoor noodzakelijke financiering beschikbaar hebben gesteld; verzoekt de lidstaten een adequaat systeem in te voeren om toezicht te houden op de doelmatigheid van de ingevoerde maatregelen en de daarmee gemoeide financiële middelen;

30.  is ingenomen met het feit dat deze middelen tijdens de eerste twee jaar van het volgende financieel kader kunnen worden gebruikt; wijst er echter op dat dit bedrag volslagen ontoereikend is om de jeugdwerkloosheid duurzaam te bestrijden en dat het slechts een eerste aanzet moet zijn om de jeugdwerkloosheid te bestrijden; onderstreept dat de Internationale Arbeidsorganisatie (IAO) heeft berekend dat er alleen al in de eurozone in totaal 21 miljard euro nodig is om een doeltreffend programma ter bestrijding van de jeugdwerkloosheid ten uitvoer te leggen, tegenover een economisch verlies in de lidstaten tengevolge van het niet deelnemen van jongeren aan de arbeidsmarkt dat naar schatting 153 miljard euro bedroeg in 2011, ofwel 1,2% van het bbp van de EU; verzoekt de Commissie de Jeugdgarantie te verheffen tot een prioriteit en het daarvoor beschikbare budget bij de toegezegde tussentijdse herziening van het MFK te verhogen;

31.  verzoekt de Commissie en de Raad erop toe te zien dat lidstaten die worden onderworpen aan de buitensporigtekortprocedure over voldoende budgettaire ruimte beschikken om van de jeugdgarantieregelingen gebruik te maken;

32.  is verheugd over het voorstel van de Commissie voor een kwaliteitskader voor stages om de inzetbaarheid te vergroten en de arbeidsvoorwaarden voor jongeren te verbeteren; merkt evenwel op dat is nagelaten op adequate salarisniveaus aan te dringen; verzoekt de Commissie, de lidstaten en de Europese sociale partners om de Europese Alliantie voor leerlingplaatsen op een ambitieuze manier gestalte te geven;

Arbeidsmobiliteit

33.  is van mening dat er, gezien het grote aantal werknemers – met name onder jongeren – die hun land van herkomst op zoek naar werkgelegenheid verlaten voor andere lidstaten, dringend behoefte is aan passende maatregelen; merkt op dat de EU-wetgeving momenteel wordt aangepast om de meeneembaarheid van pensioenrechten en de voortzetting van werkloosheidsuitkeringen gedurende ten minste drie maanden terwijl de ontvanger op zoek is naar werk in een andere lidstaat te waarborgen; merkt op dat er tussen de Raad en het Parlement een akkoord is bereikt over de grensoverschrijdende meeneembaarheid van aanvullende pensioenrechten;

34.  onderstreept het belang van het duale leerstelsel zoals dat in een aantal lidstaten in praktijk wordt gebracht; is van mening dat duaal leren in veel meer lidstaten kan worden ingevoerd, met inachtneming van de specifieke kenmerken van elk land;

35.  is verheugd over het voornemen van de Commissie om het Europees portaal voor beroepsmobiliteit (Eures) verder te ontwikkelen door de activiteiten daarvan te intensiveren en uit te breiden, en vooral door mobiliteit onder jongeren te stimuleren; dringt erop aan dat er met dat doel een ​​specifieke strategie wordt uitgewerkt, in samenwerking met de lidstaten; merkt echter tevens op dat mobiliteit op vrijwillige basis moet blijven plaatsvinden en niet ten koste mag gaan van de inspanningen om in eigen land arbeids- en opleidingsplaatsen te creëren, teneinde het braindrainprobleem, dat zich al heeft voorgedaan in de lidstaten die het hardst door de crisis zijn getroffen, niet nog verder te verergeren;

Eerlijker belastingstelsels

36.  stelt vast dat de inkomensongelijkheid tussen en binnen de lidstaten groeit, met name in het zuiden van de EU en in de periferie; merkt voorts op dat de crisis in veel landen de langetermijntrends naar meer loonpolarisatie en segmentering van de arbeidsmarkt heeft versterkt;

37.  merkt op dat het IMF er onlangs op heeft gewezen dat er ruimte is voor betere en progressievere belastingsystemen, die de ongelijkheid in de EU zouden kunnen helpen verminderen; onderstreept dat de belastingdruk van arbeid naar andere vormen van duurzame belasting moet worden verlegd om de groei en de werkgelegenheid te bevorderen, om daarbij voor extra inkomsten te zorgen en de consolidatie-inspanning rechtmatiger te verdelen;

38.  roept de lidstaten ertoe op maatregelen te nemen om nieuwe werkgelegenheid te creëren, bijvoorbeeld in de vorm van hervormingen van de belasting op arbeid die voorzien in werkgelegenheidsstimulerende maatregelen, ondersteuning van vrijwillig zelfstandig ondernemerschap en het bevorderen van bedrijfsactiviteiten in strategische sectoren;

39.  wijst op het belang van verlaging van de belastingen op arbeid, in het bijzonder in de vorm van doelgerichte tijdelijke verlagingen van de socialezekerheidsbijdragen of loonsubsidieregelingen voor nieuwe werknemers, met name voor jongeren, laagbetaalde en laaggeschoolde werknemers, langdurig werklozen en andere kwetsbare groepen, in combinatie met waarborgen voor de houdbaarheid van overheidspensioenstelsels op de lange termijn;

40.  onderstreept de noodzaak van reële stappen om zwart werk, schijnzelfstandigheid, belastingfraude en belastingontduiking te bestrijden, met name in de huidige context van begrotingsconsolidatie, teneinde werknemers en inkomsten te beschermen en het vertrouwen van het publiek in de billijkheid en doeltreffendheid van de belastingstelsels te behouden;

Sociale trends en de duurzaamheid van de socialezekerheidsstelsels

De noodzaak om armoede en sociale uitsluiting terug te dringen

41.  is bezorgd over de toename van de armoede onder alle leeftijdsgroepen; merkt op dat armoede en sociale uitsluiting de afgelopen jaren onder 18- tot 64-jarigen significant is gestegen in twee derde van de lidstaten, vooral als gevolg van de groeiende werkloosheid of de toename van het aantal huishoudens met een lage arbeidsintensiteit en van armoede onder werkenden; merkt op dat het risico op armoede en sociale uitsluiting in 2012 veel hoger was (48,8%) voor onderdanen van derde landen (in de leeftijdsgroep van 18 tot 64 jaar) dan voor EU-onderdanen; verzoekt de Commissie en de lidstaten zo snel mogelijk actie te ondernemen om de EU 2020-doelstelling op het gebied van armoede en sociale uitsluiting te realiseren; dringt er bij de Commissie en de lidstaten op aan onmiddellijk actie te ondernemen om armoede onder kinderen te bestrijden, gezien het feit dat in 2011 27% van de kinderen onder de 18 met armoede of sociale uitsluiting werd bedreigd; roept de Commissie ertoe op daartoe aanbevelingen te doen uitgaan, met name ten behoeve van de lidstaten met de hoogste percentages jongeren onder 18 jaar met een risico op armoede of sociale uitsluiting;

42.  constateert met voldoening dat in de jaarlijkse groeianalyse 2014 de noodzaak wordt erkend om de sociale gevolgen van de crisis aan te pakken en de financiële houdbaarheid van de sociale bescherming te waarborgen; roept de lidstaten ertoe op om in sterkere vangnetten te voorzien, te zorgen voor effectieve sociale systemen en te investeren in preventieve maatregelen;

43.  is ingenomen met het Fonds voor Europese hulp aan de meest behoeftigen, dat hulp zal bieden aan de mensen die in hun basisbehoeften het hardst door armoede worden getroffen; roept de lidstaten ertoe op de bewuste middelen correct te gebruiken en ze vooral te richten op de meest behoeftigen;

Duurzame pensioenen

44.  neemt kennis van het voorstel in de landenspecifieke aanbevelingen aan veel lidstaten inzake de hervorming van de pensioenstelsels; betreurt het feit dat de Commissie in haar aanbevelingen geen rekening heeft gehouden met de aanbevelingen die het Parlement heeft gedaan in het groenboek en het witboek over pensioenen; benadrukt dat pensioenhervormingen nationale politieke en sociale cohesie vereisen en alleen kunnen slagen wanneer daarover met de sociale partners wordt onderhandeld;

45.  benadrukt dat de noodzakelijke hervormingen van de pensioenstelsels die momenteel in de lidstaten plaatsvinden, zodanig moeten worden vormgegeven, opgezet en uitgevoerd dat hun houdbaarheid gewaarborgd wordt en dat tegelijkertijd de toereikendheid van de pensioenen niet in gevaar wordt gebracht, volledig in overeenstemming met de economische en sociale prioriteiten van de Europa 2020-strategie;

46.  benadrukt de noodzaak tot hervorming van de pensioenstelsels teneinde deze duurzaam te maken; is van mening dat om de feitelijke pensioenleeftijd met succes te kunnen verhogen, de hervormingen van de pensioenstelsels gepaard dienen te gaan met maatregelen ter beperking van de toegang tot vervroegde pensioenregelingen en andere regelingen voor vervroegd uittreden, om de arbeidskansen voor oudere werknemers te bevorderen, de toegang tot levenslang leren te waarborgen, fiscale stimuleringsmaatregelen te treffen voor degenen die langer blijven werken en actief gezond ouder worden te bevorderen; onderstreept dat de druk op de nationale begrotingen en pensioenstelsels als gevolg van de demografische ontwikkelingen versneld toeneemt, nu de eerste cohorten van de "babyboomgeneratie" met pensioen gaan; neemt nota van de ongelijke vorderingen en ambitieniveaus in de lidstaten bij het uitstippelen en doorvoeren van structurele hervormingen die tot doel hebben de werkgelegenheid te vergroten, regelingen voor vervroegde uittreding geleidelijk te beëindigen en op lidstaatniveau samen met de sociale partners de noodzaak te evalueren om zowel de wettelijke als de daadwerkelijke pensioenleeftijd duurzaam te laten aansluiten bij de stijging van de levensverwachting; benadrukt dat lidstaten die nu geen geleidelijke hervormingen doorvoeren, later wellicht in een scenario terechtkomen waarin zij schoksgewijs hervormingen moeten doorvoeren met ingrijpende maatschappelijke gevolgen;

47.  is bezorgd over het risico van ontoereikende pensioenen voor een generatie jonge Europeanen die momenteel werkloos zijn of een onzekere baan hebben en die met een steeds hogere pensioenleeftijd zullen worden geconfronteerd en met langere periodes voor het opbouwen van een pensioen;

Europese sociale stabilisatoren

48.  merkt op dat het beleid van sociale bescherming, met name in de vorm van werkloosheidsuitkeringen, minimuminkomenssteun en progressieve belastingen aanvankelijk heeft geholpen de ergste effecten van de recessie te beperken en de arbeidsmarkten en de consumptie heeft gestabiliseerd; benadrukt echter dat de capaciteit van deze cruciale economische en sociale stabilisatoren in een zorgwekkend tempo is teruggelopen in de lidstaten waar dergelijke stabilisatoren het hardst nodig zijn; merkt op dat de gezinsinkomens en de interne vraag daardoor minder goed zijn beschermd;

49.  is van mening dat door de introductie van een bonus-malussysteem een win-winsituatie wordt gecreëerd voor alle betrokken partijen;

50.  wijst erop dat het sociale beleid en de sociale normen in sommige gevallen zijn gebruikt als instrumenten om de noodzakelijke begrotingsconsolidatiemaatregelen te helpen effectueren; verzoekt de Commissie een evaluatie op te maken van de gevolgen die deze ontwikkelingen voor de nationale verzorgingsstaten en voor de burgers hebben teweeggebracht; verzoekt de lidstaten de toereikendheid en doeltreffendheid van de socialezekerheidsstelsels te verbeteren, en te zorgen dat deze blijven functioneren als een buffer tegen armoede en sociale uitsluiting;

51.  onderstreept dat de Commissie het belang moet onderkennen van mantelzorgers, zowel in termen van zorgverlening als voor de economie en de samenleving als geheel, en wijst er daarbij op dat met de belangen van mantelzorgers maar zelden rekening wordt gehouden bij beleidsmaatregelen die hen niettemin op een consequente manier over de hele lijn raken;

52.  is van mening dat EU-financiering zou kunnen bijdragen aan de capaciteitsopbouw voor zorgverleners bij het verlenen van steun (bv. in de vorm van emotionele ondersteuning, uitwisseling en informatie, e.d.) en belangenbehartiging, en tevens van pas zou kunnen komen bij het uitwisselen van informatie, bij het opzetten van onderzoek en het onderhouden van netwerken; is daarnaast van mening dat zou kunnen worden bekeken naar wetgevingsmaatregelen, onder inachtneming van de nationale bevoegdheden en van het solidariteitsbeginsel, en dat deze de vorm zouden kunnen aannemen van bijvoorbeeld een verlofrichtlijn voor zorgverleners;

53.  onderstreept de toenemende behoefte aan gekwalificeerde zorgverleners als gevolg van de demografische veranderingen, en de noodzaak te zorgen voor trainingen en opleidingen voor toekomstige zorgverleners, om te voorkomen dat het hele zorg- en socialezekerheidsstelsel instort; acht het ook van belang te voorzien in maximale ondersteuning van mantelzorgers (met name in het informele circuit), wier bijdrage moet worden erkend;

54.  benadrukt het belang van hospices en palliatieve zorg binnen de langdurige zorgverlening; wijst erop dat mantelzorgers en gebruikers van mobiele palliatieve teams, gezien hun multiprofessionele samenstelling, flexibiliteit en samenwerking met andere professionele sectoren, over het potentieel beschikken om essentiële discrepanties in stelsels voor langdurige zorgverlening te helpen overbruggen;

De noodzaak tot versterking van de democratische legitimiteit en de sociale dialoog

55.  benadrukt dat alle arbeidsmarkthervormingen moeten zijn gebaseerd op een versterkte coördinatie van de sociale dialoog;

56.  wijst erop dat de trojka heeft bevestigd dat hoogwaardige participatie van de sociale partners en een intensieve sociale dialoog, ook op nationaal niveau, essentieel zijn voor het welslagen van om het even welke hervorming, en dat vooral de hervormingen van de EMU en de rol van de sociale partners in het nieuwe economische bestuursproces – met name in het kader van het Europees semester – moeten worden versterkt; is verheugd over het voorstel van de Commissie om de sociale partners, voorafgaand aan de vaststelling van de jaarlijkse groeianalyse, nauwer te betrekken bij het Europees semester, onder meer in het kader van het Comité voor de sociale dialoog;

57.  verzoekt de Europese Raad en de lidstaten ervoor te zorgen dat de nationale en regionale parlementen, de sociale partners, de overheidsinstellingen en het maatschappelijk middenveld nauw betrokken worden bij de tenuitvoerlegging en bewaking van de beleidsrichtsnoeren in het kader van de Europa 2020-strategie en het bijbehorende economische bestuursproces, teneinde te waarborgen dat daarvoor het nodige draagvlak voorhanden is; roept de Europese Raad en de Commissie ertoe op om het toezicht op en de evaluatie van de werkgelegenheids-, sociale en onderwijsdoelstellingen van de Europa 2020-strategie beter in het Europees semester 2014 te integreren;

o
o   o

58.  verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad en de Commissie.

(1) Aangenomen teksten, P7_TA(2013)0447.
(2) Aangenomen teksten, P7_TA(2013)0515.
(3) PB C 308 E van 20.10.2011, blz. 116.
(4) PB C 332 E van 15.11.2013, blz. 81.
(5) PB C 131 E van 8.5.2013, blz. 87.
(6) PB C 153 E van 31.5.2013, blz. 57.
(7) Aangenomen teksten, P7_TA(2012)0419.
(8) Aangenomen teksten, P7_TA(2013)0266.
(9) Aangenomen teksten, P7_TA(2013)0036.
(10) Aangenomen teksten, P7_TA(2013)0365.


BIJLAGE BIJ DE RESOLUTIE:

SPECIFIEKE, DOOR DE EUROPESE RAAD IN ZIJN BELEIDSRICHTSNOEREN OP TE NEMEN AANBEVELINGEN

Aanbeveling 1: Sociale indicatoren

De beleidsrichtsnoeren die de Europese Raad jaarlijks op basis van de groeianalyse uitvaardigt, dienen naar de mening van het Europees Parlement te beantwoorden aan de volgende streefdoelen:

is verheugd over het feit dat dit jaar voor het eerst het ontwerp van gezamenlijk verslag over de werkgelegenheid, dat als bijlage is toegevoegd aan de jaarlijkse groeianalyse, is voorzien van een scorebord voor werkgelegenheid en sociaal beleid, dat zal helpen de monitoring van de werkgelegenheid en de maatschappelijke ontwikkelingen in het kader van het macro-economisch toezicht binnen het Europees semester te bevorderen; is van mening dat dit van invloed moet zijn op de beleidsrichtsnoeren van het Europees semester, teneinde de sociale dimensie van de Economische en Monetaire Unie te versterken, wat niet alleen wenselijk, maar ook noodzakelijk is om zowel de crisis aan te pakken als om ernstige sociaaleconomische divergenties in de eurozone te voorkomen, hetgeen de duurzaamheid van de EMU ten goede komt;

geeft uiting aan zijn diepe bezorgdheid over de beperkte rol die het Parlement bij het Europees semester is toebedeeld; betreurt het dat de Commissie en de Raad weinig voortgang hebben geboekt bij het verbeteren van de democratische controle op de richtsnoeren voor het economisch beleid; is van mening dat artikel 136 van het VWEU de Raad volgens de bestaande Verdragen in staat stelt om op aanbeveling van de Commissie en met medezeggenschap van alleen de lidstaten die de euro als munt hebben, in het kader van het Europees semester bindende economische beleidsrichtsnoeren vast te stellen voor de landen van de eurozone; onderstreept dat het bindende karakter van de economische beleidscoördinatie zou worden versterkt door gebruikmaking van een stimuleringsmechanisme; dringt aan op sluiting van een interinstitutioneel akkoord om het Parlement te betrekken bij de opstelling en goedkeuring van de jaarlijkse groeianalyse en de richtsnoeren inzake economisch beleid en werkgelegenheid;

betreurt evenwel dat deze indicatoren niet bindend zijn gemaakt, in tegenstelling tot het scorebord voor macro-economische onevenwichtigheden; verzoekt de Commissie en de lidstaten deze situatie te beoordelen in het licht van de groeiende sociale en werkgelegenheidsonevenwichten in de EU;

betreurt dat de door de Commissie voorgestelde werkgelegenheids- en sociale indicatoren niet volstaan om de werkgelegenheids- en sociale situaties in de lidstaten volledig te bestrijken; dringt erop aan dat er op het scorebord aanvullende indicatoren worden opgenomen inzake kinderarmoede, toegang tot gezondheidszorg, dakloosheid, alsmede een index voor fatsoenlijk werk, zodat een correcte beoordeling van de sociale situatie in de EU kan worden gemaakt; is van mening dat deze indicatoren, na raadpleging van het Parlement, geregeld moeten worden herzien; het ontbreekt aan afspraken die waarborgen dat de Europese Raad het standpunt van het Europees Parlement eerbiedigt alvorens jaarlijks de prioriteiten over te nemen die door de Commissie in de jaarlijkse groeianalyse worden voorgesteld;

Aanbeveling 2: De Eurogroep op het niveau van de ministers van werkgelegenheid en sociale zaken

De beleidsrichtsnoeren die de Europese Raad jaarlijks op basis van de groeianalyse uitvaardigt, dienen naar de mening van het Europees Parlement te beantwoorden aan de volgende streefdoelen:

wijst voor zover nodig met nadruk op het belang van de aan de eurotoppen voorafgaande bijeenkomsten van de ministers van werkgelegenheid en sociale zaken van de Eurogroep. Gezamenlijke bijeenkomsten om een consistent standpunt te bepalen tussen de EPSCO- en de ECOFIN-Raad zijn eveneens van cruciaal belang om ervoor te zorgen dat de sociale en werkgelegenheidsproblemen bij de besprekingen en de besluitvorming van de eurozone-instanties uitvoeriger aan de orde komen en met het oog op het leveren van een bijdrage aan de bijeenkomsten van de staatshoofden en regeringsleiders van de landen van de eurozone;

Aanbeveling 3: Een pact om investeringen en productiviteit in de EU te verhogen

De beleidsrichtsnoeren die de Europese Raad jaarlijks op basis van de groeianalyse uitvaardigt, dienen naar de mening van het Europees Parlement te beantwoorden aan de volgende streefdoelen:

wijst erop dat structuurhervormingen op de middellange tot lange termijn weliswaar vruchten afwerpen, maar dat de noodzaak om de interne vraag in de EU te stimuleren de Commissie en de Raad ertoe noopt investeringen te stimuleren om groei en hoogwaardige werkgelegenheid op de korte termijn te ondersteunen en het potentieel op de middellange termijn te verbeteren; merkt op dat de voornaamste doelstellingen reeds zijn gedefinieerd in de Europa 2020-strategie en in het in juni 2012 overeengekomen Pact voor groei en werkgelegenheid, maar dat de financiering daarvan nog moet worden opgevoerd; moedigt de lidstaten er daarom toe aan een investeringspakket samen te stellen om op korte termijn te komen tot een beduidende verbetering van de conjunctuur en een gezondere situatie op de arbeidsmarkten van de lidstaten, zoals verwoord in de resolutie van het Europees Parlement van 11 september 2013 over "de bestrijding van jeugdwerkloosheid: mogelijke uitwegen" (2013/2045(INI));

is ingenomen met het feit dat de Commissie de lidstaten er in de jaarlijkse groeianalyse voor 2014 toe oproept de langetermijninvesteringen in onderwijs-, onderzoek- en innovatie-, energie- en klimaatbeleid te handhaven of te bevorderen; acht dit echter onvoldoende om lidstaten met toch al beperkte budgetten in staat te stellen dat doel te bereiken;

roept de Commissie ertoe op met een plan te komen dat die lidstaten helpt de nodige productieve investeringen te doen, bijvoorbeeld in onderwijs en O&O, gezien het potentieel van deze sectoren om groei en werkgelegenheid te genereren;

Aanbeveling 4: Hoogwaardige banen en fatsoenlijke salarissen ter verhoging van de productiviteit

De beleidsrichtsnoeren die de Europese Raad jaarlijks op basis van de groeianalyse uitvaardigt, dienen naar de mening van het Europees Parlement te beantwoorden aan de volgende streefdoelen:

Kosten per eenheid product, productiekosten en winstmarges

dringt aan op meer aanpassingsbestendige en dynamische arbeidsmarkten, die opgewassen zijn tegen verstoringen in de economische situatie zonder dat er gedwongen ontslagen hoeven te vallen en zonder excessieve loonaanpassingen; wijst er nogmaals op dat de koopkracht van veel werknemers in de EU sterk is uitgehold, dat de gezinsinkomens zijn gedaald en de interne vraag is ingezakt, waardoor werkloosheid en sociale uitsluiting nog verder zijn aangewakkerd, met name in die lidstaten die het zwaarst door de crisis zijn getroffen; wijst erop dat het terugdringen van de arbeidskosten, dat zich direct vertaalt in lagere lonen en salarissen, niet de enige strategie kan zijn voor het herstel van het concurrentievermogen; merkt op dat in de mededeling over de jaarlijkse groeianalyse 2014 wordt onderstreept dat kernlanden met de nodige manoeuvreerruimte hun lonen kunnen laten stijgen als een manier om de uitgaven te kunnen verhogen, en pleit voor ambitieuze aanbevelingen ter bevordering van een evenwichtigere groei en schepping van nieuwe banen in de eurozone;

Salarissen en fatsoenlijk loon

de Commissie moet maatregelen voorstellen om de ongelijkheid aan te pakken en fatsoenlijke salarissen te waarborgen; roept de lidstaten ertoe op de armoede onder werkenden bestrijden door middel van een arbeidsmarktbeleid dat erop gericht is een leefbaar loon voor werkenden te garanderen, hetgeen niet alleen belangrijk is voor de sociale cohesie en een rechtvaardige samenleving, maar ook voor het behoud van een sterke economie;

Kwaliteitsbanen

pleit ervoor dat in de landenspecifieke aanbevelingen van de Commissie voor 2014 meer aandacht wordt besteed aan de kwaliteit van de banen die essentieel is in een kennisintensieve economie teneinde een hoge arbeidsproductiviteit en snelle innovatie te bevorderen door middel van goed opgeleide, flexibele en toegewijde werknemers die kunnen werken onder fatsoenlijke gezondheids- en veiligheidscondities, en met een gevoel van zekerheid en redelijke werktijden; de beleidsrichtsnoeren moeten zich vooral richten op de toegang van werknemers tot een minimaal pakket arbeidsrechten, zoals neergelegd in de Verdragen en zonder afbreuk te doen aan de wetgeving van de lidstaten;

onzekere dienstverbanden en schijnzelfstandigheid moeten worden bestreden en verdere verspreiding ervan moet worden voorkomen en er moet voor worden gezorgd dat mensen met tijdelijke of deeltijdcontracten of zelfstandige ondernemers afdoende sociale bescherming genieten en toegang hebben tot opleidingen;

er moet worden gezorgd voor een doeltreffende handhaving van de richtlijn tot instelling van een algemeen kader voor gelijke behandeling in arbeid en beroep;

Aanbeveling 5: Hervormingen ter bevordering van hoogwaardige arbeidsparticipatie

De beleidsrichtsnoeren die de Europese Raad jaarlijks op basis van de groeianalyse uitvaardigt, dienen naar de mening van het Europees Parlement te beantwoorden aan de volgende streefdoelen:

Nationale plannen voor algemene en jongerenwerkgelegenheid

de Commissie moet de presentatie van de nationale plannen voor algemene en jongerenwerkgelegenheid in de landenspecifieke aanbevelingen voor 2014 verplicht stellen;

de Commissie moet arbeidskwaliteit, opleiding, toegang tot levenslang leren, de basisrechten van werknemers, alsmede ondersteuning van de mobiliteit op de arbeidsmarkt en zelfstandig ondernemerschap door vergroting van de veiligheid van werknemers opnemen in de op de jaarlijkse groeianalyse voor 2014 gebaseerde landenspecifieke aanbevelingen;.

Arbeidsmarkthervormingen en actief arbeidsmarktbeleid

arbeidsmarkthervormingen moeten zich richten op verhoging van de arbeidsproductiviteit en -efficiëntie om zo het economisch concurrentievermogen van de EU te verbeteren en te zorgen voor duurzame groei en nieuwe werkgelegenheid, terwijl tegelijkertijd het Europees sociaal acquis en de beginselen daarvan strikt moeten worden nageleefd, zowel naar de letter als naar de geest; arbeidsmarkthervormingen moeten op een dusdanige wijze worden uitgevoerd dat de kwaliteit van de werkgelegenheid erdoor wordt bevorderd;

structurele arbeidsmarkthervormingen moeten leiden tot interne flexibiliteit waarmee in tijden van economische schokken de werkgelegenheid behouden kan blijven en de kwaliteit van de werkgelegenheid wordt gewaarborgd, veiligheid wordt geboden bij de overgang van de ene naar de andere baan, werkloosheidsuitkeringen gebaseerd zijn op strikte activeringseisen met voldoende prikkels om te gaan werken enerzijds en een fatsoenlijk inkomen anderzijds, wordt gezorgd voor contractuele regelingen ter bestrijding van de segmentering van de arbeidsmarkt, wordt geanticipeerd op economische herstructureringen en wordt gezorgd voor toegang tot levenslang leren;

Vaardigheden beter laten aansluiten op de vraag van de arbeidsmarkt

de vaardigheidsbehoeften in specifieke sectoren en/of regio's moeten beter worden opgevolgd en mogelijke mismatches moeten zo snel mogelijk uit de wereld worden geholpen;

de Commissie en de lidstaten moeten nauw samenwerken bij de uitwerking van het EU-vaardigheidspanorama teneinde een allesomvattend overzicht te geven van de vraag naar de verschillende vaardigheden in de EU;

de samenwerking en synergieën tussen de onderwijs- en opleidingssector enerzijds en het bedrijfsleven anderzijds moeten worden verbeterd om vroeger te kunnen inspringen op de behoefte aan bepaalde vaardigheden en aldus het onderwijs- en opleidingsstelsel aan te passen aan de behoeften van de arbeidsmarkt teneinde de arbeidsbevolking met de benodigde vaardigheden toe te rusten en de overgang van onderwijs en opleiding naar werk te vereenvoudigen; in deze context moeten duale leerstelsels een essentiële rol spelen;

de toegang tot levenslang leren voor alle leeftijdscategorieën moet worden bevorderd, niet alleen middels formeel leren, maar tevens middels de ontwikkeling van niet-formeel en informeel leren;

er moet tegen 2015 een valideringsstelsel voor niet-formeel en informeel leren worden opgezet dat gelinkt wordt aan het Europees kwalificatiekader;

Jeugdwerkloosheid

er moet een Europees pact voor jeugdwerkgelegenheid worden gesloten om de lang geleden overeengekomen maatregelen ten uitvoer te leggen, en er moeten nieuwe hulpmiddelen en maatregelen worden toegezegd om jeugdwerkloosheid aan te pakken en het aantal jongeren zonder scholing, werk of stage (zgn. NEET's) terug te dringen, waarbij rekening moet worden gehouden met het kwalitatieve aspect van fatsoenlijk werk dat volledig voldoet aan de fundamentele arbeidsvoorwaarden;

de lidstaten moeten dringend jeugdgarantieregelingen ten uitvoer leggen en op doeltreffende wijze gebruik maken van de beschikbare middelen door activiteiten te richten op degenen die zich in de moeilijkste situatie bevinden;

de Commissie moet de Jeugdgarantie verheffen tot een prioriteit en het beschikbare budget bij de toegezegde tussentijdse herziening van het MFK verhogen;

de Commissie moet een voorstel indienen voor een kwaliteitskader voor stages, dat onder meer de criteria voor leerdoelen en fatsoenlijk werk omvat; de Commissie, de lidstaten en de Europese sociale partners moeten de Europese Alliantie voor leerlingplaatsen op een ambitieuze manier gestalte geven;

Oudere en langdurig werklozen

de lidstaten moeten meer arbeidsmogelijkheden creëren voor oudere werknemers, de toegang tot levenslang leren waarborgen, belastingvoordelen introduceren om ouderen ertoe aan te zetten langer aan het werk te blijven, en actief gezond ouder worden ondersteunen;

langdurig werklozen moeten worden ondersteund door het scheppen van banen en een beleid dat zich richt op geïntegreerde actieve integratie, o.a. in de vorm van positieve stimulansen om ze weer aan de slag te krijgen, zoals persoonlijke begeleiding en programma's om de overgang van sociale bijstand naar werk te vergemakkelijken, passende uitkeringsstelsels en toegang tot hoogwaardige diensten die hen helpen weer aansluiting te vinden op de arbeidsmarkt en die toegang bieden tot kwaliteitsbanen;

Vrouwen

de Commissie moet meer de nadruk leggen op aanzienlijk grotere participatie van vrouwen op de arbeidsmarkt, hetgeen essentieel is voor het bereiken van het Europa 2020-kerndoel voor de werkgelegenheid; er moeten voorzieningen worden getroffen zoals betaalbare zorg en kinderopvang, adequaat moederschaps-, vaderschaps- en ouderschapsverlof en flexibiliteit qua werktijden en werkplek;

de lidstaten moeten gendergelijkheid respecteren en stimuleren in het kader van hun nationale beleidsmaatregelen en nationale hervormingsprogramma's;

Andere prioritaire groepen

de lidstaten moeten in hun nationale hervormingsprogramma's de essentiële voorzieningen op het gebied van werkgelegenheid en sociale integratie opnemen waarin de Europese strategie voor mensen met een handicap voorziet; de Europese Commissie moet deze maatregelen deel laten uitmaken van haar landenspecifieke aanbevelingen voor 2014;

het waarborgen van gelijke kansen voor minderheden moet worden opgenomen in de prioriteiten van de jaarlijkse groeianalyse 2014, en hun participatie in de arbeidsmarkt moet als cruciaal worden gezien voor het verwezenlijken van het Europa 2020-kerndoel voor de werkgelegenheid; de Commissie en de lidstaten moeten een oplossing zien te vinden voor de geringe arbeidsparticipatie van personen die tot minderheden behoren (bv. de Roma);

Aanbeveling 6: Bevordering van vrijwillige arbeidsmobiliteit

De beleidsrichtsnoeren die de Europese Raad jaarlijks op basis van de groeianalyse uitvaardigt, dienen naar de mening van het Europees Parlement te beantwoorden aan de volgende streefdoelen:

is van mening dat er, gezien het grote aantal werknemers – met name onder jongeren – die hun land van herkomst op zoek naar werkgelegenheid verlaten voor andere lidstaten, dringend behoefte is aan passende maatregelen; de EU-wetgeving wordt momenteel aangepast om de meeneembaarheid van pensioenrechten en de voortzetting van werkloosheidsuitkeringen gedurende ten minste drie maanden terwijl de ontvanger op zoek is naar werk in een andere lidstaat te waarborgen; er is tussen de Raad en het Parlement een akkoord bereikt over de grensoverschrijdende meeneembaarheid van aanvullende pensioenrechten;

Aanbeveling 7: Eerlijker belastingstelsels

De beleidsrichtsnoeren die de Europese Raad jaarlijks op basis van de groeianalyse uitvaardigt, dienen naar de mening van het Europees Parlement te beantwoorden aan de volgende streefdoelen:

merkt op dat het IMF er onlangs op heeft gewezen dat er ruimte is voor betere en progressievere belastingsystemen, die de ongelijkheid in de EU zouden kunnen helpen verminderen; onderstreept dat de belastingdruk van arbeid naar andere vormen van duurzame belasting moet worden verlegd om de groei en de werkgelegenheid te bevorderen, om daarbij voor extra inkomsten te zorgen en de consolidatie-inspanning rechtmatiger te verdelen;

Aanbeveling 8: Armoede en sociale uitsluiting moeten worden teruggedrongen

De beleidsrichtsnoeren die de Europese Raad jaarlijks op basis van de groeianalyse uitvaardigt, dienen naar de mening van het Europees Parlement te beantwoorden aan de volgende streefdoelen:

de lidstaten moeten de vangnetten versterken en toezien op de doeltreffendheid van de sociale systemen, en investeren in preventieve maatregelen;

de Commissie moet rekening houden met de effecten van de economische aanpassingsprogramma's wat betreft de voortgang op weg naar de verwezenlijking van de kerndoelen van Europa 2020 in de lidstaten die financiële moeilijkheden ondervinden, en wijzigingen overeenkomen die bedoeld zijn om de aanpassingsprogramma's in overeenstemming te brengen met de Europa 2020-doelstellingen;

Aanbeveling 9: Duurzame pensioenen

De beleidsrichtsnoeren die de Europese Raad jaarlijks op basis van de groeianalyse uitvaardigt, dienen naar de mening van het Europees Parlement te beantwoorden aan de volgende streefdoelen:

onderstreept de noodzaak tot doorvoering van de noodzakelijke hervormingen ter waarborging van de duurzaamheid van de pensioenstelsels en is van mening dat, om de feitelijke pensioenleeftijd met succes te kunnen verhogen, de hervormingen van de pensioenstelsels gepaard dienen te gaan met maatregelen ter beperking van de toegang tot vervroegde pensioenregelingen en andere regelingen voor vervroegd uittreden, teneinde de arbeidskansen voor oudere werknemers te bevorderen, de toegang tot levenslang leren te waarborgen, fiscale stimuleringsmaatregelen te treffen voor degenen die langer blijven werken en actief gezond ouder worden te bevorderen;

onderstreept dat de druk op de nationale begrotingen en pensioenstelsels als gevolg van de demografische ontwikkelingen versneld toeneemt, nu de eerste cohorten van de "babyboomgeneratie" met pensioen gaan; neemt nota van de ongelijke vorderingen en ambitieniveaus in de lidstaten bij het uitstippelen en doorvoeren van structurele hervormingen die tot doel hebben de werkgelegenheid te vergroten, regelingen voor vervroegde uittreding te beëindigen en op lidstaatniveau samen met de sociale partners de noodzaak te evalueren om zowel de wettelijke als de daadwerkelijke pensioenleeftijd duurzaam te laten aansluiten bij de stijging van de levensverwachting; benadrukt dat lidstaten die nu geen geleidelijke hervormingen doorvoeren, later wellicht in een scenario terechtkomen waarin zij schoksgewijs hervormingen moeten doorvoeren met ingrijpende maatschappelijke gevolgen;

Aanbeveling 10: Europese sociale stabilisatoren

De beleidsrichtsnoeren die de Europese Raad jaarlijks op basis van de groeianalyse uitvaardigt, dienen naar de mening van het Europees Parlement te beantwoorden aan de volgende streefdoelen:

merkt op dat het beleid van sociale bescherming, met name in de vorm van werkloosheidsuitkeringen, minimuminkomenssteun en progressieve belastingen aanvankelijk heeft geholpen om de ergste effecten van de recessie te beperken en de arbeidsmarkten en de consumptie heeft gestabiliseerd; benadrukt echter dat de capaciteit van deze cruciale economische en sociale stabilisatoren in een zorgwekkend tempo is teruggelopen in de lidstaten waar dergelijke stabilisatoren het hardst nodig zijn; merkt op dat de gezinsinkomens en de interne vraag daardoor minder goed zijn beschermd;

wijst erop dat het sociale beleid en de sociale normen in sommige gevallen zijn gebruikt als instrumenten om de noodzakelijke begrotingsconsolidatiemaatregelen te helpen effectueren; verzoekt de Commissie een evaluatie op te maken van de gevolgen die deze ontwikkelingen voor de nationale verzorgingsstaten en voor de burgers hebben teweeggebracht; verzoekt de lidstaten de toereikendheid en doeltreffendheid van de socialezekerheidsstelsels te verbeteren, en te zorgen dat deze blijven functioneren als een buffer tegen armoede en sociale uitsluiting;

Aanbeveling 11: De democratische legitimiteit en de sociale dialoog moeten worden versterkt

De beleidsrichtsnoeren die de Europese Raad jaarlijks op basis van de groeianalyse uitvaardigt, dienen naar de mening van het Europees Parlement te beantwoorden aan de volgende streefdoelen:

alle arbeidsmarkthervormingen moeten zijn gebaseerd op een versterkte coördinatie van de sociale dialoog;

hoogwaardige participatie van sociale partners en een intensieve sociale dialoog moeten worden ondersteund, ook op nationaal niveau, hetgeen essentieel is voor het welslagen van alle hervormingen en vooral de hervormingen van de EMU, onder inachtneming van de rol van de sociale partners in het nieuwe economisch bestuur, met name in het kader van het Europees semester;

het voorstel van de Commissie voor een grotere betrokkenheid van de sociale partners bij het Europees semesterproces moet ten uitvoer worden gelegd, onder meer in het kader van het Comité voor de sociale dialoog, voorafgaand aan de goedkeuring van de jaarlijkse groeianalyse;

de Europese Raad en de lidstaten moeten ervoor zorgen dat de nationale en regionale parlementen, de sociale partners, de overheidsinstellingen en het maatschappelijk middenveld nauw worden betrokken bij de tenuitvoerlegging van en het toezicht op de beleidsrichtsnoeren in het kader van de Europa 2020-strategie en het economisch bestuursproces, teneinde te waarborgen dat daarvoor het nodige draagvlak voorhanden is;

De Europese Raad en de Commissie moeten het toezicht op en de evaluatie van werkgelegenheids-, sociale en onderwijsdoelstellingen van de Europa 2020-strategie beter in het Europees semester 2014 integreren.

Juridische mededeling - Privacybeleid