Eerste Kamer stemt in met aankoop huwelijksportretten Maerten Soolmans en Oopjen Coppit



De Eerste Kamer heeft dinsdag 6 oktober 2015 gedebatteerd met Minister Bussemaker van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap over de aankoop van de huwelijksportretten van Maerten Soolmans en Oopjen Coppit, geschilderd door Rembrandt van Rijn. Hiertoe waren twee begrotingsvoorstellen ingediend:

Aan het eind van het debat werden de wetsvoorstellen aanvaard. De fracties van 50PLUS en PVV stemden tegen.    

Bijzondere opdracht

Senator Atsma (CDA) hield in het debat zijn maidenspeech. De senator haalde aan dat Rembrandt in 1634 de opdracht kreeg de twee portretten te schilderen. Dit was een bijzondere opdracht, omdat er in die tijd niet veel niet-adellijke mensen waren die levensgrote portretten lieten schilderen. Ook toentertijd waren de kosten voor de portretten aanzienlijk. De senator betoogde echter dat het niet aan de Eerste Kamer is om een oordeel te geven over de kosten. Het draait om de vraag of deze portretten als nationaal erfgoed mogen worden beschouwd. De CDA-fractie is van mening dat dit het geval is. Atsma vroeg of er voldoende middelen aanwezig zijn om de schilderijen te onderhouden, verzekeren en transporteren. Hij vroeg ook hoe het kabinet zal handelen als er in de toekomst wederom Rembrandts op de markt komen. Tot slot vroeg de senator of de schilderijen naast het Rijksmuseum ook in andere (regionale) musea zullen worden getoond.

Buitengewoon opmerkelijk

Senator Kops (PVV) stelde dat de snelheid waarmee deze wetsvoorstellen worden behandeld buitengewoon opmerkelijk is. Knops bekritiseerde dat de voorstellen prioriteit hadden boven andere wetsvoorstellen, zoals de Wet tegengaan huwelijksdwang. De senator noemde het ook opmerkelijk dat vorige week duidelijk werd dat Nederland en Frankrijk de schilderijen samen zouden aankopen, terwijl volgens het oorspronkelijke plan beide schilderijen naar Nederland zouden gaan. De deal over de schilderijen was al rond voordat de Eerste Kamer zich had uitgesproken. Kops: "Daarmee is dit debat verworden tot een non-debat." Verder vroeg de senator of het Rijksmuseum zijn oorspronkelijke financiële toezegging niet alsnog gestand moet doen. Kops bekritiseerde dat er in deze portretten een grote investering wordt gedaan, terwijl er ook keer op keer wordt bezuinigd op de ouderenzorg.

Senator Kops diende tijdens het debat een motie in, die de regering verzoekt af te zien van de Rembrandt-aankoop en de daarvoor uitgetrokken 80 miljoen euro aan de ouderenzorg te besteden. Deze motie werd verworpen. De fracties van de PVV en 50PLUS stemden voor.

Gebrek aan informatie

Senator Nagel (50PLUS) vroeg of de fractievoorzitters uit de Tweede Kamer op de hoogte waren dat minister Bussemaker bezig was met de gezamenlijke aankoop. Ook tijdens het debat in de Tweede Kamer was er volgens de senator onvoldoende informatie voorhanden. Nagel vroeg of de twee schilderijen waren getaxeerd of dat de prijs het gevolg is van vraag en aanbod. Ook vroeg de senator aan de minister waarom zij de wetsvoorstellen zonder enige voorbereiding "door de Eerste Kamer wilde drukken." Tot slot vroeg Nagel of de minister het Rijksmuseum en de Rembrandtvereniging houdt aan de gedane financiële toezeggingen.

Sterk symbolische waarde

Senator Schalk (SGP) betoogde dat schilderijen van Rembrandt een tijdloze, universele schoonheid bezitten, vaak met een sterk symbolische waarde. Volgens Schalk draait het debat om de vraag of de kosten opwegen tegen de intrinsieke waarde. Deze kosten gaan volgens Schalk het normale bevattingsvermogen te boven, maar in het ergste geval kan de aanschaf opnieuw te gelde worden gemaakt. De senator vroeg onder andere of de minister absolute duidelijkheid kan geven over de maximale kosten en of de Kamer terug-gerapporteerd krijgt hoe de uiteindelijke bekostiging is verlopen. Ook vroeg hij of de minister kan bevestigen dat de gelden alleen voor dit specifieke doel beschikbaar gesteld worden.

Consequenties van de aankoop

Senator Nooren (PvdA) betoogde dat de meeste Nederlanders vinden dat schilderijen van Rembrandt tot het nationaal erfgoed behoren. Nooren stelde dat het voor de PvdA-fractie dan ook belangrijk is dat de werken openbaar worden tentoongesteld. Zij vroeg de minister wat de aanschaf van de schilderijen betekent voor de op Prinsjesdag gepresenteerde begroting voor 2016. Nooren maakte bezwaar tegen de zogeheten 'kasschuif' waarbij bepaalde ICT-uitgaven worden uitgesteld. Ook vroeg zij of er vooruitgelopen wordt op dividend uit staatsdeelnemingen dat pas in 2016 beschikbaar komt. Verder vroeg de senator of er nog private financierders te vinden zijn en wat de gevolgen van deze grote aanschaf zijn voor het nationaal museaal aankoopfonds. Tot slot betoogde Nooren dat de portretten naast het Rijksmuseum en het Louvre ook in andere musea zouden moeten worden getoond.

Waardevol bezit

Senator De Grave (VVD) stelde dat het de hoofdtaak is van de Eerste Kamer om alleen de kwaliteit van wetten te beoordelen. Op de kwaliteit van de begrotingswetten is volgens De Grave weinig aan te merken. Wel merkte de senator op dat de gang van zaken rondom de afhandeling van de wetsvoorstellen ongelukkig en overhaast was. Het bedrag van 80 miljoen euro is weliswaar aanzienlijk, maar staat - ter relativering - gelijk aan het financieren van een halve dag zorg in Nederland. Bovendien krijgt Nederland hier een zeer waardevol bezit voor terug.

Haast en gebrekkige informatie

Senator Gerkens (SP) haalde aan dat de Tweede Kamer vorige week akkoord is gegaan met 80 miljoen euro in de veronderstelling dat er twee schilderijen werden aangeschaft. Het is de vraag of de minister dit bedrag ook voor één schilderij had gevraagd. Gerkens betoogde dat haar fractie zich ongemakkelijk voelt bij de enorme haast en gebrekkige informatie waarmee de voorstellen worden behandeld. Gerkens: "De schilderijen zouden voor het eind van het jaar verkocht moeten zijn, Frankrijk had het geld, u had de politiek aan uw zijde, dus waarom deze haast?" De senator vroeg of de minister en het Rijksmuseum elkaar op de hoogte hebben gesteld van hun onderhandelingen en of Frankrijk gedreigd heeft met het intrekken van de exportvergunning. Ook vroeg de senator hoe het kabinet in de toekomst om zal gaan met cultureel erfgoed, zoals het grafveld in Dalfsen.

Bijdrage aan nationaal welzijn

Senator De Graaf (D66) betoogde dat de Eerste Kamer in het algemeen niet oordeelt over kunst, maar wel over cultuurbeleid en begrotingswetgeving. Volgens De Graaf draagt een overheid die het nationale en historische kunstbezit onderhoudt en koestert rechtstreeks bij aan het welzijn van de bevolking. De Graaf vroeg wat de juridische status was van de 'principe-afspraak' tussen de eigenaren en het Rijksmuseum. De senator vroeg ook naar de betekenis van het feit dat nu beide staten (en niet de musea) contracten sluiten over de (gemeenschappelijke) eigendom. Tot slot betoogde De Graaf dat de President van de Franse Republiek en onze minister-president de afspraken al plechtig hebben bevestigd en dat de behandeling door de Eerste Kamer eigenlijk een beetje als mosterd na de maaltijd komt.                    

Aanleiding tot vragen

Senator Bikker (ChristenUnie) betoogde dat het om bijzondere werken gaat van een van de grootste schilders die Nederland ooit gekend heeft. De prijs, eigendomsconstructie en procedure geven haar fractie echter aanleiding om hier toch vragen over te stellen. Bikker vroeg of er gekozen wordt voor gedeeld eigendom, welk recht van toepassing is op de overeenkomst en of er voorbeelden zijn van soortgelijke constructies. De senator vroeg ook hoe er wordt geborgd dat de ene staat niet over zijn deel kan beschikken zonder toestemming van de ander. Tot slot vroeg de senator of er nog mogelijkheden zijn voor externe financiering en of de druk die dit proces heeft gekregen wel terecht is.

Uniek proces

Minister Bussemaker van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap merkte op dat de beide schilderijen uniek zijn en dat er daarom een uniek proces is geweest om ze te verkrijgen. Het verzoek van de fractievoorzitters uit de Tweede Kamer om de aankoop mogelijk te maken was volgens de minister uitzonderlijk. Hoofddoel is steeds geweest om te zorgen dat de schilderijen weer in het publieke (Europese) domein kwamen. De minister benadrukte dat er sprake was van een complexe situatie. Bussemaker stelde dat het Louvre in een andere verhouding staat tot de Franse overheid dan het Rijksmuseum tot de Nederlandse overheid.

De minister erkende dat de procedure geen schoonheidsprijs verdient, maar stelde dat er geen andere aanpak mogelijk was. Bussemaker betoogde dat de koop van de schilderijen pas gerealiseerd kan worden als beide Kamers daarmee instemmen. Er moest echter snel gehandeld worden om te voorkomen dat de schilderijen buiten Nederlandse handen vielen. Onder andere door het verzoek van de fractievoorzitters in de Tweede Kamer en de berichtgeving in de nationale kranten ontstond er volgens de minister een dynamiek in het proces, waardoor er voortvarend moest worden gehandeld. Bussemaker: "Het ging niet alleen om de schilderijen maar ook om de betekenis van Rembrandt voor onze nationale identiteit." De belangrijkste les in het aanschaffen van een schilderij door de overheid is volgens Bussemaker om dit niet te vaak te doen.

De gezamenlijke verwerving van Frankrijk en Nederland is volgens de minister wel voorbereid maar nog niet juridisch uitgewerkt. Het gaat in elk geval om gedeeld eigendom, zodat de schilderijen nooit gescheiden kunnen worden. Verkoop van een schilderij is niet mogelijk zonder toestemming van de andere staat.

De minister benadrukte dat het Rijk altijd nauw betrokken blijft bij de schilderijen, maar dat het tentoonstellen en onderhouden door de twee musea wordt gedaan. Er is een mogelijkheid dat de schilderijen elk jaar of elke drie jaar wisselen tussen Amsterdam en Parijs. De minister wil professionals leidend laten zijn in het bepalen wat verantwoord is. Minister Bussemaker zegde toe dat zij de Kamer zal informeren over het uitwerken van de juridische afspraken en de mogelijkheid van een 'tour' langs alle provincies. Verder stelde Bussemaker dat de schilderijen voorafgaand aan de deal getaxeerd zijn.

Er is volgens de minister geen mogelijkheid meer om private financierders aan te trekken. Wel is de minister in gesprek met het Rijksmuseum over een eventuele symbolische bijdrage voor het museaal aankoopfonds. Het streven is om dit fonds op korte termijn weer aan te vullen.  Alle werken in de collectie van het Rijksmuseum zijn volgens de minister bezit van het Rijk, ook als zij aangekocht zijn met private fondsen. 


Deel dit item: