De Eerste Kamer debatteerde dinsdag 3 juli over het voorstel van minister Ollongren van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties om de Wet raadgevend referendum in te trekken (34.854).
Het raadgevend referendum is geïntroduceerd als opmaat naar een correctief bindend referendum. Naar de mening van het kabinet is de politieke steun voor het correctief bindend referendum sindsdien afgebrokkeld en daarmee als beoogd einddoel voorlopig uit zicht. Het nationaal raadgevend referendum heeft als tussenstap niet gebracht wat ervan werd verwacht, onder meer door een controverse over de wijze van aanvragen en verschillende interpretaties van de uitslag. Het kabinet wil daarom een pas op de plaats maken en stelt voor de Wet raadgevend referendum in te trekken. Op deze intrekkingswet is de Wet raadgevend referendum zelf niet van toepassing.
Vanuit diverse fracties klonk kritiek op het kabinetsvoornemen. Zo wezen de fracties van de PVV, SP, 50PLUS en Partij voor de Dieren er bijvoorbeeld op dat niet het referendum zelf tot teleurstelling leidt, maar de manier waarop de regering met de uitslag van referenda omgaat. De fracties van de PvdA en GroenLinks (samen met D66 initiatiefnemers van de Wet raadgevend referendum) en de OSF-fractie vroegen de minister waarom er niet gekozen is voor aanpassing van het raadgevend referendum. De fracties van ChristenUnie en SGP spraken hun zorgen uit over de vormgeving van het wetsvoorstel. Daarnaast toonden de fracties van VVD, CDA en D66 begrip voor het kabinetsvoornemen omdat zij vonden dat het nationaal raadgevend referendum het verkeerde instrument is om de afstand tussen burger en politiek te verkleinen. Over het onttrekken van het wetsvoorstel aan het raadgevend referendum waren veel fracties niet te spreken.
Tijdens het debat werden in de eerste termijn verschillende moties ingebracht. Senator Van Hattem (PVV) diende twee moties in. In de eerste motie wordt de regering opgeroepen - indien voorliggende intrekkingswet wordt aangenomen - de bekrachtiging en publicatie in het Staatsblad uit te stellen totdat de rechter heeft beslist in de zaak die de organisatie Meer Democratie heeft aangespannen tegen de Staat. De tweede motie van Van Hattem verzoekt om uitstel van de stemming over het wetsvoorstel totdat de rechter in dezelfde zaak uitspraak heeft gedaan. De uitspraak wordt verwacht op 1 augustus a.s. Ook senator Nagel (50PLUS) diende in de eerste termijn een motie in naar aanleiding van de rechtszaak. In de motie-Nagel wordt de regering verzocht het voorstel - indien aangenomen - niet te bekrachtigen voordat de genoemde uitspraak bekend en bekeken is. Minister Ollongren ontraadde beide moties.
In tweede termijn wijzigde Nagel zijn motie. Ook deze motie werd ontraden door de minister. Senator Sini (PvdA) diende een motie in waarin de regering wordt verzocht de doeltreffendheid en de effecten van de Wet raadgevend referendum te onderzoeken en de Kamer daarover binnen zes maanden te informeren. Na een toezegging van de minister dat zij dit zal vragen aan de staatscommissie die het parlementair stelsel onderzoekt, besloot Sini de motie aan te houden. SP-senator Kohler diende een motie waarin de regering wordt verzocht met een voorstel te komen om de wet Intrekking van de Wet referendum zodanig aan te passen dat deze wet wel referendabel is. Minister Ollongren ontraadde deze motie. GroenLinks-senator Lintmeijer diende eveneens een motie in in tweede termijn waarin de regering wordt verzocht met een initiatief te komen voor een visie op nieuwe vormen van directe democratie. Minister Ollongren liet het oordeel over deze motie aan de Kamer.
Dinsdag 10 juli stemt de Kamer over het wetsvoorstel en de vijf moties. Dit zal in zes hoofdelijke stemmingen gebeuren.
Impressie van de eerste termijn van de Kamer
Voor senator Van Hattem (PVV) is en blijft het referendum een noodzakelijke aanvulling op de representatieve democratie. Niet het referendum als instrument leidt tot teleurstelling maar de manier waarop regering met de uitslag van een referendum omgaat. Deze regering durft geen verantwoordelijkheid te nemen voor haar keuzes, zo betoogde Van Hattem. Hij vroeg de minister welk gelijkwaardig alternatief zij kan noemen. De PVV-senator wees op de rechtszaak die Meer Democratie heeft aangespannen. Hij vroeg de minister of zij niet het zekere voor onzekere wilde nemen om de wet helemaal niet aan te nemen of in ieder geval om de inwerkingtreding uit te stellen tot na uitspraak van de rechter. Van Hattem diende zijn twee moties met deze strekking in. Hij gaf aan dat de PVV principieel kiest voor behoud van het referendum en daarom tegen de intrekkingswet zal stemmen.
Senator Nagel (50PLUS) stelde dat de brede basis van onze democratie in de maatschappelijke democratie ligt. Hij vroeg de minister of zij hiermee kan instemmen en dit dan in de praktijk wordt vertaald. Handhaaft zij haar gegeven opvatting in de Memorie van Antwoord van 9 mei 2018 dat Nederland een volwaardige parlementaire democratie is of meent zij dat er toch wel degelijk verbeteringen noodzakelijk zijn, wilde Nagel weten. Ook vroeg hij of de minister de opvatting van de Staatscommissie in het rapport Tussenstand serieus neemt dat de kwaliteit van de inhoudelijke representatie in het Nederlandse politieke systeem te kort schiet De 50PLUS-senator deed een beroep op de leden van D66 om trouw te zijn aan hun oprichtingsbeginselen en hun laatste verkiezingsprogramma. Senator Nagel diende tot besluit van zijn betoog de motie in waarin hij om uitstelling van de bekrachtiging vraagt tot na de uitspraak in de eerder genoemde rechtszaak.
Senator Huijbregts (VVD)betoogde dat de afstand tussen burger en politiek een punt van zorg is. De VVD is echter van mening dat het gekozen middel om die afstand te verkleinen het verkeerde middel is. Huijbregt refereerde aan de motie-Duthler van 8 april 2014 die opriep tot het instellen van een staatscommissie die het parlementair stelsel onderzoekt. Inmiddels is die er, aldus de VVD-senator. Na de behandeling in de Tweede Kamer van het initiatiefvoorstel om tot een bindend correctief referendum te komen, waarbij het voorstel onvoldoende steun kreeg, is voor de VVD duidelijk geworden dat er tevens onvoldoende steun is voor dit raadgevend referendum. De VVD-fractie vindt het wenselijk om de wet in te trekken, ook omdat ze de wet onduidelijk vinden. Wat Huijbregts betreft, getuigt het van moed om na een paar jaar te constateren dat het beoogde effect is uitgebleven en dat het zelfs een averechtse werking had. De VVD zal voor intrekken stemmen.
Volgens senator Sini (PvdA) is zijn fractie geïnteresseerd in experimenten waarbij meer ruimte voor burgerinitiatieven is en verschillende niveaus van besluitvorming. Deze kunnen worden ingezet om de huidige democratie te verstevigen, betoogde hij. Om die reden kan het raadgevend referendum een bijdrage leveren aan het versterken van de democratie en was de PvdA een van de initiatiefnemers van deze wet. Sini vroeg de minister of zij denkt dat intrekken niet kan leiden tot onbegrip en vervreemding van de kiezer. De PvdA-fractie betreurt het dat de evaluatie van de wet niet wordt afgewacht. Van de minister wilde de PvdA-senator weten waarom het raadgevend referendum niet voldaan heeft aan de verwachting van de regering. Sini vroeg de minister wat de verwachtingen van de regering dan waren. Het uitsluiten van de referendabiliteit getuigt volgens de PvdA niet van politieke en juridische zuiverheid en zal zorgen voor vergroten van de vervreemding tussen burgers en politiek.
Senator Köhler (SP) wees erop dat 1 juli de evaluatie van de Wet raadgevend referendum op tafel had moeten liggen. De SP-fractie heeft de indruk dat argument van de regering is: omdat we ons steeds weer weinig of niets gelegen laten liggen aan een eventueel "nee" als uitslag van een raadgevend referendum, zullen we de kiezers steeds teleurstellen en voldoet het referendum dus niet aan de verwachtingen. Het antwoord op dit probleem is volgens de SP-fractie niet om het raadgevend referendum af te schaffen, maar om regering en parlement meer gelegen te laten liggen aan de geldige uitkomst van een referendum. De SP is voor een bindend correctief referendum, als aanvulling op de representatieve democratie. Köhler ziet geen enkele reden het raadgevend referendum, zonder alternatief, af te schaffen. Volgens de SP-fractie is sprake van een gang van zaken die wel volgens de spelregels van de parlementaire democratie verloopt, maar zeker niet democratisch te noemen is.
Senator Ten Hoeve (OSF) stelde zei dat hij geen groot voorstander van referenda is. De vertegenwoordigende democratie geeft bij wat abstracte of ingewikkelde problematiek een veiliger beoordeling dan de makkelijker te manipuleren volksraadpleging, stelde de senator van OSF. Hij vroeg de minister of de regering, de coalitiepartijen, er niet over hebben nagedacht of met een beperktere ingreep, een aanpassing in plaats van intrekking, niet een goed en voor minder misverstand vatbaar resultaat te halen was geweest. Volgens Ten Hoeve laat het feit dat voor een oppervlakkige beschouwer er geen enkele urgentie lijkt te zijn voor het in werking treden van deze wet, de vraag opkomen waarom de regering daar met de bekrachtiging van deze wet niet op wil wachten. Hij vroeg de minister tot besluit of een andere benadering niet beter geweest om zowel de nadelen van het systeem als de onrust om de opheffing van het systeem te voorkomen.
Volgens senator Bikker (ChristenUnie) hebben de ervaringen van de afgelopen jaren haar fractie niet van gedachten doen veranderen over het instrument raadgevend referendum, noch over de eigenstandige verantwoordelijkheid van de volksvertegenwoordigers die hiermee schuurt. Ze haalde het Centraal Planbureau aan dat er op wijst dat praktisch geschoolde kiezers een grotere afstand tot de volksvertegenwoordiging ervaren. Deze groep waardeert het referendum als instrument meer dan andere kiezers. De ChristenUnie-fractie vindt dit een belangrijk punt van aandacht. Bikker wil daarom het correctieve referendum vooralsnog niet uitsluiten. Inhoudelijk steunt de ChristenUnie de intrekking. Bikker wilde van de minister weten of zij vindt dat de invoering van een wetsvoorstel gebaat kan zijn met een beetje inlevingsvermogen van de wetgever en of het in zo'n geval niet verstandiger is om wat ruimhartiger te zijn met het overgangsrecht.
Senator Koffeman (PvdD) legt een minderheid via het coalitieakkoord een meerderheid afschaffing op. Hij vroeg de minister waarom het rapport van de staatscommissie niet kan worden afgewacht. Referenda zijn volgens de PvdD-fractie een reality check die de politiek nodig heeft. Koffeman vroeg de minister of zij de uitspraak van de rechter in de Meer Democratie zaal wil afwachten. Volgens de PvdD-senator wil het kabinet tijdens de wedstrijd de spelregels aanpassen. Koffeman noemde het afschaffen zonder evaluatie van de wet onnodig en onbehoorlijk. Hij wees erop dat juist de Eerste Kamer ervoor gezorgd heeft dat er een staatscommissie is die werkt aan een rapport over parlementair stelsel. Koffeman vroeg de minister of er niet een redelijk alternatief te bedenken is.
Volgens senator Schalk (SGP) is zijn fractie van mening dat referenda, in welke vorm dan ook, een vreemde eend in de bijt vormen binnen het staatsbestel. De representatieve democratie moet niet worden doorkruist door elementen van directe democratie. De fractie van de SGP vraagt zich echter nog steeds af waarom de regering de burgers een extra tik geeft door via de terugwerkende te regelen geen referendum over deze intrekkingswet kan worden gehouden. Schalk vroeg de minister of zij een echte reflectie kan geven vanuit het perspectief dat de burger mag verwachten. Ook wilde de SGP-senator weten wat er gebeurt als de staatscommissie komt met een bindend referendum. Mag de fractie van de SGP er gewoon van uitgaan dat het kabinet geen initiatieven zal nemen en ondersteunen die een bindend referendum als zelfstandig referenduminstrument ten doel hebben, vroeg Schalk de minister.
Senator Lokin (CDA) betoogde dat de betekenis van het begrip 'raadgevend' in de titel van de wet dubbelzinnig is. Het woord 'raadgevend' wordt uitsluitend geduid als 'van onderop', als door burgers in gang gezet, in tegenstelling tot 'raadplegende' referenda, die van bovenaf, door de overheid, worden uitgeschreven. De begrippen 'raadgevend' en 'raadplegend' kennen nog een andere, een tweede betekenis, namelijk die van 'adviserend', 'niet beslissend', niet bindend dus. Die laatste betekenis van 'adviserend', 'niet beslissend' is in de praktijk echter al direct naar de achtergrond verdwenen, aldus Lokin. De CDA-fractie is voorstander van een terughoudende toekenning van terugwerkende kracht aan wetten. Het voorstel beoogt het raadgevend referendum ín te trekken. Een heroverweging van die intrekking lijkt de CDA-senator onaannemelijk, ook als hierover een referendum zou worden uitgeschreven en de uitslag eventueel afwijzend zou zijn. Het doet de democratie geen goed om burgers voor niets naar de stembus te laten gaan, zo stelde Lokin. Daarom kan de CDA-fractie de intrekking van de Wet raadgevend referendum billijken.
Volgens senator Lintmeijer (GroenLinks) is het in een globaliserende wereld niet verwonderlijk dat enerzijds toenemende mondigheid en betrokkenheid zich vertaalt in een wens tot meer directe zeggenschap en anderzijds dat vervreemding en achterstand leiden tot een noodzaak om mensen directer te betrekken om te voorkomen dat ze afhaken. Lintmeijer wilde van de minister weten waarom het kabinet niet inzet op verbetering van het raadplegend referendum, bijvoorbeeld door goed te onderzoeken wat de effecten van een uitkomstdrempel in plaats van een opkomstdrempel zouden zijn. Waarom heeft het Kabinet niet naar dit soort verbetermogelijkheden gekeken, vroeg de GroenLinks-senator. In de ogen van zijn fractie neemt het kabinet de kiezer weinig serieus. Ook vroeg hij de minister of zij er niet alsnog voor openstaat om op zijn minst dit wetsvoorstel referendabel te houden. De GroenLinks-fractie ziet geen enkele poging om de kloof tussen burger en dit kabinet kleiner te maken.
Senator Engels (D66) stelde dat het moeilijk te begrijpen is dat de regering geen eigen verantwoordelijkheid en urgentie voelt om het intrekkingsvoorstel gepaard te laten gaan met een perspectief op betere vormen van democratische vernieuwing, waaronder een bindend correctief referendum. Engels vroeg de regering een initiatief te ontplooien om te komen tot een agenda voor democratische vernieuwing. De D66-fractie heeft begrip voor de kritiek op de timing van dit voorstel. Het heeft er de schijn van dat voorstellen van de Staatscommissie op dit punt op voorhand zullen worden genegeerd, aldus Engels. Hij stelde dat zijn fractie dit zou betreuren. Hij vroeg de minister op dit punt te reageren. De D66-fractie deelt niet alle bezwaren die tegen het voorstel zijn ingebracht. Wel heeft de fractie begrip voor de pleidooien om niet reeds nu te besluiten tot afschaffing van het bestaande raadgevende referendum en voor de bezwaren tegen de non-referendabiliteit. Ook binnen de D66-fractie worden daar vraagtekens bij gezet.
Deel dit item: