Plenair Van Strien bij behandeling Wet financiële defensieverplichtingen



Verslag van de vergadering van 16 juni 2025 (2024/2025 nr. 33)

Status: ongecorrigeerd

Aanvang: 20.43 uur

Een verslag met de status "ongecorrigeerd" is niet voor citaten en er kan geen recht aan ontleend worden.


Bekijk de video van deze spreekbeurt

De heer Van Strien i (PVV):

Dank u wel, voorzitter. Laat ik beginnen met een compliment aan de initiatiefnemers, die met het indienen van deze Wet financiële defensieverplichtingen laten zien dat zij er zich van bewust zijn dat de politiek niet altijd staat voor het meest stabiele en vooruitdenkende beleid. Ooit had Nederland — en ik denk dan aan de jaren van de Koude Oorlog — een redelijk leger. We hadden zo'n 1.000 tanks, die de ruggengraat van de krijgsmacht vormden.

Vanaf de eeuwwisseling is de gevechtskracht van ons leger sterk achteruitgegaan en, het moet gezegd worden, vooral tijdens de kabinetten onder leiding van de heer Rutte, onze huidige NAVO-chef, is ons leger de facto afgebroken. Tal van voorbeelden uit onze geschiedenis hebben dat niet kunnen verhinderen. De vreselijke gebeurtenissen vanaf het Rampjaar in 1672 tot aan de Tweede Wereldoorlog hebben bewezen dat het niet verstandig is om geen effectief leger te hebben. Die wijze lessen waren we misschien mede door de min of meer gelijktijdige afbraak van het vak vaderlandse geschiedenis even vergeten.

Inmiddels heeft zich plotseling een omslag voorgedaan. Vooral door de oorlog in Oekraïne is bij veel mensen het besef ingedaald dat de wereldvrede nog niet gerealiseerd is en waarschijnlijk ook niet snel gerealiseerd zal worden. Nu zijn we er in een merkwaardige combinatie van links tot rechts plotseling van doordrongen dat je als land niet veel voorstelt als je niet over een fatsoenlijke defensie beschikt en dat je, sterker nog, zelfs vrij snel in de problemen zou kunnen worden gebracht als kwaadwillenden met wapens gaan kletteren en conflictsituaties veroorzaken. Gelukkig zien we dat de trend van afbraak is omgebogen en dat we de schouders eronder zetten om de schade te herstellen. Het gaat ongetwijfeld nog jaren duren om onze krijgsmacht weer helemaal op orde te krijgen. En dan moeten we niet hebben dat deze trend, deze opgaande trend, onderdeel is van een golfbeweging; met andere woorden, dat over enkele jaren de neergang weer zou kunnen worden ingezet. Dat zou wederom leiden tot een enorm kapitaalverlies. Bovendien is iedere onzekerheid over de richting die we uitgaan slecht voor de opbouwfase. Om iedere twijfel daaromtrent te voorkomen, staan wij achter dit wetsvoorstel, waarbij we met elkaar afspreken dat we blijvend voldoen aan de norm die geldt voor NAVO-lidstaten, te weten 2% van het bruto binnenlands product reserveren voor defensie-uitgaven. Een vaste norm, waar niet in tijden van economische tegenspoed aan getornd wordt, biedt ook de defensieorganisatie duidelijkheid. En die duidelijk op zich moet al leiden tot een betere planning en organisatie.

De heer Van Apeldoorn i (SP):

Voorzitter. De heer Van Strien zegt dat de PVV-fractie zich achter dit wetsvoorstel schaart, zoals ook in de Tweede Kamer is gebeurd: "Het is goed dat Nederland die NAVO-norm volgt." Nu is die norm dus 2%. Zoals de heer Van Strien waarschijnlijk goed weet, zal op de NAVO-top waarschijnlijk besloten worden om die norm te verhogen naar 3,5 à 5%. Is de heer Van Strien er dan ook voor om dat als zogenaamde minimumvloer aan te brengen bij wet?

De heer Van Strien (PVV):

We hebben het nu over de 2%-norm. Een nieuw voorstel gaan we "als, dan" bekijken. Daar wil ik niet op vooruitlopen.

De heer Van Apeldoorn (SP):

Dat begrijp ik, maar het is toch wel relevant. Dit initiatiefwetsvoorstel refereert expliciet aan de NAVO-norm. En de redenering daarachter is, wat ik daarnet van meerdere fracties heb gehoord: als wij binnen de NAVO een bepaalde norm afspreken en wij dat als NAVO de juiste norm vinden, dan moeten wij ons daaraan houden. De NAVO-norm is nu 2%. Dan is het logisch dat als de NAVO-norm niet langer 2% is, je dat wetsvoorstel ook aanpast. En de initiatiefnemers hebben ook al meerdere malen gezegd dat dat in de rede ligt, dat dat voor de hand ligt om te doen. Mijn vraag aan de heer Van Strien is: zou de PVV-fractie daar dan ook in meegaan?

De heer Van Strien (PVV):

Ik begrijp de wens van de heer Van Apeldoorn namens de SP om in de toekomst aan die NAVO-norm te blijven voldoen. Als het gaat om het verhogen van die 2%-norm, dan praten wij daarover op het moment dat dat aan de orde is; en dat is niet nu.

De voorzitter:

Ik bespeur enige repetitie. Tot slot, de heer Van Apeldoorn.

De heer Van Apeldoorn (SP):

Nou ja, ik bespeur enige contradictie, omdat de heer Van Strien zegt dat de NAVO-norm belangrijk is, en die nu nog 2% is, maar dat als die straks 5% is, de PVV-fractie dan tot een andere afweging kan komen. Ik hoop dat ze dan tot een afweging zullen komen, maar ik vraag dan wel wat de heer Van Strien, met deze steun voor dit wetsvoorstel, vindt van het feit dat de initiatiefnemers zeggen: de NAVO-norm is leidend, dus ligt het ook voor de hand dat, als die NAVO-norm omhooggaat, het wetsvoorstel navenant gewijzigd zal worden.

De heer Van Strien (PVV):

U had het al over herhaling, voorzitter, of repetitie. Ik denk dat ik voldoende antwoord op de vraag van de heer Van Apeldoorn heb gegeven.

De voorzitter:

Vervolgt u dan uw betoog, zou ik zeggen.

De heer Van Strien (PVV):

Een vaste norm, waar niet in tijden van economische tegenspoed aan getornd wordt, biedt ook de defensieorganisatie duidelijkheid. En die duidelijkheid — ik zei het zojuist ook al — moet op zich leiden tot een betere planning en organisatie. Ik heb nog wel een paar vragen, waarbij ik denk dat die vooral voor de minister van Defensie zijn, maar ik laat dat graag aan de minister en de initiatiefnemers over. Eén: kan de minister aangeven in hoeverre de Nederlandse industrie kan meeprofiteren van een stabiele productie van defensiematerieel, en kan hij op dat punt ook garanties geven? Twee: kan de minister aangeven dat bij die opbouw van de defensie een voldoende grote moderniseringsslag gemaakt wordt? Ik zie bijvoorbeeld als eenvoudig burger dat een oorlog zoals in Oekraïne een totaal ander karakter heeft dan vorige oorlogen, door de ontwikkeling van drones. Ten slotte: wordt bij de salariëring van nieuw Defensiepersoneel rekening gehouden met het feit dat zeer gespecialiseerd technisch personeel nodig zal zijn, waarvoor de concurrentie op de arbeidsmarkt ongetwijfeld groot is?

Voorzitter. Ik zie uit naar de beantwoording van de vragen. Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Van Strien. Dan is het woord aan de heer Goossen namens de BBB-fractie.