Verslag van de vergadering van 23 september 2025 (2025/2026 nr. 01)
Status: ongecorrigeerd
Aanvang: 14.40 uur
Een verslag met de status "ongecorrigeerd" is niet voor citaten en er kan geen recht aan ontleend worden.
Mevrouw Bakker-Klein i (CDA):
Dank u wel. Allereerst dank aan de staatssecretaris voor de uitgebreide en verhelderende beantwoording van onze vragen en ook de vragen van andere fracties. Dat maakt dat we dit debat wat het CDA betreft nu op hoofdlijnen kunnen voeren.
Voorzitter. Hoewel het op veel plaatsen echt nog niet goed gaat, hecht onze fractie eraan om hier uit te spreken dat er in ons land heel veel professionals in de uitvoering van de Participatiewet werkzaam zijn die werken vanuit een relationeel mensbeeld. Ze stellen menselijkheid en compassie voorop en ze kijken vervolgens welke regels zij kunnen benutten om belemmeringen voor de participatie van inwoners weg te nemen en hen daarbij mogelijk te ondersteunen. Deze responsieve professionals moeten voortdurend een afweging maken tussen enerzijds de menselijke maat en anderzijds het verbod op willekeur. Onze fractie is van mening dat de nu voorliggende wet deze professionals gaat helpen om de menselijke maat voorop te stellen, maar daarmee zijn we er nog niet.
Dit wetsvoorstel geeft invulling aan het zogeheten spoor 1 van het bredere programma Participatiewet in Balans. Spoor 2 bestaat uit een heroverweging van de beleidsuitgangspunten van de Participatiewet, waarbij de samenhang met het bredere stelsel van sociale zekerheid bekeken wordt. In spoor 3 wordt gewerkt aan het versterken van de vakkundigheid van de uitvoering.
Voorzitter. Voor onze fractie is het heel belangrijk hoe straks spoor 2 en 3 worden ingevuld, want ook bij de voorbereiding op de behandeling van deze wet wordt het voor onze fractie weer pijnlijk duidelijk hoezeer een fundamentele herziening van de beleidsuitgangspunten van de Participatiewet noodzakelijk is en hoe belangrijk het is om dat in samenhang te doen met de andere wetten in het sociaal domein, zoals onder meer de Wmo en de Jeugdwet. Dat blijkt ook uit het lezenswaardige rapport van het Sociaal en Cultureel Planbureau, van juni 2023, met de titel: Een brede blik op bijstand. Als we echt het doel van de nu voorliggende wet willen bereiken, namelijk komen tot een uitvoering van de Participatiewet waarbij de menselijke maat en vertrouwen kernwaarden zijn, dan vraagt dat om een radicale omkering in het denken over participatie van mensen in onze samenleving. In die zin sluit ik me ook wel aan bij de vragen die meneer Van Apeldoorn net stelde.
Een van de doelen van de Participatiewet is om mensen weer mee te laten doen in de samenleving. Mensen willen dat graag, ook mensen met een arbeidsbeperking, maar daarvoor is een toegankelijke arbeidsmarkt nodig en die is er nu vaak niet. Mensen met een arbeidsbeperking krijgen niet altijd de juiste ondersteuning en werkgevers hebben nog te vaak vooroordelen die hun arbeidsparticipatie in de weg staan. Erik Dannenberg, voormalig voorzitter van Divosa, verwoordde dat treffend: we hebben geen mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt, maar een arbeidsmarkt met een afstand tot mensen.
Het vervangen van de tegenprestatie door maatschappelijke participatie in dit wetsvoorstel vindt onze fractie veelbelovend. Wat hier nu staat, is niet alleen een megatransitie in taal; het is een totaal andere manier van kijken naar routes naar werk. Er zijn namelijk allerlei vormen van zinvolle maatschappelijke participatie, zoals vrijwilligerswerk, beschutte plekken en trajecten waar mensen toe op te leiden zijn. Er is ook actief burgerschap in informele verbanden, waarmee mensen zich inzetten voor de buurt, de wijk of andere ideële doelen en waarmee zij waarde toevoegen aan de samenleving, maar zelf ook weer grip krijgen op hun mogelijkheden. De kunst is om die verschillende vormen van werk anders te gaan waarderen en ook te belonen vanuit het gegeven dat al het zinvolle werk dat mensen doen, telt. Routes naar werk kunnen het beste vormgegeven worden vanuit een bottom-upbenadering gericht op het creëren van kansen en de juiste omstandigheden voor, en vooral met, mensen in een kwetsbare positie. Dat gaat niet alleen om op de maatschappelijke ladder omhoogklimmen, het gaat ook om groei en vooruitgang vanuit het perspectief van mensen zelf. Dat is voor veel gemeenten nog een tamelijk onontgonnen terrein.
Er is in de samenleving wel veel energie om dit voor elkaar te krijgen. Burgerinitiatieven en initiatieven van sociale ondernemers die investeren op het snijvlak van de Wmo en de Participatiewet slaan vaak al jarenlang een brug tussen de leefwereld en de systeemwereld. Ze bereiken mensen die ervaring hebben met uitsluiting, wier bestaanszekerheid structureel wordt bedreigd en voor wie perspectief op al dan niet betaald werk niet binnen handbereik ligt. Hoewel heel veel van deze initiatieven bewezen effectief zijn, ontbreekt het vaak aan duurzame financiering ervan door gemeenten, wat leidt tot een voortdurende bron van bestaansonzekerheid van die initiatieven zelf. Mijn vragen aan de staatssecretaris zijn als volgt. Gaat deze wet nu in de uitvoering meer ruimte geven voor structurele financiering van deze initiatieven vanuit de samenleving? Wordt de uitvoering ook gemonitord? Worden de resultaten van deze initiatieven naast de eigen inspanningen vanuit de gemeenten ook betrokken bij de invoeringstoets en de evaluatie van deze wet?
Voorzitter. In antwoord op de vragen van de BBB zegt de staatssecretaris dat in aanloop naar de inwerkingtreding van deze wet samen met de VNG en Divosa een implementatietraject zal worden gestart, waarbij gemeenten op verschillende manieren zullen worden ondersteund in de implementatie van de maatregelen. Daarbij kan rekening worden gehouden met verschillen bij gemeenten in behoeften aan ondersteuning. De vraag die we daarover hebben aan de staatssecretaris is als volgt. Van VluchtelingenWerk Nederland hebben wij vernomen dat gemeenten op heel verschillende manieren omgaan met specifieke vraagstukken rondom de ondersteuning van statushouders en hun nareizende gezinsleden. Vluchtelingenwerk pleit ervoor dat gemeenten erop worden gewezen dat ze in overeenstemming met de Kwalificatierichtlijn nareizigers en hervestigers vanaf de datum van aankomst en melding in het gemeenten waar ze gaan wonen, recht hebben op bijstand, ook al vinden de feitelijke inschrijving en uitreiking van het verblijfsdocument later plaats. Kan de staatssecretaris toezeggen dat ook hieraan in het implementatie van deze wet aandacht wordt besteed?
Naar aanleiding van onze schriftelijke vragen over de kan-bepaling met betrekking tot het buiten toepassing verklaren van de vierweekse zoektermijn voor jongeren tot 27 jaar geeft de staatssecretaris een opsomming van zaken waaraan gedacht kan worden bij kwetsbare jongeren. Hij geeft ook aan dat die opsomming niet uitsluitend is. Ik heb daarover een vraag aan de staatssecretaris. Met het oog op de ervaringen van VluchtelingenWerk Nederland zou onze fractie graag nog uitdrukkelijk van de staatssecretaris willen vernemen of deze uitzondering ook geldt voor jongeren die zich vanuit de asielopvang in een gemeente vestigen en geen vangnet hebben van bijvoorbeeld ouders of nabije familieleden.
Voorzitter, tot slot. Ook gemeenten experimenteren met de mensgerichte benadering, waar deze wet een basis voor legt. Een van de experimenten betreft het zogenaamde Bouwdepot. Het is een inmiddels bewezen effectieve aanpak waarmee meerdere gemeenten een manier hebben gevonden om jongeren in een kwetsbare positie te ondersteunen. In de Tweede Kamer is bij de behandeling van dit wetsvoorstel een motie aangenomen die betrekking heeft op de voortzetting van het Bouwdepot. De SGP-fractie in de Eerste Kamer stelde hier schriftelijke vragen over. Voor onze fractie wordt uit de reactie van de staatssecretaris op deze vragen niet helder of er nu ook uitvoering gaat worden gegeven aan de in de Tweede Kamer aangenomen motie. Het lijkt er namelijk op dat de staatssecretaris de voortzetting van dit experiment, het Bouwdepot, niet wil toestaan omdat het om inkomensbeleid zou gaan dat is voorbehouden aan het Rijk. Naar de mening van onze fractie berust dit op een misverstand. Het Bouwdepot is namelijk niet louter gebaseerd op het bieden van inkomen, maar is een integrale aanpak waarvan de inkomenscomponent een onderdeel is.
Onze vraag aan de staatssecretaris is de volgende. Als CDA-fractie hebben wij behoefte aan duidelijkheid op dit punt. Graag krijgen wij van de staatssecretaris de expliciete toezegging dat naast alle andere experimenten die in de motie werden bedoeld, ook het experiment met het Bouwdepot bij de gemeenten doorgang kan vinden totdat de volledige behandeling van de Participatiewet in balans, dus inclusief spoor 2 en 3, is afgerond. Als die toezegging er niet komt, overwegen wij hierover een motie in te dienen.
We zien uit naar de beantwoording van de vragen door de staatssecretaris.
De voorzitter:
Ik dank u wel. Dan geef ik nu graag het woord aan de heer Van Apeldoorn van de fractie van de SP.