Plenair Rietkerk bij behandeling Wet provinciale inbesteding vervoerconcessies



Verslag van de vergadering van 28 oktober 2025 (2025/2026 nr. 05)

Status: ongecorrigeerd

Aanvang: 10.31 uur

Een verslag met de status "ongecorrigeerd" is niet voor citaten en er kan geen recht aan ontleend worden.


Bekijk de video van deze spreekbeurt

De heer Rietkerk i (CDA):

Dank u wel, voorzitter. Het wetsvoorstel is een initiatief van de heer De Hoop en de heer Van Dijk. Hierbij spreek ik namens de CDA-fractie waardering uit voor het initiatief van deze Tweede Kamerleden, de heer De Hoop met sociaaldemocratische wortels en de heer Van Dijk met christendemocratische wortels. Uiteraard heet ik ook de vertegenwoordiger van de regering welkom, de heer Aartsen, de staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat.

Voorzitter. Het CDA vindt dat mobiliteit dienstbaar is aan gezinnen en personen die op tijd naar school en naar hun werk willen. Aan senioren die zelfstandig naar de winkel of naar de huisarts willen. Mobiliteit is een voorwaarde voor een hechte samenleving, waar we elkaar kunnen bereiken, ontmoeten en ons veilig kunnen verplaatsen.

Mobiliteit vraagt ook maatwerk per regio. Wat in Zeeland werkt, werkt niet per se in Gelderland. In de ene regio is dat flexibel vervoer op aanvraag, in de andere een robuuste buslijn of een extra trein. Openbaar vervoer moet toegankelijk en betaalbaar zijn. Reizen met de bus of trein mag niet duurder zijn dan noodzakelijk en het systeem moet werken vóór mensen, zeker voor senioren, jongeren en mensen die minder digitaal vaardig zijn. Het CDA wil gemeenten en provincies stimuleren bij creatieve initiatieven die duurzame mobiliteit en flexvervoer organiseren en de provincies moeten ruimte hebben om deze openbaarvervoersconcessies mee te nemen. Daarbij is het van belang dat voorzieningen, zoals ziekenhuizen, scholen en verenigingen, ook zo veel mogelijk per openbaar vervoer bereikbaar zijn — binnen en zeker ook buiten de Randstad.

Het initiatiefwetsvoorstel geeft de provincies een keuzemogelijkheid, net zoals de vier grote steden nu al hebben. Provincies krijgen meer regie en wij zien het ook als een soort stok achter de deur richting private vervoerders. Alleen als er zich geen geschikte of geïnteresseerde marktpartijen melden bij de openbare aanbesteding, kan het wenselijk zijn dat provincies kunnen kiezen voor inbesteding. Openbare aanbesteding blijft de norm.

De CDA-fractie dankt de initiatiefnemers en de staatssecretaris voor de beantwoording van onze vragen. Er resteert voor dit debat wat ons betreft nog een aantal vragen. De eerste vraag. De CDA-fractie vraagt de initiatiefnemers hoe zij aankijken tegen het vaststellen van een evaluatiemoment, ongeacht of dat inbestedingsinstrument nu feitelijk wordt ingezet. In schriftelijke rondes heeft u daar wel iets over gezegd, maar nog niet tot onze tevredenheid. Ik vraag de initiatiefnemers: als het instrument niet wordt gebruikt, is het dan wellicht een overbodige regel? Hoe kijken zij daarnaar? Hebben de initiatiefnemers een horizonbepaling overwogen?

De tweede vraag. Het wetsvoorstel lijkt vooral geschreven te zijn voor Zeeland. Voor hen is dit wetsvoorstel dan ook mogelijk wat licht aan het einde van een donkere tunnel na meerdere lastige aanbestedingsprocedures. Ik vraag de initiatiefnemers: kan deze generieke oplossing ook daadwerkelijk voor maatwerk zorgen in Zeeland of is daar volgens de initiatiefnemers meer voor nodig?

Als derde. Hierbij past de vraag in hoeverre het instrument zich verhoudt tot Elke regio telt! Past deze generieke oplossing voor alle provincies terwijl mogelijk alleen de dunbevolkte grensregio's geen succesvolle openbare aanbesteding kunnen doen?

Met de vierde vraag sluit ik mij kortheidshalve aan bij de vraag van de heer Holterhues over wat de financiële effecten zijn voor de provincies die eventueel gebruik gaan maken van dit instrument.

Ten slotte nog twee vragen voor de staatssecretaris. Anderen zijn al ingegaan op de behoeftepeiling. Hoe staat het daarmee? Klopt het dat het Nationaal Openbaar Vervoer Beraad in het eerste kwartaal van 2026 met een eerste behoeftepeiling komt? Kan de staatssecretaris in aanvulling op eerdere vragen aangeven wanneer die behoeftepeiling in beeld komt en hoe? Kan hij toezeggen de uitkomst van de behoeftepeiling onverwijld met de Eerste Kamer te delen?

De laatste vraag aan de staatssecretaris: is hij op de hoogte van de prejudiciële vragen van de Italiaanse rechter aan het Europese Hof van Justitie? Kan hij toezeggen om de Kamer te informeren, mochten er gevolgen zijn voor de Nederlandse uitvoeringspraktijk?

De CDA-fractie kijkt uit naar de antwoorden van de initiatiefnemers en de staatssecretaris.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Rietkerk. U sprak namens het CDA. Dan gaan we nu luisteren naar de heer Meijer van de VVD-fractie.