Verslag van de vergadering van 28 oktober 2025 (2025/2026 nr. 05)
Status: ongecorrigeerd
Aanvang: 10.04 uur
Een verslag met de status "ongecorrigeerd" is niet voor citaten en er kan geen recht aan ontleend worden.
Mevrouw Thijssen i (GroenLinks-PvdA):
Dank u wel, voorzitter. Welkom allemaal. Een bijzonder welkom aan de indieners. Het is altijd mooi om te zien dat Kamerleden ook in het vak voor de bewindslieden kunnen zitten. Dat gebeurt niet zo vaak, maar bij initiatiefwetgeving wel. Alvast ook gefeliciteerd met deze mijlpaal. Ik ben benieuwd of we jullie hier volgende week weer zien met een positieve uitkomst. Ook welkom aan de demissionaire staatssecretaris. Vorige keer dat hij hier was, hadden we ook een initiatiefwet voorliggen. Deze kwam toen van de partijen GroenLinks-PvdA en de Partij voor de Dieren. Misschien zegt het ook wel iets over hoe weinig wetgeving er op ons afkomt en dat we dus zelf initiatief moeten nemen.
Voorzitter. Toegankelijk openbaar vervoer is een belangrijk bindmiddel in de samenleving. Het is ook een levensader van de economie. Het brengt ons naar onze familie en vrienden, naar school, naar werk, naar de winkel, de huisarts en de bibliotheek. Het Planbureau voor de Leefomgeving constateert echter dat het openbaar vervoer in veel delen van Nederland is versoberd. De reistijd naar publieke voorzieningen wordt daardoor steeds langer. Dat geldt niet alleen voor mensen die wonen in het landelijk gebied. Dit geldt zeker ook voor mensen die aan de randen van de steden wonen. Wie op een plek woont waar de buslijn verdwijnt, ziet zijn of haar wereld krimpen. Waar de overheid zich terugtrekt en publieke voorzieningen verdwijnen, daar groeit ook maatschappelijk onbehagen. Daar komt ook nog bij dat de auto eigenlijk de enige optie is zonder goed ov. Dat is niet goed voor het milieu en het klimaat, maar ook niet voor de ongelijkheid. Als het ov duurder wordt, raakt dat voornamelijk mensen die het niet breed hebben, terwijl publieke voorzieningen bij uitstek zijn bedoeld voor iedereen. Dit zouden ook plekken moeten zijn waar alle groepen van de samenleving elkaar weer tegenkomen.
Gelet op de sociale, groene en economische functie die het ov vervult, kunnen we stellen dat toegankelijk openbaar vervoer zich qua brede welvaart dubbel en dwars terugverdient. Toch wordt vooral nadruk gelegd op de vraag of het financieel rendabel is, alsof publieke voorzieningen alleen mogen bestaan als ze niet te veel kosten.
Voorzitter. Sinds de jaren tachtig zien we dat marktwerking en privatisering belangrijke sturende principes zijn geworden. Ook ons openbaar vervoer viel dat ten deel met de introductie van aanbestedingen. Wie het relevante rapport Verbinding verbroken? van de commissie-Kuiper leest, die leest dat het parlement sinds de eeuwwisseling in meerderheid meer regie verlangde van de overheid. Deze correctie vatten de samenstellers van het rapport samen onder het motto: een sterke markt, maar ook een sterke overheid.
Dat de overheid meer grip naar zich toe probeerde te trekken, had ook gevolgen voor de wijze waarop de aanbesteding van het openbaar vervoer wordt georganiseerd. Decentrale overheden konden programma's van eisen vaststellen, zodat vervoerders op het gebied van routes, haltes en tarieven waren gebonden aan afspraken. Lokale overheden verwierven macht ten aanzien van de vervoerders. Dat stelt de commissie-Kuiper.
Het ministerie van IenW heeft vijf jaar geleden een evaluatieonderzoek laten uitvoeren naar de effecten van het aanbestedingsbeleid in het openbaar vervoer. De conclusie was dat er eigenlijk geen bewijs was dat de prestaties en de uitkomsten bij aanbesteding beter waren dan bij inbesteding of bij onderhandse gunning, maar de prestaties en uitkomsten waren bij aanbesteding ook niet slechter.
Wat wel verschil maakt, is dat de inzet van kennis en kunde en de voorwaarden die aan contracten worden gesteld, bepalen wat de uitkomsten zijn. Daarmee is overheidssturing dus toch wel belangrijk. Ook zijn de betaalbaarheid van ov en de werkdruk in het streekvervoer verslechterd sinds de komst van het aanbestedingsregime. Belangrijk voor de discussie van vandaag is dat er ook sprake is van een oligopolie: slechts een beperkt aantal grote, vooral buitenlandse ov-bedrijven schrijft zich in.
Voorzitter. De kern van het debat van vandaag is of de overheid voldoende sturingsmogelijkheden heeft op zo'n belangrijke publieke voorziening als ons ov. De combinatie van een oligopolie en een decentrale overheid met te weinig financiële middelen voor het ov zorgt er in de praktijk voor dat er weinig valt te kiezen, maar ook dat vervoerders zich niet altijd houden aan de gemaakte afspraken. Het kan zelfs gebeuren dat aanbestedingen gewoon mislukken, omdat er te weinig inschrijvingen zijn of helemaal geen inschrijvingen. Dit hebben we in Zeeland gezien in 2023.
Tegen deze achtergrond hebben de initiatiefnemers de voorliggende wet opgesteld. Ik kan u alvast vertellen dat de fractie van GroenLinks-PvdA daar positief tegenover staat. Het is belangrijk dat de overheid in staat wordt gesteld om in te grijpen als dat nodig is. Het voorliggende wetsvoorstel doet niets meer en niets minder dan dat. Het voegt een instrument toe aan de toolbox van provinciale bestuurders. Als in een provincie de inschatting wordt gemaakt dat het aanbod aan ov toeneemt met inbesteding, dan kan, als deze wet hier een meerderheid haalt, daar straks onder voorwaarden gebruik van worden gemaakt.
Ter voorbereiding op dit debat heb ik een aantal mensen gebeld, namelijk bestuurders en wat politici uit vijf provincies in totaal. Hun belangrijkste afdronk was dat zij best wel blij zijn met deze wet. Zij vinden het allemaal een goede zaak dat die mogelijkheid in de toolbox komt te liggen, nog ongeacht of ze daar gebruik van willen maken. Ook vinden zij het een goede zaak dat hiermee de nu bestaande onevenwichtigheid tussen de grote vervoersregio's van de grote steden enerzijds en de provincies anderzijds, gelijk wordt getrokken. Deze signalen uit de praktijk versterken de positieve houding van mijn fractie tegenover deze wet.
Nu kom ik toe aan mijn vragen. Mijn interesse gaat vooral uit naar de verwachte toepassing van de mogelijkheid van inbesteding, indien dit voorstel het hier redt. Er is in de Tweede Kamer een motie-Stoffer aangenomen, die ernaar vroeg om onderzoek te doen naar de interesse die er bij de provincies bestaat in de mogelijkheid van inbesteding. Ik ben heel erg benieuwd — en kijk vooral naar de demissionair staatssecretaris — of er al inzichten zijn in dat onderzoek. En zo niet: waar staan we met dit onderzoek?
Uit mijn eigen minipeiling werd ook duidelijk dat de wet voor een aantal provincies al heel snel relevant gaat worden, terwijl een aantal andere provincies net een inbesteding hebben gehad, waardoor het daar nog heel lang gaat duren. Maar ze kijken wel allemaal met heel veel interesse naar wat er in de andere provincies gaat gebeuren. Ze vinden het vooral interessant als de reiziger erop vooruitgaat. Een belangrijke afweging is daarbij wel dat er ook een balans moet zijn met de investering die nodig is om zelf een ov-bedrijf op te zetten. Dat is natuurlijk niet makkelijk. Het kost heel veel tijd en misschien ook geld, maar vergt vooral veel specialistische kennis die de provincies niet in huis hebben.
Mijn vraag aan de initiatiefnemers is of zij verwachten dat inbesteding, als de provincies dit oppakken, leidt tot meer winst om te kunnen herinvesteren in het openbaar vervoer. Of verwachten zij dat de winst- en verliesrekening gelijk gaat blijven? Of is het zelfs denkbaar dat het een verslechtering zou zijn? En ten overvloede — ik zei er net al wat over: als de brede welvaart verbetert, kan een hogere investering wat ons betreft nog steeds de moeite waard zijn. Als er nog geen beeld is van de te verwachten opbrengsten, is de staatssecretaris dan bereid om hier onderzoek naar te doen? Ik denk namelijk dat dit soort inzichten de provincies gaan helpen om een goede en weloverwogen keuze te kunnen maken als het moment zich voordoet.
Dan een vraag over de verwachtingen van de inbestedingen in regio's waar sprake is van een fijnmazig en dynamisch aanbod doordat kleinschalig aanvullend vervoer in het gat is gesprongen van terugtrekkend regulier vervoer. Is de verwachting dat de mogelijkheid van inbesteding in dit soort regio's een positieve rol kan spelen? Immers, in de grote steden werkt inbesteding juist goed omdat hier sprake is van een complexe en dynamische omgeving. Dus graag een reactie op de verwachte impact van inbesteding in regio's waar veel aanbieders en modaliteiten samenkomen.
Voorzitter. Voor de duidelijkheid: ik zei al dat wij positief tegenover dit voorstel staan. Maar, heel eerlijk, wij verwachten niet dat dit wetsvoorstel substantieel gaat bijdragen aan een beter aanbod aan ov, terwijl dat zo belangrijk is. Ook de Raad van State plaatste deze kanttekening. Voor het tegengaan van verschraling is zo veel meer nodig en de opgave is supercomplex. Daarom heb ik drie laatste vragen voorbereid, die echt betrekking hebben op de staatssecretaris. De eerste is welke rol hij voor zichzelf ziet weggelegd om de grootste knelpunten in het ov, namelijk gebrek aan financiële en personele middelen, op te lossen of wat hij wil meegeven aan zijn opvolger. We weten immers niet hoe lang hij hier nog zit. Twee. Welke mogelijkheden ziet hij voor zichzelf of voor zijn opvolger om ook de betaalbaarheid te verbeteren, zodat het aantal reizigers weer toeneemt en die neerwaartse spiraal weer omhoog kan doordat het aanbod toeneemt? Ik denk dan in het bijzonder aan de bezuinigingen op het studenten-ov. Die helpen niet om het aantal reizigers te laten toenemen. Dan mijn laatste vraag, de derde. Op welke wijze kan zijn ministerie of zijn opvolger bijdragen aan het stimuleren van andere mobiliteitsvormen dan de klassieke lijnbus? Ik denk dan aan buurtbussen, vraaggestuurd ov of toegankelijke snelbushubs. Het is daarbij wel van belang dat het echt een volwaardig alternatief is, dus dat het niet betekent dat er verschraling gaat plaatsvinden.
Dit waren mijn vragen. Ik kijk uit naar de beantwoording. Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Thijssen. U sprak namens de fractie van GroenLinks-Partij van de Arbeid. Dan gaan we nu luisteren naar de heer Holterhues van de ChristenUnie. Aan u het woord.