T04023

Toezegging Uitspraak Amsterdamse treiteraanpak door Afdeling bestuursrechtspraak (36.225)



De minister van Justitie en Veiligheid zegt de Kamer, naar aanleiding van vragen van de leden Veldhoen (GroenLinks-PvdA) en Talsma (ChristenUnie), toe dat wanneer de rechter beslist dat de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 3 juli 2024, waarbij werd geoordeeld dat opname in de (Amsterdamse) treiteraanpak gelijk staat aan een besluit in de zin van de Awb, ook van toepassing is op aanmelding bij een casusoverleg, de werkwijze van de gemeente Amsterdam (het vermelden van een rechtsmiddelenclausule) bij de invoeringstoets algemeen geldend te verklaren voor alle gemeenten.


Kerngegevens

Nummer T04023
Status openstaand
Datum toezegging 21 januari 2025
Deadline 1 juli 2026
Verantwoordelijke(n) Minister van Justitie en Veiligheid
Kamerleden mr. H.J.J. Talsma (ChristenUnie)
mr. G.V.M. Veldhoen (GroenLinks-PvdA)
Commissie commissie voor Justitie en Veiligheid (J&V)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie brief/nota
Onderwerpen Afdeling Bestuursrechtspraak Raad van State
bestuursrechters
treiteraanpak
Kamerstukken Wet gegevensverwerking persoonsgerichte aanpak radicalisering en terroristische activiteiten (36.225)


Uit de stukken

Handelingen I 2024-2025, nr. 15, item 3 - blz. 2

Mevrouw Veldhoen (GroenLinks-PvdA):

(…)

“Dan de rechtsbescherming, een belangrijk punt voor mijn fractie. Het besluit om iemand in een PGA op te nemen is niet onderworpen aan een voorafgaande rechterlijke toets. De minister meent dat een besluit tot aanmelding bij een casusoverleg een feitelijke handeling is en geen besluit. Dit maakt dat er geen bezwaar en beroep mogelijk is. De uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 3 juli 2024 maakt dat voor de minister niet anders. Verder verwijst de minister ook in de antwoorden op onze vragen op de rechtsbescherming van de AVG. Maar kijk je goed naar de uitspraak van de Afdeling, dan is het de vraag of het standpunt van de minister stand kan houden en ook in rechte zal houden.

De Afdeling overweegt dat bij opname in de treiteraanpak — en ik realiseer mij goed dat dat een andere aanpak is dan deze — informatie over betrokkene wordt verzameld, wat tot gevolg heeft dat verschillende instanties deze informatie delen en daarmee op grote schaal persoonsgegevens verwerken. De Afdeling overweegt vervolgens dat de betrokkene alleen via de AVG een verzoek kan doen tot verwijdering van de gegevens, maar deze zijn dan al verwerkt en dat kan niet meer ongedaan worden gemaakt. Dat is naar het oordeel van de Afdeling onredelijk bezwarend en daarom moet de beslissing om iemand in de aanpak op te nemen om redenen van rechtsbescherming met een besluit worden gelijkgesteld. Ik vertaal het even zo: de Afdeling vindt de rechtsbescherming van uitsluitend de AVG ten aanzien van het besluit tot opname in de aanpak niet vol- doende. Amsterdam heeft dit oordeel ook gevolgd en daar is de notificatiebrief waarmee de betrokken burger op de hoogte wordt gebracht van de beslissing dat hij of zij in de aanpak is opgenomen als een besluit in de zin van de Awb aangemerkt. Er is ook een rechtsmiddelenclausule toegevoegd, zodat een burger weet dat hij bezwaar en beroep daartegen kan instellen.

De minister zegt: deze aanpak is anders, want er worden in de wegingsfase niet veel persoonsgegevens verwerkt. Maar kijk ik goed naar artikel 5, lid 3, van dit voorstel, dat gaat over weging, dan moet er door de politie, het OM en de burgemeester gezamenlijk een weging worden gemaakt waarbij rekening moet worden gehouden met objectieve criteria die in de wet worden benoemd. Dat gaat dan om de mate waarin iemand bereid is geweld toe te passen, of de betrokkene extremistische denkbeelden heeft, zijn sociale relaties, zijn zelfredzaamheid, et cetera. De gegevens van artikel 4 voor het voorstel worden daarbij gedeeld en dat gaat om een heel breed scala aan gegevens, onder andere strafrechtelijke gegevens. Om deze weging goed te kunnen maken, zullen wel degelijk veel gegevens worden verwerkt, is mijn conclusie. Dat kan bijna niet anders. Daarmee is de uitspraak van de Afdeling ook hier relevant.

(…) Met bezwaar en beroep regel je de rechtsbescherming van burgers beter, maar niet alleen dat. Het zou ook een positief effect hebben op de aanpak. (…)

Mijn fractie verzoekt de minister zijn standpunt te heroverwegen, het voorbeeld van de gemeente Amsterdam te volgen en uit te spreken richting de andere gemeenten dit eveneens te doen en een rechtsmiddelenclausule in een notificatie op te nemen, zodat burgers over hun rechten geïnformeerd worden. Hiermee wordt ook rechtszekerheid in het hele land bewerkstelligd, want nu hebben we de situatie dat Amsterdam het anders aanpakt dan andere gemeenten. En als de minister niet bereid is tot die heroverweging, kan hij dan gemotiveerd uiteenzetten waarom hij de rechtsbescherming van burgers op dit punt niet wil verbeteren? Wat is in zijn optiek daartegen?”

Handelingen I 2024-2025, nr. 15, item 7 - blz. 7-8

Minister Van Weel:

(…)

“Laat ik meteen beginnen met het onderwerp dat door de meesten van u is genoemd. Dat gaat over de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State over de Amsterdamse treiteraanpak en of die uitspraak niet ook onverminderd van toepassing zou moeten zijn op dit wetsvoorstel, met daarachter de vraag wat er überhaupt tegen verbetering van de rechtsbescherming is. Laat ik daar als minister van Justitie op zeggen: niks, uiteraard. Maar er zijn wel verschillen tussen de casusoverleggen op basis van deze wet en de Amsterdamse treiteraanpak. Tegelijkertijd zeg ik tegen mevrouw Veldhoen dat er ook veel overeenkomsten zijn, dus je kunt daar absoluut verschillend over denken. Ik ben de eerste om het eens te zijn met mevrouw Veldhoen dat het niet aan mij is, maar aan de rechter om er duiding aan te geven of er sprake is van gelijkluidendheid.

In eerste instantie is het op basis van deze wet aan de gemeenten om te bezien of zij de uitspraak ook van toepassing vinden op de casusoverleggen. Uiteindelijk is het natuurlijk aan de rechter om daarover een oordeel te vellen. Ik hoop dat dat oordeel ook snel zal komen, zodat ik dat kan betrekken bij de uitvoeringstoets die ik na een jaar zal gaan doen. Op het moment dat er een uitspraak is die de eerdere uitspraak van de bestuursrechter bekrachtigt, ook voor dit wetsvoorstel, zal ik die ook algemeen geldend verklaren voor alle gemeenten. Daarmee is dan alle onduidelijkheid uit de lucht.

Dat over dit onderwerp.”

Mevrouw Veldhoen (GroenLinks-PvdA):

“De minister zegt dat de rechter erover gaat. Maar de minister heeft zich heel duidelijk uitgesproken over het niet van toepassing zijn van de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak. Dan zou ik de minister ook willen uitnodigen om dat weer te neutraliseren, zodat het inderdaad volledig op het bordje van de rechter ligt en niet met deze aanwijzing van de minister op de achtergrond.”

Minister Van Weel:

“Ja, dat doe ik bij dezen. Ik nuanceer daarmee eerdere uitspraken. Nogmaals, het standpunt is dat er verschillen zijn tussen de treiteraanpak en de casusoverleggen waarover wij het hier hebben. Dat kan leiden tot de overtuiging dat de uitspraak niet van toepassing is. Tegelijkertijd zei ik dat je ook de andere kant op kunt argumenteren. Daarom vind ik het niet aan mij om dat oordeel nu te vellen. Dat gaan we zien. Dat is aan de rechter. Dat is de nuancering die ik nu, ook voor de Handelingen, aanbreng bij dit wetsvoorstel.”

Mevrouw Veldhoen (GroenLinks-PvdA):

“De minister komt dus terug op de eerdere uitspraken die in de schriftelijke vragenrondes aan de orde zijn geweest, constateer ik daarmee.”

Minister Van Weel:

“Ik nuanceer die hierbij.”

De heer Talsma (ChristenUnie):

“Ik was net goed gaan zitten voor het blokje rechtsbescherming, maar toen was het al voorbij, dus ik ga maar gauw naar de interruptiemicrofoon. Toch nog even naar aanleiding van die uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, want ja, wie ben ik om te zeggen dat het niet aan de rechter is. Tegelijkertijd zegt de Afdeling bestuursrechtspraak eigenlijk, en dan parafraseer ik een klein beetje: bij gebreke van adequate rechtsbescherming stellen wij het opnemen in de treiteraanpak maar gelijk met een besluit. Daarmee zegt de Afdeling bestuursrechtspraak dus eigenlijk: wat de wetgever niet heeft gedaan, wat de wetgever misschien zelfs wel heeft nagelaten, repareren wij dan maar in vredesnaam, of in rechtsnaam, door dat gelijk te stellen met een besluit. Heeft de minister overwogen om zo'n soort oordeel van de Afdeling voor te zijn door het dan maar zelf in de wet op te nemen?”

Minister Van Weel:

“Natuurlijk is daarover nagedacht. Tegelijkertijd zijn er ook verschillen. De hoeveelheid informatie die gedeeld wordt, is minder in deze casusoverleggen dan het geval is bij de treiteraanpak. Er zijn minder organisaties bij betrokken dan bij de treiteraanpak. Als je de ene kant op wilt argumenteren, kan dat dus. Waarom is het niet opgenomen in deze wet? Omdat bij het opstellen van de wet de gedachte was dat dit echt een andere uitkomst heeft. Tegelijkertijd — daarin luister ik dus ook naar uw Kamer — kan ik me ook voorstellen dat je de andere kant op redeneert en voornamelijk naar de overeenkomsten kijkt. Daarom laat ik het aan de gemeenten zelf om op basis van deze wet te besluiten hoe zij daar op lokaal niveau mee omgaan, zoals verschillende gemeenten nu ook in de treiteraanpak op verschil- lende manieren omgaan met de informatie. Op het moment dat er naar aanleiding van dit wetsvoorstel een uitspraak komt van de rechter die dit gelijkschakelt aan de uitspraak die is gedaan rondom de treiteraanpak, wil ik die bij de invoeringstoets algemeen geldend verklaren. Daarmee trekken we 'm gelijk.”


Brondocumenten


Historie

  • 21 januari 2025
    toezegging gedaan