Plenair Vliegenthart bij behandeling Initiatiefvoorstel correctief referendum



Verslag van de vergadering van 8 april 2014 (2013/2014 nr. 26)

Status: gecorrigeerd

Aanvang: 16.35 uur


De heer Vliegenthart i (SP):

Voorzitter. We behandelen vandaag een bijzonder wetsvoorstel. Ik wil de initiatiefnemers tot dit wetsvoorstel dan ook danken voor alle inspanningen die zij hebben verricht voor beide voorstellen. Het schrijven en verdedigen van een wet is altijd veel werk. Misschien blijkt dat ook wel uit het feit dat van de aanvankelijke initiatiefnemers er vandaag geen een meer hier aan tafel zit.

Lange tijd was de algemene consensus in ons land dat een representatieve democratie en referenda op gespannen voet met elkaar stonden. In een representatieve democratie kiezen burgers hun volksvertegenwoordigers, die vervolgens namens deze burgers besluiten in het algemeen belang nemen. Daar paste directe inspraak op concrete onderwerpen niet in, vond een ruime meerderheid van de volksvertegenwoordiging lange tijd. Referenda zouden de macht van volksvertegenwoordigers ondermijnen en burgers zeggenschap geven over complexe vraagstukken die wellicht te moeilijk zouden zijn. We hebben het vandaag de afgevaardigde van het CDA nog horen zeggen. Toch veranderde deze algemene beeldvorming in de jaren zestig en zeventig. Burgers werden mondiger en aanvankelijk kwam er vooral op links een sterk pleidooi om inspraak niet te beperken tot een eens in de vier jaar te maken gang naar de stembus. Referenda werden minder als bedreiging van de representatieve democratie gezien en meer als een aanvulling erop. Mijn fractie is blij met deze ontwikkeling en steunt dan ook de gedachte achter de vandaag voorliggende wetsvoorstellen. Zouden de indieners in hun beantwoording nog eens in kunnen gaan op deze maatschappelijke ontwikkeling? Zien zij de wetsvoorstellen ook als een uiting van emancipatie van burgers die meer zeggenschap willen over zaken die hun aangaan? Kunnen we in dat licht dan ook spreken van "mehr Demokratie wagen", in de woorden van Willy Brandt, als wij deze wetsvoorstellen tot wet verheffen?

Mijn fractie meent van wel. Mijn fractie meent ook dat je dat aan burgers kunt toevertrouwen. Daarover is zij dus een andere mening toegedaan dan de CDA-fractie. Ik weet dat dit uitlokking is. Ik zie mevrouw Lokin-Sassen al komen.

Mevrouw Lokin-Sassen i (CDA):

Mevrouw de voorzitter, ik wil graag via u aan de heer Vliegenthart vragen of hij wellicht ook kennis heeft genomen van hetgeen ik zei, namelijk dat er momenteel dankzij de ontwikkelingen in de loop van de twintigste eeuw een menigte aan mogelijkheden is gecreëerd. Men kan niet slechts eens in de vier jaar een stem uitbrengen op een vertegenwoordiger. Er is een menigte aan mogelijkheden gecreëerd om invloed uit te oefenen op, tijdens en voor het einde van het wetgevingsproces. Om die reden is het CDA nog steeds tegen invoering van een referendum, van een raadplegend referendum, maar ook van een beslissend referendum, juist omdat die mogelijkheden tot democratisering zijn ontstaan waarin de mondige burger zich geheel kan uiten. De mening van de burger wordt ook meegenomen door de mensen die over iets te beslissen hebben. Daarom kan de fractie van het CDA er ook nog steeds tegen zijn: de mogelijkheden zijn al enorm uitgebreid.

De heer Vliegenthart (SP):

Het antwoord is ja. Mijn fractie heeft daarvan kennisgenomen. Zij deelt dat ook. Burgers hebben inderdaad meer inspraak en zeggenschap. Dat staat vandaag het toevoegen van weer een mogelijkheid niet in de weg.

Mevrouw Lokin-Sassen (CDA):

Dat lijkt mij uitstekend. Iedereen mag dat natuurlijk doen en er iets van vinden. Ik wil wel rechtgezet hebben dat het CDA volstrekt achteruitstrevend en reactionair vasthoudt aan het oude standpunt dat het volstaat dat kiezers eens in de vier jaar hun stem uitbrengen. Dat is een vergroving en een onwaarachtige weergave van wat het CDA voorstaat.

De heer Vliegenthart (SP):

De woorden die mevrouw Lokin-Sassen gebruikt, heb ik niet gebruikt. Ik heb alleen uit haar bijdrage geciteerd. Daarin zei zij letterlijk dat sommige kwesties veel te lastig waren om aan de bevolking voor te leggen. Zij zou zich uitspreken over de regering in haar algemeenheid in plaats van over het concrete voorstel. Het zou ook geld kosten. Ik heb het haar allemaal horen zeggen. Die bezwaren delen wij niet. Democratie kost wat, ja. Dat is niet erg, democratie mag wat kosten. Is de minister van Binnenlandse Zaken het met mij eens dat kostenoverwegingen niet de enige overwegingen mogen zijn als het gaat om onze democratie?

Mijn fractie stelt vertrouwen in de bevolking. Ik spreek zo meteen nog over het referendum over de Europese grondwet. In tegenstelling tot de heer Thissen van GroenLinks hebben wij toen wel degelijk gezien dat de bevolking een goede en verstandige discussie kan voeren en afweging kan maken. Wij zijn niet bang voor de bevolking. Democratie is ook niet voor bange mensen. In die zin zijn wij het vandaag fundamenteel oneens met de CDA-fractie. Dat mag. Ik wil het hier even geregistreerd hebben.

Ik zei al dat het referendum over de Europese grondwet volgens mijn fractie ten minste heeft aangetoond dat burgers graag inspraak hebben op momenten dat het ertoe doet. Een opkomst van ruim 60% liet zien dat burgers wel degelijk te mobiliseren zijn voor Europese aangelegenheden, al waren de afgelopen jaren de opkomstpercentages bij de Europese verkiezingen anders. Misschien is even belangrijk de maatschappelijke onrust die ontstaan is toen de Europese grondwet na het ratificeren van het Verdrag van Lissabon in een andere verpakking de facto over de rug van de Nederlandse bevolking toch werd ingevoerd en daarover geen tweede referendum kwam. Delen de indieners de appreciatie van het referendum over de Europese grondwet met mijn fractie dat het wel degelijk een goede uiting is geweest van de manier waarop er een referendum kan worden gehouden?

Het eerste initiatief om tot een referendum te komen en om dat grondwettelijk vast te leggen, sneuvelde in 1999, toen de Eerste Kamer door toedoen van senator Hans Wiegel op het laatste moment ervoor zorgde dat het voorstel een stem te kort kwam. Vervolgens, tussen 2002 en 2005, kende ons land een Tijdelijke referendumwet. Deze wet had niet alleen betrekking op nationale referenda, maar ook op gemeentelijke en provinciale volksraadplegingen. Van deze Tijdelijke referendumwet is echter nooit gebruikgemaakt. Deze wet regelde namelijk alleen dat er op nationaal niveau referenda over concrete wetsvoorstellen georganiseerd konden worden. Het referendum over de Europese grondwet ging echter niet over een wetsvoorstel, maar over een Europees Verdrag. Daarvoor was een aparte wet nodig, waartoe de Tweede Kamer het initiatief nam.

De voorstellen van vandaag sluiten daarbij aan, maar verschillen er ook van, bijvoorbeeld omtrent de drempels met betrekking tot het aantal benodigde steunbetuigingen. Zouden de indieners in hun beantwoording uiteen kunnen zetten wat volgens hen de belangrijkste wetstechnische verschillen tussen deze en eerdere voorstellen zijn en waarom zij voor deze verschillen hebben gekozen?

In navolging van wat mijn collega Koole net zei, heeft mijn fractie helemaal geen groot bezwaar tegen een opkomstdrempel, maar zij ziet er niet een-twee-drie de meerwaarde van in. Zij vindt dat het voorstel van de indieners ten aanzien van dat onderwerp niet hoeft te worden gewijzigd.

Mijn fractie is wel benieuwd naar het materiële verschil tussen de vandaag voorliggende wetsvoorstellen. Ik begrijp dat het ene wetsvoorstel een adviserend referendum mogelijk maakt en het andere een bindend correctief referendum invoert. Wat denken de indieners dat dit in de praktijk voor een verschil betekent? Hoe groot achten zij de kans dat de uitslag van een adviserend referendum terzijde wordt geschoven, zeker bij een redelijke opkomst? Is het niet denkbaar dat beide wetsvoorstellen in de praktijk ongeveer hetzelfde zullen betekenen, namelijk dat de bevolking zich in een referendum over een voorstel uitspreekt en dat de politiek die uitspraak dan onder normale omstandigheden volgt? Of zien zij het anders? Zien zij het adviserend referendum bijvoorbeeld als een opstapje naar het correctief referendum waar sowieso nog een tweede lezing voor nodig is of denken zij dat referenda op verschillende terreinen gebruikt zullen worden, zodat er wel degelijk inhoudelijke verschillen zullen bestaan en dat zij ook in verschillende maatschappelijke behoeften zullen voorzien? Ik krijg daarop graag antwoord.

Ik vind de suggestie van collega Koole om het ene te laten vervallen interessant, maar ook daarvan zou mijn fractie tot nu toe zeggen: wij weten niet of dat per definitie noodzakelijk is om het op die manier te doen. Wij horen hierop graag het antwoord van de indieners.

Als wij de voorliggende wetsvoorstellen aanvaarden, gelooft mijn fractie niet dat wij overspoeld zullen worden door een tsunami aan referenda. Daarvoor zijn de in de wetsvoorstellen opgenomen criteria te strikt. Dat is maar goed ook. De voorstellen scheppen wel de mogelijkheid om burgers op bepaalde cruciale momenten extra inspraak in te geven in hun eigen leven. De democratie is van hen en niet van volksvertegenwoordigers. Daarom kijkt mijn fractie met een positieve insteek uit naar de reactie van de indieners.