Plenair Vliegenthart bij behandeling BW/Algemene wet gelijke behandeling



Verslag van de vergadering van 27 mei 2014 (2013/2014 nr. 31)

Status: gecorrigeerd

Aanvang: 14.22 uur


De heer Vliegenthart i (SP):

Het wetsvoorstel dat wij vandaag behandelen, ligt alle enige tijd in de Eerste Kamer. Al op 26 november van het vorig jaar bracht de commissie BZK haar eindverslag uit. Dan duurt het toch nog een halfjaar voordat de plenaire behandeling plaatsvindt en dat is lang. Ik hoop dat wij de initiatiefnemers niet zenuwachtig hebben gemaakt. Zij hebben immers geruime tijd aan hun voorstel gewerkt en om dan een tijd in de wachtkamer te moeten zitten voordat zij voor het plenaire debat mogen komen opdraven, kan op de zenuwen werken. Ik hoop dat dit niet het geval is geweest. Ter geruststelling kan ik alvast zeggen dat de SP-fractie voor het voorliggende wetsvoorstel zal stemmen.

Het voorliggende wetsvoorstel maakt op één terrein expliciet wat op veel andere terreinen impliciet geldt, namelijk dat ambtenaren de wet hebben uit te voeren en daarbij niet hun eigen morele afwegingen kunnen laten gelden. Dat lijkt mijn fractie een goed uitgangspunt. Natuurlijk staat het ambtenaren vrij om eigen opvattingen te hebben over moraliteit. De vraag is echter of deze opvattingen leidend mogen zijn bij de vraag wie zij trouwen. Mijn fractie meent dat dit niet het geval is. Ik vraag de indieners of dat de essentie is van het voorliggende wetsvoorstel.

Nu speelt de discussie over de gewetensbezwaarde ambtenaar eigenlijk al sinds de wet inzake de openstelling van het huwelijk van 2000. Mijn fractie stelt vast dat het maatschappelijk debat sindsdien niet heeft stilgelegen en dat er een kanteling heeft plaatsgevonden in de meningsvorming. In 2000 bestond er een tamelijk brede instemming dat gewetensbezwaarde ambtenaren gewoon in functie konden blijven en konden worden benoemd. Vandaag de dag lijkt deze opvatting plaatsgemaakt te hebben voor het uitgangspunt dat op dit terrein individuele ambtenaren deze afweging niet meer zelf mogen maken, maar dat zij als dienaar van de wet alle mogelijke huwelijken dienen te voltrekken. Ik verzoek de indieners om in hun beantwoording nog eens op deze ontwikkeling in te gaan. Is het wetsvoorstel dat zij vandaag namens de Tweede Kamer verdedigen een formalisering van deze veranderende opvattingen? En zo ja, hebben de indieners dat ook meegewogen bij de indiening van het wetsvoorstel?

Het is aan de wetgever om verschillende grondrechten steeds opnieuw tegen elkaar te wegen. In dat licht ziet mijn fractie dat de indieners, naast hun leidende beginsel dat ambtenaren zich bij het voltrekken van huwelijken niet mogen laten leiden door hun eigen gewetensbezwaren, ook ruimte laten om dit principe te laten landen. Als ik het wetsvoorstel goed lees, is er geen ontslagplicht voor gemeenten om gewetensbezwaarde ambtenaren die al in functie zijn daadwerkelijk meteen te ontslaan. Tegelijkertijd lijken de indieners — en op dat punt verschil ik van mening met mevrouw Van Bijsterveld — nog niet echt een vastgelegde mening te hebben over hoe wij in de toekomst zullen omgaan met buitengewone ambtenaren van de burgerlijke stand die slechts voor één dag en één huwelijk worden benoemd. Ik weet dat er bij sommigen in deze Kamer — dat kwam tot uiting in de bijdrage van mijn voorgangster — het verlangen leeft om hier meer helderheid over te scheppen. Graag verneemt mijn fractie daarom de mening van de indieners op dit terrein. Is onze taxatie juist dat zij hier ruimte laten? Mijn fractie zal, als dit nodig mocht zijn, na de discussie van vandaag haar definitieve standpunt bepalen. Voor het overige zijn wij benieuwd naar de reactie van de indieners. Mijn betoog is wat minder eloquent en wat minder lang dan dat van mevrouw Van Bijsterveld, maar wel zo helder.

De voorzitter:

Er komt een interventie van mevrouw Van Bijsterveld. Ik verzoek de heer Vliegenthart nog even terug te keren naar het spreekgestoelte.

Mevrouw Van Bijsterveld i (CDA):

Het is altijd zeer verfrissend als een woordvoerder zijn eigen bijdrage heel helder vindt.

De heer Vliegenthart (SP):

Dat vond mijn fractie trouwens ook.

Mevrouw Van Bijsterveld (CDA):

Goed, maar daarin is de heer Vliegenthart geen uitzondering. Mijn vraag is: moet de wetgever zich niet ook aan de grondrechten houden?

De heer Vliegenthart (SP):

Ja. De wetgever moet de grondrechten wegen. De grondrechten in ons bestel zijn immers niet eenduidig. Die kunnen botsen en wringen en dan is het aan de wetgever om te wegen welke van de grondrechten in het concreet voorliggende geval het zwaarste weegt.

Mevrouw Van Bijsterveld (CDA):

Precies, maar zij moet zich er wel aan houden.

De heer Vliegenthart (SP):

Men dient zich altijd aan de grondrechten te houden, maar grondrechten kunnen schuren. Als zij schuren, is het aan de wetgever om die twee dingen te wegen. Ik heb de indruk dat hier geen wetsvoorstel wordt ingediend dat tout court over gewetensbezwaren gaat. Ik zie de opvatting van mevrouw Van Bijsterveld over de gewetensbezwaarde dienstweigeraars niet een-op-een terug in het wetsvoorstel. De specificiteit van het wetsvoorstel komt voort uit het maatschappelijk debat, waarin die grondrechten inderdaad met elkaar botsen. Als de Tweede Kamer dan meent dat er een initiatief moet worden genomen en als een meerderheid meent dat dit initiatief hier moet worden verdedigd, moeten wij die grondrechten hier wegen en moeten wij in het concreet voorliggende geval uitmaken wat het zwaarste weegt.

Mevrouw Van Bijsterveld (CDA):

Dank voor deze zeer uitvoerige toelichting. Ik heb ook in mijn bijdrage gezegd dat het hier niet gaat om een mechanische toepassing van grondrechten, omdat er verschillende belangen in het spel zijn. Ik wilde alleen even vaststellen dat de heer Vliegenthart van mening is dat in principe de wetgever zich ook aan de grondrechten moet houden. Dat was mijn interventie.

De heer Vliegenthart (SP):

Zonder meer, waarbij het woord "mechanisch" per definitie niet kan bij grondrechten, omdat die altijd uitgelegd en ingevuld moeten worden.