Plenair Staatssecretaris Broekers-Knol bij voortzetting behandeling Creëren tijdelijke uitzonderingen op de Rijkswet op het Nederlanderschap



Verslag van de vergadering van 23 juni 2020 (2019/2020 nr. 33)

Status: gecorrigeerd

Aanvang: 17.21 uur


Bekijk de video van deze spreekbeurt

Staatssecretaris Broekers-Knol i:

Voorzitter, dank. Een initiatiefwetsvoorstel is altijd een grote prestatie en ik heb dan ook grote waardering voor de initiatiefnemers dat zij het tot zover hebben weten te brengen, want het is echt een enorm karwei om dat voor elkaar te krijgen. Ik dank ook de leden voor hun inbreng van vandaag. Zoals bekend, hebben de Britten in juni — vandaag — 2016, tot teleurstelling van velen in Europa, in meerderheid gestemd voor uittreding van het Verenigd Koninkrijk uit de Europese Unie. Sinds 31 januari van dit jaar is de brexit een feit. Kort daarvoor is er gelukkig nog wel een akkoord gesloten tussen het Verenigd Koninkrijk en de Europese Unie, waarin de verblijfsrechten van de burgers over en weer zijn gewaarborgd. Ik ga daar nog op in.

Aan de brexit is een lange periode van onzekerheid voorafgegaan. Dit heeft geleid tot onrust onder de Nederlanders die wonen en werken in het Verenigd Koninkrijk. Dat is begrijpelijk. Zij hebben de brexit niet gewild, maar die is hen overkomen. De regering waardeert het dat de initiatiefnemers ook na de brexit en het sluiten van het terugtrekkingsakkoord, aandacht zijn blijven vragen voor de rechtspositie van de Nederlanders in het Verenigd Koninkrijk.

Voor de regering zijn de rechten van Nederlanders in het Verenigd Koninkrijk een van de belangrijkste speerpunten geweest tijdens de brexitonderhandelingen. De regering heeft ingezet op een diplomatieke oplossing en op een akkoord met het Verenigd Koninkrijk. Zij is dan ook verheugd dat dit inmiddels is gerealiseerd door middel van het terugtrekkingsakkoord. De criteria waaraan Unieburgers moeten voldoen om in het Verenigd Koninkrijk een verblijfsstatus, een pre-settled status of settled status te krijgen, zijn in het terugtrekkingsakkoord opgenomen. In hoofdzaak zijn dat dezelfde criteria als die momenteel gelden voor verblijf in het Verenigd Koninkrijk op grond van het Unierecht. Daarmee is gewaarborgd dat Unieburgers die in het Verenigd Koninkrijk wonen, in aanmerking komen voor deze nieuwe verblijfsstatus.

Daarbij gelden drie dingen. Ten eerste dat onder het huidige Unierecht een tijdelijke verblijfsstatus na vijf jaar rechtmatig verblijf wordt omgezet in een permanente verblijfsstatus. Die tijdelijke verblijfsstatus gaat niet sinds de brexit in, maar al vanaf langer dat je in het Verenigd Koninkrijk bent. Twee: het is niet mogelijk om aan deze rechten afbreuk te doen via nationale wet- of regelgeving van het Verenigd Koninkrijk. De uit het terugtrekkingsakkoord voortvloeiende rechten zijn bindend. Unieburgers in het Verenigd Koninkrijk kunnen zich rechtstreeks op deze bepalingen beroepen. Het is ook niet mogelijk de status van individuele Unieburgers in te trekken op andere gronden dan de gronden die uitdrukkelijk zijn vermeld in het akkoord. Ten derde is er ook voorzien in onafhankelijk toezicht. Het Hof van Justitie van de Europese Unie blijft gedurende acht jaar na het verstrijken van de overgangsperiode bevoegd om te oordelen over de uitlegging van dit onderdeel van het terugtrekkingsakkoord.

Dan ga ik nu in op de vragen die mij gesteld zijn. Allereerst de vraag van mevrouw Karimi, maar hetzelfde type vraag is ook door de heer Kox gesteld. Kan de staatssecretaris toezeggen dat de regering de wet na aanvaarding door de Eerste Kamer zal bekrachtigen?

De heer Doornhof i (CDA):

Ik had de verwachting dat u ook nog zou ingaan op de argumenten van de regering tegen het wetsvoorstel. U zei: dat ga ik in de Eerste Kamer wel naar voren brengen. Maar volgens mij heb ik die argumenten nog niet gehoord.

Staatssecretaris Broekers-Knol:

Ik denk dat ik net een heel sterk argument heb gegeven, namelijk dat er een terugtrekkingsakkoord is gesloten waarin de rechten van de Unieburgers zijn gewaarborgd volgens de criteria van het Unierecht, een rechtstreeks beroep op de rechter in het VK en ook nog eens op het Hof in Luxemburg.

De heer Doornhof (CDA):

Zegt u daarmee: Eerste Kamer, ik zou dit wetsvoorstel niet aanvaarden?

Staatssecretaris Broekers-Knol:

Ik heb in de Tweede Kamer gezegd dat het aan de Kamer is. En dat zeg ik ook hier. Het is aan de Kamer zelf om daar een besluit over te nemen. Ik beantwoord de vragen die mij gesteld zijn en u kunt zelf uw conclusie trekken.

De voorzitter:

De heer Doornhof, derde.

De heer Doornhof (CDA):

Dat heb ik goed begrepen, voorzitter; dank u wel.

Ja, ik heb natuurlijk het verslag gelezen van uw woordvoering in de Tweede Kamer, in de Handelingen. En daar werd u een beetje op de vingers getikt door de voorzitter. Die zei: het is nu aan de Kamer om hier een oordeel over te geven en het is niet aan het kabinet om zomaar een soort van standpunt over dat initiatiefvoorstel te formuleren. Ik vond dat eigenlijk een beetje een rare reactie van de voorzitter. Althans, in deze Kamer — ik weet niet hoe de voorzitter hier erover denkt — vinden wij het juist heel belangrijk om te weten hoe het kabinet aankijkt tegen zo'n voorstel, ook gegeven het kabinetsbeleid. Ik heb uw argumenten gehoord en ik voel natuurlijk de ondertoon. Maar ik vind het toch wat onbevredigend als het kabinet zegt: wij hebben geen oordeel over een initiatiefvoorstel.

Staatssecretaris Broekers-Knol:

Waarschijnlijk was het het feit dat het voor mij nog een vrij nieuwe business was om in de Tweede Kamer mee te doen met het verdedigen van een wetsvoorstel. Vandaar dat ik de terminologie heb gebruikt die normaliter gebruikt wordt bij moties. Moties zijn "aan de Kamer" of worden "ontraden". Vandaar dat de terminologie die door mij gebruikt werd, niet helemaal paste bij de situatie waarin ik daar stond. Ik heb daar wel namens kabinet gezegd dat wij vinden dat het lastig is wat betreft de rechtsongelijkheid. De Rijkswet op het Nederlanderschap verbiedt een dubbele nationaliteit, en voor een bepaalde categorie burgers, namelijk voor de mensen met de Nederlandse nationaliteit die in het VK wonen of werken, wordt daarop een uitzondering gemaakt. Dat vonden wij een belangrijk punt. En een tweede punt is, en daarin zijn wij het eens met de Raad van State: hier wordt een verblijfsrechtelijk probleem opgelost door middel van een nationaliteit. Die twee punten heb ik genoemd.

Voorzitter. Ik ga verder met de beantwoording van de vragen van mevrouw Karimi en de heer Kox. Ik heb het ook in de Tweede Kamer gezegd: als dit wetsvoorstel door uw Kamer wordt aanvaard, dan zal de ministerraad moeten besluiten over het al dan niet bekrachtigen en contrasigneren. Wij zijn er geen voorstem van, maar ik vind het niet-bekrachtigen van een wetsvoorstel dat door beide Kamers der Staten-Generaal is aanvaard, een heel zwaar middel. Zo ver wil ik in dit geval absoluut niet gaan. Ik vind dat en ik heb dat gezegd in de Tweede Kamer. Mooier kun je het bijna niet verwoorden dan de heer Kox het heeft gedaan. Het is echt een belangrijk onderdeel van ons democratisch stelsel. Het parlement neemt een wetsvoorstel aan en dan is het heel belangrijk dat het kabinet zich daaraan houdt. Er kan een situatie zijn waarin dat anders ligt, maar in dit geval is dat zeker niet zo. Bekrachtiging en contrasignering zullen dus zeker gebeuren als het hier wordt aangenomen.

Dan heeft mevrouw Karimi de vraag gesteld waar het wetsvoorstel tot modernisering van het nationaliteitsrecht blijft, want dat is in het regeerakkoord aangekondigd. Die vraag is mij ook in de Tweede Kamer gesteld. Ik moet daar altijd bij uitleggen dat de afspraak in het regeerakkoord twee kanten heeft, en die moeten gezamenlijk gebeuren, in één wetsvoorstel. Ja, er is in het regeerakkoord afgesproken dat eerstegeneratiemensen die zich in Nederland bevinden, twee nationaliteiten kunnen hebben, een dubbele nationaliteit. Maar tegelijkertijd moet dan geregeld worden, in hetzelfde wetsvoorstel, dat de tweede generatie een keus moet maken. Dat betekent dus dat het prima is dat mensen een dubbele nationaliteit hebben, maar dat hun kinderen moeten kiezen welke nationaliteit ze nemen. Het is dus niet zo dat in het regeerakkoord staat: we gaan over op dubbele nationaliteit. Nee, dat tweede stuk hoort daarbij.

In maart 2019 heeft het Hof van Justitie van de Europese Unie, in het zogenaamde Tjebbesarrest, uitgesproken dat verlies van rechtswege van nationaliteit, indien dat tevens leidt tot verlies van het Unieburgerschap, op zichzelf toelaatbaar is, maar dat er moet worden gekeken naar de Europeesrechtelijke evenredigheidstoets. Dat wordt in ieder individueel geval bepaald. Dan kan dit betekenen dat de verloren nationaliteit met terugwerkende kracht wordt herkregen. Dat is een arrest dat heel belangrijk is. Volgende week hopen wij daarvoor een wijziging van de Rijkswet op het Nederlanderschap in consultatie te kunnen brengen.

Mevrouw Karimi i (GroenLinks):

De afspraak in het regeerakkoord is mij bekend, ook beide kanten. Dus aan de ene kant het toestaan van een dubbele nationaliteit aan migranten en emigranten; beide groepen. Aan de andere kant dus de keuze voor de tweede en derde generatie, neem ik aan. Maar waar blijft dan het wetsvoorstel? Ook met die inhoud?

Staatssecretaris Broekers-Knol:

Het Tjebbesarrest is in maart gewezen. Dat heeft ons ertoe gebracht dat wij heel hard moesten gaan nadenken over hoe we een en ander in het vat kunnen gieten. Ik moet zeggen dat het arrest-Tjebbes gevolgen heeft voor de maatregelen uit het regeerakkoord, maar eerst vinden wij dat het belangrijk is dat de huidige wet, de Rijkswet op het Nederlanderschap, in overeenstemming wordt gebracht met de jurisprudentie. Dat is de eerste stap. Het is niet zomaar een kwestie van: dit lossen we even snel op. Het is best ingewikkeld en daarom gaat het volgende week in consultatie.

Mevrouw Karimi (GroenLinks):

Begrijp ik dan de staatssecretaris goed dat zij zegt: dan ga ik eerst de afspraak in het regeerakkoord terzijde schuiven? Dan ga ik een oplossing vinden voor het arrest-Tjebbes en daarna ga ik pas weer een actie ondernemen in relatie tot de afspraak in het regeerakkoord?

Staatssecretaris Broekers-Knol:

Nee, mevrouw Karimi stelt het nu voor alsof we daar een hele tijd niks aan doen, dan eerst Tjebbes doen en dan daar weer mee verdergaan. Natuurlijk wordt er de hele tijd gewerkt aan en gedacht over wat er in het regeerakkoord is vastgelegd, maar ik kan me voorstellen dat ook mevrouw Karimi begrijpt dat het niet zomaar een-twee-drie is geregeld om de tweede generatie de keuze te laten maken welke nationaliteit men wil. Je moet er een inleveren. Dat is heel lastig en er zitten juridisch heel veel haken en ogen aan. Er wordt hard aan gewerkt en er wordt goed over nagedacht.

De voorzitter:

Mevrouw Karimi, derde.

Mevrouw Karimi (GroenLinks):

Als ik een conclusie mag trekken, dan zeg ik: het regeerakkoord stamt niet van gisteren, maar is er al een paar jaar. Nu zitten we in de situatie waarin we een wetsvoorstel bespreken waarvan iedereen zegt: daar zitten gewoon heel veel haken en ogen aan. Dat had voorkomen kunnen worden, als het huiswerk al eerder was gedaan. Ik hoor nog steeds dat de staatssecretaris zegt: we werken eraan en we denken erover. Maar het resultaat, namelijk dat er een wetsvoorstel voorligt, daarvan kunt u nu niet zeggen: over een week, over twee weken of over tien dagen ben ik zover.

De voorzitter:

Dank u wel, mevrouw Karimi. De staatssecretaris.

Staatssecretaris Broekers-Knol:

Ik denk dat ik daar voldoende antwoord op gegeven heb. De aanpassing van de Rijkswet op het Nederlanderschap naar aanleiding van het arrest-Tjebbes wordt volgende week in consultatie gebracht.

Mevrouw Vos heeft gevraagd hoeveel Nederlanders in het Verenigd Koninkrijk van deze wet gebruik zullen maken. Ik heb ook de heer Sjoerdsma horen zeggen: we weten het niet precies; het zijn er ongeveer 100.000. Ik heb op de schriftelijke vragen van uw Kamer geantwoord: Nederlanders in het buitenland hoeven zich niet te registreren. Daarom zijn er geen exacte cijfers beschikbaar. We vermoeden dat het er 100.000 zijn, maar het kunnen er minder zijn. Misschien zijn het er ook meer, maar we weten het niet zeker. Ook is niet bekend of in het Verenigd Koninkrijk al veel Nederlanders wonen met een dubbele nationaliteit omdat ze met een Brit getrouwd zijn. Die gegevens ontbreken helaas. Ik denk overigens dat het een groot goed is dat niet iedereen geregistreerd wordt als je naar een ander land gaat.

Mevrouw Vos had nog een vraag gesteld over de zes maanden na inwerkingtreding. Die vraag is al door de heer Sjoerdsma beantwoord.

Mevrouw Vos had ook nog een vraag gesteld over het toekomstperspectief van de Britten in Nederland. De waarborgen uit het terugtrekkingsakkoord voor Unieburgers in het Verenigd Koninkrijk gelden ook voor Britse onderdanen in de Europese Unie. Vorig jaar hebben we alle Britten in Nederland geïnventariseerd. Die zijn allemaal opgezocht en daar zijn alle adressen van verzameld. Toen op 31 januari duidelijk werd dat het Verenigd Koninkrijk uit de Europese Unie stapte, is meteen begonnen met het uitnodigen van de Britten om een verblijfsaanvraag in te dienen op grond van het terugtrekkingsakkoord. Na indiening van de aanvraag vindt toetsing door de IND plaats. Het zijn er ongeveer 45.000. Iedereen die op dit moment rechtmatig op grond van het Unierecht in Nederland woont, komt in aanmerking voor een vergunning op grond van het akkoord. Daarmee is het toekomstperspectief van Britten, mits wordt voldaan aan de voorwaarden van het terugtrekkingsakkoord, verblijfsrechtelijk geborgd.

Misschien is het aardig om toch even de getallen te noemen. Inmiddels zijn er 19.429 van de 45.000 uitnodigingen verstuurd. Het aantal tot en met mei 2020 ingediende brexitaanvragen — dat zijn de aanvragen die teruggekomen zijn — is 12.000. Van de 19.500 die verstuurd zijn, zijn er 12.000 teruggekomen. Daarvan heeft een heel groot deel inmiddels een verblijfsvergunning gekregen van de IND.

Mevrouw Vos i (PvdA):

Dank u wel voor de antwoorden. Als mensen die vergunning krijgen, kunnen ze dan in principe tot in het oneindige in Nederland wonen en werken? Dat is me nog niet helemaal duidelijk.

Staatssecretaris Broekers-Knol:

Daar gelden dezelfde regels die in het terugtrekkingsakkoord staan. In principe heb je een tijdelijke verblijfsvergunning, maar een groot deel vraagt duurzaam verblijf aan. Die zijn dus langer dan vijf jaar in Nederland. Ongeveer 2.000 van die 12.000 vragen een vergunning voor bepaalde tijd aan. Die willen dus kortere tijd in Nederland verblijven. Niet iedereen vraagt dus meteen duurzaam verblijf aan. Van de 12.040 ingediende brexitaanvragen hebben er 9.850 duurzaam verblijf aangevraagd en 2.190 bepaalde tijd.

Mevrouw Vos (PvdA):

Dat betekent in de praktijk dus dat ze Britse staatsburgers blijven en de Britse nationaliteit houden, maar ze kunnen in principe tot en met hun AOW in Nederland blijven wonen, werken en hun kinderen naar school brengen.

Staatssecretaris Broekers-Knol:

Duurzaam verblijf is langdurig, ja.

De heer Van Rooijen en mevrouw Stienen hebben gevraagd hoe Nederlanders in het Verenigd Koninkrijk worden geïnformeerd over deze wet. De informatievoorziening zal plaatsvinden op de gebruikelijke wijze, via Rijksoverheid.nl en op de website van het ministerie van Buitenlandse Zaken voor Nederlanders in het buitenland. Dat is Nederlandwereldwijd.nl. We zien geen reden om een specifieke overheidscampagne te starten voor Nederlanders die thans in het Verenigd Koninkrijk woonachtig zijn, want we gaan ervan uit dat ze zichzelf goed op de hoogte houden van de ontwikkelingen. Ook de belangenorganisaties van Nederlanders in het buitenland zijn op dit gebied zeer actief. De aandacht die gegeven is voor alle onderhandelingen ten aanzien van de brexit moet ertoe leiden dat velen op de hoogte zijn van wat zich afspeelt. Dat geldt dus ook hiervoor. Rijksoverheid.nl en Nederlandwereldwijd.nl zijn er dus wel. Als iemand informatie wil hebben, is het natuurlijk ook zo dat de ambassade die informatie kan verstrekken en ook naar die websites kan verwijzen.

De heer Van Rooijen i (50PLUS):

Ik dank de minister.

Staatssecretaris Broekers-Knol:

Staatssecretaris.

De heer Van Rooijen (50PLUS):

Staatssecretaris. U ziet het, ik denk vooruit.

Staatssecretaris Broekers-Knol:

Nou ...

De heer Van Rooijen (50PLUS):

Ja, u bent ook van deze senaat naar het kabinet gegaan.

Staatssecretaris Broekers-Knol:

Dat is waar.

De heer Van Rooijen (50PLUS):

Dus het begin is er al.

Staatssecretaris Broekers-Knol:

Ja.

De heer Van Rooijen (50PLUS):

De staatssecretaris zei: velen. Maar dat is dus niet: allemaal. De burgerij bestaat uit jong, middelleeftijd en oud. Ook in de Tweede Kamer is erover gesproken dat niet alle ouderen vaardig zijn met sociale media. Ik vraag de staatssecretaris toch nog om daar actiever in te acteren. De Tweede Kamer heeft daar ook om gevraagd. Ik begrijp dat de staatssecretaris verwijst naar de bestaande communicatiemiddelen en naar de belangengroepen die hun eigen belang hebben voor hun burgers in het Verenigd Koninkrijk. Maar er zullen ook hier weer leemten vallen, net zo goed als dit initiatiefvoorstel een leemte wil opvangen voor de Nederlanders in Engeland als er een no-deal komt. Hier is een leemte voor die groep. Ik vraag de staatssecretaris met klem om meer te doen dan zij nu heeft gezegd.

Staatssecretaris Broekers-Knol:

Ik kan de heer Van Rooijen toezeggen dat ik ga kijken of er nog andere mogelijkheden zijn die specifiek zijn gericht op degenen die de heer Van Rooijen noemt, zoals oudere mensen die misschien helemaal niet zo behendig zijn met media en ook niet de gewoonte hebben om dagelijks met de ambassade of het consulaat te bellen. Ik ga kijken wat mogelijk is, maar een echte groots opgezette publiekscampagne is een heel kostbare zaak. In Nederland hebben we ons best gedaan door alle 45.000 Britten in Nederland op te zoeken. Dat is ook een heel karwei geweest. Dat was een heel kostbare operatie. Ik wil niet zeggen dat we het om geld moeten laten. Ik ga ernaar kijken, maar ik beloof het niet. Ik beloof wel dat we gaan kijken of er nog iets meer nodig is voor juist de groep waar de heer Van Rooijen aan refereert.

De heer Van Rooijen (50PLUS):

Dank u wel voor uw antwoord. U wijst terecht op de grote activiteit voor de Britten die in Nederland wonen. Als de wet wordt aangenomen en het contrasein is gegeven, is het dan denkbaar dat het kabinet, en u speciaal, bereid is om met de Britse regering in contact te treden over de 100.000 Nederlanders die in het Verenigd Koninkrijk wonen en daar rechten en plichten hebben, zodat ook de Britse regering die grote groep Nederlanders daarop wijst? Is het misschien denkbaar dat u overweegt dat contact te leggen?

Staatssecretaris Broekers-Knol:

We moeten ook voorzichtig zijn. De Britse regering heeft niet alleen te maken met 100.000 Nederlanders, maar met 3 miljoen Unieburgers. Ik heb zojuist over rechtsgelijkheid gesproken. Als er iets is, dan zou het vanwege rechtsgelijkheid ook nodig zijn dat ze alle 3 miljoen Unieburgers in het Verenigd Koninkrijk veel meer op de hoogte stellen dan ze nu doen — misschien doen ze al veel — door ze te wijzen op het terugtrekkingsakkoord en de mogelijkheden die dit heeft geschapen.

De voorzitter:

Meneer Van Rooijen, een derde.

De heer Van Rooijen (50PLUS):

Aansluitend op wat u zegt, vraag ik of het denkbaar is dat in de communicatie vanuit de Britse regering over de gevolgen van een no-deal voor die 3 miljoen mensen in het Verenigd Koninkrijk, ook specifiek de situatie wordt genoemd die na aanname van deze wet voor 100.000 Nederlanders aan de orde komt. Dat is wellicht een mogelijkheid, omdat men ook moet communiceren naar die 3 miljoen buitenlanders.

Staatssecretaris Broekers-Knol:

Ik heb zojuist, aan het begin van mijn betoog gezegd dat de Nederlanders in het Verenigd Koninkrijk niet geregistreerd zijn. Die hoeven zich ook niet te registreren voor de Nederlandse wetgeving. Ik kan niet overzien in hoeverre ze in het Verenigd Koninkrijk voldoende zijn geregistreerd. Ik denk dat dit belangrijk is. Ik spreek met enige regelmaat de Engelse ambassadeur. Ik zal dit in zijn aandacht aanbevelen.

Mevrouw Stienen i (D66):

Ik hoor de staatssecretaris zeggen dat het niet de bedoeling is om een grootschalige publiekscampagne te starten. Dat is volgens mij ook niet gevraagd in de motie die is aangenomen in de Tweede Kamer. In de motie van mevrouw Belhaj en een paar andere collega's wordt echter wel degelijk opgeroepen tot het starten van een voorlichtingscampagne. Deze motie is ook aangenomen. Ik begrijp dus eigenlijk niet precies waar we het nu over hebben.

Staatssecretaris Broekers-Knol:

Ik kom op de motie van mevrouw Belhaj. Het kabinet heeft op 27 februari in antwoord op de motie van mevrouw Belhaj gesproken met een aantal vertegenwoordigers van verschillende organisaties van Britten in Nederland. Daar zijn onder meer aan de orde gekomen de aanvraagprocedure voor een verblijfsvergunning, de toegang tot de Nederlandse gezondheidszorg en de toegang tot de Nederlandse arbeidsmarkt. Voor een uitgebreide toelichting moet ik mevrouw Stienen verwijzen naar de brief van de minister van Buitenlandse Zaken aan de Tweede Kamer van 14 april 2020, waarin hij mede namens mij verslag doet van die bespreking, want het ging over vertegenwoordigers van Britten in Nederland. Dat was de motie van mevrouw Belhaj.

Mevrouw Stienen (D66):

Mevrouw Belhaj is een heel actief Kamerlid. Zij had twee moties ingediend. De andere motie ging over de informatiepositie van Nederlanders in het Verenigd Koninkrijk. Mijn fractie maakt zich er zorgen over dat veel Nederlanders het soms niet doorhebben dat zij het risico lopen om hun Nederlanderschap kwijt te raken als zij lang in het buitenland wonen. Dat is een beetje in aansluiting op de interruptie van de heer Van Rooijen. De Ombudsman heeft daar een rapport over geschreven een aantal jaren geleden. Dat heet En toen was ik mijn Nederlanderschap kwijt. Zelf heb ik lang in de diplomatieke dienst gezeten en ik heb wel gemerkt dat je niet moet overschatten hoe goed geïnformeerd Nederlanders zijn die al lange tijd in het buitenland zijn. Vandaar de nadrukkelijke oproep van mijn fractie om ook op die andere motie van mevrouw Belhaj nog even te reageren.

Staatssecretaris Broekers-Knol:

Mag ik daarop reageren in de tweede termijn, voorzitter?

Mevrouw Stienen heeft ook nog een aantal vragen gesteld over de waarborgen in het terugtrekkingsakkoord en de uitvoering daarvan door het Verenigd Koninkrijk. Ik heb zojuist gezegd dat dat terugtrekkingsakkoord tot stand is gekomen tussen de Europese Unie en het Verenigd Koninkrijk. Dat is in werking getreden op 31 januari, het moment van uitreding van het Verenigd Koninkrijk uit de Europese Unie. Er is een verblijfstatus en alle voorwaarden voor de criteria daarvoor zijn in het terugtrekkingsakkoord opgenomen. Daardoor is er een waarborg dat de Unieburgers die in het Verenigd Koninkrijk wonen, in aanmerking komen voor deze nieuwe verblijfstatus. Ik heb het al gezegd: vijf jaar rechtmatig verblijf wordt omgezet in een permanente verblijfstatus. Ik heb zojuist ook aangegeven dat er een rechtstreeks beroep op kan worden gedaan, dat er geen afbreuk gedaan kan worden aan die rechten via nationale wet- of regelgeving en dat het Hof van Justitie van de Europese Unie gedurende acht jaar na het verstrijken van de overgangsperiode bevoegd is om te oordelen over de uitlegging van het terugtrekkingsakkoord.

Bovendien staat het terugtrekkingsakkoord los van de handelsdeal waarover op dit moment wordt onderhandeld en blijft het van kracht, ook als er geen handelsdeal tot stand komt. De heer Sjoerdsma heeft dat ook duidelijk gezegd. Ik stel ook vast dat dat uitdrukkelijk is erkend in de memorie van antwoord door de initiatiefnemers. Daarmee zijn in dit akkoord de rechten van de Nederlanders in het Verenigd Koninkrijk voldoende gewaarborgd. Ik begrijp ook dat er twijfels over zijn of het inderdaad wel goed zal blijven gaan en of de Britse regering zich wel aan het akkoord zal houden. Maar het is een akkoord tussen het Verenigd Koninkrijk en de Europese Unie, alle lidstaten van de Europese Unie, de gehele Europese Unie. Ik deel dan ook die zorg niet. Het VK is gebonden aan het akkoord en uiteindelijk kijkt het Hof van Justitie van de Europese Unie hierop toe. Het akkoord is niet vrijblijvend.

Uit de praktijk blijkt overigens dat het Verenigd Koninkrijk gemaakte afspraken nakomt. Het Verenigd Koninkrijk heeft tot april van dit jaar ruim 3,5 miljoen aanvragen ontvangen van Unieburgers. Uit verstrekte gegevens van het Verenigd Koninkrijk blijkt dat 99% daarvan is ingewilligd. Als ik het nog even af mag maken, voorzitter: de nadere uitwerking van het akkoord in het Verenigd Koninkrijk geschiedt bij secundaire wetgeving, maar dat is niet van belang. Het Verenigd Koninkrijk moet zich houden aan wet- en regelgeving. Het akkoord is op dat punt bindend. Het klopt dat Unieburgers in het Verenigd Koninkrijk geen fysiek verblijfsdocument ontvangen, maar ik wijs erop dat het terugtrekkingsakkoord uitdrukkelijk een digitaal bewijs van rechtmatig verblijf toestaat. Dat staat in artikel 18, eerste lid van het terugtrekkingsakkoord. De Europese Unie en het Verenigd Koninkrijk hebben er indertijd in het overleg met elkaar mee ingestemd om het op die manier te doen.

De heer Doornhof (CDA):

Ik zou denken: dat is een degelijke uiteenzetting van de staatssecretaris over hoe de situatie feitelijk is op het punt van burgerrechten. Maar kunt u zich een situatie voorstellen waarin de rechten van Unieburgers in het VK toch niet voldoende gewaarborgd zijn?

Staatssecretaris Broekers-Knol:

Ik kan me dat wel voorstellen. Er zal altijd wel ergens een geval zijn waarin iemands rechten niet zo gewaarborgd zijn als hij gehoopt had, maar er is ook een rechtstreeks beroep op de rechter mogelijk in het Verenigd Koninkrijk. Nadat de overgangsperiode voorbij is, is daarnaast acht jaar lang beroep mogelijk op het Europees Hof in Luxemburg.

De heer Doornhof (CDA):

Ik stel deze vraag omdat dit natuurlijk precies het criterium is op basis waarvan u moet beslissen of de wet, als die wordt aangenomen, in werking treedt. Als ik u zo hoor praten, zie ik bij u geen moment ontstaan waarop u denkt dat u dat vangnet in werking moet laten treden. Mijn vraag is: klopt dat?

Staatssecretaris Broekers-Knol:

Er is een terugtrekkingsakkoord gesloten tussen het VK en de Europese Unie. De Europese Unie is het eens met wat daar is afgesproken. Dat is voldoende gebleken voor de Europese Unie. Op dit moment is er geen situatie aan de hand waarin ik zou kunnen zeggen dat er zulke rare dingen gebeuren dat het misgaat. Nee, het is een gegeven dat dit, of je dit nou "de ondergrens" noemt of niet, voor de onderhandelaars van de Europese Unie met het Verenigd Koninkrijk voldoende is geweest voor het terugtrekkingsakkoord.

De voorzitter:

De heer Doornhof, derde.

De heer Doornhof (CDA):

Dat is mij duidelijk, voorzitter.

Dus u zegt: als dit wetsvoorstel door de Tweede Kamer en door de Eerste Kamer wordt aanvaard, dan zet ik dat contraseign, maar er zal geen moment komen dat ik die wet ook in werking laat treden.

Staatssecretaris Broekers-Knol:

Dat terugtrekkingsakkoord geeft een ondergrens aan. Het zou kunnen zijn dat de Tweede Kamer op een gegeven moment een motie indient, om te zeggen dat het absoluut niet goed gaat, dat het helemaal fout gaat, ik noem maar wat. Als die motie wordt aanvaard, is het aan de regering om te kijken of dat inderdaad klopt en of aan die motie uitvoering wordt gegeven. Maar zolang wij een terugtrekkingsakkoord hebben gesloten zoals dat is gesloten door de Europese Unie, is er geen reden om aan te nemen, van een enkel geval, of twee gevallen, of wat ook, dat we door de bodem zakken. We moeten ons bovendien goed realiseren dat het een terugtrekkingsakkoord is dat geldt voor alle lidstaten van de Europese Unie, voor alle inwoners van de 3 miljoen of 3,1 miljoen die in Engeland woonachtig zijn.

Mevrouw Stienen (D66):

Ik denk toch dat het om meer dan een of twee gevallen gaat waar wij ons zorgen over moeten maken, als het gaat om de vraag of de rechten van Nederlanders voldoende zijn gewaarborgd door dat terugtrekkingsakkoord. Ik heb mij in eerste termijn wellicht vergist, want toen was het VK al uit de Europese Unie getreden, maar we hebben nog steeds een overgangsperiode waarin we nog een aantal dingen kunnen repareren. Mijn fractie ziet deze initiatiefwet dan ook meer als een verzekering — better safe than sorry — dan als een vangnet. Je hoopt altijd dat je een verzekering niet hoeft in te roepen.

Dan mijn concrete vraag. Ik weet dat de staatssecretaris op 16 februari 2020 een brief heeft gekregen van een aantal belangenorganisaties. Ik zal het heel snel doen. Zij zeggen dat dit akkoord voornoemde rechten niet voldoende waarborgt. Zij zeggen vijf dingen. Zij voorspellen een grootschalige discriminatie door enkel digitale verblijfsstatus. Zij hebben heel veel zorgen over transparantie en beheer van persoonlijke gegevens. Zij zien een vertrouwensbreuk met het Britse Home Office. Zij maken zich ernstige zorgen over het verlies van democratische rechten. En zij zien een verlies van het EU-recht van vrij verkeer van personen. Bij deze vijf punten zit nog een hele bijlage. Ik kan de politiek adviseur van de staatssecretaris altijd dit schrijven laten toekomen. Mijn vraag is, namens de D66-fractie: deze vijf punten zijn na het uittredingsakkoord genoemd door belangenorganisaties als enorme zorgen dat hun rechten niet voldoende zijn gewaarborgd. Wij zijn toch wel heel benieuwd hoe de staatssecretaris dat dan ziet.

Staatssecretaris Broekers-Knol:

Ik begrijp dat mevrouw Stienen met deze punten komt van die belangenorganisaties, maar tegelijkertijd is het zo: er is een terugtredingsakkoord gesloten door de Europese Unie. Daar heeft Nederland ook behoorlijk goed op ingezet, want Nederland vond het een belangrijk iets. Op dit moment zitten we in het overgangsjaar. Er is nu een terugtredingsakkoord, waarvan wij zeggen, ook als Nederland, als lid van de Europese Unie: dit is het akkoord dat wij gesloten hebben. Het zou wat merkwaardig zijn als Nederland zou zeggen dat we dat moeten veranderen, omdat het niet goed is.

Er ligt hier een initiatiefwetsvoorstel en dat is verdedigd door de heer Sjoerdsma. De inwerkingtreding van dat initiatiefwetsvoorstel is op dit moment niet aan de orde, want er ligt een terugtredingsakkoord.

Ik moet wel toegeven aan mevrouw Stienen dat het vrij verkeer van personen hier niet onder valt. Dat is de keuze die gemaakt is omdat het Verenigd Koninkrijk uit de Europese Unie is gestapt. Je kunt niet dat bewaren en vervolgens toch maar uit de Europese Unie. Daar hebben deze mensen inderdaad een punt, dat begrijp ik, maar dat is het resultaat van de situatie die is ontstaan door de uittreding van het Verenigd Koninkrijk uit de Europese Unie.

Mevrouw Stienen (D66):

Vandaar dat de belangenorganisaties namens ongeveer 100.000 Nederlanders zeggen: dan is voor ons het aanvragen van de Britse nationaliteit eigenlijk de enige oplossing, maar dat kunnen we niet doen, want dan verliezen we onze Nederlandse nationaliteit. Er staat in artikel 4, lid 1 van de initiatiefwet, in het tweede deel van de zin dat het niet voldoende gewaarborgd is.

Staatssecretaris Broekers-Knol:

De Europese Unie vindt dat de rechten voldoende gewaarborgd zijn met het terugtredingsakkoord. Anders was dat terugtredingsakkoord op deze wijze niet gesloten. Op dit moment zitten we in het overgangsjaar. Om dan te zeggen dat de rechten niet voldoende zijn gewaarborgd ... Dat kan ik gewoon niet zeggen. Dat is nu helemaal niet aan de orde. Dit is een als-danvraag. Dan zou ik bijna zeggen tegen degenen die dit naar voren brengen: the proof of the pudding is in the eating. We zien wel of het voldoende is. Het kan best zijn dat het dadelijk helemaal fout loopt, dat het Verenigd Koninkrijk zich totaal niet aan de afspraken houdt. Wij hebben geen aanleiding om dat te denken, maar het zou allemaal kunnen. Dan zijn er waarborgen ingebouwd. Als deze wet wordt aangenomen, hangt die ook nog. Dan kan de Tweede Kamer een motie aannemen — ik heb het zojuist gezegd — en daarin zeggen: "Regering, laat die wet in werking treden, want de waarborgen zijn helemaal weg; er is geen enkele waarborg. Die mensen zijn gewoon overgeleverd aan de willekeur van het Verenigd Koninkrijk, dat alle verdragen en akkoorden met de voeten treedt." Dat zou dan de situatie zijn.

De voorzitter:

Mevrouw Stienen, uw laatste vraag. U krijgt straks nog een tweede termijn.

Mevrouw Stienen (D66):

Tot slot. Mijn favoriete pudding is trifle, een heel ingewikkelde pudding. Volgens de Nederlanders die wij hebben gesproken, blijkt nu al dat een aantal dingen die in die zogenaamde waarborgen zitten, hun leven in de dagelijkse praktijk echt lastig maken. Ze hebben minder recht op een woning, komen moeilijk aan een baan en vrezen voor uitzetting als ze, vanwege die digitale constructie, niet kunnen aantonen dat ze überhaupt dat verblijfsrecht hebben.

Staatssecretaris Broekers-Knol:

Ik kom nog even terug op de digitale constructie. Die is afgesproken in het terugtredingsakkoord. Het is hier niet mijn plek om over het terugtredingsakkoord te zeggen dat ze die bepaling maar niet hadden moeten invoegen enzovoorts. Het terugtredingsakkoord is leidend. Het is gesloten door de Europese Unie met het Verenigd Koninkrijk. Dat is de grondslag voor waar we mee bezig zijn.

De heer Kox i (SP):

De staatssecretaris zegt, als ik haar goed begrijp: ik ga over het in werking laten treden. Dat staat ook in artikel 4 van het wetsvoorstel. De staatssecretaris gaat pas handelen wanneer zij zou denken: ik vind dat het nu onvoldoende gewaarborgd is, dus ik laat de wet ingaan. Maar de staatssecretaris zegt ook: "Ik kan me voorstellen dat de Tweede Kamer, als zij vindt dat het onvoldoende gewaarborgd is, een motie aanneemt en dat dan tegen mij zegt. Dan beoordeel ik dat op zijn merites. Normaal gesproken voer ik uit wat de Tweede Kamer zegt." Als we het over die structuur eens zijn, is het volgens mij voldoende ingekaderd dat de Tweede Kamer kan zeggen: staatssecretaris, we denken dat dit het moment is. Dan is er overleg tussen regering en parlement en dan wordt het opgelost. Dat is volgens mij wel belangrijk, omdat we te maken hebben met een wat merkwaardige figuur. Dat begrip "voldoende" is namelijk een beoordeling. Dat is neergelegd bij de staatssecretaris. Is dat de figuur? Dus als de Tweede Kamer vindt dat het tijd is dat het wetsvoorstel geactiveerd wordt, neemt zij een motie aan en dan handelt de regering normaal gesproken in lijn met die motie en spreekt zij daarover met de Tweede Kamer.

Staatssecretaris Broekers-Knol:

Ik heb zoiets zojuist gezegd. Dat is het geval. Wat de heer Kox zegt, kan ik beamen. Het gaat er natuurlijk wel om dat de Tweede Kamer — dat geldt dan ook daarvoor — invulling geeft aan het begrip "voldoende". Het kabinet zegt dat er voldoende waarborgen zitten in het terugtrekkingsakkoord. De situatie zou zich kunnen voordoen, wanneer het overgangsjaar voorbij is, dat er zich allemaal ik weet niet wat voor omstandigheden voordoen, zoals ik al tegen mevrouw Stienen zei, en dat het Verenigd Koninkrijk zich helemaal niet aan de afspraken houdt en dat allerlei dingen helemaal de verkeerde kant opgaan. Maar dan is het ook van belang om vast te stellen — dat geldt dan dus ook voor de Tweede Kamer en vervolgens is dat de verantwoordelijkheid van het kabinet — of het inderdaad juist is dat het niet meer voldoende is. En het blijft altijd aan degenen die dan of in de Kamer of in het kabinet zitten om de invulling te beoordelen: zijn er nog voldoende waarborgen voor de Nederlanders in het Verenigd Koninkrijk?

De voorzitter:

De heer Kox, kort graag.

De heer Kox (SP):

Ik ben een groot voorstander van goed verkeer tussen regering en parlement. Dat hebben we in een ander debat hier gewisseld. Ik denk ook dat het belangrijk is om dat hier vast te stellen. De staatssecretaris heeft naar mijn mening heel terecht gezegd: als dit initiatiefwetsvoorstel in twee Kamers wordt aangenomen, zet ik mijn handtekening eronder. Dat is iets anders dan inwerkingtreding, maar dat is de afspraak. Dit is niet bedacht door de regering, maar door het parlement en als het parlement zegt "zo moet het", dan gaan we het ook zo doen. De invulling van het begrip "voldoende" is formeel in handen van de staatssecretaris, maar materieel kan de Kamer zeggen: we denken dat die invulling daar nu is. Het zal tot de wetsgeschiedenis gaan behoren dat dat de normale procedure zal zijn. Tenzij de Tweede Kamer hele rare dingen gaat zeggen. Ik weet niet of jullie dat voortdurend doen; wij in ieder geval zelden of nooit. Maar de normale procedure zal zijn dat ...

De voorzitter:

Is dit uw vraag, meneer Kox? Want u krijgt zo meteen nog een tweede termijn.

De heer Kox (SP):

... als de Tweede Kamer denkt dat het moment van "voldoende" aangebroken is, de regering dan op voorhand zal zeggen: we zijn tevreden.

Staatssecretaris Broekers-Knol:

Ik denk dat de heer Kox bevestiging wenst. Het is altijd de bevoegdheid van de Tweede Kamer om een motie in te dienen over welk onderwerp dan ook; dat kan hier, in de Eerste Kamer, trouwens ook. Het zou kunnen dat de Tweede Kamer ook hierover een motie indient. Dan is het aan het kabinet om te beoordelen of het inderdaad niet voldoende is. Want daar gaat het dan om, om de invulling van het begrip "voldoende". Maar ik hoop wel dat de heer Kox begrijpt dat de regering, het kabinet, dan niet even in één dag kan zeggen "we doen het wel" of "we doen het niet", want het vereist heel wat onderzoek om erachter te komen of daaraan voldaan is, te ja of te nee. Ik mag ook hopen dat de Tweede Kamer niet lichtzinnig een motie indient — dat verwacht ik totaal niet — met de strekking: we vinden het niet voldoende en doe maar. Want zo is het niet. Want dan krijgen we toch te maken — daar kom ik dan nog even op terug — met rechtsongelijkheid, omdat, even grof gezegd, het hebben van die twee nationaliteiten voor een Nederlander niet mogelijk is volgens de Rijkswet op het Nederlanderschap. In dit geval wordt het wel mogelijk gemaakt voor de Nederlanders in Engeland. Hoe dieper je daar ingaat terwijl je opeens afstapt van een terugtrekkingsakkoord ... Het zou het dus helemaal fout kunnen lopen. Maar als het gewoon goed loopt, denk ik dat het belangrijk is dat we ons daaraan houden, voordat we toch meer het pad opgaan van de rechtsongelijkheid.

De voorzitter:

Staatssecretaris, hoever bent u met de beantwoording? Want ik wil in ieder geval om 18.15 uur schorsen voor de dinerpauze.

Staatssecretaris Broekers-Knol:

Voorzitter, ik kan heel snel gaan praten, maar ik zie mevrouw Karimi ook nog bij de interruptiemicrofoon staat.

De voorzitter:

Vandaar dat ik het even vraag. Voordat ik interrupties toesta, wil ik weten hoeveel vragen u nog te beantwoorden heeft, want anders gaan we daar na de dinerpauze mee verder.

Staatssecretaris Broekers-Knol:

Ik heb nog wel wat vragen liggen. Daar zijn ook een aantal vragen bij die ik inmiddels beantwoord heb.

De voorzitter:

Denkt u dat het in tien minuten lukt?

Staatssecretaris Broekers-Knol:

Nou ... Ik zal mijn best doen.

De voorzitter:

Dan stel ik toch voor dat we de staatssecretaris nu even een paar antwoorden laten geven en dat we de interrupties even ophouden, desnoods tot na de dinerpauze. Ik wil u toch vragen om te hervatten, staatssecretaris.

Staatssecretaris Broekers-Knol:

Ja, voorzitter. Mevrouw Stienen heeft gevraagd wat er in het terugtrekkingsakkoord geregeld is over het vrije verkeer. Daar heb ik eigenlijk al kort iets over gezegd. Na de overgangsperiode zal er geen sprake meer zijn van vrij verkeer tussen enerzijds het Verenigd Koninkrijk en anderzijds de Europese Unie. De Nederlander die naturaliseert tot Brit en daardoor zijn Nederlanderschap verliest, zal dus geen recht meer hebben op vrij verkeer. Dat is een logisch gevolg van het uittreden. Maar als hij nog wel de Nederlandse nationaliteit heeft, dan heeft hij natuurlijk wel weer recht op vrij verkeer.

Over de motie van mevrouw Belhaj heb ik het al gehad.

De heer Doornhof, mevrouw Huizinga en de heer Van der Burg hebben vragen gesteld over de inwerkingtreding, maar ik denk dat ik daar voldoende over gezegd heb. Ik heb ook gezegd dat de Tweede Kamer bijvoorbeeld de regering zou kunnen oproepen tot inwerkingtreding. Daar hebben we voldoende over gesproken.

De heer Doornhof heeft ook gevraagd waarom het wetsvoorstel volgens de regering geen evenredig middel is. Het voorstel leidt ertoe dat één bepaalde groep Nederlanders definitief een dubbele nationaliteit kan verwerven, en anderen kunnen dat niet. Ik heb ook gezegd dat dit strijdig is met het gelijkheidsbeginsel. Bovendien is het een verblijfsrechtelijk probleem voor de Nederlanders in het Verenigd Koninkrijk. Met de pre-settled status en de settled status kan dat verblijfsrechtelijk probleem worden opgelost. Dat is ook afgesproken in het terugtrekkingsakkoord.

De heer Van Hattem heeft mij gevraagd of ik kan ingaan op de vrije bewijsleer als het gaat om het aantonen dat je vanaf juni 2016 onafgebroken in het Verenigd Koninkrijk hebt gewoond. Vrije bewijsleer is niet hetzelfde als vrijblijvende bewijsleer. De bewijslast berust bij de aanvrager. Het bewijs mag je met alle middelen leveren, maar dat moet wel overtuigend zijn. Dat kan een arbeidsovereenkomst zijn. Dat kan een huurcontract zijn of een koopovereenkomst, een bewijs van inschrijving voor kinderen op een Britse school, bankafschriften met een adres in het Verenigd Koninkrijk enzovoort. Al die bewijsmiddelen worden in samenhang bezien. Ze moeten overtuigend aantonen dat de aanvrager sinds juni 2016 onafgebroken in het Verenigd Koninkrijk heeft gewoond.

Mevrouw Huizinga heeft gevraagd: kunnen Britten die in het Verenigd Koninkrijk wonen inmiddels visumvrij reizen naar de Europese Unie? Dat zou dan misschien weer een nadeel wegnemen. Tijdens de overgangsperiode geldt nog geen visumplicht voor Britse onderdanen, omdat dan nog steeds de EU-regelgeving geldt. Na de overgangsperiode treedt de EU-verordening VK visavrij in werking. Ik kan het nummer geven als mevrouw Huizinga dat wil, maar dat houdt op. Die verordening is op 10 april ondertekend. Die regelt visumvrijstelling voor Britse burgers, zolang alle Unieburgers ook door het Verenigd Koninkrijk niet worden onderworpen aan een visumplicht. Dus reciprociteit is daarbij heel belangrijk, maar dat is dus geregeld.

Mevrouw Huizinga heeft ook nog gevraagd of het problematisch is dat het Verenigd Koninkrijk het terugtrekkingsakkoord uitwerkt in secundaire wetgeving. Daar heb ik al iets over gezegd. Ik zie dat niet als problematisch. Het is bindend en rechtstreeks werkend. Het Hof van Justitie ziet toe op de naleving. Ik heb daar al eerder iets over gezegd. Ook secundaire regelgeving is regelgeving waaraan het Verenigd Koninkrijk zich moet houden.

Dan heeft de heer Van der Burg gevraagd of het wetsvoorstel is verbeterd door de wijziging die de initiatiefnemers naar aanleiding van het advies van de Raad van State hebben aangebracht. De indieners hebben het advies van de Raad van State serieus genomen en dat is een goede zaak. Ik moet ook zeggen dat aan de meest fundamentele kritiekpunten van de Raad van State helaas niet tegemoet is gekomen. Die komen er namelijk op neer dat één bepaalde groep Nederlanders definitief een dubbele nationaliteit kan krijgen, rechtsongelijkheid dus, want anderen kunnen dat namelijk niet. Bovendien is de problematiek van Nederlanders in het Verenigd Koninkrijk een problematiek van verblijfsrechtelijke aard. Dat wordt met nationaliteitsrecht opgelost. Dat is niet veranderd in het wetsvoorstel dat aan de Kamer wordt gepresenteerd. De regering onderschrijft de kritiek van de Raad van State.

Dan kom ik bij de heer Kox. Hij vraagt waarom het kabinet geen wetgeving wil om de dubbele nationaliteit in het kader van de brexit mogelijk te maken, terwijl andere landen dat wel doen. Over de wel of niet wenselijkheid van een dubbele nationaliteit wordt in Europa verschillend gedacht. Het Verdrag van Straatsburg is hier nog langsgekomen. Zo langzamerhand zijn bijna alle landen uit het Verdrag van Straatsburg gestapt. De enige landen die er nog in zitten, zijn Nederland en Oostenrijk. Dat zijn de enige twee landen waar je geen dubbele nationaliteit mag hebben. Zelfs de Denen, en die zijn altijd heel conservatief wat dat betreft, hebben het ook mogelijk gemaakt. De rechten van Nederlanders in het VK zijn naar mijn mening voldoende gewaarborgd door het terugtrekkingsakkoord. Ik zie dan ook geen grond voor een specifieke wettelijke regeling voor deze groep. Voor zover mij bekend, treffen overigens niet alle lidstaten zo'n regeling. De heer Kox noemde Duitsland, maar dat is een ander verhaal. Dat is niet helemaal juist. Oostenrijk heeft inderdaad een regeling getroffen, maar Oostenrijk verkeert in dezelfde situatie als Nederland.

Dat was het, voorzitter. Ik heb nog vijf minuten over.

De voorzitter:

Dank u wel, staatssecretaris. Ik kijk nog even of er nog interrupties zijn. Mevrouw Karimi had er nog een, maar nu niet meer. Zijn er nog andere leden die willen interrumperen? Dat is niet het geval.

Dan schors ik de vergadering voor de dinerpauze tot 19.00 uur.