Plenair Staatssecretaris Broekers-Knol bij behandeling Tijdelijke wet opschorting dwangsommen IND



Verslag van de vergadering van 6 juli 2020 (2019/2020 nr. 35)

Status: gecorrigeerd

Aanvang: 20.54 uur


Bekijk de video van deze spreekbeurt

Staatssecretaris Broekers-Knol i:

Dank, voorzitter. Voordat ik begin met de antwoorden op de vragen die door uw leden in de eerste termijn zijn gesteld, wil ik uw Kamer bedanken dat uw Kamer en de leden ervan zich bereid hebben getoond dit wetsvoorstel zo kort voor het reces te agenderen voor plenaire behandeling. Ik weet uit eigen ervaring hoe moeilijk dat is en wat er gevraagd wordt van de Kamerleden. Ik ben zeer erkentelijk dat de Kamerleden dit gedaan hebben en in deze hele korte tijd bereid waren om dit wetsvoorstel te agenderen en ook in diezelfde hele korte tijd ook nog schriftelijke vragen te stellen en de antwoorden op de schriftelijke vragen tot zich te nemen.

Ik ben daar vooral dankbaar voor, omdat dit een erg belangrijk wetsvoorstel is, vind ik. Het moet zo snel mogelijk een einde maken aan de buitenproportionele lasten die op dit moment op de IND rusten. Laat ik vooropstellen dat het van het grootste belang is dat gewoon tijdig op aanvragen wordt beslist. Zoals u weet, heb ik inmiddels van alles in gang gezet om ervoor te zorgen dat de IND aan het eind van dit jaar weer op orde zal zijn en dat aan het eind van het jaar de 14.000 zaken tot 1 april van dit jaar afgehandeld zijn. Dan is de IND wat dat betreft op orde.

Juridisch is er van alles te zeggen over het tijdig nemen van een beslissing. Die verplichting vloeit voort uit Europees recht en daar hebben we ons aan te houden. Maar zoals ik ook in de Tweede Kamer heb benadrukt, vind ik het minstens zo belangrijk dat er grote persoonlijke en maatschappelijke belangen gemoeid zijn met een tijdige beslissing. Een asielzoeker die voor bescherming in aanmerking komt, moet zo snel mogelijk aan zijn integratie kunnen beginnen. Dat is goed voor die persoon, maar ook voor onze samenleving. Anderzijds is het van groot belang dat een asielzoeker die geen aanspraak heeft op bescherming, zo snel mogelijk te horen krijgt dat hij het land moet verlaten en dat hij, als hij dat niet doet, daartoe kan worden gedwongen. Voorkomen moet worden dat kosten voor bijvoorbeeld opvang onnodig lang doorlopen.

Toch kan ik mijn ogen niet sluiten voor de realiteit. De afgelopen tijd is gebleken dat de dwangsomverplichtingen zo zijn opgelopen dat dit voor de IND een serieus obstakel is geworden op de weg naar een toekomst waarin weer normaal binnen de termijnen kan worden besloten. Daarom heb ik met spoed dit wetsvoorstel in procedure gebracht. Het doel ervan is eenvoudig, maar van groot belang: het moet de dwangsomverplichtingen in asielzaken zo snel mogelijk stoppen. Ik begrijp dat dit ongemak kan oproepen. Waarom zou je asielzoekers uitzonderen van iets dat in het bestuursrecht zo gebruikelijk is?

Voorzitter. Ik geloof dat hier hele goede gronden voor zijn. Het kunnen ontvangen van dwangsommen is immers geen doel op zich. Het is geen uitkering die je wel of niet krijgt. Dwangsommen zijn er om tijdige besluitvorming door het bestuursorgaan te bevorderen en precies daar schort het aan in asielzaken. Gebleken is dat dwangsommen in asielzaken dat doel niet dienen. Sterker nog, ze werken averechts. Ik zou een slecht bestuurder zijn als ik een praktijk die contraproductief is niet zou proberen te stoppen met de middelen die binnen mijn macht liggen. Dat neemt uiteraard niet weg dat op mij wel de plicht rust om ervoor te zorgen dat er alternatieven voor de dwangsommen komen, andere instrumenten waarmee wél kan worden bereikt dat een vreemdeling binnen een redelijke termijn een beslissing op zijn aanvraag krijgt. Daar gaat het om: een tijdige beslissing.

Zoals bekend zal op korte termijn een tweede wetsvoorstel worden ingediend. In dat voorstel zal worden voorzien in goede alternatieven. Bij de behandeling van dat voorstel zullen we hier ongetwijfeld over komen te spreken. Het voorstel vergt op dit moment uitwerking, maar daar heb ik niet op willen wachten. Voor nu vind ik het van het allergrootste belang dat door deze tijdelijke wet eerst zo snel mogelijk een einde wordt gemaakt aan de gevolgen die de Wet dwangsom en beroep bij niet tijdig beslissen op dit moment voor de IND heeft. Ik zal dan nu ingaan op de verschillende vragen die gesteld zijn.

Mevrouw Karimi heeft een vraag gesteld naar aanleiding van de opmerking van de Raad van State. De Raad van State heeft begrip voor de opschorting van de dwangsommen, maar vindt dat deze moeten terugkeren als de IND op orde is. Waarom heb ik daar niet voor gekozen? De regering vindt het verbeuren van dwangsommen, ook als de IND wel weer in staat is om tijdig op aanvragen te beslissen, niet langer een passend middel om een tijdige beslissing te waarborgen. Hoewel er uiteraard alles aan wordt gedaan om dat te voorkomen, kan er altijd opnieuw een situatie ontstaan dat aanvragen niet tijdig kunnen worden afgedaan. Ik hoef me maar voor te stellen dat er weer zo'n afschuwelijke situatie ontstaat zoals we in 2015 hebben meegemaakt in Syrië, toen heel veel mensen het land moesten ontvluchten en we hier een enorme stroom vluchtelingen kregen. Mevrouw Karimi heeft het aantal van 59.000 genoemd. Zo veel waren het er toen. Op zo'n moment is er een noodsituatie. De verplichting om dwangsommen te vergoeden kan dan tot onevenredige financiële lasten leiden. In de praktijk kan eerder de situatie ontstaan dat het moeten voeren van de betreffende procedures zeer nadelige effecten heeft voor andere taken, die ook moeten worden vervuld.

Mevrouw Karimi heeft ook gevraagd of de IND het enige bestuursorgaan is waar dwangsommen niet effectief zijn. Hoe is dat door mij beoordeeld? Waarom is het niet effectief? Verder zegt ze: vanwege de dwangsommen komt de staatssecretaris nu in actie. Of de IND het enige bestuursorgaan is waar dwangsommen niet effectief zijn, kan ik nu niet overzien. Wat ik wel weet, is dat het voor de IND zo is, en dat probleem wil ik zo snel mogelijk oplossen.

Mevrouw Karimi heeft ook gevraagd wat ik ga doen wat betreft de interpretatie over de civiele rechter. Welke andere middelen staan een asielzoeker ter beschikking om een spoedige beslissing af te dwingen en kracht bij te zetten?

De voorzitter:

Mevrouw Karimi, een korte aanvullende vraag.

Mevrouw Karimi i (GroenLinks):

Eigenlijk gaat het om het vorige punt. Ik heb gevraagd of de IND de enige is omdat bij de invoering van de wet over dwangsommen in 2006 uitvoerig is gesproken over de uitsluiting van de IND. Toen was de argumentatie om dat niet te doen: dat kan niet voor de IND alleen. Als je een steekhoudend argument hebt waarom het voor de IND moet gelden, zou je ook moeten kijken naar andere bestuursorganen. Anders is het discriminerend. Dat was eigenlijk het debat toen. Mijn vraag is dan: heeft u onderzocht of het ook voor andere organen geldt?

Staatssecretaris Broekers-Knol:

Dat heb ik nu niet onderzocht. Het enige wat vaststaat, is dat voor de IND de dwangsommen niet effectief zijn. Ze werken gewoon niet. Het heeft geen enkel effect, anders hadden we nu niet 14.000 zaken waarvan het grootste deel uit de termijn is gelopen. Ik moet overigens opmerken dat voor het grootste deel van het belastingrecht geen dwangsommen gelden. Wat de Wet openbaarheid van bestuur betreft: vanwege misbruik zijn de dwangsommen afgeschaft.

Mevrouw Karimi (GroenLinks):

Dat weet ik, maar dat was een ander verhaal. Hier gaat het erom dat wanneer je dwangsommen voor de IND afschaft of de Vreemdelingenwet buitensluit, zoals u van plan bent definitief te doen, je te maken hebt met mensen die geselecteerd worden op basis van nationaliteit. Dat is gewoon tegen het EVRM.

De voorzitter:

Is dat uw vraag, mevrouw Karimi?

Mevrouw Karimi (GroenLinks):

Ja.

Staatssecretaris Broekers-Knol:

Ik begrijp heel goed de zorg die mevrouw Karimi naar voren brengt, namelijk of het geen discriminatie is. Als ik het goed begrijp, is dat uiteindelijk de vraag van mevrouw Karimi. Dat is niet het geval, want het is niet een middel tegen vreemdelingen. Het is niet omdat het een vreemdeling is. Wat we vaststellen, is dat dwangsommen in dit domein niet werken. Anders hadden we niet zo'n enorme achterstand. Als we dat probleem niet zouden hebben, dan stond ik hier niet met u hierover te praten. Nogmaals, ik hoop echt dat mevrouw Karimi dit goed van mij begrijpt. Het is helemaal niet gericht tegen vreemdelingen. Ik wil dat absoluut van tafel hebben. Waar het om draait, is dat het middel niet werkt in het domein waar we mee bezig zijn. Dat heeft niks met de vreemdeling te maken.

De voorzitter:

Mevrouw Karimi, derde en laatste keer.

Mevrouw Karimi (GroenLinks):

Is de staatssecretaris het met mij eens dat in de praktijk de uitwerking daarvan is dat de vreemdelingen die een beroep doen op de Vreemdelingenwet, uitgesloten worden van een bestuursmaatregel?

Staatssecretaris Broekers-Knol:

Nogmaals, ik begrijp de zorgen van mevrouw Karimi, maar waar het mij om te doen is, is ten eerste dat we zien dat de maatregel van dwangsommen in het domein van het asiel, waar ik het hier over heb, totaal niet werkt en niet gewerkt heeft. Kortom, het is niet die prikkel die nodig is om te zorgen dat de IND sneller beslist. Tegelijkertijd is er maar één ding dat van belang is, namelijk dat er tijdige beslissingen komen. Daarvoor is het nodig dat alle kracht wordt ingezet om te zorgen dat de IND op orde komt en altijd die tijdige beslissingen kan geven. Dat is de reden waarom ik van mening ben dat het belangrijk is dat die dwangsommen eraf gaan, omdat te veel capaciteit van de IND ingezet moet worden om een weerwoord te bieden op al die procedures met beroepen, al die beroepen tegen niet tijdig beslissen en ingebrekestellingen.

Mevrouw Vos i (PvdA):

Ik zie dat er de staatssecretaris erg veel aan gelegen is om te zeggen dat het inderdaad niet tegen vreemdelingen gericht is. Ik voel ook dat zij dat zo vindt, maar daarom is het wel extra van belang om te weten waar in andere sectoren dwangsommen wel of niet werken. Want dan kan je dat ook gewoon echt bewijzen. Er zullen misschien andere sectoren zijn waar dwangsommen wel werken. Het gaat u om het middel van de dwangsom, dat in dit geval, in deze sector, niet werkt. Daarom is het zo van belang dat er een antwoord op die vraag komt. Als u dat nu niet heeft, dan begrijp ik dat, maar bent u van plan om ons dan, zeker als die nieuwe wet komt, een overzicht te geven van waar dit wel of niet werkt?

Staatssecretaris Broekers-Knol:

Waar het om draait, is ... Ik begrijp ook weer het punt van mevrouw Vos: waar werkt het wel en zijn er ook andere sectoren waar het niet werkt? Hier en daar zal het best zo zijn dat een dwangsom niet werkt. Maar ik weet één ding zeker: in het asieldomein werkt een dwangsom totaal niet. Anders hadden we niet die 14.000 zaken die nu door de taskforce moeten worden opgelost. Dat staat als een paal boven water. Ik denk dat het belangrijk is dat ik vanuit de verantwoordelijkheid die ik heb, zorg dat dat wordt opgelost. Of het misschien ook ergens anders niet zou werken? Dan vraag ik aan degene die daarover gaat om daar misschien eens naar te kijken, maar in dit geval zitten we met een probleem waardoor de IND niet voldoende capaciteit vrij kan maken om die zaken goed te doen. Daardoor krijgen we een enorme achterstand. Het heeft als prikkel dus totaal niet het effect gehad dat misschien beoogd zou zijn. Je zou zeggen dat we vanwege het feit van die dwangsommen nooit met die 14.000 zaken hadden moeten zitten.

Mevrouw Vos (PvdA):

Ik begrijp dat. De staatssecretaris spreekt over het domein waarvoor zij verantwoordelijk is. Maar dan nog: om in ieder geval de schijn weg te nemen dat dit misschien alleen voor asielzoekers geldt, is het voor ons wel van belang om te weten hoe het in andere sectoren met dwangsommen gaat. Dat is de vraag. Dat u dit probleem wil oplossen, begrijp ik. Maar omdat we ook niet de indruk willen wekken dat we dit alleen voor asielzoekers doen — ik heb ook de collega van de PVV gehoord — vind ik dit wel een relevante vraag.

Staatssecretaris Broekers-Knol:

Ik begrijp de vraag van mevrouw Vos. Graag wil ik ook dit punt nog even naar voren brengen. Ik hoop dat deze Kamer akkoord zal kunnen gaan met deze tijdelijke wet. Tegelijkertijd is het zo dat ik zo spoedig mogelijk kom met een definitieve wet. Dat wil ik zo spoedig mogelijk doen. Dat betekent dus ook dat daar tempo mee gemaakt moet worden. Het moet voortvarend worden aangepakt. Om door het hele bestuursrechtelijke domein in Nederland te gaan kijken waar dit wel of niet werkt, is bijna een onmogelijke opgave, want dat betekent dat je alles enorm moet doorlichten en dat zou enorm hinderlijk zijn voor de definitieve wet die ik graag zou willen hebben nadat we de tijdelijke wet hopelijk kunnen hebben ingevoerd.

Mevrouw Stienen i (D66):

Ik ga naar een ander onderwerp, als het mag, voorzitter. De staatssecretaris had het over de enorme toename in aanvragen in 2015. Ik zit hier toch met een dilemma, een beetje het kip-eiverhaal. Zijn er nou achterstanden bij de IND vanwege de hele lijst die ook in de rapporten naar voren is gekomen? Ik ga dat niet allemaal oplezen, want dat is vanochtend al opgeschreven.

De voorzitter:

Korte vraag.

Mevrouw Stienen (D66):

Of zijn er nou achterstanden bij de IND vanwege de dwangsommen? Als je kijkt naar het staatje op pagina 9 van het antwoord dat wij vanochtend kregen, zie je dat er in 2015 103 dwangsombesluiten waren en pas later, in 2017 en 2018, zie je dat oplopen. Ik wil heel graag van de staatssecretaris het volgende weten: komt dat nou aan de ene kant vanwege de achterstanden en de toestanden bij de IND en aan de andere kant vanwege de dwangsommen? Of is het een combinatie? Waar ligt nou het zwaartepunt?

Staatssecretaris Broekers-Knol:

Ik denk dat het uiteindelijk een combinatie is. Wat er gebeurd is, heeft mevrouw Stienen zelf ook gezegd. In 2015 hadden we een enorme toevloed voor de IND. Die moest opeens alles beoordelen van 59.000 asielzoekers. Daarna is er veel te snel afgeschaald. Ik denk dat mevrouw Stienen dat met mij eens is. Het is veel te snel afgeschaald. Dat is gebeurd. Ik kan hoog of laag springen, maar het is gebeurd. Tegelijkertijd is ook de toevloed van nieuwe asielzoekers licht gestegen. Als je de nareizen niet meerekent, is het aantal nieuwe asielzoekers toch licht gestegen. Die enorme achterstanden zijn dus ontstaan doordat er te snel was afgeschaald en er tegelijkertijd een lichte stijging was. En dan komen de bezwaarschriften aan de orde, waarvoor ook menskracht ingezet moet worden. En vervolgens gaat het helemaal ontsporen. Dan gaat het helemaal uit het lood lopen. Dat heeft zich pas inderdaad in 2019 heel erg gemanifesteerd. Hoe komt dat? Ik begrijp dat eerlijk gezegd heel erg goed. Dat komt ook doordat de irritatie bij asielzoekers die lang moeten wachten op een besluit op een gegeven moment dusdanig hoog is gestegen dat ze zeggen: en nou is het klaar, nu gaan we die procedure starten. Dat begrijp ik.

Mevrouw Stienen (D66):

Dat is geen irritatie. Dat is gewoon een wettelijk recht. Ik heb nog twee korte vragen. Een. Is het, met de wijsheid van nu, verstandig geweest om in 2016, 2017 zulke grote bezuinigingen op de IND los te laten?

Staatssecretaris Broekers-Knol:

Dat punt van mevrouw Stienen begrijp ik. Ik zei ook juist: dat is gebeurd. Ik kan hoog of laag springen, maar het is gebeurd. In hindsight is het altijd makkelijk om te zeggen: dat hadden we nooit moeten doen. Er zijn altijd dingen die anders hadden gemoeten. Maar het is inderdaad gebeurd en daardoor en door de hele trits die ik noemde, zitten we nu inderdaad met problemen bij de doorlooptijden. Ik wilde ook nog wat zeggen over de irritatie van de asielzoekers. Die hadden dit misschien ook al eerder, in 2018, kunnen doen. Ik begrijp heel goed dat iemand op een gegeven moment zegt: nu is het echt genoeg, nu ga ik het toch maar doen. Dat heeft inderdaad tot de toevloed geleid waar we nu mee te maken hebben. En dan praat ik over 1 miljoen per week en dit jaar misschien iets van 70 miljoen aan dwangsommen.

De voorzitter:

Mevrouw Stienen, derde.

Mevrouw Stienen (D66):

Als ik naar het staatje kijk, dan denk ik: blijkbaar hebben die dwangsommen tot 2016 goed gewerkt om de termijnen wel te halen, dus als de IND straks op orde is ... Dat is echt het dilemma van mijn fractie. Is dit dan niet toch een hele goede stok achter de deur geweest?

De voorzitter:

De staatssecretaris, en dan de heer Van Hattem

Staatssecretaris Broekers-Knol:

Voorzitter. Ik hoop dat ik daar duidelijk in ben geweest, maar ik ben dus kennelijk niet duidelijk genoeg geweest. Wij zien dat, wanneer er ernstige flctuaties komen, bijvoorbeeld wanneer er opeens weer een enorme grote toevloed is, we nog zo flexibel kunnen zijn met de IND, maar een echt grote toevloed kan niet zo snel en flexibel worden opgevangen. Dat betekent dat er voor je het weet weer het probleem komt van de dwangsommen. En dat is iets waar de IND dan toch weer door overvallen wordt. En dat vinden wij geen goed middel om te zorgen dat de IND de beslissingen op tijd doet. Daarom stel ik ook voor om met de definitieve wet, waar ik zo snel mogelijk mee kom na de zomer, te zorgen dat daar een goede prikkel in zit, niet zijnde dwangsommen.

De heer Van Hattem i (PVV):

Ik wil toch even reageren op de discussie die net plaatsvond over dat het discriminerend zou zijn, dat het alleen maar gericht zou zijn op vreemdelingen et cetera, of omdat het vreemdelingen zouden zijn. Ik vind dat er wel een aspect bij zit dat de staatssecretaris nog niet benoemd heeft, en dat wil ik hier nog wel even aanhalen, en dat is dat de IND nu ook te maken heeft met ontwikkelingen in het buitenland, informatie uit het buitenland waar ze afhankelijk van zijn. Maar ook wat er in de nota van antwoord staat die we vandaag hebben ontvangen, vind ik een belangrijk aspect. Daar staat namelijk in: "Waar het asielaanvragen betreft, is het bovendien niet in balans dat enerzijds tijdens de procedure in de kosten van eerste levensbehoeften van aanvragers en gratis rechtsbijstand wordt voorzien, ook als deze procedure langer duurt dan voorzien, terwijl anderzijds deze aanvragers bij een te late beslissing op de aanvraag grote bedragen kunnen ontvangen". Dus mijn vraag aan de staatssecretaris is: zou u dan misschien hierin ook nog eens het punt willen meenemen — en dat vraag ik eigenlijk ook aan degenen die net die interrupties maakten — dat dit ook voor een groot deel wordt bewerkstelligd door de asieladvocatuur, die de gratis rechtsbijstand die asielzoekers krijgen in deze procedure, natuurlijk als een soort van verdienmodel kan oppakken.

Staatssecretaris Broekers-Knol:

In Nederland hebben we het systeem dat voor de asielzoeker al vanaf het begin van de asielprocedure gratis rechtsbijstand wordt geleverd. En dat systeem blijft zo gehandhaafd, en ik heb daar verder niks aan toe te voegen. Waar het wel om gaat, is dat de asielzoekers zo snel mogelijk weten waar ze aan toe zijn, en dat ze niet langer hoeven te wachten dan nodig is en niet langer praktisch eindeloos in de opvang verblijven. En daarom zijn maatregelen als dwangsommen niet effectief gebleken, en om die reden vindt het kabinet dat de dwangsommen in het asieldomein moeten worden afgeschaft. Maar het gaat dus ook om zo snel mogelijk een beslissing, voor de asielzoeker die kansrijk is en hier kan blijven. Het is ongelooflijk belangrijk dat de asielzoeker weet waar hij aan toe is. Uiteindelijk gaat het om die mensen. De IND moet het goed doen, wij moeten het goed doen, ik moet het goed doen, maar waar het om draait, is de asielzoeker, die hier komt, die vraagt om bescherming. En dan is het van belang dat die zo snel mogelijk weet: kan ik die bescherming krijgen in Nederland, kan ik een vergunning krijgen, ja of nee? En als het ja is, dan zo snel mogelijk helpen met de integratie, want dat is voor alle partijen van belang. En als het asielverzoek niet kansrijk is en er dus afgewezen wordt, dan zo snel mogelijk terug naar het land van herkomst.

De heer Van Hattem (PVV):

Mijn vraag net ging niet zozeer over het punt van de asielzoeker zelf, maar over de rol van de asieladvocatuur, dus de gratis rechtsbijstand die verleend wordt aan de asielzoekers. Dat is natuurlijk wel een verdienmodel voor de asieladvocatuur. En als zij dwangsomprocedures gaan voeren, dan kunnen ze die natuurlijk ook weer meenemen in de door de overheid betaalde rechtsbijstand. Is het niet een perverse prikkel voor die asieladvocatuur om nog extra in te zetten op die dwangsommen, en is dat ook niet een factor die bijdraagt aan het opstapelen van deze dwangsomprocedures?

Staatssecretaris Broekers-Knol:

Daar heb ik geen inzicht in. Wat ik wel weet, is dat we in Nederland een goede advocatuur hebben. En de Nederlandse orde van advocaten houdt toezicht op de advocatuur. Dat is het enige wat ik erover kan zeggen.

De voorzitter:

Meneer Van Hattem, uw derde.

De heer Van Hattem (PVV):

Ik moet toch constateren dat uit de statistieken ook blijkt dat er een sterke oploop is van procedures. En wat mij betreft zou deze prikkel er echt uit gehaald moeten worden, want dit lijkt mij echt een factor die bijdraagt aan het inzetten van die dwangsommen ...

De voorzitter:

Het is duidelijk, uw punt is helder.

De heer Van Hattem (PVV):

.. want de gemiddelde asielzoeker die hier komt, weet niet van de hoed en de rand, en dat er sprake is van de mogelijkheid om zo'n dwangsom in te dienen.

Staatssecretaris Broekers-Knol:

Het punt van de heer Van Hattem is mij duidelijk, maar wij hebben gekozen voor dit wetsvoorstel — daarvoor sta ik hier — de Tijdelijke wet opschorting dwangsommen, omdat de dwangsommen in het asieldomein niet effectief zijn gebleken.

Voorzitter. Ik was nog bezig met de vragen van mevrouw Karimi over de civiele rechter. Gedurende een jaar na inwerkingtreding van de wet zal de asielzoeker geen beroep kunnen doen op de bestuursrechter. Zoals aangegeven vind ik dat zeker niet gelukkig, maar er is gewoon sprake van een noodsituatie. Het kan gewoon even niet anders. Andere mogelijkheden voorzie ik op dit moment niet. Ik kan en wil me er niet over uitlaten of de vreemdeling in de tussentijd met succes een beroep zal kunnen doen op de civiele rechter. Ik heb dat ook al eerder gezegd. Dat is aan die rechter, aan die civiele rechter.

Mevrouw Stienen heeft het volgende gevraagd. Als de tijdelijke wet langer van toepassing blijft, omdat een voorstel voor de definitieve wet is ingediend, wanneer kan de asielzoeker dan weer beroep instellen bij de bestuursrechter tegen niet-tijdig beslissen? Naar aanleiding van het advies van de Afdeling van de Raad van State is het wetsvoorstel zo aangepast dat het, als de tijdelijke wet een jaar na inwerkingtreding van toepassing blijft, op dat moment weer mogelijk wordt om beroep tegen niet-tijdig beslissen in te stellen bij de bestuursrechter.

Mevrouw Stienen heeft ook gevraagd of het bij de asielverzoeken gaat om alle categorieën vreemdelingen. Bij deze tijdelijke wet gaat het om asielzaken. Daar zijn de financiële problemen op dit moment buitenproportioneel.

De heer Van Hattem heeft een vraag gesteld over artikel 4 van de wet, dat de wet een dag na publicatie in werking treedt. Hij vroeg zich af of het deze week nog kan, als die wet wordt aangenomen. Ik kan u verzekeren dat alles daarop wordt ingezet. Het is natuurlijk ook afhankelijk van de Majesteit, maar zo snel mogelijk, als het enigszins kan aan het eind van de week. In ieder geval zo snel mogelijk, als die wordt aangenomen.

Mevrouw Huizinga vroeg of ik vind dat asielzoekers het middel van de dwangsom moet worden ontzegd, omdat hun onderdak en levensonderhoud worden geboden bij aankomst in Nederland. Ik heb zeker niet willen zeggen dat asielzoekers geen aanspraak moeten kunnen maken op een dwangsom omdat hun onderdak en levensonderhoud worden geboden. Als het middel van de dwangsom zou werken, zou dit helemaal geen argument kunnen zijn. Maar zoals bekend — ik heb het al meerdere keren gezegd vanavond — werken de dwangsommen niet. Ik heb slechts willen opmerken dat het misschien niet in balans is. Waar het mij om te doen is, is dat degenen die horen dat zij geen asielvergunning krijgen in Nederland, zo snel mogelijk niet meer van de opvang gebruik kunnen maken, want dat belast het systeem enorm.

Misschien is het ook wel goed om het volgende hier te vermelden, want dat draagt ook bij aan het wat uit het lood lopen van de beslistermijnen. In de periode van 2015-2016, het Syriëconflict, kreeg ongeveer 80% van de asielzoekers die naar Nederland kwamen, een vergunning. Het is nu al sinds 2017, 2018 zo dat ongeveer 70% van de asielzoekers wordt afgewezen. Ik kan u verzekeren dat het afwijzen van een asielzoeker meer tijd kost en meer inspanning vergt — je moet ook zeker weten dat je de goede beslissing neemt — dan wanneer je iemand een vergunning kunt geven. Het kost echt meer capaciteit.

Mevrouw Karimi (GroenLinks):

Ik zou graag even terug willen komen op het punt van de civiele rechter. U heeft dat heel snel afgehandeld. U heeft gezegd: daar ga ik niet over. Dat is natuurlijk te prijzen, maar tegelijkertijd zegt u, in ieder geval in de schriftelijke beantwoording, dat de civiele rechter de dwangsom niet als middel kan gebruiken. In die zin zegt u wel wat.

Staatssecretaris Broekers-Knol:

Ik begrijp mevrouw Karimi goed in die zin dat zij verwijst naar mijn schriftelijke antwoord, maar ik heb schriftelijk niet gezegd dat de civiele richter geen dwangsom kan opleggen. Ik heb gezegd dat ik denk dat het niet zal gebeuren. Ik wil daar helemaal niet in treden. De civiele rechter kan allerlei middelen gebruiken. Daar hoort dit bij.

Mevrouw Karimi (GroenLinks):

Ik ben heel blij met deze verheldering. Ik zal het zo meteen uitzoeken in de schriftelijke beantwoording. Daarin zegt u letterlijk: er kan naar de civiele rechter gegaan worden, maar de civiele rechter mag geen dwangsom opleggen. Ik ben dus blij met de verheldering dat u zegt: nee, dat kan niet. Ik zal het zo meteen voor u opzoeken.

Staatssecretaris Broekers-Knol:

Ik zal het dan ook zelf even opzoeken. Ik kan me niet voorstellen — ik weet het bijna zeker — dat het daar staat. Ik kan me wel voorstellen dat hij dat niet zal doen, maar dat is wat anders dan dat hij het niet mag doen.

De voorzitter:

Mevrouw Karimi, derde en laatste.

Mevrouw Karimi (GroenLinks):

Ik vind het zelfs te ver gaan dat u zegt dat u het zich kunt voorstellen, maar dat terzijde. Kunt u er dan misschien in tweede termijn op terugkomen? Mocht het zo zijn dat er geen dwangsom gebruikt kan worden, wat zijn dan andere middelen die een civiele rechter ter beschikking heeft om tijdige beslissingen bij de IND af te dwingen?

Staatssecretaris Broekers-Knol:

We kunnen van alles gaan denken over de civiele rechter. Laat ik één ding vaststellen, zoals ik ook in de Tweede Kamer heb gezegd: het staat verre van mij om te treden in de bevoegdheid van welke rechter dan ook, de civiele rechter, de bestuursrechter en de strafrechter. Ik ben dat helemaal niet van plan. Ik heb alleen maar gezegd: die mogelijkheid is er. Ik treed er verder niet in. Welke mogelijkheden de civiele rechter allemaal heeft, is denk ik niet relevant om te bepalen of de Tijdelijke wet opschorting dwangsommen een effectief middel is om het grote probleem op te lossen dat de IND op dit moment heeft. We hebben volledigheidshalve vermeld dat het mogelijk zou kunnen zijn.

Mevrouw Huizinga-Heringa i (ChristenUnie):

We doen steeds om en om, want mevrouw Karimi kwam terug op iets wat even daarvoor gezegd werd en ik kom weer terug op iets anders wat de staatssecretaris even daarvoor zei. Dat gaat om een opmerking in de memorie van toelichting. In mijn bijdrage en in mijn vragen heb ik gezegd dat mijn fractie dat buitengewoon stoorde, omdat wij daarin lezen dat het feit dat een asielzoeker onderdak krijgt, betekent dat hij verder maar niet moet zeuren en het wel heel erg is als hij dan ook nog geld krijgt vanwege een dwangsom. Zo kwam het over. De staatssecretaris geeft er een verklaring voor en zegt: het heeft ermee te maken dat de dwangsom niet werkt. Ik neem daar genoegen mee, maar ik wil toch de opmerking maken dat ik het buitengewoon ongelukkig geformuleerd blijf vinden ...

De voorzitter:

Maar u heeft geen vraag.

Mevrouw Huizinga-Heringa (ChristenUnie):

... en dat ik het jammer vind dat het in de memorie van toelichting staat. Mijn vraag is of de staatssecretaris daar begrip voor heeft.

Staatssecretaris Broekers-Knol:

Ik ben blij dat mevrouw Huizinga dat zegt, want dan kan ik bevestigen dat ik het ongelukkige bewoordingen vind.

Dan nog een punt van mevrouw Huizinga: waarom na een jaar een beroep op de bestuursrechter uitsluiten? De uitsluiting van een beroep op de bestuursrechter is, zoals ik al eerder heb gezegd, echt een noodmaatregel. Na een jaar staat dat beroep weer open. De handelingsmogelijkheden van de bestuursrechter zijn dan dus beperkt, want in de definitieve wet zal worden voorzien in een passende prikkel om tijdig beslissen te bevorderen. Het is mijn uitdrukkelijke doel, maar dat heb ik al gezegd, dat dit wetsvoorstel snel in werking zal treden.

Ik heb nog een aantal vragen gekregen over discriminatie en gelijke behandeling, maar ik denk dat ik daar eigenlijk al best wel op gereageerd heb.

Mevrouw Karimi en mevrouw Stienen hebben gesproken over de uitspraak van toenmalig minister Donner en met name minister Pechtold. Zij wezen die rechtsongelijkheid niet af, mits zo'n uitzondering goed zou worden onderbouwd. Inmiddels zijn we veertien jaar verder en is gebleken dat dwangsommen niet werken bij asielverzoeken. Het gaat er dan niet om om een bepaalde categorie vreemdelingen als zodanig uit te sluiten van de mogelijkheid om een dwangsom te claimen. Dat zou discriminerend zijn en het is ook niet de bedoeling. Totaal niet, zelfs verre van.

Mevrouw Karimi heeft een vraag gesteld over wat een toenmalig lid van de VVD-fractie in de Tweede Kamer naar voren heeft gebracht en wat minister Donner toen heeft gezegd. Minister Donner zei toen dat uitzonderingen moeten liggen in de aard van de besluitvorming en niet in het feit dat het om vreemdelingen gaat omdat daar een discriminerend effect in zit. Het wetsvoorstel is daarmee in overeenstemming. In dit wetsvoorstel wordt een bepaalde categorie besluiten uitgezonderd omdat de Wet dwangsommen daarvoor niet effectief is en zelfs averechts werkt.

De voorzitter:

Nog een aanvullende vraag van mevrouw Karimi.

Mevrouw Karimi (GroenLinks):

Volgens mij shopt de staatssecretaris een beetje selectief in de argumentatie van de heer Donner destijds. Als in de wet een beslistermijn is vastgesteld — in dit geval gaat het om de Vreemdelingenwet — wat is dan de argumentatie om een uitzondering te maken voor die Vreemdelingenwet?

Staatssecretaris Broekers-Knol:

Ik heb hier de betreffende passage uit de Handelingen van 26 april 2006, Tweede Kamer 764736. Minister Donner zegt daarin op een gegeven moment: "Het houdt overigens wel in dat het dan niet alleen ten aanzien van de Vreemdelingenwet als zodanig geregeld moet worden. Dan zal er ook gekeken moeten worden naar de andere terreinen waarvoor dezelfde argumenten gelden. Die zullen primair moeten liggen in de aard van de besluitvorming en dus niet in het feit dat het om vreemdelingen gaat, aangezien daar een discriminerend element in zit." Het gaat in dit wetsvoorstel om de aard van de besluitvorming, namelijk dat die niet effectief is.

Mevrouw Karimi (GroenLinks):

Dit is echt ver gezocht. Hier ging ook mijn eerste interruptie over en dit is ook de kern van de discussie. Als u denkt dat een maatregel niet effectief is voor de Vreemdelingenwet, dan moet u ook kijken of dat ook zo geldt voor andere terreinen. Dan mag u vervolgens voor al die terreinen een besluit nemen en zeggen: de dwangsom wordt afgeschaft, ook voor de andere.

De voorzitter:

En wat is uw vraag?

Mevrouw Karimi (GroenLinks):

Mijn vraag is: hoe kan de staatssecretaris dat zo selectief interpreteren?

Staatssecretaris Broekers-Knol:

Ik begrijp dat mevrouw Karimi die vraag nog een keer stelt, maar ik denk dat ik daar richting mevrouw Vos al ruim antwoord op heb gegeven. Ik heb gezegd dat duidelijk gebleken is dat in dit geval dwangsommen niet effectief zijn gebleken om te zorgen dat er tijdig beslist wordt. Dat heeft er niets mee te maken dat het vreemdelingen zijn, maar dat heeft ermee te maken dat die dwangsommen geen effect hebben gehad. Het gaat dus niet om vreemdelingen. Het gaat erom dat de maatregel niet effectief is in dit domein.

De voorzitter:

Mevrouw Karimi, ik stel voor dat u in uw tweede termijn er nog op terugkomt. Ik zie dat u voor tien minuten ingeschreven heeft, dus u krijgt ruimschoots de gelegenheid. De heer Janssen.

De heer Janssen i (SP):

Ja, voorzitter, ik zal het met minder moeten doen. De staatssecretaris heeft één mantra: dwangsommen werken niet bij asielaanvragen. Dat zal ook de basis zijn van haar onderbouwing bij het definitieve wetsvoorstel. Nou is er een probleem en dat is dat de Raad van State zegt: bij een goed functionerende IND werken dwangsommen wel. Die dwangsommen hebben niet gewerkt omdat de mensen bij de IND niet harder konden gaan lopen dan ze konden met de beperkte middelen die ze hadden omdat ze in 2016 en 2017 wegbezuinigd waren.

De voorzitter:

Dus uw vraag is?

De heer Janssen (SP):

Mijn vraag is: wat verwacht de staatssecretaris als antwoord van de Raad van State op het definitieve wetsvoorstel als haar onderbouwing is dat dwangsommen niet werken en de Raad van State zegt dat ze wel werken?

Staatssecretaris Broekers-Knol:

Ik kan de heer Janssen laten weten dat we in het definitieve wetsvoorstel echt met een prikkel komen waarvan wij de overtuiging hebben dat die beter zal werken dan de dwangsommen. Het is namelijk nuttig dat die prikkel er is.

De heer Janssen (SP):

Niemand is tegen een effectieve prikkel, maar zo lang wij hier in de lucht laten hangen wat die effectieve prikkel moet zijn ... De staatssecretaris zegt steeds maar: dat moet ik nog uitwerken. Maar zonder enige blik daarop, al komt die misschien nog in de beantwoording van mijn vragen, zonder enig zicht op wat die prikkel moet gaan zijn, zie ik niet waarom de staatssecretaris het zichzelf zo moeilijk maakt.

De voorzitter:

Wat is uw vraag?

De heer Janssen (SP):

Mijn vraag is dus: krijgen we nog een antwoord op de vraag wat dan die enorm fantastische prikkel moet worden?

Staatssecretaris Broekers-Knol:

Ik sta hier vandaag in deze Kamer met het wetsvoorstel Tijdelijke wet opschorting dwangsommen IND. Ik heb gezegd dat er voortvarend wordt gewerkt aan een definitieve wet. In die definitieve wet komt een prikkel of komen er prikkels voor op tijd presteren door de IND. Tegelijkertijd wordt er hard gewerkt om te zorgen dat de IND op orde komt. Dat is misschien ook iets wat meneer Janssen na aan het hart gaat, tenminste zo heb ik dat begrepen. Dat op orde brengen doen we door in ieder geval te zorgen dat de taskforce die 14.000 zaken voor het eind van het jaar heeft weggewerkt. Tegelijkertijd wordt gewerkt aan het structureel verbeteren van de gang van zaken. Dat betreft die sturing en planning. Daar wil ik wel het volgende bij zeggen. Ik heb het ook in de Tweede Kamer gezegd, maar ik ben er heel erg van overtuigd dat alle mensen die bij de IND werken, dat met grote toewijding en grote inzet doen. Maar desalniettemin is het nodig om voor verbeteringen te zorgen, zoals uit het rapport van Significant ook blijkt, qua sturing en planning. Maar in het definitieve wetsvoorstel komen die prikkels. In dit tijdelijke wetsvoorstel zitten die nog niet, omdat de nood hoog is.

De voorzitter:

De heer Janssen met een derde, korte vraag.

De heer Janssen (SP):

Een korte vraag.

Mijn vraag is dan: waarom is de staatssecretaris niet met één wetsvoorstel gekomen in plaats van met twee, zoals ze nu doet? Want de anticiperende werking van de wetsvoorstellen werpt z'n schaduw al vooruit. Waarom niet met één wetsvoorstel? Nu zeg je: "Ik schort voor één jaar de dwangsommen op. In de tussentijd gaan we de IND op orde brengen. Ik spreek nu dus niet over onze wens om dwangsommen definitief af te schaffen, want dat komt in het definitieve voorstel." Waarom niet één helder, kort voorstel om de zaak op orde te krijgen?

Staatssecretaris Broekers-Knol:

De reden om dat te doen is omdat het ongelofelijk belangrijk is om zo snel mogelijk die dwangsommen te stoppen. Op dit moment zijn de problemen voor de IND namelijk ongelofelijk groot. Er moet enorm veel inzet gepleegd worden om te zorgen dat de procedures omtrent de dwangsommen adequaat gevolgd worden. Tegelijkertijd zijn we bezig om te zorgen dat die 14.000 zaken, waarbij er overigens niet in alle gevallen sprake is van een dwangsom maar wel bij een groot deel daarvan, wordt opgelost voor het eind van het jaar.

De voorzitter:

U vervolgt uw betoog.

Staatssecretaris Broekers-Knol:

Mevrouw Karimi vroeg zich af of ik de wet kan voorleggen aan het College voor de Rechten van de Mens. Het wetsvoorstel dat definitief zal voorzien in de afschaffing van dwangsommen, zal in consultatie worden gebracht bij verschillende instanties. Ook het College voor de Rechten van de Mens kan zich dan uitspreken over het voorstel. Dat gaat dus zeker plaatsvinden.

Dan heb ik nog enkele vragen gekregen over de taskforceproblematiek. Die heb ik al aangestipt, maar ik denk dat het goed is om daar toch nog op in te gaan.

Mevrouw Karimi heeft mij gevraagd: we hebben nog geen begin zien van een aanpak van het mismanagement bij de IND, dus wanneer komt die? De onderzoekers van Significant concluderen dat de operationele sturing op de uitvoering van de asielprocedure tekortschiet. Daarnaast ontbreekt een duidelijke planning. Ik heb het er al over gehad. Ik heb ingezet op een verbetertraject over de volle breedte bij de IND, waarbij de aanbevelingen van Significant leidend zullen zijn. Maar u moet zich ook realiseren dat een verbetertraject van deze omvang grote impact heeft op de organisatie. Ik zei het al: medewerkers van de IND zijn heel deskundig en zeer toegewijd. Dan is het dus extra moeilijk om te zorgen dat we met dat verbetertraject een bepaalde werkwijze veranderen. Maar om dat verbetertraject toch voor elkaar te krijgen, is de leiding van de IND per 1 mei 2020 uitgebreid met een plaatsvervangend hoofddirecteur. In de onderlinge portefeuilleverdeling tussen de hoofddirecteur en de plaatsvervangend hoofddirecteur heeft de plaatsvervangend hoofddirecteur de opdracht gekregen om de aanbevelingen zoals voorgesteld door Significant te implementeren. Voor de korte termijn, voor die 14.000 zaken waar ik het nu al een paar keer over gehad heb, heb ik een taskforce ingesteld die de opdracht heeft gekregen om de achterstanden bij de IND weg te werken en de omvang van de dwangsommen in te dammen. Het streven van de taskforce is om aan het eind van het jaar die toebedeelde voorraad af te doen.

Mevrouw Karimi heeft ook nog de vraag gesteld hoe we ervoor zorgen dat de wettelijke termijn bij de IND wordt gerealiseerd. De taskforce heeft voorbereidingen getroffen om de — het klinkt heel onbeleefd — oude IND-voorraad algemene asielaanvragen en verlengde asielaanvragen op een projectmatige wijze af te doen en daarbij staat voorop — en dat moet ik nadrukkelijk zeggen — dat geen afbreuk wordt gedaan aan alle rechten van de mensen die asiel in Nederland vragen. Doordat die taskforce dat doet, kan de IND zich volledig concentreren op het behandelen van en beslissen op nieuwe aanvragen sinds 1 april van dit jaar, binnen de wettelijke termijn van zes maanden.

Mevrouw Karimi heeft ook de vraag gesteld waarom in 2018 de alarmbellen met betrekking tot de dwangsommen niet zijn afgegaan. Als gevolg van de opgelopen doorlooptijden, met name op spoor 4, wordt de IND sinds 2019 in toenemende mate geconfronteerd met ingebrekestellingen en beroepen bij niet-tijdig beslissen die leiden tot dwangsommen. Een langere doorlooptijd betekent dat het langer duurt voordat zaken worden afgehandeld, waardoor de uitbetaalde dwangsommen gemiddeld hoger worden. Pas in het najaar van 2019 bleek dat een groter aantal asielaanvragers een beroep deed op ingebrekestelling en beroepen bij niet-tijdig beslissen. De omvang van de problematiek werd toen geschat op 6,6 miljoen voor 2019 en 17 miljoen voor 2020, maar bij de jaarafsluiting 2019 bleek in februari de problematiek vele, vele malen groter dan eerder aangenomen. Per direct heb ik toen een taskforce ingesteld om de achterstanden bij de IND weg te werken en de dwangsommen in te dammen. Op het moment dat het signaal kwam, heb ik de taskforce ingesteld.

Mevrouw Karimi heeft gevraagd waarom door de staatssecretaris wordt gesproken over een stijging van het aantal asielaanvragen, nu het totaal aantal aanvragen sinds 2016 juist licht is gedaald.

De heer Van Hattem (PVV):

Ik merk dat de staatssecretaris zegt dat in het najaar van 2019 al duidelijk werd dat er al voor miljoenen aan dwangsommen lagen. Toen heeft de fractie van de PVV in de Tweede Kamer al een motie ingediend om op te roepen om te stoppen met die dwangsommen. Die motie heeft de staatssecretaris toen ontraden. Nu zegt de staatssecretaris dat bij het voorjaarsbericht in februari 2020 bleek dat het aantal vele malen groter was. Als uw argumentatie is dat dwangsommen niet werken, los van het bedrag, dan was toch ook al in het najaar van 2019 duidelijk dat de effectiviteit van dwangsommen er gewoon niet is? Dan had u toch ook kunnen zeggen: we stoppen ermee, want dit is geen effectief middel? Pas toen de hoogte van het bedrag hoger werd, is er ingegrepen. Waarom niet eerder?

Staatssecretaris Broekers-Knol:

Ik moet de heer Van Hattem gelijk geven: de PVV heeft het eerder gezien dan ik. Ik hoopte nog, of dacht nog, in het najaar dat ik het zo voor elkaar kon krijgen dat alles binnen de perken zou blijven, maar dat bleek niet het geval te zijn. In februari bleek dat het anders was. Maar ik geef dat de heer Van Hattem graag toe.

De heer Van Hattem (PVV):

Goed om te horen, en in ieder geval ook goed dat deze wet er nu ligt, want beter ten halve gekeerd dan ten hele gedwaald.

Staatssecretaris Broekers-Knol:

Ik was bezig met de aantallen asielaanvragen die door mevrouw Karimi zijn genoemd. In 2017 31.327, in 2018 30.380 en in 2019 29.435. Dat is inclusief de nareisaanvragen. De opgelopen achterstanden, het probleem waar dit wetsvoorstel een oplossing voor biedt, worden zoals gezegd onder meer veroorzaakt door de stijging van het aantal asielaanvragen uitgezonderd nareis. Asielaanvragen zijn erg bewerkelijk. Juist als je moet nadenken over de vraag of iemand er wel of niet recht op heeft, is het lastig om een afwijzing te beargumenteren en zeker te weten dat je op dat punt een goede beslissing neemt. Het zijn zware beslissingen, en die kosten gewoon meer tijd. Als we kijken naar het totaalaantal eerste en opvolgende asielaanvragen, uitgezonderd nareis, zien we het volgende beeld: 16.840 in 2017, 23.910 in 2018 en zelfs 25.250 in 2019. En daarom spreek ik over een stijging van het aantal aanvragen. Ten opzichte van 2017 is niet alleen het totaalaantal asielaanvragen gestegen, maar ook tegelijkertijd het aantal inwilligingen gedaald van 30% naar 20%. Dat betekent niet alleen absoluut, maar ook relatief veel meer afwijzende beschikkingen, die erg veel tijd in beslag nemen.

Mevrouw Karimi vroeg of ik bereid ben de Eerste Kamer te informeren over de voortgang van de taskforce. Ook anderen hebben dat aan de orde gesteld. Bij het notaoverleg van 3 juni jongstleden in de Tweede Kamer heb ik toegezegd om de Kamer ongeveer elke twee maanden te informeren over de voortgang van de taskforce, te weten kort na het zomerreces, kort voor de begrotingsbehandeling eind november en voor het einde van het jaar. Ik ben vanzelfsprekend van harte bereid ook uw Kamer hierover te informeren. Zodra het plan van aanpak voor de implementatie van de maatregelen significant gereed is, zal dit naar zowel de Tweede als de Eerste Kamer worden gestuurd.

De heer Janssen vroeg wanneer bij de IND besloten is dat het betalen van dwangsommen bedrijfseconomisch efficiënter zou zijn dan de boel op orde brengen. Een dergelijk besluit is nooit genomen. De IND zag zich in 2019 geconfronteerd met een steeds groter aantal asielaanvragen dat buiten de wettelijke termijn liep. Daardoor was het niet langer mogelijk om deze zaken met voorrang af te doen. De omvang van het aantal zaken werd te groot en de planning kon hier niet langer op aangepast worden. Toen de omvang van de problematiek mij bekend werd, heb ik een onafhankelijk onderzoek aangekondigd. Dat is het onderzoek van Significant. Toen ik er in februari achter kwam dat er enorme bedragen aan dwangsommen betaald werden, heb ik een taskforce ingesteld. Het is het streven van de taskforce om de hem toebedeelde opdracht af te doen voor het einde van dit jaar.

De voorzitter:

De heer Janssen heeft nog een aanvullende vraag.

De heer Janssen (SP):

Is toen overwogen om in het kabinet duidelijk te maken dat het binnen de eigen begroting oplossen van deze problemen alleen maar zou leiden tot hogere dwangsommen en dus tot het uitgeven van geld dat beter op een andere manier gebruikt zou kunnen worden?

Staatssecretaris Broekers-Knol:

Nee, er is niet op die manier over gesproken.

De heer Janssen (SP):

Dat betekent dus dat het binnen het binnen het gesloten systeem van het ministerie opgelost moest worden en dat er geen middelen waren om op dat moment een extra inzet bij de IND te regelen.

Staatssecretaris Broekers-Knol:

De bedragen aan dwangsommen worden opgelost, betaald, binnen het ministerie met geld van het COA en de IND-reserves enzovoort. Ik kan u in tweede termijn een precies staatje geven waar het geld vandaan komt.

De heer Janssen heeft ook gevraagd of de uitgaven die nu gedaan worden aan de IND als structureel ... Dat heb ik net gezegd. Het geld wordt gevonden binnen artikel 37 van de begroting van Justitie en Veiligheid.

Erken ik dat de IND structurele problemen heeft? Bij de IND is geen sprake van een structureel probleem. Er was sprake van een vroegtijdige afschaling van het personeel in 2017 en een licht verhoogde instroom in 2018. Bovendien was er een financieringssystematiek die niet verder reikte dan de korte termijn. Er werd onvoldoende rekening gehouden met de bestaande werkvoorraad. Door die vroegtijdige afschaling ontstond er ook een probleem aan voldoende opgeleid personeel. Dat leidde tot het oplopen van de doorlooptijden bij de IND in 2018 en 2019. Er wordt nu een groter aantal beslissingen in de algemene en verlengde asielprocedure buiten de wettelijke termijn genomen. Daarmee zijn er in toenemende mate ingebrekestellingen en beroepen bij niet tijdig beslissen en die leiden tot dwangsommen. Daarom heb ik de tasforce ingesteld.

Dan had mevrouw Stienen nog een vraag rond de beslistermijn die met zes maanden verlengd is met het oog op covid. Wanneer brengt de staatssecretaris die beslistermijn weer terug? En wat betekent deze beslissing voor de zaken waar de beslistermijn van zes maanden al was bereikt? De verlenging met zes maanden geldt voor een afgebakende periode en daarmee ook voor een afgebakende groep. Het is derhalve niet nodig om met een besluit in de Staatscourant deze verlenging stop te zetten. De verlenging van de wettelijke beslistermijn voor asielzaken is ingegaan op het moment van de inwerkingtreding van het Wijzigingsbesluit Vreemdelingencirculaire en dat was op 20 mei jongstleden. Dat is gedaan naar aanleiding van wat de Europese Commissie ons vanwege COVID-19 heeft aangereikt, en niet alleen Nederland maar alle lidstaten.

De verlenging van de beslistermijn geldt alleen voor die zaken waarvan op het moment van inwerkingtreding van het Wijzigingsbesluit Vreemdelingencirculaire, namelijk 20 mei jongstleden, de wettelijke beslistermijn nog niet is verstreken. Dus de zaken waar de beslistermijn van zes maanden al op 20 mei was verstreken, vallen hier niet onder. De aanvragen die na 20 mei zijn ingediend, vallen hier ook niet onder. Daarvoor geldt de normale beslistermijn van zes maanden, dus geen verlenging.

De heer Jansen vroeg nog of ik kort uiteen wil zetten hoe ik uitvoering geef aan de rapporten van KPMG en Significant.

De voorzitter:

Mevrouw Stienen heeft nog een aanvullende vraag.

Mevrouw Stienen (D66):

Ter verduidelijking, voorzitter. Kan de staatssecretaris ons ook vertellen tot wanneer deze verlenging, die onder Europese regelgeving is genomen, dan voortduurt?

Staatssecretaris Broekers-Knol:

2 november aanstaande, voorzitter.

Mevrouw Stienen (D66):

Oké. Dank u wel.

Staatssecretaris Broekers-Knol:

Mevrouw Stienen vroeg in hoeveel zaken er echt achterstand is opgelopen, in hoeveel zaken er sprake is van een overschrijding van de beslistermijn enzovoort. In hoeveel zaken is de IND in gebreke gesteld? Er werd eerder gesproken over circa 800 zaken ... Nee, over 8.900 zaken. Daarna werd het 1.500 zaken en toen 40.000 zaken. Nee, 14.000 zaken! We zijn in de war. Om hoeveel zaken gaat het? Ik hoop dat ik het zo goed heb begrepen, voorzitter.

De achterstand in zaken is ruim 14.000. Deze zaken zijn toebedeeld aan de taskforce en het is het streven dat de taskforce deze zaken eind van dit jaar heeft afgedaan. Dat heb ik zojuist al uitgelegd. In 2019 en 2020 is de IND ruim 8.000 keer in gebreke gesteld. En voor die ingebrekestelling staat een dwangsom van €1.425. Dat is een vast bedrag. Er staan op dit moment ongeveer 1.500 zaken open waarin de rechter het beroep niet tijdig beslissen gegrond heeft verklaard, maar waarin in de IND niet binnen de door de rechter opgelegde termijn heeft beslist. Dat is €100 per dag enzovoort. In die zaken bedraagt de door de rechter opgelegde dwangsom vaak €100 per dag per zaak. Bij deze aantallen komt er op dit moment per week circa 1 miljoen euro bij aan te betalen dwangsommen en dat is 7 dagen maal €100 maal 1.500 zaken is €1.000.050 per week.

Ik kom nu op de vraag over de financiële dekking. Een antwoord op die vraag heb ik zojuist ook toegezegd. De financiële dekking voor de dwangsommen valt binnen artikel 37 van de begroting van Justitie en Veiligheid. De afrekening Nidos 2019 voor dwangsommen bedraagt €2.510.000 en de afrekening COA 2019 €1.396.000. Het eigen vermogen COA €22.794.000, het eigen vermogen IND €26.500.000, dekking dwangsommen asielreserve €12.200.000. Dat geeft een totaal van €65.400.000.

Mevrouw Huizinga vroeg of het klopt dat de tijdelijke wet eindigt na een jaar plus de doorlooptijd van het definitieve wetsvoorstel. Het klopt dat het na een jaar eindigt. Als tijdig een voorstel voor de definitieve wet wordt ingediend, blijft de tijdelijke wet van toepassing om de parlementaire behandeling van de definitieve wet mogelijk te maken. En ik ga tijdig een voorstel doen, want ik heb al meerdere keren gezegd dat ik dat voortvarend aanpak. Ik hoop daarom begin november de wet bij de Tweede Kamer in te kunnen dienen. Ik kan u verzekeren dat het niet aan mij zal liggen en ook niet aan degene die misschien op deze plaats zal staan — het zal dus niet aan het kabinet liggen — dat er vertraging optreedt. Het is dan in handen van het parlement.

De voorzitter:

Staatssecretaris, ik kijk even naar de tijd. Hoelang denkt u nog nodig te hebben?

Staatssecretaris Broekers-Knol:

Ik ben er praktisch doorheen, voorzitter.

De voorzitter:

Gaat uw gang.

Staatssecretaris Broekers-Knol:

Mevrouw Vos had nog de vraag of er iets is om het leed van de wachtenden te verzachten, bijvoorbeeld relevante cursussen die de regering ook geld kosten en die daarom ook een prikkel kunnen zijn om tijdig te beslissen. Zoals ik heb aangegeven zal ik bij de definitieve wet ook aandacht besteden aan prikkels die in de plaats komen van een dwangsom. Inderdaad zijn er in het verleden al meer mogelijkheden gekomen voor Nederlandse les voor kansrijke asielzoekers. Ik dank mevrouw Vos dan ook voor die suggestie, want dat is een positieve suggestie, maar ik wil daar bij de tijdelijke wet niet op vooruitlopen.

Mevrouw Vos (PvdA):

Het ging mij niet om de tijdelijke wet. Het zou mooi zijn als daar in de tijdelijke wet ook wat over staat, maar dat staat er volgens mij los van. In de Tweede Kamer is daarover een motie ingediend door de D66-fractie en aangenomen. Het gaat om cursussen nú. Mijn vraag had juist een relatie met de wet die nu voorligt, om vanaf nu — even los van prikkels en dergelijke — de wachttijd van asielzoekers nuttig te besteden door gelijk cursussen aan te bieden. Daar gaat het om, en niet over de wet waar u nog mee gaat komen.

Staatssecretaris Broekers-Knol:

Dank voor deze verduidelijking van mevrouw Vos. We zijn druk bezig met het programma flexibele asielketen, juist om te proberen zo veel mogelijk kansrijke asielzoekers, als het enigszins kan, al te plaatsen in de regio waar ze daarna gevestigd kunnen gaan worden — het zijn immers kansrijke asielzoekers — en ze ook taallessen en andere mogelijkheden te bieden, om hen vast de stappen te vergemakkelijken om daarna te integreren in de maatschappij.

Mevrouw Vos (PvdA):

Dat snap ik, maar het punt is — en volgens mij is dat ook de hele oorzaak van alle vertragingen en de problemen die de IND heeft — dat het moeilijk is om vast te stellen wie kansrijk is en wie niet. Uit het onderzoek van onder andere VluchtelingenWerk blijkt dat het wachten en het niet weten hoelang je moet blijven wachten ook voor de niet kansrijke asielzoekers zo fnuikend is. De vraag is of je, zelfs al voordat je weet wie kansrijk en wie niet kansrijk is, toch die tijd nuttig kan besteden. Aan een cursus Engels of een cursus programmeren heb je ook wat als je teruggestuurd wordt.

Staatssecretaris Broekers-Knol:

Ik begrijp het punt heel goed. Ik hoop dat ik mevrouw Vos tevreden kan stellen door te zeggen: we hopen nu — en dan kom ik nog een keer met die 14.000 — aan het eind van het jaar die 14.000 afgehandeld te hebben. Dat is heel belangrijk. Vervolgens ben ik er ook mee bezig — en daar wordt hard aan gewerkt — dat iedereen die vanaf 1 april is ingestroomd, de termijn van zes maanden heeft voor de besluitvorming, zodat iedereen zo snel mogelijk weet of men de mogelijkheid heeft om in Nederland te blijven of dat men weg moet. Lang wachten en maar niks kunnen doen: nee, als de IND zo snel mogelijk beslist volgens de regels die daarvoor zijn, dan kunnen we er heel snel voor zorgen dat de kansrijken aan de slag kunnen en dat degenen die te horen hebben gekregen dat ze niet in Nederland kunnen blijven, teruggaan naar het land van herkomst.

De voorzitter:

Mevrouw Vos, derde en laatste.

Mevrouw Vos (PvdA):

Datgene wat we vandaag bespreken — dat heeft ook de collega van de SP en collega Karimi goed gezegd — is nu juist dat het allemaal zolang duurt. We halen dus nu een prikkel weg, waarvan we het niet eens zijn of die nu wel of niet heeft gewerkt en of de IND wel of niet op orde is. Het gaat mij even om dat andere. Het gaat er even om, hoe het is vanuit de positie van de asielzoeker, los van wat er allemaal gaat gebeuren met de IND, dat we die tijd nuttig gebruiken en dat we ook, los van wat we hier verder bespreken, mensen een cursus gaan aanbieden, zodat ze hun tijd niet doelloos hoeven te zitten verdoen met wachten.

Staatssecretaris Broekers-Knol:

Ik ben dan toch niet helemaal duidelijk geweest. Nogmaals, met die voorraad van 14.000 hoop ik over een aantal maanden of aan het eind van het jaar klaar te zijn, dat het opgelost is. Dat wil ik even buiten haken zetten. Maar degenen die vanaf 1 april binnen zijn gekomen, krijgen zo snel mogelijk te horen of het ja is of nee, als ik het heel simpeltjes mag zeggen. Zodra het antwoord ja is, wordt er heel hard gewerkt aan cursussen, aan taal, aan van alles. Degenen die nee te horen hebben gekregen, wordt zo snel mogelijk gemeld dat zij terug moeten naar het land van herkomst enzovoort. Op dat moment is een taalcursus dus niet zinvol. We proberen het snel binnen de termijn te doen en op die manier iedereen zo snel mogelijk helderheid te geven, zodat — daar geef ik mevrouw Vos volledig gelijk — ze niet eindeloos hoeven te wachten: wanneer hoor ik wat, wanneer gaat er wat gebeuren en ik kan maar niks doen. Nee, als het goed is, weet je binnen de termijn van zes maanden waar je aan toe bent.

Dat was het, voorzitter. Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan zijn wij thans toe aan de tweede termijn van de kant van de Kamer en geef ik het woord aan mevrouw Karimi ...

Mevrouw Karimi (GroenLinks):

Ik had een vraag ...

De voorzitter:

Alleen een aanvullende vraag, want uw reactie hoort in uw tweede termijn thuis.

Mevrouw Karimi (GroenLinks):

Ik had een vraag gesteld of het voor burgers mogelijk is om de wet te toetsen aan het EVRM. Ik bedoel of dat bij een civiele rechter gevraagd kan worden voor een verklaring voor recht.

Staatssecretaris Broekers-Knol:

Ik denk dat ik die vraag toch in de tweede termijn zal beantwoorden.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan is het woord aan mevrouw Karimi.