Rappelabele toezeggingen Economische Zaken en Klimaat (Rappel februari 2019)



Dit is het rappel tot 02-01-19.

 




Toezegging Werkingsduur in formele wet (31.354) (T01292)

De Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie zegt de Kamer, naar aanleiding van vragen en opmerking van het lid Reuten (SP), toe voor wijziging van de werkingsduur een wetsvoorstel in procedure te zullen brengen en wanneer in de toekomst wetgeving aan de orde is die vergelijkbaar is met het onderhavige wetsvoorstel te kiezen voor het regelen van de wijziging van de werkingsduur bij formele wet.


Kerngegevens

Nummer T01292
Status openstaand
Datum toezegging 22 maart 2011
Deadline 1 januari 2024
Voormalige Verantwoordelijke(n) Minister van Economische Zaken (2012-2017)
Huidige Verantwoordelijke(n) Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat
Kamerleden dr. G.A.T.M. Reuten (SP)
Commissie commissie voor Economische Zaken, Landbouw en Innovatie (EL&I)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie lagere regelgeving
Onderwerpen Algemene Maatregel van Bestuur
Mededingingswet
werkingsduur
Kamerstukken Aanpassing Mededingingswet ter invoering van gedragsregels voor de overheid (31.354)


Uit de stukken

Handelingen I 2010/11, nr. 21 - blz. 37

De heer Reuten (SP)

Mijn fractie doet de minister daarom een pragmatisch tweeledig voorstel. Ten eerste: gaat heen en zondigt niet meer; ik verwacht dan een expliciete toezegging van zondeonthouding, maar het mag ook minder Bijbels getint. Ten tweede: om toch niet in het vagevuur te belanden moet er wel nog een aflaat volgen. Mijn fractie vraagt de minister de toezegging om – mocht dit voorstel hier worden aangenomen – op kortst mogelijke termijn via een wetsvoorstel aan artikel IV een vierde lid toe te voegen dat ongeveer luidt: de in lid 2 en 3 bedoelde AMvB wordt binnen een jaar bij wet bekrachtigd dan wel ingetrokken. Deze toezeggingen zouden de afwegingen bij het voorstel voor mijn fractie aanzienlijk vergemakkelijken.

Handelingen I 2010/11, nr. 21 - blz. 73

Minister Verhagen

De heer Reuten stelde dat de horizonbepaling van het wetsvoorstel in relatie tot de motie-Jurgens enige verduidelijking behoefde. Concreet vroeg hij om twee toezeggingen. Ten eerste om niet opnieuw te zondigen.

Ten tweede om bij wijze van aflaat een wetswijziging te entameren die ervoor zorgt dat de bewuste Algemene Maatregel van Bestuur bij wet wordt bekrachtigd of ingetrokken. Uiteraard ben ik blij dat senator Reuten ook hier een metafoor gebruikt, zodat het wat minder zwaar wordt, althans de discussie. Ik begrijp waar hij heen wil. Ik constateer dat hij zich niet heeft laten overtuigen door het uitvoerige antwoord in de voorlaatste schriftelijke ronde. Dat is jammer, maar daar moeten wij geen breekpunt van maken. Ik zie zijn uitgestoken hand en wil bekijken of ik er een handreiking van mijn kant tegenover kan stellen om elkaar in het midden te treffen. Zonder het risico op een wettelijk hiaat te vergroten wordt de wijziging van de werkingsduur ook bij formele wet geregeld. Onder omstandigheden zal de wijziging direct bij formele wet kunnen gebeuren, dus zonder voorafgaande AMvB. Ik zeg toe dat ik voor wijziging van die werkingsduur een wetsvoorstel in procedure zal brengen. Als in de toekomst wetgeving aan de orde is die vergelijkbaar is met het onderhavige wetsvoorstel, dan zal ik zeker kiezen voor de aanpak die senator Reuten naar voren heeft gebracht. In de mij resterende periode in deze functie, maak ik die aanpak graag tot de mijne. Op beide punten kom ik hem graag tegemoet.

Handelingen I 2010/11, nr. 5 - blz. 74

De heer Reuten (SP)

Ik dank de minister voor zijn toezegging met betrekking tot de delegatiebepaling, artikel IV, waarbij de betreffende Algemene Maatregel van Bestuur, als die er mocht komen, wordt omgezet in een formele wet. Die aflaat is dan geheel verdiend. De minister heeft gezegd dat hij het in het vervolg altijd zo zal oplossen. Dus hij zondigt niet meer en dan zijn wij helemaal klaar.


Brondocumenten


Historie







Toezegging Aanpassing wet bezien in het licht van bij Aanbestedingswet 2012 aangenomen motie (32440, M) (T01691)

De Minister van Economische Zaken zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Reuten, toe om ten aanzien van artikel 2.71 lid 2 in onderhavig wetsvoorstel (32768) welwillend te kijken naar uitvoering van het gevraagde in de motie (32440, M) die is aangenomen bij de behandeling van de Aanbestedingswet 2012, en om zijn afweging op dit punt schriftelijk aan de Kamer kenbaar te maken.


Kerngegevens

Nummer T01691
Status deels voldaan
Datum toezegging 15 januari 2013
Deadline 1 juli 2024
Voormalige Verantwoordelijke(n) Minister van Economische Zaken (2012-2017)
Huidige Verantwoordelijke(n) Minister van Economische Zaken en Klimaat
Kamerleden dr. G.A.T.M. Reuten (SP)
Commissie commissie voor Economische Zaken en Klimaat (EZK)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie brief/nota
Onderwerpen aanbesteden
defensie
Kamerstukken Aanbestedingswet op defensie- en veiligheidsgebied (32.768)


Uit de stukken

Handelingen I 2012-2013, 13, item 2, p. 5.

De heer Reuten (SP):

Voorzitter. Ik beperk mij bij dit wetsvoorstel tot één kwestie. Artikel 2.71, lid 2 van het voorliggende wetsvoorstel gebiedt dat de aanbesteder aan de inschrijvers of de gegadigden vraagt dat zij bij het opstellen van hun inschrijving rekening hebben gehouden met de verplichtingen aangaande arbeidsbescherming en arbeidsvoorwaarden die gelden op de plaats waar de opdracht wordt uitgevoerd. In de hier op 30 oktober aangenomen algemene Aanbestedingswet (nr. 32440) staat een overeenkomstige tekst in artikel 2.81, lid 2. Mijn fractie onderschrijft het oogmerk van deze artikelen, maar deze garanderen niet de naleving ervan. De aannemer kan zich al dan niet via onderaanneming en malafide uitzendbureaus onttrekken aan de verplichting. De bonafide aannemer legt het dan af in de gunning. Er zijn aanwijzingen dat dit in de praktijk inderdaad gebeurt. Nu is het in beginsel zo dat de aanbestedende dienst de ondernemer zou kunnen verzoeken om alsnog na te leven. Als de ondernemer dit weigert, kan de aanbestedende dienst de overeenkomst ontbinden. Het probleem is echter dat de opdrachtgever dan –met navenante kosten – de hele aanbestedingsprocedure opnieuw moet doorlopen. Bovendien zal de bonafide aan-bestedingsprijs hoger uitpakken. Dit draagt niet bij aan de stimulans om de overeenkomst inderdaad te ontbinden.

Naar aanleiding van het debat over deze kwestie bij dealgemene aanbestedingswet nam deze Kamer op 30 oktober 2012 een motie aan (32440, letter M) waarin de regering onder andere werd gevraagd om "bij de eerstvolgende relevante herziening van de wet" aan het betreffendeartikel "toe te voegen dat opdrachtgevers gehouden zijn om de genoemde niet-naleving van de overeenkomst te melden bij de Inspectie SZW". Het gaat dan uiteraard om in Nederland uitgevoerde opdrachten.

In het verlengde hiervan vroeg mijn fractie in het verslag van het onderhavige wetsvoorstel onder verwijzing naar genoemde motie om een overeenkomstige toezegging. Tot onze verbazing schrijft de minister in de nota naar aanleiding van het verslag slechts: "het kabinet is bereid dit verzoek bij de evaluatie van het wetsvoorstel te betrekken". Moet ik dat zo lezen dat de regering overweegt dat er weliswaar een duidelijke uitspraak van de Kamer ligt, maar dat de regering te zijner tijd, namelijk bij de evaluatie, nog eens gaat bezien of en hoe zij daar gehoor aan gaat geven? Ik hoop dat ik het verkeerd heb en dat de minister straks ten eerste aangeeft dat hij de motie32440 letter M gaat uitvoeren en dat hij, ten tweede, toezegt overeenkomstig te zullen handelen aangaande artikel2.71 van de voorliggende wet.

Ik wacht het antwoord van de minister met belangstelling af.

Handelingen I 2012-2013, 13, item 2, p.7.

Minister Kamp:

(...)

De heer Reuten brengt één punt naar voren. Ik begrijp dat dit betekent dat hij kan instemmen met het overige dat we doen en dat we wensen te bereiken met deze aparte aanbestedingswet. Daar ben ik blij mee. Hij wil weten of ik bereid ben om, gezien het gevraagde in de motie bij artikel 2.71 lid 2 (32440, letter M), die is aangenomen bij

de algemene Aanbestedingswet 2012, het wetsvoorstel aan te passen bij de eerstvolgende herziening van de wet en niet eerst de uitkomsten van de evaluatie af te wachten. Het is mijn voorkeur om de evaluatie wel af te wachten. Mijn voorganger heeft ook gezegd dat bij de evaluatie van de wet over twee jaar bezien wordt of we die motie kunnen overnemen en het artikel een bredere toepassing kunnen geven dan nu het geval is. Ik zeg de heer Reuten toe dat ik dit opnieuw zal bekijken, naar aanleiding van hetgeen hij naar voren heeft gebracht. Ik zal bekijken of het mogelijk is om op verantwoorde wijze te doen wat hij

bepleit. Ik hoop dat hij mij het vertrouwen wil geven om dat te doen. Ik zal de Kamer in haar geheel, en daarmee ook de heer Reuten, over mijn bevindingen op dit punt informeren.

De heer Reuten (SP):

Het staat wat open geformuleerd in de motie: bij de eerstvolgende relevante wetswijziging. Dat zou na de evaluatie kunnen zijn. Dat is echter iets anders. In de tekst van de nota naar aanleiding van het verslag staat dat het wordt herbezien bij de evaluatie. Dat is een beetje licht. Het is niet: de eerstvolgende relevante wijziging is over twee jaar; dan voeren we de motie uit. Daar zou ik tevreden mee zijn. Het gaat om een klein dingetje, het aanscherpen

van het artikel, het melden bij SZW als er niet wordt nageleefd. C'est tout.

Minister Kamp:

Ik ben heel dicht bij het standpunt van de heer Reuten. Ik stel het op prijs dat hij zegt dat wat hem betreft, als het iets eerder zou zijn dan bij de evaluatie, het eventueel op dat moment zou kunnen. Hij geeft mij wat ruimte; ik geef hem wat ruimte. Als ik het toch wil gaan doen, kan het misschien al wat eerder dan bij die gelegenheid, misschien heb ik daar de mogelijkheid voor. Ik zal het serieus bekijken. Ik zal mijn afweging op dit punt schriftelijk aan de Kamer kenbaar maken. Dan kan de heer Reuten die bekijken. Het kan dus zijn dat die bij de herziening komt, eventueel gekoppeld aan de evaluatie. Als ik denk dat het zinvol, goed en verantwoord is om het te doen en het misschien ook nog eerder kan, zou het ook zo kunnen zijn dat ik die eerdere gelegenheid gebruik. Ik geloof dus niet

dat ik op dit punt grote problemen zal krijgen met de heer Reuten. Ik hoop dat mijn antwoord naar genoegen van de Kamer was, voorzitter.

Handelingen I 2012-2013, 13, item 2, p. 8.

De heer Reuten (SP):

Voorzitter. Ik dank de minister voor zijn antwoord. Als ik het goed begrijp, zegt hij de motie bij de algemene Aan-bestedingswet uit te voeren overeenkomstig artikel 2.71lid 2 van de voorliggende wet, uiterlijk na de evaluatie en mogelijk eerder. Ik heb toch goed begrepen dat de minister de motie uitvoert zowel betreffende de algemene Aan-bestedingswet als toegepast op het voorliggende wetsvoorstel?

Minister Kamp:

Voorzitter. Met respect voor mevrouw Faber begin ik met hetgeen de heer Reuten naar voren heeft gebracht. Ik wil er niet omheen draaien, maar mijn voorganger heeft de evaluatie gekozen als het moment om te bekijken of en hoe de motie kan worden uitgevoerd. Dan kun je het namelijk inhoudelijk bekijken. Ik wil dus nog inhoudelijk naar dit punt kijken. Dat moet, wat mij betreft, in ieder geval gebeuren. Ik ben echter niet van plan om een en ander onnodig op de lange baan te schuiven. Ik zal er dus zo spoedig mogelijk inhoudelijk naar kijken. Als ik denk dat het op een verantwoorde manier kan, zal ik het doen, uiterlijk bij de evaluatie. Misschien is er echter al eerder een mogelijkheid om dit door te voeren. Als dat de heer Reuten tot tevredenheid stemt, kunnen we het erover eens worden.

De heer Reuten (SP):

Ik begrijp het zo: de minister kijkt welwillend naar het uitvoeren van de motie.

Minister Kamp:

Daarmee zijn de heer Reuten en ik het eens geworden.


Brondocumenten


Historie







Toezegging Ondergraving publieke netten door opheffen brievenbussen (34.024) (T02126)

De Minister van Economische Zaken zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Koning (PvdA), toe dat het punt betreffende ondergraving van de publieke netten door de opheffing van brievenbussen, betrokken zal worden bij de driejaarlijkse evaluatie van de postmarkt.


Kerngegevens

Nummer T02126
Status voldaan
Datum toezegging 19 mei 2015
Deadline 1 januari 2019
Voormalige Verantwoordelijke(n) Minister van Economische Zaken (2012-2017)
Huidige Verantwoordelijke(n) Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat
Kamerleden Drs.ir. A.L. Koning (PvdA)
Commissie commissie voor Economische Zaken en Klimaat / Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (EZK/LNV)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie evaluatie
Onderwerpen krimp
universele postdienst
Kamerstukken Modernisering en flexibilisering van de universele postdienstverlening (34.024)


Uit de stukken

Handelingen I 2014-2015, nr. 31, item 9, blz. 1-8.

Mevrouw Koning (PvdA):

(...)

Wij achten het heel aannemelijk dat minder post verstuurd wordt als er minder brievenbussen zijn. Als na de halvering van het aantal brievenbussen de aangeboden hoeveelheid UPD-post weer terugloopt, zou dan ook onderzocht kunnen worden of dat misschien komt doordat mensen verder moeten lopen om een kaartje te posten? Werken we met het halveren van de brievenbussen eigenlijk niet in de hand dat het aantal poststukken nog verder afneemt?

(...)

Minister Kamp:

(...)

Mevrouw Koning vermoedde dat het mogelijk zou zijn dat als gevolg van minder brievenbussen en minder postkantoren er ook minder brieven zouden komen. Dat zijn niet de aanwijzingen die ik op dit moment heb. Van de 2.000 postvestigingen is een duizendtal onrendabel op dit moment. Van de zo'n 20.000 brievenbussen die we nu hebben, zijn er veel waar enkele brieven per week binnenkomen en waar PostNL wel vijf dagen per week naartoe moet om te kijken of er misschien een brief in ligt. Ik denk dat dat een situatie is die niet houdbaar is. De situatie is dus niet dat mensen moeten leuren met hun brief om die kwijt te kunnen raken. Nee, de situatie is dat mensen met hun voeten kiezen. Dat betekent dat ze in de praktijk op grote schaal afscheid nemen van de post en dat ze overgaan tot de digitale post. Dat neemt niet weg dat er nog steeds gebruik wordt gemaakt van de klassieke post. Dat willen we dan ook nog in stand houden. Met de maatregelen die we genomen hebben en die we op grond van dit wetsvoorstel nemen en straks bij eventuele aanpassing van de AMvB kunnen nemen, denken we deze dienstverlening in stand te kunnen houden.

Mevrouw Koning (PvdA):

Volgens de fracties van de PvdA en GroenLinks is het heel wel mogelijk dat die enkele brieven die in die brievenbus belanden, wat helemaal niet rendabel is, helemaal niet meer worden gepost. Als mensen namelijk twee keer zo ver moeten lopen - niet alleen bij slecht weer, zoals de heer Terpstra zei, maar ook bij mooi weer - en ze dat als een belemmering gaan zien en ze daardoor minder brieven gaan posten, worden die verder weg gelegen brievenbussen misschien ook wel onrendabel. Juist waar het gaat om die verhouding, evenals de verhouding waar het gaat om het duurder maken van de postzegel waardoor je wellicht ook minder gemakkelijk een kaartje gaat sturen, zouden wij graag de vinger aan de pols houden, omdat je uiteindelijk daarmee het systeem van de publieke netten, de universele postdienstverlening ondergraaft. Kan de minister daarop reageren?

Minister Kamp:

Ja, maar met respect voor mevrouw Koning is het toch zo dat wij dit vanachter ons bureau wel kunnen bedenken, maar dat er in de praktijk jaar in jaar uit sprake is van een forse krimp van het aanbod van post. Het aantal postvestigingen en brievenbussen bleef gelijk, maar ieder jaar weer was er sprake van een enorme krimp van het aanbod van post. Er is dus echt iets anders aan de hand dan mevrouw Koning nu naar voren brengt. Dat wil echter niet zeggen dat wat zij zegt geen punt van aandacht moet zijn. Bij de driejaarlijkse evaluatie van de postmarkt zal ik het punt van mevrouw Koning dan ook nadrukkelijk betrekken.


Brondocumenten


Historie







Toezegging Onderzoek naar een alternatieve netwerkstructuur (34.024) (T02128)

De Minister van Economische Zaken zegt de Kamer, naar aanleiding van een opmerking van het lid Reuten (SP), toe dat bij de driejarige evaluatie aandacht wordt besteed aan alternatieven voor de huidige vormgeving van het postnet.


Kerngegevens

Nummer T02128
Status voldaan
Datum toezegging 19 mei 2015
Deadline 1 januari 2019
Voormalige Verantwoordelijke(n) Minister van Economische Zaken (2012-2017)
Huidige Verantwoordelijke(n) Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat
Kamerleden dr. G.A.T.M. Reuten (SP)
Commissie commissie voor Economische Zaken en Klimaat / Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (EZK/LNV)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie evaluatie
Onderwerpen netwerkstructuur
onderzoek
universele postdienst
Kamerstukken Modernisering en flexibilisering van de universele postdienstverlening (34.024)


Uit de stukken

Handelingen I 2014-2015, nr. 31, item 9, blz. 3-14.

De heer Reuten (SP):

(...)

De overheid is terecht in hoge mate verantwoordelijk voor de infrastructuur in dit land. Het bijzondere van de huidige vormgeving van het postnet is dat dit via de universele postdienst is toegewezen aan één commerciële quasimonopolist en dat andere bedrijven niet via dit net kunnen of mogen opereren. Dit maakt de vormgeving van het postnet anders dan die van andere infrastructurele netten, zoals voor wegen, spoor, water en energie.

Ik vraag de minister om de vormgeving van het postnet fundamenteel te heroverwegen en om daaraan voorafgaande door creatieve geesten op zijn ministerie en een universiteit een bescheiden studie te laten uitvoeren; creatief, omdat dit denken buiten de huidige kaders vergt. Ik vraag hem ook om de Kamer over die studie en zijn heroverweging te berichten. Ik wacht de antwoorden van de minister met belangstelling af.

(...)

Minister Kamp:

(...)

De heer Reuten vroeg ook nog om fundamenteel naar het hele stelsel te kijken. Ik ben daar al op ingegaan bij de vraag van mevrouw Koning naar creativiteit. Wat we konden doen, hebben we gedaan bij de voorbereiding van dit wetsvoorstel. Wat nog meer mogelijk is, zal bij het komende onderzoek en bij de driejaarlijkse evaluatie worden bezien. Wel moeten we ons realiseren dat het niet zo is dat hier een publieke dienstverlening wordt versoberd en afgebroken. Dat is niet wat er gebeurt. Wat er naar mijn overtuiging gebeurt, is dat we ons best doen om een publieke dienstverlening in stand te houden waarvan steeds minder gebruik wordt gemaakt. Daarnaast hebben we voor de dienstverlening via internet, de digitale dienstverlening — die in de ogen van veel gebruikers beter is voor bepaalde activiteiten en waarvan ook zeer veel gebruik wordt gemaakt — in Nederland optimale omstandigheden gecreëerd. We moeten de situatie dan ook niet somberder beschrijven dan die is.

(...)

De heer Reuten (SP):

(...)

Mijn tweede punt: ik weet niet of de minister mijn voorstel goed begrepen heeft. Het gaat mij om de vormgeving van het huidige postnetwerk. De huidige vormgeving is via de UPD, dus via een quasi-monopolist. Ik zou graag zien dat een creatieve geest — er zijn naast de minister ook nog andere creatieve geesten — die buiten de bestaande UPD-structuur staat, ging nadenken over de vraag hoe je die netwerkstructuur zou kunnen inrichten. Dan kunnen naast PostNL ook andere bedrijven gebruikmaken van de netwerkstructuur.

(...)

Minister Kamp:

(...)

De heer Reuten vindt dat we onze creativiteit los moeten laten op de evaluatie. Er is zo veel aan de hand in de postmarkt dat, als je eens per drie jaar evalueert, je ook moet bekijken welke alternatieven er kunnen worden bedacht. Ik denk dat dat zo moet. Ook die suggestie van de heer Reuten betrek ik bij de evaluatie, waarvan de eerste na een periode van drie jaar is gepland.


Brondocumenten


Historie







Toezegging Zorgdragen voor het inventariseren en aanvullen van de middelen voor het Waarborgfonds Mijnbouwschade (34.041/34.390/34.348) (T02409)

De Minister van Economische Zaken zegt de Kamer, naar aanleiding van vragen en opmerkingen van het lid Ten Hoeve (OSF), toe te bekijken wat de behoefte aan middelen voor het Waarborgfonds Mijnbouwschade (in verband met schadeafhandeling in o.a. Limburg) is en zorg te dragen voor het aanvullen van deze middelen.


Kerngegevens

Nummer T02409
Status voldaan
Datum toezegging 20 december 2016
Deadline 1 juli 2020
Voormalige Verantwoordelijke(n) Minister van Economische Zaken (2012-2017)
Huidige Verantwoordelijke(n) Minister van Economische Zaken en Klimaat
Kamerleden drs. H. ten Hoeve (OSF)
Commissie commissie voor Economische Zaken en Klimaat / Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (EZK/LNV)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie overig
Onderwerpen mijnbouw
Kamerstukken Novelle Wet bewijsvermoeden gaswinning Groningen (34.390)
Versterking veiligheidsbelang mijnbouw en regie opsporings-, winnings- en opslagvergunningen (34.348)
Veiligheid van offshore olie- en gasactiviteiten en omkering van bewijslast bij schade binnen het effectgebied van een mijnbouwwerk (34.041)


Uit de stukken

Handelingen I 2016-2017, nr. 13, item 16, pagina 25-26

De heer Ten Hoeve (OSF):

(...)

Wat Limburg betreft ben ik blij dat de minister heel uitgebreid toegelicht heeft wat daar allemaal gebeurd is. Ik ben ervan overtuigd dat hij op deze manier de verantwoordelijkheid in dezen volledig genomen heeft, in overleg met provincie en gemeenten. Ik heb daar nog één kleine vraag over. De minister noemt het waarborgfonds. Dat is natuurlijk heel essentieel bij de schadevergoeding aan particulieren. De minister zei dat het waarborgfonds als het leeg raakt, aangevuld moet worden door de sector. Maar wat is in dit geval daar dan nog de sector?

Handelingen I 2016-2017, nr. 13, item 16, pagina 30

Minister Kamp:

(...)

De heer Ten Hoeve benadrukte het belang van onafhankelijke schadeafhandeling. Ik denk dat velen in deze zaal, onder wie ikzelf, dat met hem eens zijn. Hij sprak over de onduidelijkheid die er nog is op het punt van de versterking. Ik heb die onduidelijkheid niet geheel bij hem weg kunnen nemen. Ik denk dat dat een grote opgave is, waar we met zijn allen voor staan. We zorgen dat we goed in beeld krijgen wat daar moet gebeuren, en dat we wat nodig is op een verantwoorde manier naar de inwoners toe zullen gaan uitvoeren. Over Limburg vroeg hij zich af wie, als het Waarborgfonds leeg is, dat moet gaan vullen. Dat is een goede vraag. Dat fonds zal waarschijnlijk gevuld moeten gaan worden door degenen die nu gas winnen. Dat ligt niet erg voor de hand, want zij hebben daar eigenlijk niets mee te maken. Maar het is wel de mijnbouwsector. Het fonds zal toch gevuld moeten worden. We zullen bekijken wat de behoefte aan middelen voor dat fonds is, waarna we zullen doen wat nodig is om ervoor te zorgen dat die middelen er ook komen. De heer Ten Hoeve legt terecht de vinger op een gevoelig punt.


Brondocumenten


Historie







Toezegging Sluiting kolencentrales (34.775) (T02500)

De Minister van Algemene Zaken zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van de leden De Graaf (D66) en Koffeman (PvdD), toe dat het parlement snel geïnformeerd zal worden over hoe de sluiting van kolencentrales gerealiseerd zal worden.


Kerngegevens

Nummer T02500
Status voldaan
Datum toezegging 5 december 2017
Deadline 1 juli 2018
Verantwoordelijke(n) Minister van Economische Zaken en Klimaat
Kamerleden Mr. Th.C. de Graaf (D66)
drs. N.K. Koffeman (PvdD)
Commissie commissie voor Economische Zaken en Klimaat / Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (EZK/LNV)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie brief/nota
Onderwerpen CO2
klimaat
kolencentrale
Kamerstukken Miljoenennota 2018 (34.775)


Uit de stukken

Handelingen I 2017-2018, nr. 10, item 3 - blz. 36

De heer De Graaf (D66): Ik zei al: een belangrijke opdracht is het klimaatbeleid. Ik spreek niettemin de hoop uit dat een nieuwe klimaatwet bijvoorbeeld toch een gezamenlijk project kan zijn. Ik zeg dat in het bijzonder tegen mevrouw Strik. Een nieuwe klimaatwet is belangrijk. Het kabinet zet in op een nationaal klimaat- en energieakkoord en op samenwerking met het bedrijfsleven en instellingen om Parijs te halen en liefst te passeren: 49% CO2 -reductie in 2030 en als het mogelijk is 55% in Europees verband. Dat zijn mooie voornemens, die mijn fractie van harte onderschrijft, maar hoe gaat het kabinet dat bewerkstelligen? Er zullen meer maatregelen nodig zijn dan nu voorzien. Waarom in dit verband niet inzetten op bijvoorbeeld eerdere sluiting van een of meer kolencentrales, bijvoorbeeld al in deze kabinetsperiode? Het motto van de premier op het punt van het klimaatbeleid is, zo heb ik begrepen, langetermijndenken en kortetermijndoen. Dat laatste zou ik dan ook graag zien. Ook vraagt mijn fractie zich af hoe grondig — vergeef mij de woordspeling — het voornemen van de ondergrondse CO2 -opslag is doordacht. Is dat daadwerkelijk op deze schaal realiseerbaar en waarop baseert het kabinet deze aanname?

(...)

Handelingen I 2017-2018, nr. 10, item 3 - blz. 43

De heer Koffeman (PvdD): Het zou logisch zijn de hand dan maar meteen aan de ploeg te slaan, maar daaraan kleven kennelijk een aantal grote bezwaren. Het kabinet vertrouwt niet alleen op de toekomst, maar ook op een nipte meerderheid van 38 zetels in dit huis en 76 aan de overzijde. Zo'n wankele meerderheid verdraagt zich maar moeilijk met de harde ingrepen die nodig zijn. Het kabinet belooft een belasting op vliegtickets, maar pas in 2021, nadat het kabinet zelf vertrokken is. Het kabinet belooft de sluiting van vijf kolencentrales, maar na 2023 wordt het tijdpad pas bepaald, en niet in deze regeerperiode. De doelstelling van Rutte II om in 2020 CO2 met 25% te reduceren, wordt niet gehaald maar verlaten.

(...)

Handelingen I 2017-2018, nr. 11, item 3 - blz. 36

Minister Rutte: Voor de kolencentrales geldt dat de minister van Economische Zaken en Klimaat het parlement snel zal informeren over hoe hij de sluiting wil realiseren. Verder verwijs ik maar even kortheidshalve naar het regeerakkoord, waarin we heel specifieke politieke afspraken hebben gemaakt over dit punt.


Brondocumenten


Historie