Rappelabele toezeggingen Sociale Zaken en Werkgelegenheid (Rappel juli 2020)



Dit is het rappel tot 02-07-20.

 




Toezegging Mogelijke verdringingseffecten (34.073) (T02148)

De minister van SZW streeft ernaar om, met de evaluatie van de werking van de wet over de eerste twee jaar na inwerkingtreding, de nodige kwantitatieve gegevens te vergaren om de mogelijke verdringingseffecten te kunnen nagaan en zal het CBS, naar aanleiding van opmerkingen van de leden Elzinga, Ester en Lintmeijer, verzoeken om daarbij in het bijzonder aandacht te besteden aan de verdringingseffecten voor de groep kwetsbare oudere werkzoekenden. De uitkomsten van de evaluatie zullen met de Kamer worden gedeeld.


Kerngegevens

Nummer T02148
Status voldaan
Datum toezegging 22 september 2015
Deadline 1 januari 2021
Verantwoordelijke(n) Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
Kamerleden A. Elzinga (SP)
Dr. P. Ester (ChristenUnie)
Drs. F.C.W.C. Lintmeijer (GroenLinks)
Commissie commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie evaluatie
Onderwerpen AOW-leeftijd
arbeidsmarkt
verdringing
werkzoekenden
Kamerstukken Wet werken na de AOW-gerechtigde leeftijd (34.073)


Uit de stukken

Handelingen I 2015-2016, nr. 1, item 10, blz. 3

De heer Elzinga (SP):

Het CPB geeft aan dat het op de lange termijn niet waarschijnlijk is dat verdringing plaatsvindt, maar dat die op de korte termijn waarschijnlijk wel zal plaatsvinden, zij het niet op heel grote schaal. Dat zei de minister ook al. Is het daarom niet des te belangrijker om dat inzicht gekwantificeerd in beeld te krijgen? Ik snap niet helemaal, hoewel we daarover veel vragen hebben gesteld, dat er niet meer gepoogd is om dit te kwantificeren, om het risico precies in beeld te hebben.

Minister Asscher:

Die behoefte voel ik met de heer Elzinga, want dat maakt heel veel uit voor hoe je uiteindelijk zult oordelen over de effecten van het wetsvoorstel. Ik kom daar zo even op terug, ook aan de hand van het amendement dat ziet op de evaluatie. Dat amendement is met het oog daarop ingediend. Van te voren lukt het niet, moet ik eerlijk bekennen. Het lukt mij niet en het lukt het Centraal Planbureau niet. We hebben ze daarover echt enorm aan de jas getrokken: kunnen jullie niet enige indicatie geven in kwantitatieve zin? Dat is niet gelukt. Ik kom zo nog even terug op de vraag hoe je toch de vinger aan de pols zou kunnen houden.

Handelingen I 2015-2016, nr. 1, item 10, blz. 5

Minister Asscher:

De heer Lintmeijer en de heer Ester vroegen mij of en hoe ik de uitwerking van het wetsvoorstel zal monitoren en evalueren. Bij amendement is een artikel opgenomen dat bepaalt dat de werking van de wet over de eerste twee jaar na inwerkingtreding geëvalueerd moet worden. Een belangrijk aandachtspunt bij die evaluatie is uiteraard de vraag of er sprake is van verdringing. Dat zei ik net al tegen de heer Elzinga. De reguliere cijfers van het CBS kunnen inzicht geven in de ontwikkeling van de participatiegraad van werknemers in verschillende categorieën van leeftijden in verschillende contractvormen van werkende AOW'ers. Als dat nodig is, kan het CBS maatwerk leveren waardoor wij gegevens op een lager aggregatieniveau kunnen verzamelen. Verder zal verdiepend onderzoek onder werkgevers en werknemers moeten uitwijzen welke effecten de maatregelen uit dit wetsvoorstel concreet hebben op het al dan niet laten werken van de AOW-plussers. Ik vat het heel kort samen. De evaluatie is voor mij een belangrijk middel om de kwantitatieve inschatting te maken, die je vooraf niet krijgt, en deze te kunnen toetsen aan wat er in de werkelijkheid zal gebeuren. Ik zal de uitkomsten van die evaluatie vanzelfsprekend met beide Kamers delen. [...]

Ik wil wel proberen om de kwantitatieve gegevens naar boven te krijgen. Ik zal het CBS expliciet vragen wat voor veranderingen er zijn en wat voor overloop er is. Ook zal ik het CBS vragen of het als gevolg van deze wet mogelijk een causaal verband in dezen ziet. Bovendien zal ik meer in het bijzonder vragen of er effecten van verdringing op de groep meer kwetsbare werkzoekenden net daaronder te zien zijn


Brondocumenten


Historie







Toezegging Het onderzoeken van een aparte contractvorm voor seizoenssectoren (35.074) (T02731)

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid zegt de Kamer, naar aanleiding van vragen van de leden Oomen-Ruijten (CDA) en Ester (ChristenUnie), toe om te verkennen wat de mogelijkheden zijn van een aparte categorie in de premiedifferentiatie voor langjarige tijdelijke contracten in de seizoenssectoren.


Kerngegevens

Nummer T02731
Status voldaan
Datum toezegging 20 mei 2019
Deadline 1 januari 2022
Verantwoordelijke(n) Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
Kamerleden Dr. P. Ester (ChristenUnie)
M.G.H.C. Oomen-Ruijten (CDA)
Commissie commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie overig
Onderwerpen langjarige contracten
seizoensarbeid
Kamerstukken Wet arbeidsmarkt in balans (35.074)


Uit de stukken

Handelingen I, 2018-2019, nr. 29, item 3, p. 2

De heer Ester:

Bij de behandeling van dit wetsvoorstel in de Tweede Kamer, maar ook daarbuiten, is veel aandacht besteed aan de positie van tijdelijke invalkrachten in het basisonderwijs en het speciaal onderwijs en aan de rol van oproeproepkrachten in de agrarische sector in de nieuwe ketenbepaling. Kan de minister aangeven wat de status is van de uitzonderingsbepaling die is overeengekomen voor het onderwijs? Hoe gaat deze bepaling uitgewerkt worden? Via het gewijzigde amendement-Stoffer c.s. (35074, nr. 61) en de motie-Wiersma/Heerma (35074, nr. 46) staan knelpunten in de uitvoering van het wetsvoorstel, specifiek rond seizoensarbeid, op de agenda, bijvoorbeeld bij de jaarurennorm en de WW-premiedifferentiatie. Het gaat hier immers om een sector die een eigen dynamiek en eigen omstandigheden rond tijdelijk werk kent. Overleg met de sector is aangekondigd. Kan de minister ons bijpraten over hoe dit overleg verloopt en of er zicht is op consensus? De ChristenUnie-fractie dringt erop aan dat de effecten van het wetsvoorstel voor onze agrarische bedrijven serieus onderdeel zijn van de wetsevaluatie. Kan dat worden toegezegd?

Handelingen I, 2018-2019, nr. 29, item 3, p.19

Mevrouw Oomen-Ruijten:

Voorzitter. Ik kom op seizoensarbeid. De premiedifferentiatie voor de WW is een complete ommezwaai in denken. Tot nu toe was de WW-premie voor de eerste zes maanden gerelateerd aan de sector om deze te prikkelen en werkloosheid zo veel als mogelijk te voorkomen, maar nu wordt de arbeidsovereenkomst voor bepaalde of onbepaalde duur de basis voor de hoogte van de heffing. Dat treft met name de land- en tuinbouw, maar zeer zeker ook de horeca.

Ik kan u zeggen dat deze wet in de sector niet begrepen wordt. Waarom niet? Men heeft geen keuze. Wanneer men een werknemer slechts twee à drie maanden nodig heeft, kan men deze gewoon geen vaste baan aanbieden en dat is toch wat deze wet voorstelt. Het gaat in de sectoren van de land- en tuinbouw en de horeca, waar seizoensarbeid is, niet alleen om de kostenverhoging in de WW-premie; ook de transitievergoeding en de maatregelen bij uitbetaling van de oproep zullen er niet toe leiden dat een vast contract de maat wordt. Het zal, zo denken wij, een vlucht naar zzp-constructies betekenen.

Handelingen I, 2018-2019, nr. 29, item 5, p.24

Minister Koolmees:

(…) Tot slot wil ik nog op het volgende wijzen. In de Tweede Kamer is de motie-Wiersma aangenomen, waarmee er ook een verkenning is gedaan naar langjarige tijdelijke contracten. In de supermarktbranche zijn er bijvoorbeeld drie- of vierjaarscontracten. In het kader van die motie wil ik ook graag, als toezegging naar uw Kamer, kijken of er een mogelijkheid is om seizoenswerk ook tegemoet te komen. Dat gaat dus echt over een aparte contractvorm voor seizoenssectoren. Dat wil ik graag toezeggen.


Brondocumenten


Historie







Toezegging Toezenden integrale kabinetsappreciatie interdepartementaal beleidsonderzoek Toeslagen (35.010) (T02776)

De staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid zegt de Kamer, naar aanleiding van vragen van de leden Ester (ChristenUnie), Moonen (D66) en Sent (PvdA), toe de Kamer een integrale kabinetsappreciatie op alle terreinen toe te zenden naar aanleiding van het interdepartementaal beleidsonderzoek Toeslagen. Dit beleidsonderzoek zal voor het eind van het jaar 2019 gereed zijn.


Kerngegevens

Nummer T02776
Status voldaan
Datum toezegging 9 juli 2019
Deadline 1 januari 2020
Verantwoordelijke(n) Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
Kamerleden Dr. P. Ester (ChristenUnie)
Ir. ing. C.P.M. Moonen (D66)
Prof.dr. E.M. Sent (PvdA)
Commissie commissie voor Financiën (FIN)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie brief/nota
Onderwerpen integrale visie
interdepartementaal beleidsonderzoek
toeslagen
Kamerstukken Verhoging van de inkomensgrens van het kindgebonden budget voor paren (35.010)


Uit de stukken

Handelingen I 2018-2019, nr. 38, p. 6

Ester (ChristenUnie):

De fracties van de ChristenUnie en de SGP willen de staatssecretaris vragen om met een verkennend visiedocument te komen, waarin zij eens haar licht laat schijnen op deze nijpende kwestie van complexe toeslagen en ingewikkelde regelingen. Kan zij dat onze beide fracties toezeggen? Wij zullen deze visie ook graag met haar hier in de Eerste Kamer bespreken.

Sent (PvdA):

Ik vind het een interessant voorstel van de heer Ester om de staatssecretaris om een visiedocument te vragen. Inderdaad, de uitvoerbaarheid vanuit het perspectief van

de Belastingdienst is een belangrijk aandachtspunt. Maar vindt u het ook van belang om het perspectief van de burger in een dergelijk visiedocument geadresseerd te zien, dus

om niet alleen de uitvoerbaarheid voor de Belastingdienst te bekijken, maar ook de uitvoerbaarheid en het doenvermogen van de burger?

Ester (ChristenUnie):

Dank u voor deze vraag. Ik vind het een heel goede vraag. Ik wil er graag in meegaan om de staatssecretaris te vragen ook dat perspectief in te bouwen, binnen die context van

de ingewikkeldheid. Dank daarvoor.

Moonen (D66):

Ook ik ondersteun de vraag van de heer Ester om wat fundamenteler te kijken naar de problemen in de uitvoering. Hij richt zich daarbij op de Belastingdienst, maar we zien

in de uitvoering van veel regelingen dat zowel de Belastingdienst als de Sociale Verzekeringsbank een rol heeft, en ook vaak nog het UWV. Bijvoorbeeld bij veel kindregelingen moeten zij onderling samenwerken. Kunt u bij die fundamentele vraag over de problemen bij de uitvoering de reikwijdte verbreden naar Sociale Verzekeringsbank en

UWV?

Ester (ChristenUnie):

Ook dat vind ik een heel zinnige bijdrage. Ik vloog het aan zoals ik het aanvloog omdat het nu bij de Belastingdienst eufemistisch uitgedrukt wat minder gaat. Maar als we het

kunnen oprekken tot het verdisconteren van de beide andere diensten lijkt me dat prima. Ik hecht er ook waarde aan te onderstrepen dat we geen enorm document van de staatssecretaris verwachten, maar gewoon een korte, heldere en krachtige analyse, waarin zij haar licht laat schijnen over deze kwestie. Wij zouden dat zeer waarderen. Ik tel nu

geloof ik al vier partijen die dat onderschrijven.

Handelingen I 2018-2019, nr. 38, p. 11

Moonen (D66):

Voorzitter. Het is ook bekend dat de Nationale ombudsman het complexe stelsel van toeslagen en inkomensvoorzieningen als een van de oorzaken van financiële problemen van

mensen ziet. Het is dan ook goed om in de memorie van antwoord te lezen dat er een interdepartementaal beleidsonderzoek Toeslagen is gestart; in de wandelgangen noemen wij dat een "ibo". Het is interessant dat in het eerste deelonderzoek van het ibo wordt gesteld: wij gaan op korte termijn verbetermogelijkheden onderzoeken binnen het huidige stelsel en wij gaan die deze kabinetsperiode reeds in gang zetten. In dit deelonderzoek gaan we verkennen wat goede maatregelen kunnen zijn om burgers beter te faciliteren. Ook mevrouw Sent vroeg hier vandaag al meerdere keren aandacht voor. Maar ook zullen we nagaan hoe we terugvorderingen en nabetalingen —het aantal daarvan en de hoogte ervan — kunnen realiseren. Een heel belangrijk punt, ook als je juist kijkt naar die burgers. En er wordt aangegeven dat u ook sneller wilde waarnemen wat veranderingen zijn in de persoonlijke omstandigheden van burgers.

Allereerst wil ik aangeven dat dit mij een uitstekend beleidsonderzoek lijkt en een prachtige ambitie. Vandaar de volgende vraag. Kan de staatssecretaris concreter zijn wanneer we dan de resultaten kunnen verwachten van het eerste deelonderzoek ibo?

Handelingen I 2018-2019, nr. 38, p. 12

Ester (ChristenUnie):

Ik heb met belangstelling geluisterd naar het betoog van mevrouw Moonen. Een helder en verstandig verhaal. Ik heb in mijn bijdrage de staatssecretaris verzocht om met iets

van een beleidsvisie te komen over de complexiteit van de regelingen en toeslagen die we met elkaar hebben gemaakt, ook als Eerste Kamer. Zijn we daarin niet wat doorgeslagen

en kan daar niet een vereenvoudigingsslag gemaakt worden? Zou zij zich kunnen vinden in dat verzoek?

Moonen (D66):

Ik had de heer Ester net al geïnterrumpeerd toen hij dit noemde. Het ziet er inderdaad wel naar uit dat we tegen de grenzen aanlopen van wat de uitvoerende organisaties aankunnen. In dat licht zou het goed zijn om een keer wat fundamenteler beleidsmatig na te gaan hoe we de verhouding van het fiscale stelsel tot ons toeslagenstelsel eigenlijk geregeld hebben in dit land. De heer Kox noemde al het omslagpunt. De Belastingdienst was een dienst die de belasting inde, en op een gegeven moment, zo rond 2008, werd het een omgekeerde situatie en ging het van innen naar uitgeven. Als ik u goed begrijp, stelt u voor om daar eens wat diepgaander naar te kijken en daar een beleidsvisie over op te schrijven. Dat vind ik wel een verstandige gedachte.

Handelingen I 2018-2019, nr. 38, p. 15

Staatssecretaris Van Ark:

[…] Op het gebied van toeslagen zien we inderdaad interactie met een dossier als het bredeschuldendossier, met vragen over nabetaling van de kinderopvangtoeslag

en of je daarbij vermogensgrenzen overschrijdt. Verder speelt de vraag of je bepaalde groepen mensen misschien zou kunnen helpen als je een toeslag direct overmaakt. Überhaupt gaat het om de vraag of je zo veel geld naar zo veel gezinnen moet herverdelen. De heer Kox zei het al: we hebben een ophaalmachine en een uitdeelmachine gecreëerd. Op deze vragen, die van een andere orde zijn en die over het systeem gaan, verwacht het kabinet dat het interdepartementaal beleidsonderzoek over de toeslagen een

antwoord zal geven.

Handelingen I 2018-2019, nr. 38, p. 17-18

Staatssecretaris Van Ark:

Ik ben bijna aan het eind. Ik zou bijna alle vragen die over het bredere plaatje gaan, willen doorverwijzen naar het interdepartementale beleidsonderzoek over de toeslagen, hoewel de verleiding om er nu op in te gaan groot is. Dit zijn de vragen over de schuldenproblematiek, de verhouding van de toeslagen tot het doenvermogen van burgers en de grote uitvoeringsproblematieken. Dit beleidsonderzoek komt aan het eind van het jaar. Dat wordt uiteraard ook van harte richting Eerste Kamer gezonden. Daarin staat overigens het perspectief van de burger centraal, kan ik wellicht ter geruststelling aangeven. Ik denk dat deze discussies daar echt op hun plek zijn. Omwille van de tijd zal ik proberen om mij vandaag op dat punt te beperken.

[…]

Ester (ChristenUnie):

Ik sluit mij daarbij aan, voorzitter. Het lijkt me van belang, juist voor de gezinnen waar we het over hebben, waaronder vele kwetsbare gezinnen, dat we ze heel snel duidelijkheid geven over een toch niet gering bedrag van bij elkaar opgeteld een half miljard. Maar laat daar nu niet mijn vraag over gaan. Mijn vraag is heel kort. U ging in op mijn verzoek om die beleidsnotitie. U zegt: wacht nog maar even; dat ibo-rapport komt eraan. Daar wil ik best op wachten, maar ik zou dan wel een reactie op dat rapport willen waarin ook heel nadrukkelijk wordt ingegaan op wat hier breed naar voren is gekomen, namelijk of het systeem niet te complex is geworden, of we niet een onontwarbare kluwen hebben gecreëerd als we kijken naar de toeslagen en regeling en of het te doen is vanuit het perspectief van de burger. Als u die dingen zou willen toezeggen en meenemen in de reactie, dan zou ik tevreden zijn. Dank u.

Staatssecretaris Van Ark:

Ik denk dat de Kamer een brede kabinetsreactie tegemoet mag zien. Ik wijs alleen al op de onderdelen van mijn portefeuille die betrekking hebben op vraagstukken als het gaat om toeslagen. Is het bijvoorbeeld lonend voor iemand met een bijstandsuitkering om aan het werk te gaan? Hoe moet iemand met een beperking toeslagen terugvorderen? Ik wijs op het armoedebeleid en schuldenbeleid. Dus alleen ik maak het al heel erg mee. Wij kijken gespannen uit naar de komst van het ibo-rapport. Wij gaan daar in ieder geval vanuit SZW onze reactie op geven. De collega's doen dat vanuit hun perspectief. Daarmee krijgt de Kamer een integrale kabinetsappreciatie hiervan op alle terreinen. Ik denk dat dit onderwerp dat ook verdient.


Brondocumenten


Historie







Toezegging Reductie kinderarmoede (35.300 XV / 35.300 IV) (T02834)

De staatssecretaris van SZW zal de Kamer in april 2020, na bestuurlijk overleg met de gemeenten, informeren over de mogelijkheden om de reductiedoelstelling voor kinderarmoede meer kwantificeerbaar vorm te geven.


Kerngegevens

Nummer T02834
Status voldaan
Datum toezegging 21 januari 2020
Deadline 1 juli 2020
Verantwoordelijke(n) Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
Commissie commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW)
Soort activiteit Mondeling overleg
Categorie brief/nota
Onderwerpen armoedebestrijding
kinderarmoede
reductiedoelstelling
Kamerstukken Begrotingsstaten Sociale Zaken en Werkgelegenheid 2020 (35.300 XV)
Begrotingsstaten Koninkrijksrelaties en BES-fonds 2020 (35.300 IV)


Uit de stukken

Verslag mondeling overleg (35300XV/35300 IV, E Herdruk, p.11 - 13

Staatssecretaris Van Ark: Ik geef in antwoord op de Kamer aan waar de problemen zitten. De Kamer zegt: ja, maar we willen toch dat tandje erbij zetten. Dat vind ik heel mooi. Wat mij betreft is de afdronk die ik heb van dit overleg, van deze ronde in ieder geval, dat u tegen mij zegt: probeer dat dan toch te doen. Tegelijkertijd geef ik u terug dat ik te maken heb met ook door deze Kamer van wezenlijk belang geachte stelsels, bijvoorbeeld beleidsterreinen die zijn gedecentraliseerd aan gemeenten. Ik heb ook veel discussies over het al dan niet aantasten van de beleidsvrijheid. In een gemeente als Amersfoort doen ze het op een andere manier dan in een gemeente als Amsterdam. Als je gegevens wil verstrekken, dan zal je toch ook een stukje moeten standaardiseren: op wat dan? Ik zal die discussie met de Vereniging van Nederlandse Gemeenten aangaan. Dat wil ik met alle liefde doen. U stelt nu: wij hebben een hoger doel. Ik hoop dat u dat gemerkt heeft aan mijn betoog dat ik dat hogere doel deel. We zouden deze ronde over kunnen doen, maar ik heb u heel goed gehoord en u zegt het ook heel breed. Het lijkt mij verstandig dat ik ga kijken, met alle creativiteit die ik in me heb, hoe ik iets kan bedenken wat de ambitie meer kwantificeerbaar vormgeeft. Ik hoop dat u mij ook mee laat wegen dat de stelsels die nu door mij misschien wat instrumenteel worden neergezet, er niet voor niets zijn. We hebben op een gegeven moment met z’n allen bedacht dat het goed is dat iedere gemeente dit op haar eigen manier kan doen, want een gemeente weet als overheid ook waar mensen zitten. Ik heb met die realiteit te maken en ik acht die ook van belang in de praktijk. Laat ik een voorbeeld noemen. De fondsen waarmee wij samenwerken, komen in de ene gemeente met z’n vijven over de vloer, maar de andere gemeente zegt: wij hebben een bestaande stichting die dit doet of een kerk die heel erg actief is, en daar willen wij mee samenwerken. Het element van het voorschrijven hoe zij dat doen – ik proef bij u dat u daar niet aan wil komen – wil ik nadrukkelijk betrekken in de discussie: hoe zorgen we ervoor dat we die ambitie die we gezamenlijk hebben meer kwantificeerbaar vormgeven? Ik heb het tot nu toe vooral gezocht in het bereik. […]

Ik zou ook nu al alle rapportages op een rij kunnen zetten – dat doen we ook – maar ik heb zomaar het gevoel dat ik dan niet tegemoetkom aan de wens van de Kamer dat het een reductiedoelstelling is. Dat is, vind ik, normaal gesproken de worsteling van de regering. Ik leg het nu even hier open op tafel, omdat ik met u op zoek ben: hoe geven we dit vorm? Ik heb zomaar het gevoel dat er ook nog een plenair debat komt. Ik zou een soort ultieme poging kunnen doen: wat kan er wel? Daarbij wil ik recht doen aan de verschillende definities die we nu hebben en ook de rapportages die we daar al over krijgen.

De voorzitter: Wanneer verwacht u ons te kunnen informeren over die ultieme poging? Dat is voor ons relevant voor het vervolg van onze procedure.

Staatssecretaris Van Ark: Dat snap ik. Het is niet zo dat we opnieuw beginnen met de discussie. Deze discussie loopt al een tijdje. We hadden het net en passant even over de oplossing die we uiteindelijk hebben gekozen voor de doelstellingen en de ambities voor Caribisch Nederland. Misschien is dat een figuur om nog even naar te kijken, waarbij je eigenlijk een soort gekwantificeerde ambitie neerlegt waar je naartoe wil groeien, met name omdat hier zoveel verantwoordelijkheden en bevoegdheden omheen zitten. Ik wil hier wel overleg over voeren met de gemeenten, want ik ga eigenlijk een stukje in hun bevoegdheid treden. Zo zullen ze het althans wel ervaren, denk ik. Ik heb binnenkort een aantal bestuurlijke ...[…]

Dit is een reflectie van mijn kant, maar ik heb ook diverse moties die in de Tweede Kamer zijn ingediend met gemeenten besproken. Enkele van mijn gesprekspartners – dat zijn ze niet allemaal; misschien zijn ze niet representatief – geven mij dan weer de feedback dat er beleidsvrijheid is en dat zij daarin helemaal vrij willen zijn. Ik hoor de wens van de Kamer heel goed, maar geeft u mij dan de ruimte om die bestuurlijke overleggen te voeren. Als uw Kamer het een mooie planning vindt, zou ik in april willen laten horen wat daar uitkomt in de vorm van: kan ik komen tot een reductiedoelstelling/ambitie die tegemoetkomt aan wat ik hier vandaag bij u heb opgehaald?

De voorzitter: Ik stel voor dat wij volgende week in de commissie SZW inbrengen dat wij in april nader geïnformeerd zullen worden over welke maatstaven bekeken worden en welke reductiedoelstellingen daaraan gehangen kunnen worden. Dan zullen wij in de commissie bespreken of wij wensen te wachten tot april of dat wij eerder wensen over te gaan tot een plenair debat over dit onderwerp. Is dat wat iedereen betreft akkoord? […]

Dat kunnen wij volgende week in de commissie bespreken. Als het voor ons te lang duurt tot april, dan zullen wij eerder een verzoek indienen voor een plenair debat over dit onderwerp. Is dat akkoord? Oké, dan wil ik graag hierbij sluiten met hartelijk dank aan de Staatssecretaris voor haar komst naar onze commissie.

Korte aantekeningen 28 januari 2020

De commissies besluiten tot het verzenden van een commissiebrief naar aanleiding van de toezegging van de staatssecretaris van SZW tijdens het mondeling overleg d.d. 21 januari om de Kamer te informeren over de voorstellen inzake de wijze van uitvoering van de motie-Kox (34.775, D). De commissies wensen voor 1 april over deze voorstellen te beschikken. De conceptbrief zal per e-mail aan de commissies worden toegezonden.

 

Brondocumenten


Historie







Toezegging Verhouding omslag- en kapitaaldekkingsstelsel (32.043) (T02843)

De minister van SZW zal, naar aanleiding van vragen van de leden Van Strien, De Vries en Frentrop, de studie van het CPB naar de betekenis van langjarige lage rente voor de verhouding tussen kapitaal- en omslagstelsel rond de zomer van 2020 naar de Kamer sturen.


Kerngegevens

Nummer T02843
Status voldaan
Datum toezegging 10 maart 2020
Deadline 1 juli 2020
Verantwoordelijke(n) Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
Kamerleden Dr. P.M.L. Frentrop (Fractie-Frentrop)
ir. drs. G.A. van Strien (PVV)
J.W.E. de Vries (Fractie-Otten)
Commissie commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW)
Soort activiteit Mondeling overleg
Categorie brief/nota
Onderwerpen kapitaaldekkingsstelsel
omslagstelsel
renten
Kamerstukken Toekomst pensioenstelsel (32.043)


Uit de stukken

32043, AB, p. 5-6

De heer Van Strien (PVV):

Dank u wel, voorzitter. Ik heb eigenlijk één fundamentele vraag. We hebben op dit moment een kapitaaldekkingsstelsel waarmee mijn partij -- dat moet nadrukkelijk gezegd worden -- zeer tevreden is. Maar een kapitaaldekkingsstelsel functioneert alleen met een rente, een rekenrente groter dan 0%. Een kapitaaldekkingsstelsel met een rente van 0% of zelfs negatief is een waardeloos stelsel. Mijn fundamentele vraag is: hoe kijken de ministers daartegen aan? En hoe beoordelen zij de oplossing om geleidelijk over te stappen op een omslagstelsel wanneer je voortdurend met een kapitaaldekkingsstelsel en een rekenrente van nul of kleiner blijft werken? Dan heb je een paar honderd jaar de tijd, waarbij je de gepensioneerden gewoon normaal kunt uitbetalen, waarbij je hun kunt uitbetalen waar ze recht op hebben. En in de tussentijd heb je de gelegenheid om na te denken over de wijze waarop het uiteindelijk werkt met dat omslagstelsel, want zo lang duurt het wel eer je die 1.600 miljard op hebt. Dat is mijn vraag.

[…]

De heer De Vries (Fractie-Otten): De heer Otten is nog in debat. Onze vraag was eigenlijk vrijwel dezelfde als die van de heer Van Strien. Ik sluit me dus graag aan bij die vraag.

32043, AB, p. 7

De heer Frentrop (FvD):

Ik heb een hele korte vraag, omdat ik me eigenlijk wil aansluiten bij wat de heer Van Strien al heeft gevraagd. Dat is de vraag: wordt er ook gedacht over de overgang op termijn van een kapitaaldekkings- naar een omslagstelsel? Daar voeg ik aan toe: past dat ook niet beter bij het monetaire beleid dat binnen de Europese Unie wordt gevoerd? Kun je binnen het eurobeleid nog wel met een kapitaaldekkingsstelsel doorgaan?

Dank u wel.

32043, AB, p. 11

Minister Koolmees:

De heer Van Strien heeft terecht een meer fundamentele vraag gesteld over de verhouding tussen omslag- en kapitaaldekkingsstelsel.[…] De fundamentele vraag is of de verhouding tussen kapitaaldekking en omslag nog goed is. Dat vind ik een terechte vraag. Die hebben we ook uitgezet bij het Centraal Planbureau, om voor de zomer een studie te laten doen wat een langjarige lage rente betekent voor de verhouding tussen kapitaal- en omslagstelsel. Dat komt ook richting de zomer uw kant op. Een opmerking die ik bij deze discussie wil maken, is dat vaak wordt gedaan alsof we die 1.600 miljard euro in de komende 30 jaar zouden kunnen uitkeren. Dat is gewoon niet waar. De deelnemers aan de pensioenfondsen hebben rechten opgebouwd, premie opgebouwd en een aanspraak op die collectieve pot. Het is geen omslagstelsel, dus wij moeten ook niet doen alsof het dat is. Het is een makkelijke uitleg: per jaar gaat er 30 miljard premie in en er gaat ongeveer 30 miljard euro uit, dus dat loopt ongeveer rond. Maar dat is niet de waarheid. De waarheid is dat er rechten of aanspraken worden opgebouwd voor alle deelnemers in ons stelsel, ook de actieve deelnemers. Het is geen omslagstelsel. De juridische onderbouwing ervan is het ook niet. Mensen kunnen er rechten aan ontlenen, omdat ze verplicht deelnemen aan het pensioenfonds. De heer De Vries en de heer Frentrop hadden dezelfde vraag als de heer Van Strien.


Brondocumenten


Historie







Toezegging Doorgeleiden verzoek afschrift beleidsreactie advies Adviescommissie belastingheffing van multinationals (35.430) (T02847)

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Sent (PvdA), toe het verzoek om een afschrift van de beleidsreactie op het advies van de Adviescommissie belastingheffing van multinationals door te geleiden naar de staatssecretaris van Financiën – Fiscaliteit en Belastingdienst.


Kerngegevens

Nummer T02847
Status voldaan
Datum toezegging 21 april 2020
Deadline 1 juli 2020
Verantwoordelijke(n) Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
Staatssecretaris van Financiën - Fiscaliteit en Belastingdienst
Kamerleden Prof.dr. E.M. Sent (PvdA)
Commissie commissie voor Financiën (FIN)
commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie brief/nota
Onderwerpen ATAD1
ATAD2
belastingheffing
beleidsreactie
multinationals
Kamerstukken Tweede incidentele suppletoire begroting Sociale Zaken en Werkgelegenheid 2020 inzake Noodpakket banen en economie (35.430)


Uit de stukken

Handelingen I 2019-2020, nr. 25, item 5, p.1 en 4

Mevrouw Sent

In de schriftelijke behandeling hebben we aandacht gevraagd voor het belang voor bedrijven om meer met eigen vermogen en minder met vreemd vermogen te worden gefinancierd, geheel in lijn met een motie van het lid Koolmees. We zijn ook blij dat daar al stappen worden gezet. De Adviescommissie belastingheffing van multinationals besteedt hier aandacht aan. Het kabinet zal de aanbevelingen bestuderen en verwacht deze zomer met een beleidsreactie te komen. Graag vraag ik de toezegging om de beleidsreactie tijdig met de Eerste Kamer te delen, zodat we ook daar van gedachten over kunnen wisselen.

Minister Koolmees

Mevrouw Sent verwees naar een motie die ikzelf als woordvoerder fiscaliteit een aantal jaren geleden in de Tweede Kamer heb ingediend samen met de heer Nijboer en mevrouw Schouten. Het is leuk om af en toe nog geconfronteerd te worden met je verleden. Dit is wel het dossier van de staatssecretaris van Financiën. Ik zal het verzoek aan hem doorgeleiden. Ik denk dat er ook wel een kabinetsreactie komt op het rapport van vorige week. Zoals ik gisteren ook in de schriftelijke set heb aangegeven — het is een beetje een hobby van mij; ik vind dat gewoon leuk — zijn er natuurlijk in ATAD 1 en ATAD 2 wel degelijk stappen gezet in het fiscaal gelijker behandelen van eigen en vreemd vermogen. Maar dat weet mevrouw Sent.


Brondocumenten


Historie







Toezegging De Kamer te informeren over de mogelijkheid om de nieuwe studieregeling met ingang van het studiejaar 2020-2021 in te voeren (35.213) (T02929)

De staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid zegt de Kamer, naar aanleiding van vragen van de leden Stienen (D66) en Ester (ChristenUnie), toe de Kamer te informeren over mogelijke creatieve oplossingen zodat Wajongers bij aanvang van het studiejaar 2020-2021 kunnen beschikken over de nieuwe studieregeling.


Kerngegevens

Nummer T02929
Status voldaan
Datum toezegging 19 mei 2020
Deadline 1 juli 2020
Verantwoordelijke(n) Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
Kamerleden Dr. P. Ester (ChristenUnie)
Drs. C.P.W.J. Stienen MA (D66)
Commissie commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie brief/nota
Onderwerpen studieregeling
Wajong
Kamerstukken Verdere activering participatie jonggehandicapten en harmonisatie Wajongregimes (35.213)


Uit de stukken

Handelingen I 2019-2020, nr.27, item 3, p.1-2

De heer Ester (ChristenUnie):

Het lukt niet om de Wajong-maatregelen per 1 juli aanstaande in werking te laten treden. Dat wordt nu, indien het wetsvoorstel wordt aangenomen uiteraard, 1 januari 2021. Dat heeft onder meer implicaties voor Wajongers die studeren, dan wel gaan studeren. Immers, de nieuwe harmonisatieregeling geeft aan dat het volgen van een opleiding — anders dan nu het geval is — niet langer gepaard gaat met een verlaging van de Wajong-uitkering. Dat is een belangrijke verbetering. Kan de staatssecretaris, zo vraagt mijn fractie met klem, enige creatieve welwillendheid c.q. welwillende creativiteit opbrengen om eens te kijken naar die datum van inwerkingtreding? Is zij bereid deze groep studerende Wajongers tegemoet te komen door de harmonisatieregel reeds vóór de start van het komende studiejaar te laten ingaan? Het betreft immers een groep Wajongers die — geheel in lijn met haar eigen activeringsbeleid — investeert in kennisonderhoud en in competentieontwikkeling. Ik hoor dat graag.

Handelingen I 2019-2020, nr.27, item 3, p.18

Mevrouw Stienen (D66):

De fractie van D66 heeft nog wel een vraag aan de staatssecretaris over de inwerkingtreding van de studieregeling. Mijn fractie vraagt zich af of de staatssecretaris de mogelijkheid ziet om de inwerkingtreding van de studieregeling naar voren te halen. Anders gezegd: ziet de staatssecretaris mogelijkheden om voor de groep die op 1 september aanstaande met een studie begint een regeling te treffen voor tegemoetkoming in studiekosten, desnoods met terugwerkende kracht?

Handelingen I 2019-2020, nr.27, item 7, p.33-34

Staatssecretaris Van Ark:

Er is ook aandacht gevraagd voor de inwerkingtreding van de maatregelen. De vroegste datum van implementatie is nu 1 januari 2021. In dat kader is mij gevraagd of die studie naar voren kan worden gehaald. De Kamer mag best weten dat er vaak sprake is van de categorie: het kon niet, maar het kan toch. Ik dacht dus: ik ga hier ook even stevig achteraan. Ik heb er met het UWV heel zorgvuldig naar gekeken, maar er zijn heel veel systeemwijzigingen nodig. Daarom is het niet mogelijk een deel van de maatregelen naar voren te halen. Het handmatig inrichten van het proces is ook niet haalbaar. Elke Wajonger die naar zijn contactpersoon belt, moet gewoon het goede antwoord krijgen als hij een vraag heeft over een studie. Dat betekent dat dit bekend moet zijn op elk UWV-kantoor. Dat kost extra mankracht die het UWV nu niet heeft, maar die mensen zouden ook nog moeten worden opgeleid nadat ze zijn aangetrokken. Ik zie dus echt beren op de weg die ik niet zomaar omver kan duwen; ik heb het ook over een handmatige ICT-aanpassing en dergelijke.

Wat dan over zou blijven, is de terugwerkende kracht. Daar heeft de Kamer ook naar gevraagd. Ik moet wel zeggen dat ik daar niet direct een groen sein voor heb gekregen. Sterker nog, men wilde direct het sein op rood zetten, want ook dat is foutgevoelig en handmatig. Het gaat eenmalig ook leiden tot een hoger inkomen, wat weer gevolgen heeft voor de toeslagen. Dat is lastig, want in dezelfde termijn werken we aan de vaststelling van het garantiebedrag. Dat zijn de eerste signalen die ik heb gekregen. Ik geef ze graag aan de Kamer mee, want ik wilde ook graag iets zoeken waardoor dit mogelijk toch zou kunnen. Maar men stond echter nog niet te juichen. Ik snap dat ook, want we vragen heel veel van mensen.

De heer Ester (ChristenUnie):

Het gaat er misschien ook niet om dat die mensen staan te juichen, maar dat we proberen om wat comfort te bieden aan de Wajongers. Ik begrijp dat het allemaal heel ingewikkeld is, maar ik vind het toch niet echt overtuigend. Het is geen maatregel die geld kost, ten eerste, maar het tweede is dat, als de zaken waren gelopen zoals ze voorzien waren, die regeling nu al was ingegaan. Dan had het UWV nu ook moeten voorsorteren om allerlei dingen in werking te stellen om de groep in aanmerking te laten komen voor de regeling. Ik ben niet overtuigd van de kracht van de argumenten. Dat er seinen op rood staan, overtuigt me ook niet. Ik daag de staatssecretaris uit om te kiezen tussen welwillende creativiteit of creatieve welwillendheid, maar toch nog een extra stapje te doen.

Staatssecretaris Van Ark:

Ik hoor wat de heer Ester zegt. Ik ben echt bereid om alle creativiteit die ik heb aan te spreken, maar uiteindelijk moet het wel kunnen. Ik hoor echter heel duidelijk wat hij aangeeft.

Mevrouw Stienen (D66):

Ik ben in de eerste termijn ook bevraagd door mevrouw Sent over aantallen. Ik snap inmiddels wel hoe ingewikkeld dat is, maar toch ben ik heel benieuwd of we er inzicht in kunnen krijgen om welke groep het dan zou gaan die van 1 augustus of 1 september — dan begint het studiejaar — tot 31 december 2020 echt tussen wal en schip valt. Dat is toch een groep. Deze maatregel gaat over mensen inspireren en hen ertoe aanzetten om zich te ontwikkelen. Het wordt hartstikke lastig de komende maanden en dan hebben ze er ook nog een keer last van dat hun Wajong-uitkering lager wordt omdat ze gaan studeren. Dat vind ik niet heel erg motiverend, en eigenlijk in strijd met de geest van deze wet. Om hoeveel mensen gaat het en kunnen we voor hen dan toch niet iets doen?

Staatssecretaris Van Ark:

Aan bereidheid ontbreekt het niet. We weten dat er best veel mensen zijn die hebben aangegeven te willen gaan studeren, maar het niet durven. Het kan dus zijn dat we rekening moeten houden met tientallen of honderden mensen en gegeven de situatie misschien wel meer. Ik kan het antwoord daarop niet geven. We hebben geen peiling gehouden of mensen dit zouden willen doen.

Mevrouw Stienen (D66):

Is er dan wellicht in de sfeer van creativiteit iets te doen? Ik weet niet meer precies hoe de heer Ester het noemde, maar ik heb het dan over de contacten met universiteiten, scholen, vertegenwoordigingen en noem maar op. Want het is natuurlijk ook belangrijk voor de samenleving dat we laten zien dat ook mensen uit deze groep een studie kunnen gaan doen en een opleiding kunnen volgen. Dus welke contacten kunnen we leggen met de belangenverenigingen in het voortgezet onderwijs en de universitaire vakbond? Misschien willen ze wel met u meedenken.

Staatssecretaris Van Ark:

Ik snap het helemaal en ben altijd bereid om te kijken of meer creativiteit mogelijk is. Ik merk inderdaad dat dit een prioriteit is van de Kamer. Dat is ook goed om te weten. Maar de implementatietermijn van 1 januari is wel inherent hieraan.

Mevrouw De Bruijn-Wezeman (VVD):

Even een kleine duit in het zakje, omdat ik de mensen niet de consequenties wil laten dragen van het feit dat het voorstel hier toch redelijk lang in de Kamer heeft gelegen. Dit is inderdaad een belangrijke regeling. Ik kijk even naar een oplossingsrichting. Het gaat hier eigenlijk om een groep die een Wajong-uitkering heeft. Op dit moment is het zo dat ze, als ze gaan studeren, gekort worden. Hoe eenvoudig is het om gewoon te zeggen: oké, de Wajong-uitkering loopt door? Ze hoeven niet eens te melden dat ze gaan studeren. Dus ik zie de complexiteit niet, sorry.

Staatssecretaris Van Ark:

Laat ik het zo zeggen: na een aantal weken coronacrisisgesprekken blijken logische dingen in de uitvoering gewoon heel lastig te zijn, al was het maar door handmatige ICT-aanpassingen. Ik wil de collega's in de uitvoering niet tekortdoen, want ze werken allemaal snoeihard en iedereen wil dit graag. Maar hoe was het ook alweer? Tussen droom en daad liggen wetten en andere praktische bezwaren. De invoeringsdatum van deze wet is wel een heel praktisch bezwaar.

Handelingen I 2019-2020, nr.27, item 7, p.51

Staatssecretaris Van Ark:

Voorzitter. Ik kom bij de motie van de heer Ester, die medeondertekend is door een aantal van uw Kamerleden. In die motie wordt de regering verzocht om met een creatieve oplossing te komen, zodat de Wajongers voor het komende studiejaar kunnen profiteren van de nieuwe regels. Ik heb geprobeerd om begrip uit te stralen voor de wens van de ChristenUnie en ook de andere partijen in de Kamer. Ik heb de terminologie gebruikt dat de signalen op rood staan, maar stoplichten kunnen inderdaad verspringen. Dat realiseer ik me, maar ik wil het ook serieus nemen als er vanuit de uitvoering signalen komen, zeker gezien de aandacht die het parlement heeft voor de druk op de uitvoering. Laat ik het volgende zeggen. Ik wil dit zeker ook zien als een inspanning om dat gesprek te voeren. Ik zou daar graag de suggestie van mevrouw De Bruijn bij mee willen nemen om te kijken of dat dan zou kunnen en de Kamer daarover te informeren.


Brondocumenten


Historie







Toezegging Te bezien of de rekentool naar voren kan worden gehaald (35.213) (T02930)

De staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid zegt de Kamer, naar aanleiding van vragen van de leden Stienen (D66) en Ester (ChristenUnie), toe te bezien of het mogelijk is de rekentool naar voren te halen.


Kerngegevens

Nummer T02930
Status voldaan
Datum toezegging 19 mei 2020
Deadline 1 juni 2020
Verantwoordelijke(n) Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
Kamerleden Dr. P. Ester (ChristenUnie)
Drs. C.P.W.J. Stienen MA (D66)
Commissie commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie brief/nota
Onderwerpen rekentool
Wajong
Kamerstukken Verdere activering participatie jonggehandicapten en harmonisatie Wajongregimes (35.213)


Uit de stukken

Handelingen I 2019/2020, nr.27, item 3, p.5

De heer Ester (ChristenUnie):

Mijn fractie wil graag van de staatssecretaris horen hoe zij een dergelijk "empathisch" communicatietraject gaat borgen en hoe zij op dit gevoelige punt de uitvoeringsorganisaties zal aanspreken. De uitlegbaarheid van de nieuwe regels behoeft topprioriteit. Wij horen ook graag wanneer de rekentool en beslisboom beschikbaar zijn die Wajongers moeten helpen om de consequenties van de nieuwe wetgeving voor hun persoonlijke situatie in beeld te brengen. Tijdigheid is hier vereist.

Handelingen I 2019/2020, nr.27, item 3, p.21

Mevrouw Stienen (D66):

Voorzitter. Dit brengt mij bij mijn laatste vraag. Als onderdeel van de implementatie is het UWV bezig met het ontwikkelen van een rekentool — ik zit even te denken: dit is weer Engels, maar goed, een rekentool dus — op basis van de nieuwe inkomensregeling. De staatssecretaris merkte in de memorie van antwoord op dat de rekentool pas gebruikt kan worden in de aanloop van de inwerkingtreding, omdat het afhangt van de persoonlijke situatie op het moment van inwerkingtreding van het wetsvoorstel. Dit betekent dat wanneer de gegevens over het garantiebedrag en de garantieregeling mee worden gerekend, pas bij de inwerkingtreding van het wetsvoorstel bekend zal worden wat het nieuwe inkomen is. De D66-fractie vindt dat de Wajongers hierdoor te lang in onzekerheid worden gelaten. Kan de staatssecretaris aangeven welke stappen er worden ondernomen in de periode voorafgaand aan de inwerkingtreding van de wet om de nieuwe inkomenssituatie helder en duidelijk naar de mensen in de Wajong te communiceren?

Daarnaast gaf de staatssecretaris in het debat in de Tweede Kamer aan dat er naast de rekentool binnen het project Simpel Switchen — ook alweer Engels — wordt verkend of het mogelijk is een combinatietool te ontwikkelen. Deze tool — of dit gereedschap — geeft mensen een indicatie wat werken betekent voor de hoogte van hun toeslagen en hun uitkering. Het geeft inzicht in hun netto-inkomsten. De fractie van D66 moedigt de ontwikkeling van dit instrument aan en vraagt aan de staatssecretaris wat deze verkenning heeft opgeleverd.

Handelingen I 2019/2020, nr.27, item 7, p.25

De heer Ester (ChristenUnie):

Ik zit nog even na te denken over het feit dat het zo lastig is voor de staatssecretaris om met name die inkomenseffecten te bepalen van die harmonisatie. Dat is toch ook een beetje de kern van het debat, want dat gaat om zekerheid voor die Wajongers. Ik begrijp dat heel goed, maar het is onbevredigend dat we dat niet kunnen doorrekenen. Dat heeft misschien ook te maken met een aantal vragen die door ons gesteld zijn — door mevrouw Stienen, door mijzelf, door anderen — over wanneer die rekentool nou beschikbaar komt. In feite is zo'n rekentool natuurlijk een soort simulatie van de doorwerking van een wet op het individuele bestaansniveau. Zo werkt de Belastingdienst ook. De Belastingdienst weet ook niet alles, maar die heeft wel tools waarmee je als belastingplichtige precies kunt zien wat jij moet betalen en wat je niet hoeft te betalen, omdat alle parameters in die rekentool zitten. Als die rekentool snel beschikbaar zou komen, dan zou dat een hele hoop onzekerheid wegnemen, omdat dan Wajongers met hun ondersteuners, hun ouders, kunnen berekenen wat de inkomenseffecten zijn. Dat kan dan gesimuleerd worden en er zijn talloze beleidsvoorbeelden waarin daarmee wordt gewerkt. Ook uw eigen departement werkt daarmee. Zou dat hier dan ook niet gewoon kunnen? Kan die rekentool niet verder naar voren worden gehaald?

Staatssecretaris Van Ark:

Er staat nu dat die in december klaar zal zijn, maar ik ga even na of dat eventueel eerder kan. Ik weet wel dat de druk op het UWV in brede zin natuurlijk op het moment ongelofelijk groot is. Ik weet in ieder geval wel dat het UWV kan starten als de Eerste Kamer de wet zou accorderen. Ik zou het wel na kunnen vragen. Misschien kan ik dat tijdens de eerste termijn al doen, want dat kan een belangrijke weegfactor zijn voor de heer Ester.

De heer Ester (ChristenUnie):

Als dat lukt, hebben we een enorme stap gemaakt. Door te simuleren op de wijze die ik aangaf, kunnen we een hele hoop van die onzekerheid weghalen.

Staatssecretaris Van Ark:

Mag ik dan dit zeggen, voorzitter? Uiteindelijk gaat voor mensen het volgende gelden. Je hebt je Wajong-uitkering, die is individueel, zonder partner- of vermogenstoets, 70% van het wml als je arbeidsvermogen hebt, en daarnaast €0,30 van iedere euro die je verdient, of iets meer als je met loondispensatie werkt. Dat is de basis. Daar kunnen mensen in ieder geval al wat aan ontlenen. Als je dan denkt "o, maar ik heb nu veel meer", dan gaat natuurlijk ook het UWV die berekening maken en als dat klopt, houd je wat je nu hebt, als je werkt. Dat is de basis. In die zin is het niet zo moeilijk. Wat het moeilijk maakt in persoonlijke zin, is de samenloop met toeslagen of met andere zaken die op persoonlijk niveau spelen.

De heer Ester (ChristenUnie):

Ja, maar dat kan uitstekend in zo'n rekentool. Ik zou u toch willen vragen of we dat naar voren kunnen halen. Ik denk dat we daarmee een hoop onvrede en onzekerheid weghalen.

Staatssecretaris Van Ark:

Ik ga dat na.

Handelingen I 2019/2020, nr.27, item 7, p.33

Staatssecretaris Van Ark:

Over de rekentool hebben we afgesproken dat ik er nog even op terugkom of het eerder zou kunnen. De combinatierekentool, zo zeg ik in de richting van mevrouw Stienen, wordt in ieder geval op dit moment getest. Dat betreft inderdaad, zoals mevrouw De Bruijn aangaf, de breedgedragen motie van mevrouw Nijkerken-de Haan in de Tweede Kamer die aandacht vroeg voor de communicatie en informatie.

Handelingen I 2019/2020, nr.27, item 7, p.39

De heer Ester (ChristenUnie):

Dank ook voor de toezegging om te bezien of de rekentool naar voren kan worden gehaald. Dat kan heel veel onzekerheid wegnemen en het is echt minder ingewikkeld dan we denken.

Handelingen I 2019/2020, nr.27, item 7, p.42

Mevrouw Stienen (D66):

We zijn blij met de toezegging van de staatssecretaris dat ze nu al aan de slag wil gaan met de rekentool, het rekeninstrument. Kan dat, dat we het gewoon "het rekeninstrument" noemen? Dat zal zeker bijdragen aan de helderheid over de individuele effecten voor mensen die in de Wajong zitten en over wat deze harmonisatie voor hen betekent.


Brondocumenten


Historie