30.12.2019   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 336/10


RICHTLIJN (EU) 2019/2235 VAN DE RAAD

van 16 december 2019

tot wijziging van Richtlijn 2006/112/EG betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde en Richtlijn 2008/118/EG houdende een algemene regeling inzake accijns wat betreft defensie-inspanningen binnen het Uniekader

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 113,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,

Gezien het advies van het Europees Parlement (1),

Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité (2),

Handelend volgens een bijzondere wetgevingsprocedure,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Richtlijn 2006/112/EG van de Raad (3) voorziet onder bepaalde voorwaarden in een vrijstelling van de belasting over de toegevoegde waarde (btw) voor leveringen van goederen en diensten aan alsook de invoer van goederen door de strijdkrachten van de staten die partij zijn bij het Noord-Atlantisch Verdrag, voor zover die strijdkrachten deelnemen aan een gemeenschappelijke defensie-inspanning buiten hun eigen staat.

(2)

Richtlijn 2008/118/EG van de Raad (4) voorziet in een vrijstelling van accijns voor accijnsgoederen die bestemd zijn voor gebruik door de strijdkrachten van de staten die partij zijn bij het Noord-Atlantisch Verdrag met uitzondering van de lidstaat waarin de accijns verschuldigd is, of door het hen begeleidende burgerpersoneel dan wel voor de bevoorrading van hun messes of kantines, onder de door de gastlidstaat vastgestelde voorwaarden en beperkingen.

(3)

Op die vrijstellingen kan geen beroep worden gedaan wanneer de strijdkrachten van een lidstaat deelnemen aan activiteiten in het kader van het gemeenschappelijk veiligheids- en defensiebeleid (GVDB) zoals uiteengezet in afdeling 2 van hoofdstuk 2 van titel V van het Verdrag betreffende de Europese Unie. Er moet prioriteit worden gegeven aan de noodzakelijke verbetering van de Europese defensie- en crisisbeheersingsvermogens en de vereiste versterking van de veiligheid en defensie van de Unie. In hun gezamenlijke mededeling van 28 maart 2018 over het actieplan voor militaire mobiliteit hebben de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid en de Commissie de noodzaak erkend om de btw-behandeling van de defensie-inspanningen die worden geleverd binnen het Uniekader en onder auspiciën van de Noord-Atlantische Verdragsorganisatie (NAVO) op elkaar af te stemmen.

(4)

Met een defensie-inspanning ter uitvoering van een Unieoptreden in het kader van het GVDB worden militaire missies en operaties, activiteiten van gevechtsgroepen, wederzijdse bijstand, projecten op het gebied van permanente gestructureerde samenwerking (PESCO) en activiteiten van het Europese Defensieagentschap (EDA) bedoeld. Onder een defensie-inspanning moeten echter niet de activiteiten in het kader van de solidariteitsclausule van artikel 222 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie vallen, noch andere bilaterale of multilaterale activiteiten tussen lidstaten die geen verband houden met defensie-inspanningen ter uitvoering van een Unieoptreden in het kader van het GVDB.

(5)

Er moet dus een btw-vrijstelling worden ingevoerd voor de levering van goederen of diensten die bestemd zijn voor gebruik door de strijdkrachten van een lidstaat of door het hen begeleidende burgerpersoneel dan wel voor de bevoorrading van hun messes of kantines, voor zover die strijdkrachten buiten hun lidstaat deelnemen aan een defensie-inspanning ter uitvoering van een Unieoptreden in het kader van het GVDB. Leveringen van goederen en diensten aan de strijdkrachten van de lidstaat waar deze goederen of diensten worden geleverd, moeten van de btw-vrijstelling worden uitgesloten.

(6)

Voorts moet worden voorzien in een btw-vrijstelling voor door de strijdkrachten van een lidstaat ingevoerde goederen die bestemd zijn voor gebruik door die strijdkrachten of door het hen begeleidende burgerpersoneel dan wel voor de bevoorrading van hun messes of kantines, voor zover die strijdkrachten buiten hun lidstaat deelnemen aan een defensie-inspanning ter uitvoering van een Unieoptreden in het kader van het GVDB.

(7)

Het is ook dienstig een vrijstelling van accijns in te voeren voor accijnsgoederen die geleverd worden voor gebruik door de strijdkrachten van alle lidstaten behalve die waarin de accijns verschuldigd is, voor zover die strijdkrachten buiten hun lidstaat deelnemen aan een defensie-inspanning ter uitvoering van een Unieoptreden in het kader van het GVDB.

(8)

Net zoals de vrijstelling van de btw en accijns voor NAVO-defensie-inspanningen mogen ook de vrijstellingen voor defensie-inspanningen die worden verricht met het oog op de uitvoering van een Unieoptreden in het kader van het GVDB slechts een beperkt toepassingsgebied hebben. De vrijstellingen moeten alleen gelden voor situaties waarin de strijdkrachten taken uitvoeren die rechtstreeks verband houden met een defensie-inspanning in het kader van het GVDB en mogen geen betrekking hebben op civiele missies in het kader van het GVDB. Goederen of diensten die worden geleverd voor gebruik door burgerpersoneel kunnen daarom slechts onder de vrijstellingen vallen indien het burgerpersoneel strijdkrachten begeleidt die buiten hun lidstaat taken uitvoeren die rechtstreeks verband houden met een defensie-inspanning in het kader van het GVDB. Taken die uitsluitend door burgerpersoneel worden verricht of die uitsluitend met behulp van civiele vermogens worden verricht, mogen niet als defensie-inspanning worden beschouwd. De vrijstellingen mogen onder geen omstandigheden betrekking hebben op goederen en diensten die de strijdkrachten inkopen voor gebruik door henzelf of het hen begeleidende burgerpersoneel in hun eigen lidstaat.

(9)

Daar de doelstelling van deze richtlijn, namelijk de onderlinge aanpassing van de btw- en accijnsbehandeling van defensie-inspanningen binnen de Unie en de NAVO, niet voldoende door de lidstaten kan worden verwezenlijkt en derhalve beter door de Unie kan worden verwezenlijkt, kan de Unie, overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie neergelegde subsidiariteitsbeginsel, maatregelen nemen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze richtlijn niet verder dan nodig is om deze doelstelling te verwezenlijken.

(10)

Overeenkomstig de gezamenlijke politieke verklaring van de lidstaten en de Commissie van 28 september 2011 over toelichtende stukken (5) hebben de lidstaten zich ertoe verbonden om in gerechtvaardigde gevallen de kennisgeving van hun omzettingsmaatregelen vergezeld te doen gaan van één of meer stukken waarin het verband tussen de onderdelen van een richtlijn en de overeenkomstige delen van de nationale omzettingsinstrumenten wordt toegelicht. Met betrekking tot deze richtlijn acht de wetgever de toezending van die stukken gerechtvaardigd.

(11)

De Richtlijnen 2006/112/EG en 2008/118/EG moeten daarom overeenkomstig worden gewijzigd,

HEEFT DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:

Artikel 1

Wijzigingen van Richtlijn 2006/112/EG

Richtlijn 2006/112/EG wordt als volgt gewijzigd:

1)

In artikel 22 wordt vóór de eerste alinea de volgende alinea ingevoegd:

“Met een intracommunautaire verwerving van goederen onder bezwarende titel wordt gelijkgesteld de toewijzing door de strijdkrachten van een lidstaat die deelneemt aan een defensie-inspanning ter uitvoering van een Unieoptreden in het kader van het gemeenschappelijk veiligheids- en defensiebeleid, ten behoeve van die strijdkrachten of het hen begeleidende burgerpersoneel, van goederen die zij niet tegen de algemene belastingvoorwaarden van de interne markt van een lidstaat hebben verworven, indien de invoer van deze goederen niet in aanmerking zou kunnen komen voor de in artikel 143, lid 1, punt g bis), bedoelde vrijstelling.”.

2)

In artikel 143, lid 1, wordt het volgende punt ingevoegd:

“g bis)

de invoer van goederen in lidstaten door de strijdkrachten van andere lidstaten, ten behoeve van die strijdkrachten of het hen begeleidende burgerpersoneel of voor de bevoorrading van hun messes of kantines, voor zover die strijdkrachten deelnemen aan een defensie-inspanning ter uitvoering van een Unieoptreden in het kader van het gemeenschappelijk veiligheids- en defensiebeleid;”.

3)

In artikel 151, lid 1, worden de volgende punten ingevoegd:

“b bis)

goederenleveringen en diensten verricht in een lidstaat, bestemd voor de strijdkrachten van andere lidstaten, ten behoeve van deze strijdkrachten of het hen begeleidende burgerpersoneel of voor de bevoorrading van hun messes of kantines, voor zover die strijdkrachten deelnemen aan een defensie-inspanning ter uitvoering van een Unieoptreden in het kader van het gemeenschappelijk veiligheids- en defensiebeleid;

b ter)

goederenleveringen en diensten verricht voor een andere lidstaat, bestemd voor de strijdkrachten van andere lidstaten dan de lidstaat van bestemming zelf, ten behoeve van deze strijdkrachten of het hen begeleidende burgerpersoneel of voor de bevoorrading van hun messes of kantines, voor zover die strijdkrachten deelnemen aan een defensie-inspanning ter uitvoering van een Unieoptreden in het kader van het gemeenschappelijk veiligheids- en defensiebeleid;”.

Artikel 2

Wijziging van Richtlijn 2008/118/EG

In artikel 12, lid 1, van Richtlijn 2008/118/EG wordt het volgende punt ingevoegd:

“b bis)

door de strijdkrachten van alle lidstaten, met uitzondering van de lidstaat waarin de accijns verschuldigd is, ten behoeve van deze strijdkrachten of het hen begeleidende burgerpersoneel of voor de bevoorrading van hun messes of kantines, voor zover die strijdkrachten deelnemen aan een defensie-inspanning ter uitvoering van een Unieoptreden in het kader van het gemeenschappelijk veiligheids- en defensiebeleid;”.

Artikel 3

Omzetting

1.   De lidstaten moeten uiterlijk op 30 juni 2022 de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen vaststellen en bekendmaken om aan deze richtlijn te voldoen. Zij delen de tekst van die bepalingen onmiddellijk mee aan de Commissie.

Zij passen die bepalingen toe vanaf 1 juli 2022.

Wanneer de lidstaten die bepalingen aannemen, wordt in die bepalingen zelf of bij de officiële bekendmaking ervan naar deze richtlijn verwezen. De regels voor die verwijzing worden vastgesteld door de lidstaten.

2.   De lidstaten delen de Commissie de tekst van de belangrijkste bepalingen van intern recht mede die zij op het onder deze richtlijn vallende gebied vaststellen.

Artikel 4

Inwerkingtreding

Deze richtlijn treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Artikel 5

Adressaten

Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel, 16 december 2019.

Voor de Raad

De voorzitter

J. LEPPÄ


(1)  Advies van 26 november 2019 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad).

(2)  Advies van 30 oktober 2019 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad).

(3)  Richtlijn 2006/112/EG van de Raad van 28 november 2006 betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde (PB L 347 van 11.12.2006, blz. 1).

(4)  Richtlijn 2008/118/EG van de Raad van 16 december 2008 houdende een algemene regeling inzake accijns en houdende intrekking van Richtlijn 92/12/EEG (PB L 9 van 14.1.2009, blz. 12).

(5)  PB C 369 van 17.12.2011, blz. 14.