35.283

Implementatie wijziging Gasrichtlijn en een aantal verordeningen op het gebied van elektriciteit en gas



Met dit voorstel wordt Europese wetgeving geimplementeerd in de Elektriciteitswet en de Gaswet. Het gaat om een richtlijn over gemeenschappelijke regels voor de interne markt voor aardgas, en over verordeningen over de oprichting van een Agentschap van de Europese Unie voor de samenwerking tussen energieregulators, over risicoparaatheid in de elektriciteitssector, over de interne markt voor elektriciteit, en over maatregelen om de gasleveringszekerheid veilig te stellen.

Deze samenvatting is gebaseerd op het wetsvoorstel en de memorie van toelichting zoals ingediend bij de Tweede Kamer.


Stand van zaken

Het voorstel (EK, A) is op 18 februari 2020 aangenomen door de Tweede Kamer.

Voor: SP, PvdA, GroenLinks, PvdD, DENK, Van Kooten-Arissen, 50PLUS, D66, VVD, SGP, CDA, ChristenUnie en Van Haga.

Tegen: PVV en FVD.

De Eerste Kamer heeft het voorstel op 9 juni 2020 na stemming bij zitten en opstaan aangenomen.

Voor: SGP, CDA, VVD, GroenLinks, SP, 50PLUS, PvdA, OSF, D66, PvdD en ChristenUnie.

Tegen: FVD, Fractie-Otten en PVV.

De tijdens de plenaire behandeling van dit wetsvoorstel ingediende motie-Van der Linden (FVD) over de kosten van aardgasaansluitingen in het buitenland (EK, G) is op 9 juni 2020 is aangehouden en op 22 juni 2021 vervallen op basis van artikel 93, derde lid, van het Reglement van Orde van de Eerste Kamer.

Dit voorstel is opgenomen in de lijst van wetsvoorstellen waarvan het kabinet oordeelt dat zij spoedeisend zijn en het daarom wenselijk acht dat deze door de Eerste Kamer binnen twee maanden plenair worden behandeld (EK CXXXIX / 35.300, D met bijlagen).


Kerngegevens

ingediend

10 september 2019

titel

Wijziging van de Elektriciteitswet 1998 en Gaswet (implementatie wijziging Gasrichtlijn en een aantal verordeningen op het gebied van elektriciteit en gas)

schriftelijke voorbereiding

inbreng geleverd door

ondertekening

inwerkingtreding

  • 1. 
    Artikel I, onderdelen A, onder 1, B, E, onder 1, subonderdeel a, en onder 2, subonderdeel b, en onder 3, F, onder 1, G, H, I, onder 1 en onder 2, subonderdelen b, c en d, J, K tot en met N, O, onder 1, Q, onder 1, subonderdeel b, onder 2, subonderdeel b, en R, treedt in werking met ingang van 1 januari 2020 of, indien het Staatsblad waarin deze wet wordt geplaatst, wordt uitgegeven na 31 december 2019, met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin deze wet wordt geplaatst.
  • 2. 
    De artikelen I, onderdelen A, onder 2 tot en met 4, C, D, E, onder 1, subonderdelen b en c, en onder 2, subonderdeel a, F, onder 2, I, onder 2, subonderdeel a, O, onder 2, P, Q, onder 1, subonderdeel a, onder 2, subonderdeel a en onder 3, en S, en II, onderdelen A, onder 1, subonderdelen b en c, B, C, L, en Q, treden in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin deze wet wordt geplaatst.
  • 3. 
    De artikelen II, onderdelen A, onder 1, subonderdelen a en e, onder 2, D, onder 2 en onder 3, F, G, onder 2 en onder 3, H tot en met K, M, N, en R, en III treden in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin deze wet wordt geplaatst. Indien het Staatsblad waarin deze wet wordt geplaatst, wordt uitgegeven na 31 januari 2020, treden zij in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin zij wordt geplaatst, en werken zij terug tot en met 31 januari 2020.
  • 4. 
    Artikel II, onderdelen A, onder 1, subonderdeel d, D, onder 1, E, G, onder 1, O en P treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin deze wet wordt geplaatst.

Documenten

5