E130040
  ruit icoon
Laatste revisie: 16-10-2019

E130040 - Voorstel voor een verordening betreffende het EU-Agentschap voor justitiële samenwerking in strafzaken (Eurojust)



Het onderhavige voorstel geeft uitvoering aan artikel 85 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, dat expliciet erkent dat de opdracht van Eurojust bestaat uit het ondersteunen en het versterken van de coördinatie en de samenwerking tussen de nationale autoriteiten. De nieuwe verordening moderniseert het rechtskader van Eurojust en stroomlijnt de werking en structuur ervan in overeenstemming met het Verdrag van Lissabon en de eisen van de Gemeenschappelijke aanpak.


Stand van zaken

Behandelfase Eerste Kamer: gepubliceerd in Europees publicatieblad.

nationaal

Op 6 mei 2014 bespraken de commissies I&A/JBZ en V&J de brief van de Europese Commissie in reactie op de brief van de commissies van 14 november 2013 en besloten deze voor kennisgeving aan te nemen.

Europees

Vanaf 12 december 2019 treedt de nieuwe Eurojustverordening in werking. Tijdens de JBZ-Raad van 7-8 oktober 2019 (32.317, KI) zijn raadsconclusies voorgelegd, waarin de eigenstandige missie van Eurojust wordt benadrukt in het ondersteunen en versterken van coördinatie en samenwerking van nationale opsporings- en vervolgingsautoriteiten.


Kerngegevens

document Europese Commissie

COM(2013)535PDF-document, d.d. 17 juli 2013

rechtsgrondslag

Artikel 85 VWEU

commissies Eerste Kamer

beleidsterreinen

verwante dossiers


Implementatie

Op 21 november 2018 werd verordening (EU) 2018/1727 betreffende het Agentschap van de Europese Unie voor justitiële samenwerking in strafzaken (Eurojust), en tot vervanging en intrekking van Besluit 2002/187/JBZ van de Raad, bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie (L295/138PDF-document).


Behandeling Eerste Kamer

Op 6 mei 2014 bespraken de commissies I&A/JBZ en V&J de brief van de Europese Commissie in reactie op de brief van de commissies van 14 november 2013 en besloten deze voor kennisgeving aan te nemen.

Op 14 januari 2014 bespraken de commissies I&A/JBZ en V&J het verslag van een schriftelijk overleg met de minister van Veiligheid en Justitie en besloten de reactie van de minister voor kennisgeving aan te nemen.

Op 12 november 2013 stelden de leden van de commissies I&A/JBZ en V&J, met uitzondering van de leden van de fractie van de PVV, een brief aan de regering vast. Daarnaast werd een brief met vragen aan de Europese Commissie van de fractie van de SP en de VVD vastgesteld. Beide brieven werden op 14 november 2013 verstuurd. Bij brief van 20 december 2013 heeft de minister van Veiligheid en Justitie gereageerd.

Op 29 oktober 2013 besloten de commissies I&A/JBZ en V&J de inbrengdatum voor schriftelijk overleg aan te houden tot 12 november 2013.

Op 8 oktober 2013 merkten de leden van de PVV en de SP-fractie in de gezamenlijke vergadering van de commissies voor Immigratie en Asiel/JBZ-Raad (I&A/JBZ) en voor Veiligheid en Justitie (V&J) op dat het verordeningsvoorstel Eurojust niet los gezien kan worden van verordeningsvoorstel Europees Openbaar Ministerie (e130041). De commissies besloten de brieven, gericht aan de regering voor schriftelijk overleg en de Europese Commissie voor een politiek dialoog, voorlopig niet te verzenden. Afhankelijk van het al dan niet bereiken van de noodzakelijke drempel voor een gele kaart procedure en het besluit van de gecombineerde commissies I&A/JBZ en V&J ten aanzien van het Europees Openbaar Ministerie, wensen de commissies op 5 november 2013 te bezien hoe de behandeling zal worden voortgezet.

Op 1 oktober 2013 besloten de commissies voor Immigratie en Asiel/JBZ-Raad (I&A/JBZ) en voor Veiligheid en Justitie (V&J) bij dit voorstel geen behandelvoorbehoud te plaatsen wegens het ontbreken van een meerderheid. Verschillende fracties hebben inbreng geleverd voor een brief aan de regering. De conceptbrief wordt op 8 oktober 2013 aan de commissies voorgelegd, zodat fracties zich eventueel kunnen aansluiten bij de brief.

De commissie voor Immigratie en Asiel/JBZ-Raad (I&A/JBZ) en de commissie voor Veiligheid en Justitie (V&J) bespraken op 10 september 2013 de procedure voor behandeling. De commissies besloten om op 1 oktober 2013 inbreng te leveren voor schriftelijk overleg.

Op 17 juli 2013 stuurde de vicevoorzitter van de Europese Commissie, Vivianne Reding, een brief aan de Eerste Kamer met daarin het verzoek het voorstel inzake de hervorming van Eurojust en het voorstellen tot instelling van het Europees Openbaar ministerie (e130041) te steunen en mee te werken aan een spoedige behandeling van de voorstellen. In reactie hierop, stuurde de voorzitter van de Eerste Kamer op 3 september 2013 een brief aan Eurocommissaris Reding met daarin het bericht dat de commissies V&J en I&A/JBZ de voorstellen op 10 september 2013 zullen behandelen en de voorstellen met de nodige aandacht zullen bestuderen.

De commissie voor Immigratie en Asiel/JBZ-Raad (I&A/JBZ) heeft dit voorstel als prioritair geselecteerd uit het werkprogramma 2012 van de Europese Commissie. Het voorstel gaat vergezeld van de Commissiemededeling: een betere bescherming van de financiële belangen van de Unie: het opzetten van een Europees Openbaar Ministerie en de hervorming van Eurojust (e130042).


Behandeling Tweede Kamer

De Tweede Kamer beëindigde op 19 november 2013 formeel het behandelvoorbehoud, onder de aantekening dat de PVV geacht wenst tegen het voorstel te hebben gestemd.

Op 15 november 2013 stuurde de voorzitter van de commissie voor Europese Zaken een brief aan de voorzitter van de Tweede Kamer met daarin het advies om het parlementair behandelvoorbehoud formeel te beëindigen met de volgende afspraken:

  • 1. 
    Het kabinet stuurt een reguliere update van de stand van zaken in de onderhandelingen over het voorstel aan de Tweede Kamer. De concept standpunten van de Raad, evenals het concept politiek akkoord en het concept gemeenschappelijk standpunt, voorafgaand aan de besluitvorming in de Raad, zowel in eerste als in tweede lezing, worden met een appreciatie van het kabinet aan de Tweede Kamer toegestuurd.
  • 2. 
    Het kabinet stuurt de Tweede Kamer informatie over bewegingen in de Raad en onderliggende overlegfora die gevolgen hebben voor Nederland en de Nederlandse inzet op belangwekkende onderdelen.
  • 3. 
    Het kabinet informeert de Tweede Kamer over de effectbeoordeling, de beheerskosten en exploitatiekosten (uitvoeringskosten) voor Nederland, voor zover van toepassing.
  • 4. 
    Wanneer wijzigingen optreden in het standpunt van het kabinet zoals dit is weergegeven in het BNC-fiche wordt de Tweede Kamer hierover schriftelijk geïnformeerd.
  • 5. 
    Indien correspondentie plaatsvindt tussen het kabinet en de Europese Commissie zal deze, conform de motie Van Gent c.s. (Kamerstuk 32123 XIV, nr. 147) onverwijld ter beschikking worden gesteld aan de Tweede Kamer.

De Tweede Kamer moet nog plenair stemmen over de brief.

De commissie voor Veiligheid en Justitie (V&J) heeft op 13 november 2013 een algemeen overleg gevoerd met de minister van Veiligheid en Justitie over het behandelvoorbehoud dat zij heeft geplaatst bij het verordeningsvoorstel oprichting Europees Openbaar Ministerie en het verordeningsvoorstel inzake hervorming structuur Eurojust.

Op 7 november 2013 heeft de commissie V&J een technische briefing gehad over de EU-voorstellen tot oprichting van het Europees Openbaar Ministerie (EOM) en herziening van de structuur van Eurojust. De technische briefing werd gegeven door ambtenaren van het ministerie van Justitie.

Op 18 oktober 2013 stuurde de voorzitter van de vaste commissie voor Europese Zaken een brief aan de voorzitter met daarin het advies om een parlementair behandelvoorbehoud te plaatsen bij dit voorstel. De Tweede Kamer stemde op 29 oktober 2013 plenair in met de brief en plaatste daarmee een parlementair behandelvoorbehoud bij het voorstel.

Onderhavig voorstel is besproken tijdens een algemeen overleg over de JBZ-Raad van 7-8 oktober 2013 op 3 oktober 2013.

De commissie V&J besloot tijdens een procedurevergadering op 11 september 2013 een behandelvoorbehoud te plaatsen en het voorstel te agenderen voor een algemeen overleg vóór 3 december 2013. Daarnaast besloot de commissie een technische briefing te laten verzorgen door de Europese Commissie, het Landelijk Parket en het Nederlandse lid van Eurojust.

De commissie voor Veiligheid en Justitie (V&J) heeft dit voorstel ook als prioritair geselecteerd uit het werkprogramma 2013 van de Europese Commissie.


Standpunt Nederlandse regering

Op 6 september 2013 stuurde de regering het BNC-fiche aan de Kamer. Hieruit blijkt onder andere dat het kabinet hecht aan versterking van de interne structuur van Eurojust, doch is het van mening dat het voorliggende voorstel deze ambitie onvoldoende dichterbij brengt, met name omdat de exacte onderlinge rolverdeling en verantwoordelijkheden van het College, de zgn. raad van bestuur en de Administratief Directeur in het voorstel voor de verordening onduidelijk zijn afgebakend. Voorts meent het kabinet dat de keuze van de Commissie op onderdelen af te wijken van de in 2012 door de drie EU-instellingen overeengekomen gemeenschappelijke aanpak ten aanzien van agentschappen onvoldoende overtuigend is.

Het kabinet is tevens van oordeel dat de grote mate waarin de Commissie in het voorstel, direct zowel als indirect, invloed krijgt op de besluitvorming ten aanzien van administratieve aangelegenheden binnen Eurojust niet in verhouding staat tot de veel beperktere rol die is voorzien voor de Raad. Het kabinet is vooralsnog evenmin overtuigd van de door de Commissie aanwezig geachte noodzaak de operationele bevoegdheden van de nationale leden van Eurojust volledig te harmoniseren en hen aldus in staat te stellen geheel zelfstandig op te treden op het grondgebied van hun eigen lidstaat. Het kabinet is verder van mening dat het een goede zaak is dat het Europese Parlement, maar ook de nationale parlementen nog actiever worden betrokken bij de evaluatie van de werkzaamheden van Eurojust.

Op 18 juli 2013 gaf de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie in een brief aan de Tweede Kamer aan dat het BNC-fiche niet binnen de gebruikelijke termijn van drie weken aan de Kamer kan worden gezonden.


Samenvatting voorstel Europese Commissie

Eurojust is opgericht met het doel de bestrijding van ernstige vormen van georganiseerde criminaliteit in de Europese Unie te versterken. Sindsdien heeft het agentschap gezorgd voor een betere coördinatie en samenwerking tussen nationale opsporings- en vervolgingsautoriteiten bij de aanpak van zaken waarbij verschillende lidstaten zijn betrokken. De explosieve toename van grensoverschrijdende criminaliteit en diversificatie naar multi-crime activiteiten bemoeilijken het voor lidstaten grensoverschrijdende criminaliteit op te sporen en aan te pakken. Eurojust blijft in dit kader een cruciale rol spelen. Het Verdrag van Lissabon voorziet in nieuwe mogelijkheden om de doeltreffendheid van Eurojust bij de bestrijding van deze vormen van criminaliteit te vergroten.

Het onderhavige voorstel geeft uitvoering aan artikel 85 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, dat expliciet erkent dat de opdracht van Eurojust bestaat uit het ondersteunen en het versterken van de coördinatie en de samenwerking tussen de nationale autoriteiten. De nieuwe verordening moderniseert het rechtskader van Eurojust en stroomlijnt de werking en structuur ervan in overeenstemming met het Verdrag van Lissabon en de eisen van de Gemeenschappelijke aanpak.


Behandeling Raad

Vanaf 12 december 2019 treedt de nieuwe Eurojustverordening in werking. Tijdens de JBZ-Raad van 7-8 oktober 2019 (32.317, KI) zijn raadsconclusies voorgelegd, waarin de eigenstandige missie van Eurojust wordt benadrukt in het ondersteunen en versterken van coördinatie en samenwerking van nationale opsporings- en vervolgingsautoriteiten.

Op 12 en 13 maart 2015 bereikte de Raad Justitie en Binnenlandse Zaken een algemene oriëntatiePDF-document voor het voorstel. Daarbuiten vallen de bepalingen die betrekking hebben op de relatie tussen het EOM en Eurojust.

Op 4 en 5 december 2014 bereikte de Raad Justitie en Binnenlandse Zaken een voorlopig politiek akkoordPDF-document over het voorstel. De Europese Commissie gaf aan kritiekpunten te hebben op het akkoord en zal deze in de triloog laten terugkeren. Een tweetal lidstaten gaf geen steun aan de gedeeltelijke algemene benadering. Zij hechten er zeer aan dat voor Eurojust regels over transparantie stevig worden verankerd. Dat is volgens die lidstaten nu niet het geval. Minister Opstelten stemde namens Nederland in met een gedeeltelijke algemene benadering op basis van de voorliggende tekst. Nederland heeft sympathie voor de zorgen van de twee lidstaten die zich verzetten ten aanzien van de regeling voor openbaarheid van documenten. Maar alles afwegende, vindt Nederland dat evenwel onvoldoende grond om zich tegen dit deelakkoord uit te spreken. De minister hief namens Nederland het parlementaire voorbehoud op.

Op 5 en 6 juni 2014 hield de Raad Justitie en Binnenlandse Zaken een oriënterend debatPDF-document over het voorstel. De Raad bevestigde de keuze voor uitwerking van een bestuursmodel bestaande uit een combinatie van elementen uit het voorstel van de Commissie en de in de praktijk gegroeide werkwijze van het College van Eurojust ten aanzien van de behandeling van niet-operationele zaken.

Op 7 en 8 oktober 2013 hield de Raad Justitie en Binnenlandse Zaken een oriënterend debat over het voorstel gepresenteerd door de Europese Commissie. Er werden voorts twijfels geuit ten aanzien van de timing van het voorstel. De uitkomsten van de lopende evaluatie hadden moeten worden afgewacht. Maar ook werd opgemerkt dat het voorstel ambitieuzer mag zijn, en dat het streven om administratieve taken weg te nemen bij de nationale leden van Eurojust steun verdient. Over dit voorstel is nog veel discussie nodig volgens lidstaten. Zo werden zorgen geuit over de harmonisatie van bevoegdheden van de nationale leden van Eurojust, maar door enkele lidstaten werd die harmonisatie ook toegejuicht. De minister gaf verder aan dat Nederland de versterking van de rol van het Europees Parlement en het nationale parlement kan steunen. De Minister vroeg aandacht voor de positie van de Raad en sprak zich uit tegen de harmonisatie van de bevoegdheden van de nationale leden van Eurojust.

In de databank EUR-Lex wordt de laatste stand van zaken in de Europese behandeling van het voorstel weergegeven.


Behandeling Europees Parlement

Op 14 november 2018 ondertekenden de voorzitter van het Europees Parlement en de voorzitter van de Raad de aangenomen verordening. De ondertekende verordening zal vervolgens worden gepubliceerd in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Op 4 oktober 2018 nam het Europees Parlement een resolutie aan waarmee wordt ingestemd met het voorlopige akkoord tussen het Europees Parlement en de Raad over het voorstel. Na instemming door de Raad is het voorstel formeel in eerste lezing aangenomen.

Op 25 oktober 2017 werd het besluit tot het aangaan van interinstitutionele onderhandelingen bevestigd door de plenaire vergadering van het Europees Parlement.

Op 23 oktober 2017 stemde de plenaire vergadering van het Europees Parlement in met het verslag over het voorstel. Het Europees Parlement nam hierbij een resolutie aan waarmee een standpunt over het voorstel in eerste lezing werd vastgesteld.

Op 11 oktober 2017 bracht de commissie voor Juridische Zaken een advies uit over het voorstel.

Op 15 september 2017 bracht de commissie voor Begrotingscontrole een advies uit over het voorstel.

Op 27 juni 2017 diende de rapporteur een ontwerpverslag in bij de commissie voor Burgerlijke Vrijheden, Justitie en Binnenlandse Zaken. Dit ontwerpverslag zal worden besproken in de commissie, waarbij leden amendementen kunnen indienen. De commissie zal vervolgens stemmen over alle ingediende amendementen.

Op 3 september 2014 werd Europarlementariër Axel Voss (EPP) aangewezen als rapporteur voor het voorstel. De rapporteur zal een ontwerpverslag over het voorstel voorbereiden.

Het voorstel wordt behandeld door de commissie voor Burgerlijke Vrijheden, Justitie en Binnenlandse Zaken (LIBE) van het Europees Parlement. Daarnaast zijn de commissie voor de Begroting (BUDG), de commissie voor Begrotingscontrole (CONT) en de commissie voor Juridische Zaken (JURI) ingesteld als adviescommissie. De commissie voor de Begroting besloot geen advies in te dienen.

In de databank OEIL van het Europees Parlement wordt de laatste stand van zaken in de behandeling van het voorstel weergegeven.


Standpunten andere lidstaten (IPEX)

Op 23 december 2013 nam de Kamer van Afgevaardigden van Roemenië een resolutie aan waarin wordt gesteld dat het voorstel in overeenstemming is met het subsidiariteitsbeginsel. Deze resolutie is in het kader van de politieke dialoog met de Europese Commissie gedeeld.

Op 19 november 2013 nam de Senaat van Italië een resolutie aan waarin wordt gesteld dat het voorstel in overeenstemming is met het subsidiariteitsbeginsel. Deze resolutie is in het kader van de politieke dialoog met de Europese Commissie gedeeld.

Op 28 oktober 2013 verstreek de deadline voor het indienen van subsidiariteitsbezwaren over dit voorstel bij de Europese Commissie.

Op 11 oktober 2013 nam de Bondsraad van Duitsland een resolutie aan waarin wordt gesteld dat het voorstel in overeenstemming is met het subsidiariteitsbeginsel. Deze resolutie is in het kader van de politieke dialoog met de Europese Commissie gedeeld. Op 27 maart 2014 stuurde de Europese Commissie een reactie.

Op 9 oktober 2013 nam de Senaat van Polen een resolutie aan waarin wordt gesteld dat het voorstel in overeenstemming is met het subsidiariteitsbeginsel. Deze resolutie is in het kader van de politieke dialoog met de Europese Commissie gedeeld.

Op 9 oktober 2013 diende de senaat van Tsjechië een subsidiariteitsbezwaar in bij de Europese Commissie over dit voorstel. Op 26 maart 2014 stuurde de Europese Commissie een reactie.


Reacties Derden

Op 14 november 2013 publiceerde het Gemeenschappelijk Controleorgaan Eurojust (JSB) een opinie over het verordeningsvoorstel. De opinie richt zich op onderdelen in het voorstel die betrekking hebben op gegevensbescherming.


Alle bronnen