Verslag van de vergadering van 30 september 2025 (2025/2026 nr. 02)
Status: ongecorrigeerd
Aanvang: 14.28 uur
Een verslag met de status "ongecorrigeerd" is niet voor citaten en er kan geen recht aan ontleend worden.
Mevrouw Bakker-Klein i (CDA):
Voorzitter. Sinds 2015 zijn de organisatie van en de verantwoordelijkheid voor de jeugdzorg overgedragen aan gemeenten. Het betreft hier het volledige scala, van preventie tot en met hoogspecialistische jeugdzorg, kinderbescherming en jeugdreclassering. De overwegingen waren dat de gemeenten dichter bij de burgers staan en beter zicht hebben, zodat zij een integraal jeugdbeleid kunnen organiseren. Bij de overgang naar gemeenten is wel door het Rijk een besparing van 15% aangebracht. We zijn inmiddels tien jaar verder en helaas moeten we constateren dat het hele systeem nog steeds stevige kinderziektes kent en dat jongeren nog niet genoeg en niet snel genoeg worden geholpen.
Ik heb enige observaties in dezen. Het aantal jongeren dat op enigerlei wijze jeugdhulp nodig heeft, is nog steeds stijgend. Een op de zeven jongeren heeft hulp nodig ten opzichte van een op de twaalf in 2015. Vanzelfsprekend wordt deze groei niet alleen veroorzaakt door het falende systeem, maar het werkt niet mee. Met name de groep jongeren die specialistische jeugdhulp nodig heeft, moet vaak te lang wachten, dan wel verschillende trajecten doorlopen alvorens bij de juiste jeugdhulpaanbieder terecht te kunnen. Het komt nog steeds voor dat een groot aantal hulpverleners rondom de jongere of het gezin staan. Dit blokkeert snelle actie en komt de kwaliteit niet ten goede. Zelfs na tien jaar zijn er nog steeds geen eenduidige data beschikbaar voor betere sturing. Elke gemeente is weliswaar enthousiast aan de slag gegaan, maar helaas moeten we constateren dat de meeste gemeenten, ieder voor zich, het wiel proberen uit te vinden. Daarbij, zo geeft de commissie-Van Ark aan, is de kwaliteit van de jeugdhulp en met name van de lokale ondersteuners sterk wisselend.
Het onderwerp financiën is van begin af aan een hot issue. Er zijn vele gesprekken, overleggen en debatten et cetera gevoerd over de noodzakelijke bekostiging. De CDA-fractie vindt het positief dat er eindelijk gelden beschikbaar zijn voor jeugdzorg, zoals ook is aangekondigd in de troonrede. We moeten constateren dat er de afgelopen tien jaar heel veel is gesproken over het goed inrichten van de organisatie van de jeugdzorg. Denk aan de Jeugdautoriteit, de Hervormingsagenda Jeugd en de commissie-Van Ark. Er is veel gepraat, maar nu is het echt tijd voor concrete maatregelen en actie. Al met al zijn er nog vele verbeteringen nodig om onze jongeren te ondersteunen in hun groei en ontwikkeling.
Na tien jaar gaan we nu de voorliggende wet behandelen. Eigenlijk is de CDA-fractie teleurgesteld. De onderwerpen in deze wet zijn grosso modo een verbetering, maar het is maar een heel klein deel van de totale problematiek in de jeugdhulp. Voordat we ingaan op deze wet, heeft onze fractie nog enige vragen aan de staatssecretaris inzake een effectieve uitvoering van deze wet.
Met deze wet worden de regionale expertteams wettelijk verplicht gesteld. De gemeente blijft echter verantwoordelijk voor het toewijzen van de jeugdhulpaanbieder. De groeiende aanvraag van lichte vormen van jeugdhulp en de helaas soms gebrekkige expertise van de lokale ondersteuners zorgen ervoor dat met name de jongeren die complexe zorg nodig hebben, te lang moeten wachten. In dat kader zijn we benieuwd naar de reactie van de staatssecretaris op de aanpak in Veendam, waar juist het eerste gesprek wordt gevoerd door een professionele deskundige. Dit heeft geleid tot betere ondersteuning aan de jongeren, aan de voorkant een duidelijke keuze voor het juiste type zorg, een aanmerkelijke besparing op het budget voor de jeugd en zelfs tot het verdwijnen van wachttijden.
In de afgelopen jaren is er veel discussie geweest over het benodigde budget voor het jeugdbeleid. Intussen is er een onderzoek gedaan door het bureau IPSE waaruit blijkt dat, als alle gemeenten zouden werken volgens de best practices van de best presterende gemeenten, er sprake kan zijn van een besparing van 1,8 miljard. Daarbij is er geen sprake van kwaliteitsverlies. Het gaat hier echt over effectieve doelmatigheid. Onze fractie is benieuwd naar de visie van de staatssecretaris. In hoeverre kan zij een bijdrage leveren aan meer effectieve doelmatigheid van alle gemeenten?
Voorzitter. De voorliggende wet verplicht onder andere tot het opstellen van regioplannen, waarbij ook aandacht wordt gegeven aan het fenomeen wachttijden. De omvang en de lengte van de wachttijd is echter aan elke regio, terwijl juist voor de jongere of het gezin snelle hulp de meeste soelaas biedt. Welke kaders vindt de staatssecretaris maximaal verantwoord en in hoeverre is zij bereid hiertoe richtlijnen aan de gemeenten af te geven?
Deze wet geeft ook de NZa enkele nieuwe taken, zoals het toetsen van de juiste financiële verantwoording per jeugdhulpaanbieder, maar ook het opzetten van een signaleringsonderzoek waaruit naar voren komt welke behoeften er zijn aan de diverse vormen van jeugdhulp per regio. In tegenstelling tot de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd heeft de NZa geen bevoegdheid gekregen om zo nodig concrete aanwijzingen te geven dan wel in te grijpen als in bepaalde regio's geen maatregelen worden genomen om klaar te zijn voor de toekomst. Met het oog op de gemeenschappelijke verantwoordelijkheid is ervoor gekozen om zo nodig te escaleren naar de desbetreffende bewindspersonen. De CDA-fractie verwacht dat dit heel veel meer tijd kost dan wanneer de NZa direct daartoe bevoegdheden krijgt. We hebben toch geleerd dat de hulp aan jongeren zo snel mogelijk gegeven moet worden? Graag een reflectie hierop van de staatssecretaris.
We zijn ons ervan bewust dat dit voorstel schuurt met de principes van decentralisatie, maar de kaderstelling en controle van de jeugdzorg vragen om heldere verantwoordelijkheden en aanspreekpunten. Nu al werken jeugdregio's soms samen op grond van de Wet gemeenschappelijke regelingen. Straks wordt dat verplicht voor alle regio's. Samenwerkingsverbanden op basis van de Wet gemeenschappelijke regelingen kennen een indirecte democratische legitimatie. Mevrouw Moonen wees daar ook al op. Er ontstaat namelijk enige afstand tussen het eindverantwoordelijke uitvoeringsorgaan en het democratisch gekozen gemeentebestuur. We zien ook dat kleinere gemeenten in de gemeenschappelijke regelingen andere financiële belangen hebben dan grotere gemeenten, wat vaak doorwerkt in de stemverhoudingen en daarmee ook in de zeggenschap van kleinere gemeenten. De CDA-fractie is bezorgd over het gevolg dat de verantwoordelijkheid voor de jeugdzorg minder helder wordt, met andere woorden: dat er geen helder aanspreekpunt is. Kan de staatssecretaris reflecteren op deze zorg van onze fractie?
Voor de CDA-fractie is het van groot belang dat er meer structuur en sturing komt in de aanpak van jeugdhulp. Dat dit dringend noodzakelijk is, blijkt wel uit de schokkende rapporten van de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd en de Inspectie Justitie en Veiligheid de afgelopen week, en daarop volgend de reactie van de VNG. Het blijft van belang dat de jongere in zijn of haar natuurlijke omgeving, het gezin, centraal blijft staan en dat er optimaal wordt ingezet op een samenwerking in het sociaal domein, met aandacht voor wonen, onderwijs, sporten en, waar nodig, lichtere vormen van jeugdhulpverlening, zodat er genoeg budget overblijft voor complexe en specialistische jeugdhulp.
Het CDA ontvangt van het kabinet graag een toezegging dat in ieder geval de andere onderwerpen uit de Hervormingsagenda Jeugd en de aanbevelingen van de commissie-Van Ark snel worden opgevolgd en geconcretiseerd. We denken aan een realisatie in 2026. Juist ook gezien de signalen vanuit gemeenten, artsen en jeugdorganisaties over het gebrek aan integraliteit, de complexiteit van het zorgsysteem, het ontbreken van definities — wat is preventie; welke producten en welke tarieven horen daarbij? — en de financiële beheersbaarheid van uitgaven aan de jeugdhulp door de diverse gemeenten, van groot tot klein, zijn helderheid en sturing van groot belang. Kaders en richtlijnen kunnen alle betrokkenen meer helderheid en inzicht geven in wat men van elkaar mag verwachten, zonder dat dit de democratische verantwoordelijkheid van een gemeente in de weg staat. In aanvulling op en in lijn met de reactie van de VNG vragen wij een toezegging van de regering om het jeugdbeleid fundamenteel en structureel te evalueren en te herzien. Het allerbelangrijkste is immers dat onze jongeren opgroeien tot weerbare burgers.
Voorzitter. Ten slotte heb ik nog een vraag, vooral namens de fractie van 50PLUS. Tijdens het debat op 1 april jongstleden over de begrotingsstaten van Volksgezondheid, Welzijn en Sport heeft collega Van Rooijen gevraagd een onderzoek te starten naar de wenselijkheid van een ouderenwet, analoog aan de Jeugdwet, waardoor ouderen en andere kwetsbare groepen eenzelfde juridisch afdwingbaar recht verkrijgen als de doelgroepen die onder de Jeugdwet vallen. De bewindslieden gaven toen aan dat reeds een onderzoek was gestart om de zorgwetten beter op elkaar af te stemmen. Daarnaast werd invulling gegeven aan de aangenomen motie-Krul over het instellen van een staatscommissie over een toekomstbestendige en weerbare werking van ons zorgstelsel. De resultaten zouden aan het eind van het tweede kwartaal bekend zijn. Kunnen de bewindslieden thans antwoord geven of een onderzoek naar de wenselijkheid van een ouderenwet daarin kan worden meegenomen?
De voorzitter:
Ik dank u wel. Dan geef ik nu graag het woord aan de heer Talsma van de fractie van de ChristenUnie. Hij spreekt mede namens de fractie van OPNL.