Plenair Walenkamp bij behandeling Wijziging begroting Onderwijs, Cultuur en Wetenschap 2025 samenhangende met de Voorjaarsnota



Verslag van de vergadering van 14 oktober 2025 (2025/2026 nr. 04)

Status: ongecorrigeerd

Aanvang: 18.41 uur

Een verslag met de status "ongecorrigeerd" is niet voor citaten en er kan geen recht aan ontleend worden.


Bekijk de video van deze spreekbeurt

De heer Walenkamp i (Fractie-Walenkamp):

Dank u wel, voorzitter. Het is goed twee goede deskundigen hier te zien. Er is veel talent hier in de zaal en ook hier tegenover ons. We hebben hoge verwachtingen. Dat is onder andere omdat minister Moes eerder al heeft gewezen op de verplichte stagevergoeding en ook is opgekomen voor het roc. Ik wil dat even positief benoemen. De afgelopen jaren blijkt dat jongeren die op een mbo-opleiding zitten zich minder gewaardeerd voelen. We mogen deze minister in ieder geval dankbaar zijn voor het feit dat hij hiervoor in de bres is gesprongen en achter hen gaat staan. Laat ik positief beginnen.

Ik heb als eerste een verhelderingsvraag. Sinds 6 oktober circuleert er een gerucht dat minister Paul op 20 juni 2025 wereldkundig zou hebben gemaakt dat 50% anderstalig basisonderwijs zou worden toegestaan. Daarbij gaat het om Engels, Frans en Duits. Dat gerucht wordt onder andere door Beter Onderwijs Nederland verspreid. Ik heb het her en der ook in de media gezien. Is dit correct? Zo ja, hoe gaat u dit uitvoeren? Wij hebben daar nogal wat vragen over.

Twee. Het lerarentekort betreft ruim 10.000 docenten per jaar. Ik moet er omwille van de transparantie vooraf wel bij zeggen dat ik leraar ben op een middelbare school, maar ik heb verder geen belangen of aandelen. Het lerarentekort is echt wel een punt van aandacht. Ik zou dus hopen dat u dan wel uw rechtsopvolger via u een concreet plan toezegt om binnen een jaar met in ieder geval vijf haalbare, concrete toezeggingen te komen om het lerarentekort serieus te bestrijden.

Drie. De basisvaardigheden qua taal zijn abominabel. Dat geldt niet voor die van u, maar voor die van een op de drie jongeren van 16 jaar. Dat was in 2000 een op de tien en in 2006 een op de zeven. Dat is om te huilen; ik kan het niet anders formuleren. Ik ben zelf leraar en ik zie dat het achteruitgaat. Mijn concrete vraag aan de minister en de staatssecretaris is: hoe gaat u met een concreet plan komen om ervoor te zorgen dat het binnen drie jaar weer een op de tien is?

Er zijn ongeveer 40.000 onderwijsbedrijfjes en 65.000 onderwijsconsultants in Nederland. Vindt u dit een goede zaak? Mijn fractie heeft de indruk dat daar geld weglekt. We vragen ons af of deze marktwerking wel ideaal is. Wij vragen wat uw visie daarop is, dan wel hoe u dit kunt versleutelen, veranderen, verbeteren.

Er is een groot probleem van kamernood onder studenten, en onder scholieren in de ruime zin, ook van roc's. Ik zie heel wat goede ideeën, maar er is nauwelijks samenwerking. Dus mijn vraag is: wil de minister c.q. staatssecretaris komen met een toezegging om de coördinatie op zich te nemen van het in beeld brengen van welke kantoorpanden leegstaan en gebruikt kunnen worden? Ik kan u zo vijf voorbeelden geven. Bijvoorbeeld aan de Kanaalweg in Utrecht worden panden door jongeren zelf heel goedkoop aangepast, waardoor ook de ondernemer geld verdient en er toch opvang is. Waarom zeg ik dit nou? Als studenten, en scholieren in deze ruime zin, in de buurt kunnen studeren, dan kunnen ze beter en eerder integreren en studeren. Ik heb nog niet echt de indruk dat daar coördinatie van is. Dus ik verzoek u een toezegging daaromtrent.

De afgelopen tien jaar is door meerdere kabinetten toegezegd dat 80% van het geld besteed zou worden aan het primaire proces en 20% aan de overhead. Dat zou de norm moeten zijn. In de stukken kom ik dit niet tegen. Dit is wel toegezegd door uw rechtsvoorgangers. De vraag is: hoe staat het daarmee? Heeft u daar een andere visie op? Graag een verantwoording.

Mijn fractie heeft grote moeite met een systeem dat hier al langer staat, namelijk het lumpsumbeleid. Dat zorgt ervoor dat kwantitatieve criteria gelden om scholen en koepels te beoordelen en nauwelijks de kwalitatieve situatie, die in mijn ogen veel beter zou werken als criterium. Ziet u dit anders? Dan kunt u ook meer toezicht houden en voorkomen dat geld weglekt. Die indruk hebben wij wel degelijk en het blijkt ook uit diverse onderzoeken.

In 2023, twee jaar geleden, stelde minister Paul van OCW dat ook locaties zouden moeten worden meegenomen in dat andere model. Ik kan me dat ook nog herinneren uit een eerder leven, zal ik maar zeggen. Misschien kunt u het geld dat u daar verdient dan elders inzetten. Ik probeer met u mee te denken over wat de meeste zin heeft.

Ik ben een groot aanhanger van premier Balkenende. Waarom? De balkenendenorm. Die is niet voor niks eerder ingesteld. Naar mijn bescheiden mening zou iedereen die voor zijn of haar organisatie geld ontvangt van de overheid ervoor moeten zorgen dat mensen die daar in welke functie dan ook functioneren, niet meer verdienen dan een minister. Ik zou bijna zeggen: niet meer dan een gewoon Kamerlid. Volgens mij lekt daar ook veel geld weg. Ik heb proberen te zoeken naar overzichten van hoeveel organisaties in Nederland bijvoorbeeld via OCW geld ontvangen en mensen hebben die duidelijk boven de balkenendenorm zitten. Ik kom ze niet tegen. Dus mijn vraag is: zou de minister c.q. de staatssecretaris kunnen toezeggen een overzicht te maken van deze mensen die beduidend meer verdienen dan een minister? De vervolgvraag is dan: ziet u dat als een goede zaak? Volgens mij is dat geen goede zaak, gezien de eerdere afspraken rond de balkenendenorm. Ere aan Balkenende. Het is altijd goed om dat even te noemen. Met andere woorden, dan heeft u ook weer geld dat u kunt binnenharken, want geld dat niet naar exorbitant hoge salarissen gaat, kunt u op een andere manier beter besteden.

Tot zover mijn belangrijkste punten. Ik ben benieuwd naar de antwoorden.

De heer Kemperman i (FVD):

Ik ken de heer Walenkamp als een taalvaardige collega met een liefde voor de Nederlandse taal. U maakte een opmerking over de achteruitgang van de taalvaardigheid van de Nederlandse jeugd. U bent leraar op een middelbare school in een grote stad; u kunt dat weten. Zou het kunnen dat die achteruitgang van de taalvaardigheid niet alleen het onderwijs toe te rekenen is, maar ook andere factoren, zoals thuissituaties, waarin de Nederlandse taal steeds vaker minder goed wordt beheerst en soms helemaal niet meer gesproken wordt? Dat is natuurlijk ook een factor die meespeelt in de taalvaardigheid van onze jeugd.

De heer Walenkamp (Fractie-Walenkamp):

Taal is een sleutel tot integratie. Ik ben onder andere leraar Nederlands. Als jongeren beneden de 6 jaar niet of nauwelijks Nederlands leren, zullen ze pas daarna op een gehandicapte wijze Nederlands kunnen leren; zo noem ik het maar even. Als het goed is, kunnen gemeentes dat repareren via vve, vroeg- en voorschoolse educatie. Volgens mij zijn daar aardige programma's voor. Is dat een antwoord op uw vraag?

De heer Kemperman (FVD):

In zekere zin wel, maar de vraag was wat concreter: als in de thuissituatie de Nederlandse taal niet of nauwelijks beheerst wordt of misschien zelfs helemaal niet gesproken wordt — u legde zelf gelukkig de link met integratie — zou taalonderwijs op school eraan kunnen bijdragen dat kinderen een betere kans maken en een betere maatschappelijke start maken, met als fundament die taalvaardigheid. Dat is wat ik eigenlijk aan u vroeg.

De heer Walenkamp (Fractie-Walenkamp):

Ik geloof in gezinnen als hoeksteen van de samenleving. Als de leden van welk gezin dan ook intern zeggen dat ze graag Engels willen spreken of dat zij iets met Hongkong hebben en daarom Chinees willen spreken, wie ben ik dan om dat te gaan verbieden? Ik ben dus erg voorzichtig met treden in de thuissituatie als je er in ieder geval wel voor zorgt dat de kinderen van ouders die hier werken als expats, de Nederlandse taal aangeboden krijgen en dat, in dit geval, gemeentes dit via vve organiseren. Volgens mij geef ik daarmee aan dat ik hier iets genuanceerder naar kijk dan de heer Kemperman.

De voorzitter:

Dank u wel. Naast het taalonderwijs moeten we ook het klokkijken in de gaten houden. We hebben nog twee sprekers. Mevrouw Visseren-Hamakers. O, er is nog een interruptie.

De heer Van Apeldoorn i (SP):

Voorzitter, mag ik even een punt van orde maken of een vraag stellen?

De voorzitter:

Ja.

De heer Van Apeldoorn (SP):

Ik dacht dat de dinerpauze om 18.45 uur zou zijn. Om 19.30 uur is de vergadering van de commissie voor OCW. Als we nu deze termijn afmaken, blijft er geen dinerpauze over. Of gaan we dan later dineren?

De voorzitter:

Ik denk dat we even moeten kijken of de dinerpauze ietsje later kan. We maken deze termijn af en daarna gaan we eten. Mevrouw Visseren.